Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Vraag om uitleg over de toestand van de Iraanse professor Ahmadreza Djalali
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Minister-president, tijdens de commissievergadering van 7 januari 2020 sloot u zich aan bij de verontwaardiging van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid Josep Borrell, die in zijn verklaring het Iraans geweld tegen de vreedzame protesten veroordeelde.
Ondertussen ziet de wereld er volledig anders uit door het coronavirus. Toch zijn er helaas een aantal constanten die ook na de uitbraak van het virus ongewijzigd bleven. Zo bereiken ons de afgelopen dagen en weken opnieuw vele berichten rond mensenrechtenschendingen in Iran.
Uit angst voor een nieuwe opstand en nu de wereld wegkijkt, voeren de Iraanse autoriteiten een beleid van intimidatie. Zo bereikte ons het verhaal van twee studenten, Ali Younessi en Amir-Hossein Moradi, die gevangen werden genomen en zwaar werden gefolterd vanwege hun verzet. Om protesten te ontraden werden de afgelopen weken daarnaast vele executies uitgevoerd, met daarbij ook minderjarigen.
Daarenboven raakte eind mei bekend dat een Iraans meisje van 14 jaar, Romina Ashrafi, werd onthoofd door haar eigen vader. Het meisje was van huis weggelopen nadat haar vader de relatie met een oudere man had afgekeurd. De moord zal volgens de Iraanse wetgeving behandeld worden als eremoord, wat aanzienlijk lichter bestraft wordt dan een gewone moord. Door de woedende reacties in binnen- en buitenland riep de president op om de wetgeving aan te passen en zo geweld tegen vrouwen te voorkomen. Deze berichten tonen de abominabele situatie van de vrouwenrechten in Iran anno 2020 en de nood aan interne en externe druk om mensenrechtenschendingen aan te pakken.
Tijdens diezelfde commissievergadering stelde u dat de druk op Iran het best vanuit de Europese Unie wordt opgevoerd. Begin februari 2020 was de hoge vertegenwoordiger van de Unie Josep Borrell in Iran. Hij was er vooral om het nucleair akkoord te redden dat door de uitstap van de Verenigde Staten zwaar onder druk kwam te liggen. De externe druk op Iran vanuit de Europese Unie is hierdoor de afgelopen maanden nauwelijks toegenomen.
Minister-president, hoe evalueert u de huidige situatie van de mensenrechten en in het bijzonder de rechten van de verzetsstrijders en van vrouwen in Iran? Klopt het dat er minderjarigen worden gefolterd en geëxecuteerd?
Welke acties zult u vanuit Vlaanderen ondernemen om deze mensenrechtenschendingen op de agenda te plaatsen van de Europese Unie? Welke bijkomende initiatieven ziet u in dezen voor de EU weggelegd?
Hoe ziet u een mogelijkheid om vanuit de Europese Unie meer nadruk te leggen op de mensenrechten in contacten met Iran en dit eventueel te koppelen aan de onderhandelingen rond het nucleair akkoord met Iran?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Beste collega, ik dank u voor uw vraag. Mijn vraag gaat over een andere case die ons al sinds enkele jaren bezighoudt, namelijk de case van professor Ahmadreza Djalali, die ook te gast was op de VUB. Dit is opnieuw een toonbeeld van hoe slecht het is gesteld met de mensenrechten in Iran.
Op 22 april berichtte VRT NU dat er een lijst was gepubliceerd – dat kwam in het nieuws via Amnesty International – waaruit bleek dat meer dan duizend buitenlandse gevangenen de toestemming hadden gekregen om de gevangenis te verlaten. Helaas behoorde VUB-gast Ahmadreza Djalali niet tot die duizend personen.
Terwijl het coronavirus ook stevig woedt in de Iraanse gevangenissen, blijft de situatie van dokter Djalali, samen met heel veel andere gevangen, onveranderd. Hij is nog altijd veroordeeld voor de doodstraf, ondanks verschillende diplomatieke inspanningen. We hebben in 2017 zowel in het Vlaams Parlement, de Senaat als in Europa resoluties aangenomen. We zijn toen naar de ambassade getrokken. Er zijn op vele fronten inspanningen gebeurd vanuit België. Helaas, hij zit nog steeds in de gevangenis en hij is nog steeds veroordeeld tot de doodstraf. Hij is in heel slechte gezondheid, hij lijdt aan kanker. Mocht hij nu ook nog met het coronavirus worden besmet, dan zou dat heel slecht zijn.
Zoals ik al zei heeft het Vlaams Parlement op 13 december 2017 de resolutie goedgekeurd. Een paar weken later gebeurde hetzelfde in de Senaat, kamerbreed. Die resolutie zette de Vlaamse Regering ertoe aan om een reeks acties te ondernemen om het lot van professor Djalali internationaal aan te kaarten. Maar in het licht van de beslissingen om duizend personen – goed voor hen – vrij te laten, maar dan zonder professor Djalali, heb ik een aantal vragen.
Minister-president, hebt u weet van de laatste stand van zaken van de situatie van dokter Djalali? Hebt u zich daarover geïnformeerd?
Wanneer hebt u voor het laatst het lot van professor Djalali op internationale fora aangekaart? Hebt u dat al gedaan, en wanneer hebt u dat voor het laatst gedaan?
Welke diplomatieke initiatieven werden er in Vlaanderen en België genomen om de fundamentele rechten van Djalali te vrijwaren, te versnellen en te versterken?
Wanneer vonden er in deze legislatuur al contacten plaats met het Iraanse regime vanuit de Vlaamse Regering of de overheid, bijvoorbeeld in het kader van handelsuitwisselingen? Flanders Investment & Trade (FIT) speelt daarin toch een belangrijke rol. Werd daarbij de situatie van professor Djalali aangekaart?
Staan er binnenkort nog diplomatieke of economische contacten gepland met het Iraanse regime en de Vlaamse overheid?
Ook de Vlaamse universiteiten hebben op een gegeven moment gezegd dat ze niet meer samenwerken met Iran op academisch niveau. Hebt u er weet van of die academische contacten tussen de Vlaamse en Iraanse universiteiten opnieuw zijn opgestart of niet?
Had u reeds contact met de nieuwe hoge vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie, Josep Borrell, in dit verband? Kwam dan het lot van professor Djalali aan bod?
Op welke manier steunt de Vlaamse Regering de Iraanse middenveldorganisaties en de burgers die in de Islamitische Republiek Iran opkomen voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, zoals gevraagd in de resolutie? Ik denk dat de voorbeelden die mijn collega daarnet gaf, zeker onderstrepen hoe belangrijk dit signaal zou zijn. Ik dank u voor uw antwoord.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik ga eerst in op de vragen van collega Nachtergaele. De mensenrechtensituatie in Iran blijft zorgwekkend. Het is bekend dat het recht op vrije meningsuiting en het recht op een eerlijk proces van demonstranten niet gegarandeerd zijn. Vrouwen hebben er nog steeds geen gelijke rechten. En er wordt hard opgetreden tegen vrouwen die protesteren tegen de verplichting om een hoofddoek te dragen.
Uit rapporten van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties over Iran blijkt inderdaad dat minderjarigen in Iran geëxecuteerd worden. Het gebeurt ook dat meerderjarigen de doodstraf krijgen voor feiten die ze als minderjarige gepleegd hebben. Dat zijn grove schendingen van de mensenrechten.
Wat zijn de acties die wij doen? De situatie in Iran wordt opgevolgd door de Raad Buitenlandse Zaken. De Belgische positie wordt voorafgaand aan de bijeenkomsten van de Raad bepaald tijdens interfederaal overleg, waar ook Vlaanderen aan deelneemt. Daar zullen we er mee over waken dat de mensenrechtensituatie in Iran de nodige aandacht krijgt.
Wat zijn de mogelijkheden vanuit de Europese Unie? In de bilaterale relaties met Iran zet de EU sterk in op dialoog. Mensenrechten moeten in die dialoog centraal blijven staan. De EU moet mensenrechtenschendingen blijven aankaarten bij de Iraanse autoriteiten, tot op het hoogste niveau.
Daarnaast beschikt de EU ook over het instrument van de sancties. De EU heeft sancties uitgevaardigd tegen personen en entiteiten die betrokken zijn bij ernstige mensenrechtenschendingen in Iran. De EU heeft ook een embargo ingevoerd op apparatuur die voor binnenlandse repressie kan worden gebruikt en op apparatuur die kan worden gebruikt om het internet en telefoongesprekken te controleren of te onderscheppen.
Het nucleaire akkoord, ten slotte, is erop gericht om het Iraanse nucleaire programma onder controle te houden, in ruil voor het opheffen van sancties die verband houden met het Iraanse nucleaire programma. De EU-sancties die verband houden met de mensenrechtensituatie in Iran, vallen buiten het nucleair akkoord, en blijven dus van kracht.
Mevrouw Segers, u vraagt naar de laatste stand van zaken. Via de Belgische ambassade in Iran volgen wij de situatie van de heer Djalali continu op. Zoals u zelf al aangaf, is er de laatste maanden helaas niets veranderd aan de situatie van de heer Djalali.
Zowel de Europese Unie als de Verenigde Naties hebben de situatie van de heer Djalali verschillende keren aangekaart. Het lot van professor Djalali heeft de voorbije weken internationaal extra aandacht gekregen naar aanleiding van het hoge risico op COVID-19-infecties in de Iraanse gevangenissen.
De meest recente publieke oproep waar ik kennis van heb, is die van enkele speciale rapporteurs van de Verenigde Naties. In april hebben zij Iran opgeroepen om gewetensgevangenen en gevangenen met de dubbele nationaliteit tijdelijk vrij te laten om te voorkomen dat zij besmet zouden raken met het virus. De heer Djalali werd expliciet vermeld in die oproep. Helaas heeft Iran er geen gevolg aan gegeven.
Welke diplomatieke initiatieven werden er genomen om de fundamentele rechten te vrijwaren? De Europese Unie heeft de situatie van de heer Djalali verschillende keren aangekaart bij de Iraanse autoriteiten. Ook de Belgische en de Zweedse ambassade in Teheran blijven zijn zaak van nabij opvolgen.
Welke contacten had de Vlaamse Regering of de Vlaamse overheid met het Iraanse regime? In deze legislatuur vonden er enkel contacten plaats op administratief niveau. Omdat dit telkens contacten waren naar aanleiding van specifieke technische dossiers, is de situatie van de heer Djalali daarbij niet aangekaart.
Via de Belgische ambassade is de vraag gekomen van het Iraanse ministerie van Gezondheid om een dialoog rond de behandeling van COVID-19-patiënten op te starten. De vraag werd via het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin doorgespeeld aan de Vlaamse universiteiten, die dit verder zullen communiceren aan hun ziekenhuizen.
Verder is het enige contact op korte termijn een ontmoeting van de CEO van FIT met de nieuwe ambassadeur van Iran, dit op vraag van deze laatste. Het is zeer gebruikelijk dat nieuwe ambassadeurs kennis willen maken met overheidsvertegenwoordigers. De CEO van FIT zal wijzen op de moeilijkheid om het FIT-kantoor in Teheran te blijven verdedigen, gezien de precaire situatie van professor Djalali.
U vroeg ook of er academische contacten zijn tussen Vlaanderen en Iran. Op 26 april 2018 beslisten de Vlaamse rectoren unaniem om alle nieuwe vormen van academische samenwerking met Iraanse kennisinstellingen op te schorten. Deze beslissing is nog altijd van kracht. Er bestaat wel een uitwisseling van studenten tussen Vlaanderen en Iran, zij het zeer onevenwichtig, zo blijkt uit cijfers die werden bezorgd door het Departement Onderwijs en Vorming.
Vooral inkomend is er een aanzienlijk aantal studenten. Dit academiejaar gaat het om 778 personen. Na China, India en Turkije komt Iran daarmee op de vierde plaats wat het aantal inkomende studenten uit Azië betreft. Iran is blijkbaar niet aantrekkelijk voor Vlaamse studenten: vorig academiejaar ging het om slechts 6 studenten.
U vraagt ook of ik al contact heb gehad met Josep Borrell. Ik heb nog geen contact gehad met de nieuwe hoge vertegenwoordiger.
Wat de steunmaatregelen voor de middenveldorganisaties betreft: de Vlaamse Regering heeft geen specifieke steunmaatregelen genomen ten aanzien van de Iraanse middenveldorganisaties en burgers.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Minister-president, uw standpunten zijn zeer consequent. Europa moet aan tafel gaan zitten en praten om escalatie te vermijden. Want de spanningen die oplopen sinds de Verenigde Staten uit het nucleair akkoord zijn gestapt, leiden nu ook tot de zorg dat Iran zich niet meer houdt aan internationale afspraken. Recent verschenen ook enkele berichten dat de toegang tot bepaalde sites zou zijn geweigerd.
De vraag die zich dan stelt, vooral ook op Europees niveau, is of we dan inderdaad toch geen economische sancties achter de hand moeten houden als Iran zich niet houdt aan de afspraken met de Europese Unie. U verwijst er ook naar. Boksen we als Europese Unie dan niet te veel onder ons gewicht, en mogen we niet wat meer eisen op de agenda zetten op het vlak van mensenrechten?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Deze situatie is ongelooflijk precair, zowel voor de cases die mijn collega aanhaalt als de situatie voor professor Djalali. Voor de collega’s die de case misschien niet zo van nabij hebben gevolgd: het is zeer dramatisch. Ahmadreza Djalali is gastdocent bij de VUB, en samen met Zweedse en Italiaanse collega’s was hij coördinator van een master-na-masteropleiding Rampspoedgeneeskunde. Zijn eigen specialiteit was de inrichting van ziekenhuizen om ze voor te bereiden op rampen.
Zijn doctoraatsonderzoek kon gewoon niet actueler zijn. Om die kennis te delen was hij in april 2016, op uitnodiging van de universiteit van Teheran, op bezoek in zijn geboorteland. Op weg naar zijn ouders, die daar nog wonen, is hij opgepakt en opgesloten. Wat die man allemaal heeft meegemaakt, is verschrikkelijk. Uw voorganger, minister-president Bourgeois, heeft heel veel voor hem gedaan, evenals voormalig voorzitter van het Vlaams Parlement Jan Peumans. We hebben zijn vrouw ontvangen en hun kinderen. Kortom, iedereen heeft mee aan de kar getrokken om hem vrij te krijgen. Dat dat nog altijd zonder succes is, is natuurlijk bijzonder zuur, vooral omdat hij heel ziek is en de COVID-19-pandemie de zaken er niet op zal verbeteren.
Dank u wel, minister-president, om aan te geven dat Djalali, die de dubbele nationaliteit heeft, in het kader van de VN ter sprake gekomen is. Hij heeft dan wel niet de Belgische nationaliteit, wel de Zweedse, maar hij is hier ook heel actief geweest.
Ik ben blij te horen dat de nieuwe CEO van FIT binnenkort zal samenzitten met de ambassadeur van Iran. In de vorige legislatuur heb ik ook meerdere keren aangegeven dat FIT Iran als ‘booming business’ ziet, zo staat op de site van FIT te lezen, dus als FIT nu zou zeggen: ‘kijk, we willen wel naar Iran komen om er te investeren, maar dan moet het dossier van Djalali op tafel komen’, dan zou dat al een stap vooruit zijn. Ik denk absoluut dat als men in Iran de taal van de diplomatie niet begrijpt, we misschien de taal van het geld moeten spreken. Als dat zijn dossier vooruit zou kunnen helpen, dan zou dat een zeer goede zaak zijn.
Maar om aan te sluiten bij de vraag van de collega: bent uzelf nog van plan nieuwe acties te ondernemen, zowel op het niveau van de EU als via FIT of rechtstreeks met uw collega’s bij de Iraanse autoriteiten?
De heer Deckmyn heeft het woord.
Collega’s, ik vind het wel terecht dat er ook gewezen wordt op de problematische situatie inzake mensenrechten in Iran. Dat is uiteraard geen nieuws. Collega Segers stelt terecht dat er al op 13 december 2017 een goedgekeurde resolutie was in het Vlaams Parlement die de Vlaamse Regering aangezet heeft tot een aantal acties voor die professor Djalali.
Blijkbaar beweegt er niet veel in dit dossier, en dan moeten we ons de vraag stellen waarom. De barbaarse rechtspraak in een land als Iran moet wel degelijk aangekaart worden bij de Europese Unie, wat ons betreft, maar we weten dat Iran zich sowieso niet zal houden aan de internationale afspraken. Daarom vind ik de opmerking van collega Nachtergaele wel terecht, namelijk dat de Europese Unie wat onder haar gewicht aan het boksen is. Dat wordt dan aangevuld door collega Segers, die stelt dat we het dan financieel misschien wat harder moeten spelen.
Maar goed, het dossier loopt al jaren en er komt geen beweging in. Ik heb de indruk dat we eigenlijk achter de feiten aan hollen en dat de manier waarop we nu aan het werken zijn, geen doorbraak zal teweegbrengen in het dossier.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter en collega’s Nachtergaele en Segers, om deze twee cases opnieuw onder de aandacht te brengen. Het zijn twee verschrikkelijke cases. Je mag mensenrechtenschendingen dan wel niet met elkaar vergelijken, maar de executie van minderjarigen is verwerpelijk. Wat de beschuldigingen ook zijn, dat valt op geen enkele manier te rechtvaardigen en het is in strijd met elke vorm van internationaal recht.
Het is ook pijnlijk om vast te stellen dat de internationale druk tot nu toe blijkbaar weinig zoden aan de dijk heeft gebracht. Ook de VN-mensenrechtencommissaris heeft het Iraanse regime al heel vaak aangesproken en ik hoop en vertrouw erop dat ze dat ook zullen blijven doen. Ik hoop dat wij dat ook vanuit Vlaanderen en België zullen blijven doen, ook met betrekking tot professor Djalali.
Naar mijn weten zijn alle rechtsmiddelen ondertussen uitgeput. Het Iraanse hooggerechtshof heeft het doodsvonnis ook bevestigd, waardoor het een kwestie van tijd is voor de executie wordt uitgevoerd. Ik vrees dus dat de internationale druk, hoewel we nu al zien dat de impact daarvan beperkt is, het allerlaatste redmiddel kan zijn. U hebt heel uitgebreid toegelicht wat er allemaal gebeurd is, minister-president, maar ik hoop dat u als minister-president een laatste inspanning kunt doen en dat we via onze diplomaten en vertegenwoordigingen in de regio rechtstreeks contact kunnen opnemen om de zaak alsnog een laatste keer aan te kaarten. Zoals ik heb gezegd, kan de executie elk moment uitgevoerd worden, wat natuurlijk verschrikkelijk zou zijn. Misschien moeten we specifiek naar Zweden kijken, want Zweden heeft zich altijd al sterk ingezet om een oplossing te vinden voor professor Djalali. Misschien kunt u samen met Zweden kijken wat Vlaanderen op internationaal vlak nog zou kunnen doen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Dank u, voorzitter en vraagstellers, want ook onze fractie vindt dit terechte vragen. Enerzijds is er de schrijnende schending van de mensenrechten, anderzijds is er de terechte vraag van collega Segers om diplomatieke of zelfs tactische druk uit te oefenen om de vrijlating toch enigszins te kunnen bespoedigen.
Nu, we zien dat Iran zich de laatste tijd, na de COVID-19-crisis, ook weer militair profileert. Vorige week waren er nog beelden van tests met kruisraketten in de Golf van Oman. Ik denk dat we daar bijzonder behoedzaam voor moeten zijn en dat de Europese Unie, die zich in het verleden ook al constructief heeft opgesteld op het vlak van Iran en een belangrijke rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het nucleair akkoord, een tandje bij zal moeten steken.
Ik wil nog naar iets anders verwijzen. Er is blijkbaar een nieuw samenwerkingsverband tussen Iran en Venezuela, twee landen die lijden onder sancties vanwege de Verenigde Staten. Blijkbaar zou er brandstof van Iran naar Venezuela gaan en wellicht zullen de Verenigde Staten daar ook sancties tegen uitvaardigen; zij zullen er alleszins tegen reageren en ze zullen het veroordelen. Nu, ik schat dat de impact daarvan op Vlaanderen niet zo groot is en dat u daarvan op de hoogte bent, maar ik wou toch even polsen of u daar een ingeving over hebt.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
De collega's hebben al zeer veel gezegd en ik kan mij alleen maar aansluiten bij de erkentelijkheid voor de vraag. Het is goed dat we het blijven opvolgen. Ik weet dat het een dossier is dat collega Segers na aan het hart ligt, maar zij weet vast ook dat wij daar de afgelopen maanden de nodige opvolgingsvragen over gesteld hebben. Het is dus goed dat wij elkaar op die manier wakker houden, want de cases an sich zijn dramatisch en we mogen ze niet loslaten. Maar ook de algemene vaststellingen zijn natuurlijk zeer problematisch. Mijn aanvoelen is dan ook een beetje hetzelfde: misschien is het tijd om een versnelling hoger te schakelen en te kijken hoe wij in coördinatie met het Europese en Belgische niveau de nodige stappen kunnen zetten of initiëren. Ik denk dat we daar als Vlaanderen de leiding in kunnen nemen. En het klinkt misschien een beetje cru, maar covid kan misschien een momentum zijn. Het Iraanse regime zit echt met een gigantisch probleem, in die zin dat de cijfers dramatisch zijn. Iran lijkt een van de eerste landen te zijn waar er sprake is van een tweede golf. Dat is geen reden om te juichen, maar het wil natuurlijk wel zeggen dat het land op een bepaald moment economisch zal beginnen rond te kijken en zich zal afvragen: hoe blijven wij hier recht? Dan lijkt het mij belangrijk dat we op het juiste moment de juiste voorwaarden stellen om verdere economische samenwerking eventueel mogelijk te maken. Dan moeten de mensenrechten gerespecteerd worden. In die zin wil ik me wel aansluiten bij de roep om dringende actie van de collega's.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank u wel, collega's, voor uw commentaar. Ik begrijp dat er vanuit deze commissie druk is om toch nog iets te ondernemen op diplomatiek vlak. Nu, ik wil me nu nog niet vastpinnen op een bepaald actiemiddel, maar ik zal me beraden bij mijn diensten om te kijken wat het meest adequaat is om nu te doen. Ik vond de suggestie om met Zweden contact op te nemen en te kijken of we samen iets konden ondernemen, op het eerste gezicht geen slechte suggestie. Ik zal mij op korte termijn beraden bij mijn diensten, onze sterktes en onze zwaktes indachtig, om na te gaan wat het meest adequaat is om in dit dossier toch nog initiatief te nemen.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Dank u wel, minister-president en collega's. Op geopolitiek vlak zijn dit inderdaad cruciale weken en maanden. Er beweegt heel wat in Iran, maar ik denk dat u de juiste manier van werken volgt, minister-president, in die zin dat u de mensenrechtenkwesties via het interfederaal overleg opnieuw op tafel zult leggen ter voorbereiding van de Raad Buitenlandse Zaken. Ik noteer ook uw uitspraak dat u ook inzake Djalali initiatief zult nemen. Dat stemt mij zeer tevreden, dank u wel.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, minister-president. Het is hoopgevend te horen dat u toch wel begaan bent met deze zaak, zowel met de zaak van de mensenrechten in Iran in het algemeen als met de zaak van professor Djalali in het bijzonder.
Collega Vaneeckhout heeft hierover zes maanden geleden inderdaad de laatste opvolgingsvraag gesteld, in november, maar de urgentie is hoog genoeg om dit thema op de agenda te houden. De COVID-19-pandemie – we lazen vandaag dat Iran het eerste land is waar er mogelijk een tweede golf zou komen – is inderdaad een momentum om ook de gezondheid van gevangenen in Iraanse gevangenissen, gevangenen die daar volgens ons helemaal niet thuishoren, terug op tafel te leggen.
Minister-president, het driestappenprogramma dat ik doorheen de regels lees, is volgens mij wel een goed programma. Ten eerste is er het interfederaal overleg, waarop wordt gekeken hoe de mensenrechtensituatie in Iran hoog op de agenda gehouden kan worden, ook in alle contacten tussen België en Iran. Ten tweede is er de suggestie van de collega om af te stemmen met Zweden. Dat is een goede tweede stap. Ten derde – en daar was ik vandaag het meest optimistisch over – gaat de nieuwe CEO van FIT de case van Djalali heel duidelijk op tafel leggen tijdens zijn gesprek met de ambassadeur van Iran. Zoals ik daarnet zei: als men in Iran de taal van de diplomatie niet verstaat, dan moeten we de taal van het geld spreken. Ik hoop dat ze daar oren naar hebben. Als dat ook niet lukt, dan is er nog een vierde stap, namelijk de weg die we ook al bewandeld hebben: religieuze wereldleiders met elkaar laten spreken. In de vorige legislatuur zijn er vanuit CD&V verschillende initiatieven genomen om onze bisschoppenconferentie een duidelijk signaal naar het Vaticaan te geven, zodat de paus het initiatief zou nemen om met de Iraanse religieuze leider contact op te nemen. Ook dat heeft echter niet veel uitgehaald, dus het ultieme argument zal de taal van het geld zijn, de economie. We moeten er alles, maar dan ook alles, aan doen om de mensenrechten in Iran te vrijwaren en, in dit geval, ook om Djalali weer vrij te krijgen.
Een feitelijke rechtzetting: het gaat niet om de nieuwe CEO, want die hebben we niet. Het gaat gewoon om mevrouw Tillekaerts. Er is wel een nieuwe voorzitter van de raad van bestuur, maar nog geen nieuwe CEO, voor alle duidelijkheid. (Opmerkingen van Katia Segers)
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.