Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
We blijven in de social profit en in de zorg, gezien de actualiteit van de dag. De vraag naar dienstverlening in de socialprofitsector neemt elke dag toe. Die wordt gedreven door fenomenen zoals de vergrijzing, gezinsverdunning en evoluties op de arbeidsmarkt, waarbij we zoveel mogelijk mensen aan het werk willen hebben. Zo is het aantal 65- en 80-plussers in België toegenomen tot respectievelijk 1.103.365 en 616.233 in 2016. Daarnaast woont 43 procent van de ouderen alleen, wat de nood aan externe zorg vergroot. Ook het aantal langdurig zieken en het aantal personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt neemt toe. Al deze factoren zorgen ervoor dat de socialprofitsector een tewerkstellingsgroei kent en een nog grotere groei verwacht.
In 2016 werkten er 313.847 medewerkers in de socialprofitsector, goed voor 14,7 procent van de werkgelegenheid in Vlaanderen. De afgelopen jaren groeide deze tewerkstelling met 2,47 procent per jaar, dat is 0,34 procent sneller dan de globale werkgelegenheidsgroei. Over een periode van 5 jaar zijn dit 36.000 extra medewerkers. Sectororganisatie Verso extrapoleerde deze groei naar de toekomst. Zij schatte dat er tussen 2016 en 2026 86.900 medewerksters aangeworven zullen moeten worden, dat zijn er 8688 per jaar. Deze schatting komt overeen met de werkgelegenheidsprognose van het federaal planbureau.
Deze groei moet bewerkstelligd worden terwijl de social profit ook een grote vervangingsgraad kent. Ik verwijs naar wat we daarnet hebben besproken, namelijk dat de social profit een relatief oud personeelsbestand heeft. Als we naar de vervangingsgraad en de uitbreidingsvraag kijken, betekent dit dat er volgend decennium elk jaar 17.600 medewerkers gevonden moeten worden. Minister, we hebben in het verleden heel vaak gediscussieerd over het lerarentekort, maar het tekort aan handen in de zorg en in de social profit is een minstens even groot probleem. We roepen dus op tot creativiteit om die mensen te vinden. Ook hier is een focus op herintreders en zijinstromers aangewezen.
Een manier waarop de herinstroom en de zijinstroom gefaciliteerd kunnen worden, is het organiseren van een onderbouwd EVC-beleid (erkenning van verworven competenties) met een duidelijke, toegankelijke en eenvoudige procedure gebaseerd op gevalideerde testen op basis van beroepskwalificaties. Welke EVC-trajecten bestaan er voor de beroepskwalificatie ‘zorgkundige’? Hoeveel personen zitten er in dat traject? Hoeveel van die personen hebben al een erkenning verkregen? Welke EVC-trajecten bestaan er voor de beroepskwalificatie ‘huishoudhulp zorg’? Hoeveel personen zijn er daar gestart? Hoeveel personen hebben die erkenning gekregen? Ik herinner mij nu plots dat deze laatste vragen ook schriftelijk zijn ingediend omdat mij was gevraagd om die om te zetten.
Welke initiatieven worden er genomen om mensen toe te leiden naar deze erkenningstrajecten en ze erin te begeleiden? In het verleden is hier het ESF-project (Europees Sociaal Fonds) ZOCO (ZOrgCOmpetenties) voor opgestart. Hoe werd dit project geëvalueerd en plant u nog soortgelijke acties?
Minister Crevits heeft het woord.
In de eerste reeks EVC-standaarden is het aantal standaarden in de social profit beperkt tot de beroepskwalificaties ‘kinderbegeleider baby’s en peuters’ en ‘kinderbegeleider schoolgaande kinderen’. Ik heb in het verleden al gezegd dat het absoluut mijn bedoeling is om daar naar veel meer te gaan. Het erkennen van competenties is een heel belangrijk instrument voor de zorgsector. U hebt een beeld geschetst van de urgentie en die is actueler dan ooit. Ik kan uw analyse dan ook bijtreden.
VDAB en de zorgsector hebben aan het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS) voorgesteld om voor de beroepskwalificaties ‘huishoudhulp in de zorg’, ‘logistiek assistent in de gezondheidszorg’ en ‘zorgkundige’ dit jaar EVC-standaarden te ontwikkelen. Dat is de bedoeling, maar u weet ook dat, omdat het over zorg gaat, dit met heel veel zorg moet gebeuren. U hebt daarover ook een schriftelijke vraag 402 gesteld, maar ik geef u dit antwoord ook al mee.
Eenmaal deze standaarden erkend zijn, zullen EVC-procedures voor deze beroepskwalificaties mogelijk worden. Als deze EVC-standaarden er zijn, zullen zij als bijkomend instrument ingeschakeld worden om het gebruik van leerladders in de zorgsector te versterken. De competenties die mensen al verwerven thuis of door zorgtaken die ze op zich nemen in de gezins- of andere context, kunnen dan gevalideerd en gewaardeerd worden.
Het ZOCO-project is een ESF-project en liep van 1 september 2013 tot 31 augustus 2015. De disseminatiefase liep van 1 oktober 2015 tot 31 december 2015. Op 27 april 2017 is aan voormalig minister Muyters en mezelf door mevrouw Coppé dezelfde vraag over dit project gesteld. U kunt het antwoord daarop terugvinden op de website van het Vlaams Parlement. Het is nu niet nuttig om dat antwoord helemaal opnieuw te geven.
U mag het mij bezorgen.
Het is een vrij lang antwoord. U kunt het gemakkelijk terugvinden. Het is een vraag om uitleg van 27 april 2017 van Griet Coppé. Die procedure is de voorloper van de huidige EVC-procedure en kan ook worden gebruikt om kandidaten voor de opleiding tot logistiek assistent, verzorgende of zorgkundige de mogelijkheid te bieden om een verkort traject te volgen. We hebben nog een aantal van die projecten. Maar nu er een EVC-decreet is, moeten we dat natuurlijk gebruiken.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u de urgentie onderkent. U weet dat we bij de eerste lijst EVC’s inderdaad de bezorgdheid hadden aangegeven om ook in de social profit voor de zorgprofielen een tandje bij te steken naar EVC. We denken dat het simpel is om op die weg verder te gaan. We kijken uit naar de concrete cijfers die u als antwoord zult geven op de schriftelijke vraag. En dan komt hier ongetwijfeld een vervolg op de discussie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.