Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het akkoord tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners om 120.000 extra Vlamingen aan de slag te krijgen
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, dag op dag een week na Valentijn heeft de Vlaamse Regering samen met de sociale partners een engagementsverklaring ondertekend om de belangrijke doelstelling die ook in het Vlaams regeerakkoord werd opgenomen, om deze legislatuur 120.000 extra jobs te realiseren, wat meer kracht bij te zetten. Daarbij zal het vooral zaak zijn – dat weten we ook al langer – om niet enkel te kijken naar die groep van officieel werkzoekenden, maar ook de zogenaamde stille arbeidsmarktreserve aan te spreken.
We lezen in die engagementsverklaring dat er voor 2020 vier prioritaire groepen werden afgelijnd: de neetjongeren (not in education, employment or training), leefloners, langdurig zieken zonder arbeidscontract en mensen die de arbeidsmarkt hebben verlaten om zorgtaken op zich te nemen.
De grote uitdaging is om die vier vooropgestelde doelgroepen te overhalen – te verleiden, zoals collega Ronse dat altijd zegt – om naar die arbeidsmarkt te komen. Men zal dat niet altijd met een stok kunnen doen, maar men zal vooral moeten motiveren, stimuleren en ondersteunen.
We hebben gelezen dat de engagementsverklaring tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners op korte termijn moet uitmonden in een afgerond akkoord. Er is afgesproken dat de afspraken en de doelstellingen jaarlijks zullen worden opgevolgd en gemonitord.
Minister, welke timing wordt voorzien om dat aangekondigd akkoord af te ronden?
Via welke concrete pistes zullen mensen uit de stille arbeidsmarktreserve worden gestimuleerd om de stap naar de arbeidsmarkt te zetten? Is daar al wat zicht op?
Zijn er nog technische en wettelijke hindernissen die moeten worden overwonnen om te komen tot een adequate data-uitwisseling van niet-actieven in de richting van VDAB? Want dat is natuurlijk cruciaal: we moeten die mensen ook vinden.
Zullen binnen afzienbare termijn ook nog andere niet-actieven die niet behoren tot een van de vier doelgroepen worden aangesproken om zich op de arbeidsmarkt aan te bieden? Aan welke groepen wordt dan gedacht?
Wie zal instaan voor de monitoring van de vorderingen? Wat zal worden gemeten en op welke manier zal dat gebeuren?
De heer Ronse heeft het woord.
Ik zal de sterke inleiding, schets en context die collega Ongena heeft gegeven, niet herhalen. Het is zeer positief dat de minister de sociale partners mee heeft geschaard achter het regeerakkoord en achter een aantal zeer vernieuwende zaken die in het regeerakkoord staan over het aanspreken van andere groepen en daarvoor niet meer te kijken naar het pure feit dat iemand een werkloosheidsuitkering geniet maar om veel breder te gaan.
Mijn vraag is eerder specifiek. Wat zijn de unieke, vernieuwende engagementen die de sociale partners in het kader van dat akkoord hebben genomen? Wat gaan de vakbonden en werkgevers zeer concreet doen? Wat hebben ze beloofd in het kader van dat akkoord om de Vlaamse Regering te helpen om resultaten te boeken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik was zeer verheugd om vast te stellen dat de sociale partners de ambitie van de Vlaamse Regering rond de 120.000 jobs onderschrijven. Ik heb ze een aantal weken geleden bij mij gehad. Zij hebben een akkoord gesloten: ‘Iedereen aan boord’. De Vlaamse Regering heeft dat nog niet gevalideerd. Ik heb hun gevraagd of zij akkoord zijn om ‘Iedereen aan boord’ om te turnen tot een inschaling in het plan 120.000. Als jullie nu vragen wat de punctuele maatregelen zijn, wel die zitten eigenlijk in het akkoord ‘Iedereen aan boord’. Maar dat akkoord moet vertaald worden naar de 120.000. Ze konden daarop ‘neen’ antwoorden en zeggen dat ze die 120.000 niet zagen zitten, of ze konden er ‘ja’ op antwoorden. Het antwoord was ‘ja’ en ze waren ook bereid om een engagement te tekenen.
De bedoeling is dat we binnen enkele weken – er is expliciet gevraagd om het niet over maanden te hebben maar over weken – het geconcretiseerde plan maken, waar de basis al voor bestaat. Een van de partners, Hans Maertens, die jullie kennen, heeft zelfs gesteld dat de arbeidsmarkt in brand staat en dat er bij de bedrijven duizenden vacatures openstaan. Dat kost dan weer economische groei. Er is afgesproken om voor Pasen een aantal heel concrete maatregelen voor te stellen in een akkoord waar al heel veel basismateriaal over bestaat, zoals ik al zei.
U hebt gezien hoe we die 120.000 berekenen. Ik wil dat nog eens opnieuw uitleggen. Het is niet 120.000 delen door 4. We nemen een normale groei, we nemen wat we bovenop de verwachte groei hebben en we tellen daar ook de vergrijzing bij, want mensen die op pensioen gaan, moeten ook worden vervangen. Dat is de berekening die we gemaakt hebben.
We zetten op drie sporen in om 120.000 mensen extra aan het werk te krijgen. Een eerste spoor is het versterkt inzetten op retentie. We hebben het daar vandaag eigenlijk al in twee vragen over gehad. Retentie is: wie aan de slag is moet aan de slag blijven. Dat is wat mij betreft bij uitstek een terrein voor sociale partners en van samenwerking met de sociale partners. Het gaat hier immers over tijdig om- en bijscholen en over werkbaar werk.
Een tweede spoor is het inzetten op verbetering van de huidige arbeidsbemiddeling en competentieversterking. Dit is in de eerste plaats een opdracht van een versterkte VDAB, die dat natuurlijk zou moeten doen met heel veel partners. Ik heb onmiddellijk mails gekregen, bijvoorbeeld van de uitzendkantoren die zeggen dat ze daarin ook een heel belangrijke partner zijn. Ik heb van hen ook al heel concrete voorstellen gekregen om acties te ondernemen rond herintreders en om mensen te laten kennismaken met de arbeidsmarkt. Je voelt daar een heel groot engagement.
Een derde spoor is het inzetten op de stille arbeidsmarktreserve, zoals de heer Ongena dat heeft verwoord. Ik vind het trouwens een mooier woord dan herintreders. Dat is een verbredingsstrategie die we moeten voeren. Dit is een taak van VDAB, maar ook van de vele partners die we hebben op een aantal maatschappelijke domeinen en beleidsniveaus. We moeten dat nu heel concreet vertalen. Dat wordt nu voorbereid.
Collega’s, ik ben ook van plan om na het akkoord dat we met de sociale partners hebben gesloten eenzelfde oefening te doen met de lokale besturen, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), omdat zij wat mij betreft ook een gedroomde partner zijn om mee de schouders te zetten onder de doelstellingen die we willen halen. We hadden het hier vorige week of twee weken geleden over leefloners. De lokale besturen betalen uit en kennen de mensen. Zij zitten in de ideale positie om mee te screenen en te achterhalen welke de arbeidsmogelijkheden zijn van bepaalde mensen. Telkens als je iemand vanuit de leefloonsituatie op de arbeidsmarkt krijgt, betekent dat dubbele winst. Daarom moeten we proberen om de lokale besturen mee te trekken in onze poging ons doel te bereiken.
De werktekst wordt verder geconcretiseerd. Ik werk samen met VDAB en het Europees Sociaal Fonds (ESF) een nieuwe oproep uit om kwetsbare jongeren te begeleiden naar werk. We willen daar 12,5 miljoen euro in investeren. Dat is de specifieke aanpak voor de niet-jongeren, die ook een prioritaire doelgroep vormen.
Collega Ongena zei dat er nog doelgroepen zijn. Dat is uiteraard juist. Maar je moet prioriteiten leggen.
Er zijn heel wat technische en wettelijke hindernissen. VDAB werkt aan een voorstel om het decreet aan te passen, zodat zij de taak van activeringsregisseur uit het regeerakkoord en uit de beleidsnota kan opnemen. Er zijn wijzigingen nodig. VDAB kan bijvoorbeeld niet zomaar de persoonsgegevens van alle mensen stockeren. Als het mensen zijn die niet beroepsactief zijn en ook niet ingeschreven zijn bij VDAB, moeten we toestemming krijgen van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de vroegere Privacycommissie. Zolang VDAB niets heeft, kan het wat dat betreft niets doen. Daar wordt aan gewerkt.
De neets, de leefloners, de mensen met gezondheidsproblemen en de zijinstromers zijn de prioritaire groepen omdat we, zoals jullie ook willen, willen focussen. Voor mij zijn de neetjongeren het meest prioritair omdat dat jonge mensen zijn zonder diploma secundair onderwijs, niet ingeschreven bij VDAB, nu wel traceerbaar dankzij de koppeling van de databanken, en met een hele beroepscarrière voor zich. Als we niet op die jongeren inzetten, verliezen we mogelijk levenslange carrières. Dat is slecht voor de economie maar dat is nog slechter voor de persoonlijkheidsontwikkeling van de jongeren in kwestie.
Natuurlijk wil dat niet zeggen dat we de andere groepen uitsluiten. We gaan ervan uit dat maatregelen die we uitwerken, bijvoorbeeld voor mensen die een RIZIV-uitkering (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) hebben, ook positief zullen zijn voor mensen met een integratievergoeding.
We hebben ESF-oproepen: outreach en activering enerzijds, tewerkstellingstrajecten anderzijds. Die oproepen werden begin dit jaar opgestart en lopen twee jaar. We lieten aan de indieners de keuze om een nieuwe niet-actieve beroepsgroep te kiezen. Sommige projecten zijn heel gericht, bijvoorbeeld op gedetineerden, ook een moeilijke groep. In andere projecten is dat niet bepaald en zal er via de partners en de outreachende activiteiten worden toegeleid.
Vorig jaar organiseerde VDAB de zoekconferentie Elk Talent Telt. We hebben daar hefbomen gezocht om de tewerkstellingskansen voor vrouwen met een migratieachtergrond te verhogen. Daaruit bleek een probleem van erkenning van competenties voor kinderopvang. Uit het onderzoek van VDAB bleek dat ze nu mogelijk niet beroepsactief zijn maar dat dit in de toekomst, als de kinderen wat groter zijn, absoluut mogelijk is. Vandaar onze focus op elders verworven competenties (EVC’s), die we in dat verband moeten laten erkennen.
Collega’s, wij willen dus vanuit de specifieke groepen de drempels zoeken en meer informatie vergaren, en dan ook de dienstverlening verbeteren van VDAB maar ook van alle partners van VDAB.
Het Departement Werk en Sociale Economie zal de monitoring coördineren en zal hiervoor een beroep doen op de gegevens van VDAB en het ESF, maar ook van andere databronnen, zoals de gegevens van de enquête naar arbeidskrachten (EAK) voor de werkzaamheidsgraad. We zullen dus geen nieuwe monitoringsystemen op touw zetten, maar wel gebruik maken van de beschikbare instrumenten, anders proberen we opnieuw het warm water uit te vinden en verliezen we daardoor energie.
De heer Ongena heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik had nog een bijkomende vraag over de relatie tot het SERV-akkoord ‘Iedereen aan boord’, maar u hebt daar al op geantwoord. Ik ben blij dat dat de basis vormt. Dat toont aan dat die engagementsverklaring meer is dan iets louter symbolisch. Het is duidelijk dat het gefundeerd is en dat er al heel veel op de plank ligt. Ik heb uit uw antwoord ook begrepen dat men op heel veel domeinen echt al stappen aan het zetten is. Ik ben blij dat men tegen Pasen zelfs al de eerste concrete maatregelen wil afspreken en dat VDAB ook al bezig is om het nodige werk te doen.
Ik ben tevreden met het antwoord. Mijn bekommernis was vooral of het – negatief uitgedrukt – een showmoment was. Maar neen, het was meer dan een showmoment. En daar we heel blij om, want we zullen het ook nodig hebben dat iedereen daar mee zijn schouders onder zet om die belangrijke doelstellingen te halen. Alvast bedankt.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben het met u eens, minister, dat neetjongeren een van de belangrijkste groepen zijn. We moeten daar keihard op inzetten, en dat doen we ook. Dat is goed. Een andere belangrijke groep zijn de langdurig zieken. En daar zijn er gigantisch veel van. In analyses van Stijn Baert is dat een van de eerste groepen waarvan hij zegt dat daar prioritair op moet worden gewerkt.
We zien dat de samenwerkingsovereenkomst VDAB-RIZIV resultaten met zich meebrengt. De uitstroomcijfers naar werk zijn telkens stijgende. In dit akkoord spreekt men wel altijd heel expliciet over de groep langdurig zieken zonder arbeidscontract. Waarom die beperking? Waarom gaat het niet om alle langdurig zieken? Ook langdurig zieken mét arbeidscontract, en dat zijn er helaas nogal veel, zijn volgens mij perfect te versterken richting uitstroom naar werk. Dat hoeft niet altijd bij dezelfde werkgever te zijn. Dat kan ook bij een andere werkgever. De cijfers van VDAB en RIZIV bevestigen dat trouwens. Daarom is mijn vraag dus: waarom gaat het alleen over degenen zonder arbeidscontract?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ongena, bedankt voor de appreciatie. Sommigen zeggen dat deze Vlaamse Regering geen project heeft. Ik vind de 120.000 jobs hét project van deze Vlaamse Regering. Veel tijd voor show is er dus niet. We moeten de hand aan de ploeg slaan. Uiteraard zou ik nooit naar een persmoment hebben willen gaan zonder dat we een basis hadden. We hadden een VESOC-moment (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité). Ik ben heel blij dat de minister-president ermee akkoord gaat om VESOC een beetje te herlanceren.
Die eerste vergadering was absoluut goed. De sociale partners stellen hun akkoord ‘Iedereen aan boord’ voor. Wij hebben daar nog niet alle maatregelen van uitgevoerd, maar als ze bereid zijn om te reframen, dan moeten wij ook bereid zijn om hen te betrekken bij onze maatregelen. Zij vragen bijvoorbeeld om nauw betrokken te worden bij de nieuwe doelgroepkortingen. Voor mij is dat geen punt, want het is ook met hen dat we het overleg moeten voeren. Werkgevers, werknemers, iedereen zit samen aan de tafel. Er is dus zeker een basis.
Wat de langdurig zieken betreft, collega Ronse: ik heb daar al wat kritische bemerkingen over gekregen. Dat is heel vreemd. Langs de ene kant hebben we een enquête die aangaf dat een op de drie langdurig zieken graag zou werken. Maar langs de andere kant, als je daar dan over begint, zeggen de mensen die zwaar ziek zijn dat ze van de Vlaamse Regering moeten gaan werken, terwijl ze zo ziek zijn. Dat is absoluut niet de bedoeling. Wat we willen, is drempels wegnemen voor mensen die in een ziektesituatie zitten en die willen werken, maar niet kunnen, om allerhande redenen. Dat kan zijn door de uitkering die ze krijgen of door iets anders. Daar is de focus nu gelegd, zoals u meldt. Voor mij mag dat ook een grotere groep zijn, maar ik wil niet in een situatie komen dat je gaat bestraffen. We moeten hier echt wel behoedzaam werken en niet de indruk geven dat we hier een nieuw sanctioneringssysteem gaan uitwerken. Want het is net het omgekeerde dat we bedoelen, namelijk het wegnemen van drempels.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik denk dat het narratief richting langdurig zieken een positief narratief moet zijn. Wat dat betreft, deel ik uw mening. De boodschap moet zijn dat we ervoor zullen zorgen dat ze, als ze opnieuw aan de slag gaan, ten eerste hun uitkering al niet verliezen, dat ze een terugvalpositie hebben. Dat narratief moet er ook een zijn dat hun perspectief geeft: het is niet enkel bij hun huidige werkgever dat ze aan de slag kunnen, er zijn mogelijk andere werkgevers waar ze in andere omstandigheden aan de slag kunnen. Daarom vind ik het zo belangrijk om ook degenen met een arbeidscontract op een even stevige manier te ondersteunen en te versterken als degenen zonder arbeidscontract. Vandaar mijn bezorgdheid, want dat is wel een grote groep. Ik vermoed echter dat dat wel het geval zal zijn in de volgende samenwerkingsovereenkomst met het RIZIV.
Wordt vervolgd, zeker wat dat luikje betreft.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.