Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Eind deze maand stelt het Kinderrechtencommissariaat voor de tweede keer zijn jaarverslag van de Commissie van Toezicht voor jeugdinstellingen (Cvtj) voor.
In het vorige jaarrapport van de Cvtj ging het vooral over de manier waarop en de mate waarin jeugdinstellingen vrijheidsbeperkende maatregelen toepassen. In onze jeugdinstellingen komen vrijheidsbeperkende maatregelen in verschillende gradaties voor, gaande van het verbieden van gsm-gebruik tot de afzondering in een isoleercel. Er was een groot verschil tussen de verschillende instellingen inzake de mate waarin zij jongeren isoleren of afzonderen bij wijze van straf voor het stellen van probleemgedrag.
Vrijheidsbeperkende maatregelen hebben een potentieel zware impact op het welzijn van de persoon in kwestie. Zij moeten worden vermeden en als ze dan toch worden toegepast, moet dat met grote omzichtigheid gebeuren en enkel wanneer er geen andere optie meer is.
Ook in de vorige legislatuur kwam het thema meermaals aan bod. Zorginspectie heeft toen op vraag van de minister een inspectieronde gehouden binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie, specifiek gericht op afzondering en separatie. Daarbij werd vastgesteld dat die vaak niet enkel als laatste noodmaatregel wordt toegepast maar vaak ook deel uitmaakte van het dagelijkse leven, wat absoluut niet de bedoeling is.
Als gevolg van die debatten en van de ronde van Zorginspectie hebben we in 2017 hier in het parlement een resolutie aangenomen betreffende de maatregelen om de grondrechten van kinderen en jongeren bij vrijheidsberovende en vrijheidsbeperkende maatregelen in de geestelijke gezondheidszorg te vrijwaren. In die resolutie vragen we een weloverwogen toekenning van de infrastructuursubsidies, het verderzetten van die inspectierondes in de volwassenenpsychiatrie en het invoeren van de multidisciplinaire richtlijn (MDR).
In maart 2019 verscheen die multidisciplinaire richtlijn voor de preventie en de toepassing van afzondering en fixatie in de geestelijke gezondheidszorg en werden er infrastructuursubsidies uitgetrokken voor die voorzieningen met het oog op het verbeteren van de veiligheid en de structurele preventie net omdat uit die inspecties bleek dat het probleem heel vaak ook zou kunnen worden opgelost wanneer er op het vlak van infrastructuur een aantal maatregelen worden genomen.
In de aanloop naar de voorstelling van het jaarrapport van de Cvtj wil ik u hierover een aantal vragen stellen.
Hebt u zicht op de mate waarin de multidisciplinaire richtlijn ter preventie en toepassing van afzondering en fixatie, gekend is en toegepast wordt in de geestelijke gezondheidszorg?
Waren de jeugdinstellingen ook betrokken bij het ontwikkelen van deze multidisciplinaire maatregel? Werd deze richtlijn ook breed bekendgemaakt in de jeugdinstellingen?
Zijn er al signalen geweest vanuit het werkveld over het effect van deze richtlijn, met andere woorden, is de richtlijn effectief om vrijheidsbeperkende maatregelen tegen te gaan of op zijn minst te beperken?
In welke mate werd er in de residentiële hulpverlening gebruik gemaakt van de andere maatregelen ter preventie van vrijheidsberoving, met name investeringen in gebouwen en vorming in agressiebeheersing?
Minister Beke heeft het woord.
Bijna een jaar geleden, op 20 maart 2019, trad de nieuwe multidisciplinaire richtlijn voor de preventie en toepassing van afzondering en fixatie in de residentiële geestelijke gezondheidszorg in werking. De sector werd over de richtlijn ingelicht via een brief en kreeg hierover meer informatie tijdens de inspiratiedag ‘vrijheidsbeperkende maatregelen’ die in juni 2019 door het agentschap Zorg en Gezondheid werd georganiseerd.
Bij de ontwikkeling van de multidisciplinaire richtlijn werd echter duidelijk dat er weinig concrete richtlijnen bestaan voor aanbevolen technieken voor de toepassing van afzondering en fixatie in het geval van agressie en/of escalatie. Bijgevolg werd er beslist om een vervolgstudie uit te voeren waarbij de huidige multidisciplinaire richtlijn verfijnd wordt tot een allesomvattende richtlijn die hulpverleners in zijn globaliteit kunnen hanteren bij de preventie en toepassing van afzondering en fixatie, met inbegrip van de nieuw ontwikkelde aanbevelingen voor de praktische toepassing van afzondering en fixatie in het kader van agressie en/of escalatie. Deze vervolgstudie is momenteel nog lopende.
Als de vervolgstudie met betrekking tot de multidisciplinaire richtlijn afgerond is, zal in het referentiekader de verwachting worden opgenomen dat de psychiatrische ziekenhuizen de multidisciplinaire richtlijn actief integreren in hun beleid met betrekking tot de aanpak van vrijheidsbeperkende en -berovende maatregelen.
In tussentijd is de actieve toepassing van de multidisciplinaire richtlijn nog geen verplichting, maar wordt de richtlijn wel sterk aanbevolen. In het referentiekader staat ook opgenomen dat alle psychiaters in de psychiatrische ziekenhuizen en de A- en K-diensten binnen de algemene ziekenhuizen een vorming met betrekking tot vrijheidsbeperkende maatregelen moeten volgen.
Op vraag van de Vlaamse overheid werd er door de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie, in samenwerking met de Vlaamse Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie, een opleiding ontwikkeld waarin de multidisciplinaire richtlijn expliciet werd opgenomen. In het voorjaar 2020 wordt er door Zorginspectie een thematische inspectieronde inzake vrijheidsbeperkende maatregelen uitgevoerd in de residentiële psychiatrie. Tijdens deze inspectieronde zal zij kunnen nagaan in welke mate de ziekenhuizen reeds actief aan de slag gaan met de multidisciplinaire richtlijn. Op dat moment zullen we zowel de mate van kennis over als de effectieve toepassing van de multidisciplinaire richtlijn in kaart hebben.
Jeugdinstellingen in de brede zin – dat wil zeggen buiten de psychiatrische ziekenhuizen – waren niet betrokken bij de ontwikkeling van de oorspronkelijke richtlijn. De focus lag toen op de residentiële geestelijke gezondheidszorg. De jeugdhulpvoorzieningen en organisaties van cliëntvertegenwoordigers zijn wel actief betrokken bij de vervolgstudie die ik reeds eerder vermeldde, namelijk de uitwerking van aanbevelingen en technieken voor concrete toepassing van afzondering en fixatie bij situaties van agressie of escalatie. Ze zijn betrokken via deelname aan de stuurgroep en de richtlijnwerkgroep. Er namen ook professionals uit verschillende jeugdhulpvoorzieningen deel aan een expertenpanel en er werden ook jongeren uit de jeugdhulp bevraagd.
Gezien de eerste multidisciplinaire richtlijn met betrekking tot de preventie van afzondering en fixatie heel specifiek gericht is op de geestelijke gezondheidszorg en beperkt is tot afzondering en fixatie in situaties van escalatie en/of agressie, is momenteel een bijkomend onderzoek lopende, gericht op de ontwikkeling van een intersectorale richtlijn voor de preventie en toepassing van afzondering en fixatie in de brede jeugdhulp. Hierbij worden vertegenwoordigers van alle jeugdhulpvoorzieningen betrokken en hun gebruikers: van voorzieningen minderjarigen binnen het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) over voorzieningen bijzondere jeugdzorg en gemeenschapsinstellingen tot kinder- en jeugdpsychiatrie.
De eerste multidisciplinaire richtlijn die specifiek gericht is op de geestelijke gezondheidszorg kent geen brede bekendmaking bij de jeugdhulporganisaties. De richtlijn kwam wel aan bod op centraal en bilateraal overleg met de onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra (OOOC's), de proeftuinen, de gemeenschapsinstellingen en voorzieningen voor minderjarigen met een handicap. De thematische inspectieronde over vrijheidsbeperkende maatregelen die dit jaar uitgevoerd zal worden door Zorginspectie en waarover ik het in mijn antwoord op uw eerste vraag had, zal ons hieromtrent informatie verschaffen.
Wat betreft de infrastructurele middelen werden in 2019 voor een bedrag van 8,5 miljoen euro projecten goedgekeurd, ingediend door 71 voorzieningen waarvan 20 voorzieningen uit de bijzondere jeugdzorg, 18 binnen kinder- en jeugdpsychiatrie en 33 voorzieningen voor minderjarigen uit het VAPH. Met betrekking tot de vorming zien we ook dat de verschillende sectoren hun weg beginnen te vinden naar het vormingsaanbod. 71 verschillende voorzieningen deden al een beroep op het specifieke vormingsaanbod. Daarnaast wordt ook gebruikgemaakt van de ondersteuning bij het uitwerken van een preventief agressiebeleid en herstelgericht werken. 54 residentiële voorzieningen uit het VAPH, de bijzondere jeugdzorg, centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning en kinder- en jeugdpsychiatrie nemen specifiek deel aan de academische werkplaats positief leefklimaat.
In 2020 starten we met bijkomende middelen een bijkomend traject positief leefklimaat, specifiek voor de gemeenschapsinstellingen en de voorzieningen beveiligend verblijf.
De resultaten van het project zullen ruim worden verspreid en er zullen beleidsaanbevelingen worden geformuleerd om het brede jeugdhulpveld te ondersteunen bij het installeren van een positief leefklimaat.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, het is goed te vernemen dat de MDR begint te leven in de sector van de minderjarigen in de kinderpsychiatrie, want dat is eigenlijk waar Zorginspectie zich destijds op had toegespitst, en ook waar de resolutie over ging en de richtlijn voor bestemd was.
Het is ook heel positief dat er aan verbreding wordt gedacht. Van de 71 voorzieningen zijn er 20 uit de bijzondere jeugdzorg. Ook op die vorming schrijven heel wat mensen zich in. Dat komt tegemoet aan wat we destijds hoorden uit de sector. Mensen zoeken naar manieren en streven naar werkwijzen net om die escalerende situaties te verminderen, te voorkomen en te vermijden. Als we nu merken dat de richtlijn die daarvoor werd ontwikkeld, niet alleen wordt gebruikt maar ook wordt toegepast, dat het echt begint te leven, dan is het goed dat we die gaan uitbreiden naar de bijzondere jeugdzorg.
Minister, u sprak over een vervolgstudie om heel concrete technieken aan te reiken aan wie ermee aan de slag wil gaan. Hebt u een idee wanneer die studie wordt opgeleverd?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Uit een actuele vraag van collega Parys van 16 oktober 2019 inzake isolatie van jongeren die hij stelde naar aanleiding van de studiedag van het kinderrechtencommissariaat, bleek dat er een intersectorale werkgroep wordt samengesteld met leden van het VAPH, het agentschap Opgroeien, Zorginspectie en het onderwijs om een referentiekader en richtlijnen op te stellen voor afzondering in de jeugdhulp voor personen met een handicap. Is dat hetzelfde waar u net naar verwees in uw repliek?
Ik denk het wel.
Dus ook personen met een beperking in de VAPH-sector?
Dat heb ik net vermeld.
Oké. Dan zijn we mee. Dat is duidelijk.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik had graag de timing van de vervolgstudie gekend.
Dat moeten we eens navragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.