Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, het aantal interlandelijke adopties gaat al jaren in dalende lijn. In 2009 werden nog 244 kinderen uit het buitenland geadopteerd en in 2012, het jaar waarin het Vlaams Parlement het nieuwe decreet betreffende de interlandelijke adoptie heeft goedgekeurd, was dat nog de helft, namelijk 122 kinderen. De dalende trend die toen al zichtbaar was, heeft zich sindsdien onverminderd voortgezet. Sedert 2013 waren er nooit meer dan een 70-tal interlandelijke adopties en de voorbije twee jaar is er sprake van historisch lage cijfers. Vorig jaar vonden slechts 25 buitenlandse kinderen door de bemiddeling van een dienst voor interlandelijke adoptie een nieuwe thuis bij een gezin in Vlaanderen. Ten opzichte van 2018 is dat opnieuw een daling, want toen waren het er nog 32. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 30 januari 2020 blijkt dat dit ook het laagste aantal ooit is.
De daling van het aantal interlandelijke adopties valt onder meer te verklaren door het feit dat er steeds meer wordt ingezet op de opvang in de herkomstlanden. Ik verwijs hiervoor natuurlijk naar het Verdrag van Den Haag.
De dalende cijfers hebben al langer het besef doen groeien dat een bundeling van de expertise en de middelen absoluut noodzakelijk is. Ik heb hiertoe al opgeroepen in mijn conceptnota uit 2015. In een resolutie die het Vlaams Parlement in maart 2018 heeft goedgekeurd, staat de vraag om een traject uit te werken dat de verschillende adoptiediensten aanspoort hun werkingen beter op elkaar af te stemmen en te onderzoeken hoe een nauwe samenwerking kan worden gerealiseerd. Alleen zo kan de noodzakelijke deskundigheid behouden blijven. De Vlaamse Regering heeft vorig jaar dan ook de juiste beslissing genomen om tegen 2023 nog slechts te werken met een eengemaakte adoptiedienst en niet, zoals nu het geval is, met drie verschillende adoptiediensten.
De 25 in 2019 interlandelijk geadopteerde kinderen zijn uit 9 verschillende landen afkomstig en waren op het moment van de adoptie tussen 2 en 14 jaar oud. In 2018 lagen die leeftijden nog tussen 0 en 12 jaar. Kinderen zijn dus almaar ouder op het moment waarop ze worden geadopteerd, wat natuurlijk ook het aanpassings- en hechtingsproces bemoeilijkt, vooral als die kinderen in het land van herkomst al heel wat hebben meegemaakt.
Wat ik ook uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag heb geleerd, is dat zestien van de in 2019 geadopteerde kinderen een of meer specifieke ondersteuningsbehoeften hadden. Dat betekent dat ze vaak ook meer zorgen nodig hebben en dat vraagt meer van de adoptieouders zelf en dat vraagt om meer zorg door de andere diensten.
Uiteraard rijzen er vragen over de adoptie van kinderen met speciale behoeften en kinderen ouder dan 6 jaar. De diensten ervaren de nood aan een ethische toetsing die het een en het ander transparanter kan maken. Het decreet van 16 maart 2018 houdende wijziging van het decreet van 20 januari 2012 met betrekking tot de interlandelijke adoptie maakt het voor het raadgevend comité mogelijk ethische reflecties uit te brengen over algemene vragen met betrekking tot de interlandelijke adoptie. Overeenkomstig het decreet, moet in het raadgevend comité een ethicus zetelen.
Minister, wat is de stand van zaken met betrekking tot het traject naar een eengemaakte dienst voor interlandelijke adoptie? Op welke wijze wordt aan ouders en kinderen meer ondersteuning en begeleiding gegeven in situaties waarin kinderen die wat ouder zijn en kinderen met bijzondere zorgnoden worden geadopteerd? Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de werkzaamheden van het raadgevend comité, in het bijzonder het uitbrengen van ethische reflecties over algemene vragen over interlandelijke adoptie? Op welke wijze worden de adoptiediensten ondersteund met betrekking tot hun algemene vragen in verband met de adoptabiliteit van kinderen met zorgnoden en van oudere kinderen? Op welke wijze kan in verband met de adoptabiliteit van kinderen met speciale behoeftes en van oudere kinderen een kader worden uitgewerkt?
Naar verluidt, heeft het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) het adoptiekanaal vanuit Portugal gedeeltelijk geschorst. Wat zijn de redenen hiervoor? Kunt u hier meer informatie over geven?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, de eerste gesprekken met de betrokken diensten zijn eind vorig jaar gevoerd. Dit waren bilaterale gesprekken met de bedoeling de zaak wat te verkennen. Daaruit is gebleken dat er naast een juridische en organisatorische structuur ook wel een behoefte bestond om inhoudelijk de toekomstige opdrachten voor de in de toekomst gefusioneerde adoptiediensten duidelijk te stellen. Momenteel is het agentschap Opgroeien een insteek aan het voorbereiden om dan samen met de adoptiediensten werk te maken van de definiëring van die toekomstige opdracht van de eengemaakte adoptiedienst.
Kandidaat-adoptanten hebben reeds voor de plaatsing van een adoptiekind binnen hun gezin de mogelijkheid om aan te sluiten bij een van die bijeenkomsten georganiseerd door de adoptiediensten. Tijdens die bijeenkomsten worden thema’s zoals de psychische problematiek bij de biologische ouders, culturele diversiteit, medische aandoeningen, de impact op het gezinsleven, veerkracht, trauma enzovoort behandeld. Op het moment dat er een kindtoewijzing is, engageren de adoptiediensten zich ertoe om de kandidaat-adoptanten zeer concreet voor te bereiden op de komst van het kind, met focus op mogelijke aandachtspunten uit het dossier en door onder andere concrete informatie te verzamelen in het herkomstland over de aanpak van bepaalde specifieke problemen. De bedoeling is alleszins om op individuele basis te werken met de kandidaat-adoptanten en hun handvaten en tips aan te reiken die zo veel mogelijk overeenstemmen met de leeftijd en de cultuur van het adoptiekind.
Na de komst van het kind is er het bestaande basisaanbod, dat bestaat uit een welkomstgesprek en twee huisbezoeken binnen een periode van vijftien maanden na aankomst. De adoptiediensten blijven beschikbaar tijdens de eerste periode van hechting en integratie, op vraag van het gezin en afhankelijk van de nood. Zij verwerken en behandelen tevens de follow-uprapportage.
Op lange termijn doen de adoptiediensten huisbezoeken op de scharnierleeftijden 7 en 12 jaar en stimuleren zij contactopnames en activiteiten met geadopteerden op de leeftijd van 15 à 16 jaar. Verder bieden zij begeleiding bij rootsvragen en inzage in de adoptiedossiers.
Sinds september 2019 werd aan de drie interlandelijke adoptiediensten samen een bijkomende subsidie van 240.000 euro per jaar toegekend om het nazorgaanbod verder te versterken. Daarmee plannen de diensten vanaf dit jaar bijkomende huisbezoeken aan alle adoptiegezinnen op scharnierleeftijden, dus 7 en 12 jaar, alsook activiteiten en lotgenotencontacten voor geadopteerden in de adolescentie. Daarnaast wordt bekeken of het bestaande aanbod van video-interactiebegeleiding kan worden uitgebreid naar alle gezinnen, alsook of een extra huisbezoek door een psychologe vóór de afreis van de kandidaat-adoptanten kan worden aangeboden.
In de bijeenkomst van de kamer adoptie van 20 februari 2020 werd de aanwezigheid van een ethicus en een ethische kijk ook besproken. Er is voor gekozen om, telkens als de leden van de kamer het nodig hebben, voor een bepaald thema een ethicus uit te nodigen. Indien de adoptiediensten nood hebben aan ondersteuning met betrekking tot hun algemene vragen in verband met de adopteerbaarheid van kinderen met zorgnoden en oudere kinderen, wordt af en toe een beroep gedaan op de adviesverlening ad hoc van experten. Het Vlaams Centrum voor Adoptie kan daarvoor desgewenst worden ingeschakeld. Daarnaast kunnen de diensten zich ook steeds wenden tot Steunpunt Adoptie.
Het is in principe aan het herkomstland om na te gaan of een kind adopteerbaar is, maar dat kan natuurlijk niet los worden gezien van de vraag wat er wel of niet mogelijk is in het bestemmingsland. Belangrijk in dat verband is de vaststelling dat de kindprofielen met de jaren complexer worden. De groeiende complexiteit van die kindprofielen verplicht de hele adoptiesector om te reflecteren over de haalbaarheid van bepaalde adoptieprojecten, rekening houdend met de beschikbare hulpverlening. Het VCA ziet zich genoodzaakt om, in overleg met de adoptiesector, een gezamenlijk referentiekader op te stellen voor de plaatsing van kinderen met specifieke zorgnoden in Vlaanderen. De nieuwe werkaanpak om kindprofielen te begrenzen moet in de loop van 2020 verder worden ontwikkeld en dat in nauwe samenwerking met experten binnen de jeugdhulpverlening.
De herkomstlanden vanwaar de kinderen met bijzondere zorgbehoeften worden geplaatst, worden betrokken bij deze reflectie. Het VCA wil immers zijn bezorgdheden over deze plaatsingen transparant communiceren, maar ook de limieten van de Vlaamse hulpverlening kenbaar maken.
Daarnaast is er ook nood aan een bredere vorming binnen de adoptiesector, om zichzelf beter te wapenen met de nodige kennis en de kandidaat-adoptanten zo optimaal mogelijk voor te bereiden.
Ten slotte is het wachten op de bevindingen van het expertenpanel internationale adoptie. Ik heb eind vorig jaar vanuit de eenmalige middelen een bedrag van 150.000 euro toegekend voor de werkzaamheden van dit expertenpanel. Dat was ook de vraag van dit parlement. Het eindrapport is gepland voor december 2020.
Vanuit het kanaal Portugal hebben we het afgelopen jaar vastgesteld dat de kindprofielen steeds complexer worden, waardoor ook de matching met kandidaat-adoptieouders, die aan de noden van deze kinderen kunnen voldoen, steeds moeilijker wordt.
Portugal werkt met een pre-adoptieve plaatsing in de vorm van een pleegvoogdij. In 2019 werden we jammer genoeg geconfronteerd met de terugplaatsing van drie adoptiekinderen, op een totaal van acht. In navolging daarvan werden alle plaatsingen vanuit Portugal van de jongste twee jaar opnieuw bestudeerd. Het VCA stelde vast dat bij alle kinderen waar er een complex levenstrauma werd beschreven in het kindvoorstel nadien ook intensievere zorgen en begeleiding waren vereist.
Wat betreft de lopende dossiers, hebben we samen met de betrokken adoptiedienst en de Portugese centrale autoriteit overleg gepleegd en een aantal bijkomende afspraken gemaakt in het geval van toekomstige toewijzingen van adoptiekinderen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord. Ik vind dat u toch een aantal heel belangrijke zaken hebt gezegd. We zien dat er steeds minder interlandelijke adopties zijn, maar we zien ook dat het aantal kinderen met speciale zorgnoden en het aantal kinderen dat al wat ouder is, almaar toeneemt.
Vroeger focusten we op de scharnierleeftijd van 6 jaar, maar ik zie bij de 25 kinderen die in 2019 zijn geadopteerd vanuit het buitenland, dat het gaat om kinderen tot 14 jaar. Dan zijn dat geen kinderen meer, dat zijn al jongeren. En daarvan zijn er 16 die een specifieke zorgnood hebben. Dan maak ik mij daar zelf ook zorgen over.
En er is natuurlijk een groot verschil tussen die verschillende zorgnoden. Vorige week lazen we een mooie reportage in De Standaard van mensen die een al wat ouder kind hadden geadopteerd, en mensen die een kind met een speciale zorgnood hadden geadopteerd. Die zorgen daar met ongelooflijk veel overgave voor. Maar ik weet dat de diensten – en ook het VCA, zo blijkt uit uw antwoord – zich toch wel afvragen hoever je daarin kunt gaan. Tot welk type van kindprofielen kunnen we zeggen dat we tot adoptie vanuit het buitenland overgaan? Ik denk dat de diensten zelf daar wel mee worstelen, en een kader vragen ter zake.
Ik vind het dus absoluut heel positief dat u zegt dat het VCA bezig is met een gezamenlijk referentiekader. Dat moet dan natuurlijk gebeuren in afspraak met verschillende betrokken actoren, met de diensten, met de delegatie van ouders, enzoverder. Dat is voor mij duidelijk. Maar dat lijkt mij in de toekomst toch iets heel belangrijks.
Met betrekking tot die ethicus: dat kadert eigenlijk binnen dezelfde vraag. Waarom hebben we die ethicus toegevoegd, of hebben we gezegd dat het raadgevend comité advies zou kunnen geven over algemene ethische vragen? Wel, dat gebeurt net daarom, om die toetsing te kunnen doen. Het is dus goed dat die ethicus ook wordt betrokken bij het raadgevend comité indien dergelijke vragen rijzen.
Met betrekking tot de evolutie naar een dienst: ik denk dat we allemaal wel zien dat het onmogelijk is om met zo’n beperkt aantal adopties, en gelet op de verschillende kanalen, met verschillende diensten te blijven werken. De beslissing is trouwens ook genomen. Alleen is er in het verleden ook naar voren gebracht dat we zeer alert moesten zijn voor mogelijke problemen met bestaande accreditaties. Ik wil u vragen of u daar al iets meer over weet. Ik vraag dat dat thema toch zeker wordt meegenomen bij de evolutie naar een dienst voor interlandelijke adopties. Zo kunnen de huidige, bestaande kanalen worden verdergezet, wanneer die dienst is eengemaakt.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik maak van deze gelegenheid gebruik om te vragen wat het verloop en de stand van zaken is bij het expertenpanel van interlandelijke adoptie. Eind oktober hebben we het gehad over de samenstelling en de onafhankelijkheid van dat panel. Is er een update van hoe het daarmee staat en wat de conclusies daarvan zullen zijn?
Minister Beke heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, op uw laatste vraag kan ik niet concreet antwoorden. We verwachten dat rapport eind 2020. Bij de eenmalige middelen op het einde van het jaar hebben we daarvoor de noodzakelijke werkingsmiddelen uitgetrokken, namelijk 150.000 euro om naar behoren te kunnen functioneren. We wachten daarop.
Mevrouw Schryvers, het kader dat nu wordt gecreëerd, zal beperkend zijn en een stap in de goede richting. We moeten daar nu verder aan werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.