Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de negatieve rapporten van Zorginspectie over kinderopvanginitiatieven
Verslag
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Voorzitter, op 3 februari 2020 heeft een oudercollectief alle leden van het Vlaams Parlement aangeschreven. Het oudercollectief heeft de dringende vraag een strenger en stringenter handhavingskader in de kinderopvang toe te passen. Die ouders zijn verontrust door een probleem in een kinderdagverblijf. Ze hebben erop gewezen dat de organisator al negatieve inspectieverslagen had gekregen. Die zaak sleepte al heel lang aan, maar de organisator bleef onder een nieuwe naam toch vergund. Het ging om ernstige tekortkomingen met een impact op de fysieke en psychische integriteit van de kinderen. De vergunning is ondertussen ingetrokken, maar een aantal gedupeerde ouders zijn ook financieel benadeeld aangezien de waarborg niet is betaald. Ondanks negatieve inspectieverslagen sleept die zaak al tien jaar aan.
Minister, op welke manier kunt u er op korte termijn voor zorgen dat dergelijke misbruiken niet blijven aanslepen en dat de kinderen worden beschermd? Het gaat niet enkel om deze kinderen. Wat zijn de procedures om kinderen na ernstige klachten te beschermen in afwachting van de uitvoering van verbeteracties? Op welke manier kunnen die procedures worden aangepast? Op welke manier controleert Kind en Gezin bij vergunningsaanvragen of de inrichtende macht in het verleden al inbreuken heeft gepleegd? Welke controle is er op de verbeteracties en op de waarborgen in de kinderopvang?
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, de aanleiding in een bepaald kinderdagverblijf is net geschetst, maar ik wil mijn vraag om uitleg iets ruimer trekken, want het gaat niet alleen om dat geval.
We hebben een aantal negatieve evaluaties en rapporten van Zorginspectie bij een aantal organisatoren van kinderopvang. Ik heb vooral een vraag bij de opvolging en de bekendmaking van die rapporten. Concreet gaat het in een aantal gevallen over klachten met betrekking tot hygiëne, verzorging, overbezetting, pedagogische aanpak, contractuele geschillen, lichamelijke veiligheid enzovoort bij kinderopvanginitiatieven. Het gaat me vooral over de vragen die zich voordoen wanneer de kinderen zelf rechtstreeks in gevaar zijn. Ik wil daarbij de andere vragen rond contractuele geschillen niet onder de mat vegen, maar ik wil de situaties waarbij kinderen iet of wat in gevaar zijn, onder de loep nemen.
Collega's, voor alle duidelijkheid: ik heb het hier niet over individuele gevallen waar er eens iets misgaat. Minister en collega's, ik wil echt duidelijk zeggen dat als je aan kinderopvang doet, het wel eens mis kan gaan, net zoals bij jezelf als ouder. Je mag ze nooit alleen laten op het verzorgingskussen. Dat is waar, maar soms gebeurt het toch. Je mag ze niet alleen buiten laten, maar helaas gebeurt het soms toch. Je zegt wel tegen kinderen dat ze niet aan de kerstboom mogen trekken, maar, ja, ze trekken er soms toch aan en krijgen vervolgens de kerstboom over zich heen. Daarover heb ik het niet, voor alle duidelijkheid. Ik wil hier in deze commissie met zoveel woorden zeggen dat we moeten vermijden dat als er ergens eens iets misgaat, we daar vervolgens met alles en nog wat op moeten vliegen en elke kinderopvang moeten sluiten. Dat zou willen zeggen dat we een soort van kinderopvang creëren waarbij we alles in ‘gemoltoneerde’ kamers doen en alles niet meer realistisch is. Daarover gaat het niet.
Waarover gaat het wel? Het gaat over die kinderopvanginitiatieven waar in het verleden jaar op jaar telkens een negatief rapport van Zorginspectie is geweest, waarbij dezelfde persoon of dezelfde organisatie sluit, en er telkens opnieuw een nieuwe start, al dan niet onder een nieuwe naam, maar waarbij we kunnen zeggen dat het eigenlijk en in de perceptie van de ouders – want daarover gaat het – dezelfde mensen zijn. Het zijn dezelfde mensen en blijkbaar leren die niet. Nogmaals, als pedagoog en als lid van de commissie Onderwijs, zeg ik dat iedereen kan leren. Met andere woorden: een Zorginspectierapport dat heel negatief is, is belangrijk, want dan komt alles naar boven en mensen kunnen daaruit leren. Maar het gaat hier over die initiatieven die klaarblijkelijk niet leren, die telkens opnieuw dezelfde maar ook andere fouten maken en waar er ook andere mistoestanden zijn.
Minister en collega's, toen ik online ging zoeken naar de inspectieverslagen, zoals ik bij Onderwijs zoek naar doorlichtingsverslagen, was mijn eerste vaststelling dat ik ze niet vond. Ik moest ze telkens apart, een voor een, aanvragen, waarna ik ze kreeg. Als ouder, als rechtzoekende die zich afvraagt naar welke kinderopvang hij zijn kind zal sturen, vond ik die info niet onmiddellijk online.
Collega's, we kunnen in de commissie iets technischer gaan. U kent allicht allemaal artikel 6, afdeling 2 van het decreet ter zake, waar we kijken naar welke voorwaarden worden gesteld om een kinderopvang te kunnen houden, de vergunningsvoorwaarden. Daar is een besluit aan gekoppeld, artikel 49, waar een aantal zaken in zijn opgesomd waaraan men moet voldoen. Minister, mijn vragen gaan heel concreet daarover.
Minister, kunt u wat meer toelichting geven bij de opvolging en de controle van de kwaliteitsvereisten van de kinderopvanginitiatieven, vooral de opvolging nadat er meerdere inbreuken zijn vastgesteld? Op welke basis kunt u of kan de administratie de vergunning van een kinderopvanginitiatief schorsen? We hebben daar het BVR van 11 december 2015 betreffende de handhaving. Hoe vaak gebeurt dat ongeveer op jaarbasis? De collega haalde nu een geval aan, maar er zijn blijkbaar nog gevallen bekend. Kunt u toelichting geven bij de grond van de casussen waarin de vergunning werd geschorst? In welke gevallen kwam dat het meeste voor in het kader van het handhavingsbesluit?
Mijn volgende vraag is de basisvraag naar het decreet en het besluit. Hoe kan het dat een organisator, ondanks terugkerende negatieve evaluaties en negatieve rapporten van Zorginspectie, toch opnieuw een kinderopvanginitiatief start? Als we gaan kijken bij de vergunningsvoorwaarden, artikel 6, zijn er allerlei voorwaarden opgesomd. Maar er is bijvoorbeeld niet opgenomen dat je in het verleden geen sluiting van een kinderopvanginitiatief mag hebben op jouw naam. Dat hebben we niet in de vergunningsvoorwaarden. Is het misschien niet zinvol om dat op te nemen? Is het mogelijk dat een persoon die eerder een geschorst of zelfs gesloten kinderopvanginitiatief uitbaatte, later een nieuw kinderopvanginitiatief kan opstarten? Die vragen hangen samen. We vragen bijvoorbeeld wel een attest van goed gedrag en zeden – model 2 zelfs – en we vragen een diploma. Maar de antecedenten van de betrokken persoon of betrokken bvba, daar kijken we volgens de regelgeving die ik raadpleegde, niet naar. Minister, daar wilde ik toch even naar polsen bij u.
Minister Beke heeft het woord.
De rechtsgrond voor handhaving is vervat in het decreet van 20 april 2012 over de kinderopvang van baby's en peuters en in het Handhavingsbesluit Baby’s en Peuters van 11 december 2015.
Artikel 5 van het handhavingsbesluit bepaalt dat Kind en Gezin kan beslissen om de vergunning te schorsen in drie gevallen. Ten eerste als een inbreuk op de vergunningsvoorwaarden op korte termijn kan worden weggewerkt. Ten tweede uit voorzorg, als er ernstige indicaties zijn dat er een inbreuk is op de vergunningsvoorwaarden en dat daardoor de veiligheid en gezondheid van de kinderen in het gedrang komt. Ten derde als de organisator het toezicht op de vergunningsvoorwaarden verhindert.
Artikel 6 van hetzelfde besluit bepaalt dat Kind en Gezin kan beslissen om de vergunning op te heffen in drie gevallen: ten eerste als een inbreuk op de vergunningsvoorwaarden niet op korte termijn kan worden weggewerkt; ten tweede als de inbreuk die aan de basis van de schorsing ligt niet weggewerkt is binnen de termijn bepaald in de beslissing tot schorsing; ten derde als de organisator op basis van onjuiste gegevens een vergunning heeft verkregen.
De opheffing van de vergunning heeft automatisch de sluiting van de opvang tot gevolg.
Daarnaast voorziet het Toezichtdecreet van 19 januari 2018 in de mogelijkheid om een concrete beschermende maatregel op te leggen met het oog op de veiligheid en de gezondheid van de kinderen. Als daar een dringende reden voor is, dan kan de inspecteur van Zorginspectie ter plaatse een dergelijke maatregel, bijvoorbeeld de voorlopige sluiting, meteen opleggen.
Hoe vaak gebeurt dat ongeveer jaarlijks, collega? Ik geef u een overzicht. In 2015 waren er drie schorsingen en twee opheffingen. In 2016 was er een schorsing en tien opheffingen. In 2017 waren er vier schorsingen en zes opheffingen. In 2018 waren er vijf schorsingen en zeven opheffingen. In 2019 waren er twee schorsingen en zes opheffingen.
Een toelichting bij de grond van de casussen. Alhoewel de concrete gronden tot schorsing of tot opheffing verschillend zijn, worden in veel gevallen ook achterliggende vraagtekens geplaatst bij de integriteit en de geschiktheid van de organisatoren om op een rechtmatige manier, rekening houdend met geldende normen en waarden, kwaliteitsvolle kinderopvang te organiseren, volgens artikelen 5 en 49 van het Vergunningsbesluit. Daarom zetten Mentes – het Ondersteuningsnetwerk Kinderopvang – en de pools gezinsopvang, in het kader van hun ondersteuningsopdrachten, prioritair in op het versterken van het beleidsvoerend vermogen van de organisatoren.
Hoe kan het dat bepaalde organisatoren toch opnieuw konden opstarten? In het verleden was het regelgevend niet mogelijk om een kinderopvang te sluiten. Een voorziening die haar erkenning of attest van toezicht verloor, kon nadien simpelweg verder werken als ‘gemelde kinderopvang’. Met de invoering van de vergunningsplicht heeft het decreet kinderopvang van baby’s en peuters die achterpoort sinds 1 april 2014 gesloten. Tegelijk werd uitvoering gegeven aan een nieuw handhavingskader, dat voorziet in verbeteringskansen voor organisatoren, op voorwaarde dat de veiligheid van de kinderen niet in het gedrang is, en in een aanklampende opvolging en in het nemen van maatregelen door het agentschap Opgroeien regie. In extreme gevallen kan meteen ook worden opgetreden door schorsing of opheffing van de vergunning. Dat gebeurt dus ook.
De komende jaren wil ik, samen met het brede werkveld, verdere stappen zetten op het vlak van kwaliteit en goed bestuur, met een correct en transparant handhavingsbeleid als sluitstuk.
In het betrokken dossier gaven de inspectieverslagen in 2017 en 2018 over de inschatting van het agentschap geen blijk van een direct veiligheidsrisico voor de kinderen. Nieuwe bezoeken van Zorginspectie in 2019 leidden wel tot de beslissing van Opgroeien regie van 23 december 2019 om de vergunning op te heffen, met ingang van 1 februari 2020, zodat de ouders niet plotseling zonder kinderopvang zouden vallen.
Welke zijn de procedures bij ernstige klachten? Bij ernstige klachten geeft Opgroeien regie onmiddellijk de opdracht aan Zorginspectie om de voorziening te inspecteren. Zoals eerder gemeld, kan de inspecteur van Zorginspectie die ter plaatse is, in acute situaties onmiddellijk een beschermende maatregel opleggen.
Op welke manier controleert Kind en Gezin of er inbreuken zijn? Opgroeien regie zal steeds nagaan of dezelfde organisator in het verleden al tekorten had en van welke aard en ernst, evenals of er hiervoor al handhaving van toepassing was. In dat geval zal een aanvrager moeten aantonen dat de redenen die aanleiding gaven tot de handhaving niet meer aanwezig zijn. De historiek van het dossier speelt dus steeds ook mee in de beoordeling van het dossier en in het bepalen van de aanpak door het agentschap.
Welke controle is er op de verbeteracties? Afhankelijk van het soort verbeteracties dat wordt gevraagd, zal een organisator hiervan stavingsstukken moeten bezorgen of mondelinge toelichting geven aan het agentschap Opgroeien regie. Ook Zorginspectie gaat na of verbeteracties werden uitgevoerd en in welke mate die volstaan, en geeft advies over de stopzetting dan wel de voortzetting van het handhavingstraject.
Welke is de wettelijke controle over de waarborgen van de kinderopvang? De Vlaamse regelgeving met betrekking tot de kinderopvang bepaalt alleen dat de schriftelijke overeenkomst van de organisator duidelijke afspraken moet bevatten over onder meer de waarborg. Voor het overige is de algemene consumentenregelgeving van toepassing.
Consumentenrecht valt onder de bevoegdheid van de federale overheid. Met contractuele discussies over waarborg kunnen ouders terecht bij de federale consumentenombudsdienst. Het agentschap Opgroeien regie verwijst actief naar deze instantie door. Bovendien kunnen klagers op elk moment, en zeker als een geschillenbehandeling geen resultaat heeft, naar de rechtbank stappen.
Is het mogelijk dat een persoon die eerder een geschorst of zelfs gesloten kinderopvanginitiatief uitbaatte, later een nieuw kinderopvanginitiatief kan opstarten?
Een schorsing of opheffing van een vergunning is juridisch niet hetzelfde als een beroepsverbod. Een beroepsverbod kan enkel door de rechtbank worden opgelegd en niet door het agentschap Opgroeien regie.
In geval van schorsing kan de organisator zijn opvang pas weer uitbaten als is vastgesteld dat hij voldoet aan de voorwaarden die in de beslissing tot schorsing zijn vermeld. Concreet betekent dit meestal dat tekorten die aanleiding gaven tot schorsing duurzaam moeten zijn weggewerkt.
In geval van opheffing kan de organisator in principe steeds weer een aanvraag voor een nieuwe vergunning indienen. Bij het onderzoek van deze aanvraag wordt echter met alle relevante elementen rekening gehouden. Als uit het administratief onderzoek blijkt dat er tegenindicaties zijn en dat die niet op een geloofwaardige wijze kunnen worden weerlegd, dan kan dat leiden tot weigering van de nieuwe vergunning. De historiek van desgevallend voorgaande dossiers van de aanvrager wordt daarbij mee in overweging genomen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het is goed dat we deze zaak breder bekijken, zoals ik daarnet ook vroeg. Ik wil even ingaan op wat collega Daniëls vraagt. Hij stuurt heel erg aan op transparantie wat de doorlichting betreft. Op zich is dat geen slechte zaak. Men doet dat inderdaad in het onderwijs, maar in het onderwijs heeft het wel een tijd geduurd voor die transparantie er was. Het is een heel doortimmerde oefening geweest, waar bijvoorbeeld de vergelijkbaarheid van de aanbieders is gegarandeerd. Dat was terecht. In de kinderopvang zijn daar ook veel haken en ogen aan. Als we meer transparantie willen hebben – nogmaals, daar ben ik niet tegen –, dan moeten we dat wel op een correcte manier doen. Bij kinderdagverblijven moet daar een even degelijke reflectie aan voorafgaan.
Minister, dit zijn inderdaad technische vragen en u gaf een vrij technisch antwoord. Er heerst een vrij brede bezorgdheid en die gaat veel verder dan alleen deze ouders en de sector op het terrein over hoelang het duurt voor Kind en Gezin optreedt in dit soort gevallen en actie onderneemt. Daarom wil ik bij u polsen wat u daaraan wilt doen. Het valt in te denken dat men aarzelt, niet alleen uit voorzichtigheid, maar ook omdat er een groeiende schaarste is op het terrein. Daar zijn toch grenzen aan. Men moet niet wachten tot een dossier als dit in de pers opduikt voor men ingrijpt.
Ik ga specifiek nog even dieper in op het plan van aanpak van Kind en Gezin in deze gevallen. Ik heb het hier voor mij. Dit zijn concrete vragen. Bij hoeveel locaties heeft Zorginspectie in 2019 een inspectie uitgevoerd? Bij hoeveel zijn er inbreuken vastgesteld? Bij hoeveel heeft Zorginspectie een opvolgbezoek gedaan? Hoe lang was de termijn voor opvolging door Zorginspectie? Hoeveel initiatieven hebben te maken gekregen met een bestuurlijke maatregel en/of een geldboete?
Ik kan begrijpen dat u daar niet nu meteen antwoord op geeft. Ik hoop toch wel dat het antwoord op deze vragen komt, want ze zijn heel pertinent. Via een schriftelijke vraag is dat niet evident, soms krijgen we een minimaal tot geen antwoord, ook bij zorgvuldig geschreven vragen. Ik hoop dat u het antwoord daarop gaat doorgeven.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en voor het overlopen van de vigerende regelgeving.
Ik wil inzoomen op drie concrete zaken. Eén, we moeten absoluut geen heksenjacht organiseren. Ik wil dat nog eens heel duidelijk zeggen vanuit onze fractie. Het gaat niet over wanneer er eens iets misgaat, u hebt het inderdaad juist gezegd, want dan zijn er nog verbeteringskansen. Dat is belangrijk. We komen langs, we stellen vast dat er een aantal zaken kunnen verbeteren, de verbetering wordt doorgevoerd, ja, dan is het in orde. De vraag gaat over degenen die een schorsing of opheffing hebben gehad. Bij een schorsing is het misschien gemakkelijker, men kan opnieuw starten. U vermeldde iets belangrijks waarop ik wil inzoomen: men neemt de historiek in overweging. Als ik de huidige regelgeving bekijk, kan men niet op basis van die historiek een startvergunning weigeren. Ik denk dat u te weinig regelgeving hebt om u daarop te baseren.
Iets anders is natuurlijk een beroepsverbod. Dat betekent: je mag het nooit meer doen. Waar ik op aanstuur is het volgende. Kunnen we er niet voor zorgen dat, door de vaststelling van een aantal feiten in een bepaalde voorafgaande periode, Zorginspectie iets tastbaars heeft om te bepalen dat een kinderopvanginitiatief niet kan starten? Nu nemen ze de historiek wel mee, uiteraard, maar dan moeten ze gaan zoeken aan welke voorwaarden van het decreet of het besluit ze die kunnen koppelen om het initiatief niet te laten starten. In alle andere gevallen start het en kunnen we pas optreden indien het weer – en ik benadruk het woord ‘weer’ – misloopt. En daar zit natuurlijk de evenwichtsoefening die we moeten maken.
Het tweede punt gaat over de transparantie. In het onderwijs hebben we heel uitgebreide verslagen. Nu lezen we in onze inspectieverslagen zaken zoals ‘mevrouw X informeerde bij Y dat de regelgeving op dat vlak’ en ‘moeder X zegt over Y dat’. Dat is zeer gedetailleerd geformuleerd. Ik snap wel dat het, privacygewijs, heel snel te achterhalen valt om wie het gaat. Maar dat kunnen we wel oplossen door in de verslagen, zoals we bij andere zorginspecties doen, relatief snel gegevens door middel van gemarkeerde velden te anonimiseren. Nu hebben de ouders relatief weinig zicht op de verslagen. Ik vraag u om daar toch even op in te zoomen. In het onderwijs staan die open en bloot. Iedereen kan daaruit halen wat hij denkt eruit te moeten halen. Naar de ouders en de transparantie kan dit enkel maar – ik draai het om – de sector ten goede komen. U hebt de aantallen genoemd: drie, twee, één, tien, vier, zes, vijf, zeven. We moeten ons geen zorgen maken dat de kinderopvang in Vlaanderen nergens op lijkt. Dat kan alleen maar de goedwerkende kinderopvang ten goede komen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is natuurlijk delicaat om te spreken over één specifiek geval omdat je het dossier natuurlijk niet volledig kent. Het is wel zo dat als bepaalde kinderopvanginitiatieven – en het zijn er gelukkig weinig – effectief zeer snel opnieuw zouden kunnen starten, we daar wel met een probleem zitten. Dat moeten we eens goed uitvlooien of de voorgeschiedenis al dan niet actief wordt meegenomen om een vergunning af te leveren.
De heer Anaf heeft het woord.
Inderdaad, iedereen heeft die mail begin februari gekregen. Ik had eerder de reflex om daarover een schriftelijke vraag in te dienen. Ik heb daar nog geen antwoord op gekregen, maar dat is logisch, want die termijn is nog niet verstreken. Ik zal de vragen die ik toen heb gesteld hier niet herhalen. Een heel aantal daarvan zijn hier nu uiteraard ook al gesteld.
De basis is inderdaad dat we erop moeten kunnen vertrouwen dat, als we onze kinderen naar een kinderdagverblijf brengen, dat op een goede manier gebeurt. Zoals collega Daniëls terecht zegt, gaat het hier om de uitzonderingen. Iedereen kan al eens iets misdoen. Mijn kinderen hebben gelukkig nog niet de kerstboom omvergetrokken, collega Daniëls, maar niets garandeert mij dat dat volgend jaar niet gebeurt. Ik snap wat u bedoelt. (Opmerkingen. Gelach)
Het moet hier inderdaad gaan om die uitzonderingen waarbij manifest en herhaaldelijk dingen fout gaan. Laten we dat hier heel duidelijk stellen.
Het is aan ons om als overheid de voorwaarden te creëren voor die kwalitatieve opvang. Daarover hebben we hier al vaker discussie gevoerd, bijvoorbeeld over het aantal verzorgenden die er zijn. Een op acht, een op negen: daarover kun je je ernstig vragen stellen. En in het belang van onze kinderen moeten we er uiteraard voor zorgen dat, als er effectief manifest en herhaaldelijk dingen fout gaan, er op een correcte manier wordt ingegrepen. Daarom is het een belangrijk thema.
Ik had ook een aantal positieve vragen gesteld in mijn schriftelijke vraag, die misschien eerder voor een vraag om uitleg zijn. Ik wilde u bijkomend vragen hoe kinderdagverblijven zelf op tijd aan de alarmbel kunnen trekken. Indien ze merken dat een aantal dingen niet in orde zijn, op welke plaatsen kunnen zij dan terecht om te vermijden dat ze in de problemen komen? Hoe worden ze begeleid om ervoor te zorgen dat ze effectief aan verschillende noden kunnen beantwoorden?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Groothedde, we zullen u de cijfers bezorgen. We hebben ze niet bij de hand, maar ik zal ze laten opvragen.
De transparantie is een belangrijk gegeven. We moeten daarnaartoe werken. We doen dat al in een aantal sectoren. Dat hebben we hier al aangehaald. We moeten dat op een zorgvuldige manier doen. Dat hebt u zelf ook gezegd.
Wat de actieve openbaarheid betreft: dat is qua principe wat mij betreft zeker geen probleem. We moeten het alleen op een goede en doordachte manier kunnen doorvoeren.
Het lijkt mij belangrijk om, ten eerste, te werken aan de kwaliteit. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de kwaliteit wordt gegarandeerd? Want, inderdaad, de mensen brengen hun kinderen naar de kinderopvang in de overtuiging dat die op een kwalitatieve manier wordt uitgebouwd en uitgebaat.
Ten tweede, het is belangrijk dat, wanneer er iets niet in orde is, dat op een correcte manier wordt aangepakt. Er moeten verbetertrajecten zijn.
De historiek moet voor Kind en Gezin wel een element kunnen zijn in de beoordeling. Iets anders is: mag dat het enige element zijn? Maar dat dat ‘een’ element moet zijn in de beoordeling voor een vergunningsaanvraag vind ik op zich wel een logische zaak.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, u gaat in op kwaliteit en op Zorginspectie. Ik wil daar graag verder op ingaan als slot.
U hebt al een paar keer, ook hier in de commissie, aangehaald dat Zorginspectie een rol speelt, ook nu. En u verwacht dat zij een bepaalde regelhandhaving hanteren. Maar dan moet handhaving ook mogelijk zijn, en dat geldt ook op verschillende niveaus. Ik hoor in de sector bijvoorbeeld over kinderdagverblijven die op de vingers worden getikt omdat hun plafond geen 2,20 meter, maar 2,18 meter hoog is. Of die te horen krijgen dat ze een half uur ten voordele van de ouders aanrekenen. Ja, minister, als wij dan aan Zorginspectie doen en hen een grotere taak geven, dan moet toch ook het grotere plaatje worden bekeken.
Want ze kunnen inderdaad het financiële plaatje doorlichten, maar dan niet op kleine vergetelheden, maar wel op hoe transparant de boekhouding is, wat er moet worden doorgelicht. U lost een aantal regels, maar dan moet er ook worden gekeken hoe kinderopvang structureel wordt geregeld en georganiseerd.
U hebt het ook over kwaliteit. Wat het pedagogische betreft, hebt u al een paar keer de bal doorgespeeld naar Zorginspectie. Maar is er ook degelijke handhaving op het pedagogische vlak? Als u bijvoorbeeld wilt inzetten op de uitbreiding van trap 2.1, dan gaat dat ook over inzetten op kleinschalige opvang. Hoe gaat u daar structureel inzetten op de kwaliteit van de opvang en op pedagogie? Gaat u dat dan overlaten aan goodwill of instinct? Of gaat u echt structureel op de kwaliteit letten?
Op dit moment heerst er in de sector ongemak over Zorginspectie. Er is de vraag of Zorginspectie voor kinderopvanginitiatieven de pedagogie wel genoeg kent. Dat wordt letterlijk gevraagd, wat daar nodig is en of daar geen ruis op de lijn zit.
MeMoQ – wat staat voor het meten en monitoren van de pedagogische kwaliteit – zou moeten helpen in het gelijkschakelen van de kwaliteit. Ik hoor op het terrein ontevredenheid, bijvoorbeeld over het feit dat ze met dezelfde scores een andere eindscore krijgen. En als ze daarover klagen, wordt er gezegd dat dat voorbeeld inspirerender was. Is dat de manier waarop we daarmee moeten omgaan? Hoeveel MeMoQ-inspecties zijn er intussen geweest? Zijn er recente evaluaties? Valt daar een trend in vast te stellen? Wat is de opvolging in de plannen van aanpak? U hebt het over kwaliteit, maar u geeft op de concrete dingen nog geen antwoord.
U hebt het ook over het ondersteuningsnetwerk Mentes. Hoeveel van die prioritaire groep bereikt Mentes? En hoeveel niet? Dat zijn vragen, minister, die echt oproepen tot verdere actie. Als u de regels verandert, dan moet het kader ook veranderen. Ik zou u willen oproepen, en ik zal die vraag later nog herhalen, tot een hoorzitting over het kwaliteitskader, niet alleen voor de kinderopvang, maar ook voor de buitenschoolse opvang, want dat is een werk dat ons binnenkort sowieso wacht.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik ga proberen om in mijn slotrepliek niet meer vragen te stellen dan ik al gesteld had bij het vorige deel.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Als we onze kinderen, ons kostbaarste geschenk, op de zeer jonge leeftijd van drie maanden afgeven in een kinderopvang, moeten we er als ouder zeker van zijn dat die kwaliteitsvol en goed is. Niemand betwist dat. We hebben regelgevend heel wat voorwaarden om in te grijpen als het misgaat, maar dan zijn die kinderen er al. Mijn oproep is dus om ervoor te zorgen dat we daar in het vergunningenbeleid transparantie over hebben, dat mensen ten minste al kunnen zien wie het is en of die vroeger ook ooit al iets uitgebaat heeft.
Ik wil ook oproepen om in de vergunningsvoorwaarden, hetzij in het besluit, hetzij in het decreet, expliciet de historiek op te nemen van wie het aanvraagt en wie het wil doen. Ik denk dat dat voor iedereen transparant en duidelijk zal zijn, net om ervoor te zorgen dat we de heel velen die goed werken, kunnen behoeden. En zo kunnen we ook vermijden dat ouders bij ons komen aankloppen met de vraag hoe het mogelijk is dat die opnieuw is kunnen starten, na wat er in het verleden allemaal is gebeurd. Dat is iets dat we absoluut moeten vermijden. Ik heb in elk geval gehoord dat u daarnaar wilt kijken, minister, waarvoor dank.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.