Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de resultaten van de Gezondheidsenquête over de geestelijke gezondheidszorg
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, voor het eerst peilde Sciensano, het vroegere Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, naar de geestelijke gezondheid van minderjarigen in ons land. Voordien onderzochten ze enkel volwassenen. Uit dat onderzoek zijn een aantal interessante cijfers naar voren gekomen. Zo blijkt onder meer dan 7,5 procent van de Vlaamse jongeren aan een psychische stoornis lijdt en dat 6,5 procent van de Vlaamse jongeren een stoornis dreigt te ontwikkelen. Het gaat vooral over relatiestoornissen, emotionele stoornissen, gedragsstoornissen en ADHD (attention deficit hyperactivity disorder).
De resultaten liggen redelijk in lijn met internationale resultaten. Professor Ronny Bruffaerts is vooral blij dat er eindelijk meer aandacht gaat naar stoornissen bij jongeren. Vandaag ligt de focus op volwassenen terwijl er bij de kind- en jeugdpsychiatrie plaatsgebrek heerst. Het is dan ook belangrijk om in te zetten op preventie en eerstelijnsdetectie bij kinderen en jongeren omdat een stoornis zich vaak op dat moment ontwikkelt en dan nog gemakkelijk kan worden behandeld.
Minister, als het gaat over geestelijke gezondheidszorg, vind ik het belangrijk dat we met evidencebasedrichtlijnen werken. In hoeverre is dat al het geval in Vlaanderen en zeker dan in het deel van de geestelijke gezondheidszorg dat tot de Vlaamse bevoegdheid behoort?
In uw beleidsnota staat dat u werk zult maken van een kwalitatief preventiebeleid binnen de geestelijke gezondheid met daarin bijzondere aandacht voor kinderen, jongeren en ouderen. U zei ook dat u een gericht preventiebeleid met outputmetingen zou voeren. Wat is hier de stand van zaken en welke prioriteit geeft u aan de resultaten van het onderzoek?
Hoe ziet u een goede aanpak van geestelijke gezondheidsproblemen in Vlaanderen in een hulpverleningslandschap dat zeer complex is versnipperd en waarbij een groot deel zich op federaal niveau bevindt. Hoe kan die samenwerking beter? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we snel aan vroegdetectie en preventie doen voor jongeren die aan psychische of psychologische stoornissen lijden?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, iets meer dan een op de tien volwassenen lijdt aan een psychische stoornis. Bepaalde groepen zijn daarvoor kwetsbaarder dan anderen zoals mensen tussen 25 en 54 jaar.
In vergelijking met de Gezondheidsenquête van 2013 is het probleem van de geestelijke gezondheidszorg even groot gebleven. Tussen 2008 en 2013 was het probleem fors vergroot. Dat betekent dat we eigenlijk nog geen verbetering hebben gezien tijdens de afgelopen vijf jaar.
Voor het eerst onderzocht het instituut ook psychische stoornissen bij kinderen en jongeren. Een op de tien jongeren lijkt een psychisch of gedragsprobleem te vertonen dat professionele ondersteuning verdient. Nog eens een op de tien jongeren vertoont symptomen die kunnen wijzen in de richting van een psychische problematiek zonder dat dit eventueel al de vorm van een stoornis moet aannemen.
Minister, wat is uw reactie op de cijfers van dat rapport? Van de kwetsbare groep van mensen tussen de 25 en 54 jaar stelt men dat die vooral te maken krijgt met een stresssituatie vanwege de combinatie werk en gezin. Zal uw beleid op een of andere manier inspelen op die thematiek?
De cijfers zijn wat mij betreft een belangrijk signaal aan de geestelijke gezondheidszorg en de nood daaraan voor kinderen en jongeren. Wat zult u doen om meer te investeren in zowel preventie als eerstelijnszorg? We zien dat er een belangrijke groep jongeren is bij wie er zich al een problematiek aftekent zonder dat die al de vorm van een stoornis kent, naast de groep bij wie we al kunnen spreken van een stoornis. Wat zijn uw plannen op dat vlak?
Sciensano pleit voor een alomvattend beleid. Ik begrijp dat u twee dingen kunt doen. Enerzijds kunt u als coördinerend minister uw collega's aanspreken in de hoop een alomvattend beleid te maken. Anderzijds besef ik als geen ander dat het niet eenvoudig is om collega's te motiveren voor een beleid dat zij niet noodzakelijk tot hun kernopdracht rekenen. Vandaar de andere vraag, naast wat u wilt proberen te doen om uw collega's aan te sporen tot actie, en waar ik uw collega's minstens zo verantwoordelijk voor houd als u zelf: welke maatregelen zult u nemen vanuit uw eigen bevoegdheid?
Minister Beke heeft het woord.
Tijdens de vorige legislaturen werd er al gebouwd aan een evidencebased welzijns- en zorgbeleid, waarbij men zich baseerde op onder meer de bevindingen van nationaal en internationaal wetenschappelijk onderzoek en in samenwerking met het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (SWVG) voor beleidsrelevant onderzoek. Dit beleid waarin de praktijk wordt afgetoetst aan relevant onderzoek, wordt voortgezet, bijvoorbeeld in de Academische Werkplaats Autisme.
Om in de toekomst meer ‘evidencebased practices’ te ontwikkelen, is het van belang te weten welke gebruiker met welke zorgnoden en -vragen op welk moment welke zorg bij de verschillende sectoren en voorzieningen heeft gekregen. Met een betrouwbare en intersectorale registratie in de geestelijke gezondheidszorg willen we daaraan tegemoetkomen. De finaliteit van deze registratie wordt nog verder onderzocht.
Vanuit de Vlaamse overheid willen wij het evidencebased werken ook aanmoedigen door bijvoorbeeld de ontwikkeling van multidisciplinaire richtlijnen te ondersteunen, breed te implementeren en de toepassing ervan als een kwaliteitsvereiste op te leggen en te inspecteren, bijvoorbeeld de Kindreflex, de multidisciplinaire richtlijn voor de detectie en behandeling van suïcidale gedachten en de multidisciplinaire richtlijn rond vrijheidsbeperkende maatregelen.
Zoals u weet wil de Vlaamse overheid in het kader van de verdere uitbouw van de Vlaamse sociale bescherming de BelRAI geleidelijk invoeren als uniek inschalingsinstrument. We financieren momenteel het SWVG om de toepasbaarheid van de verschillende BelRAI-ggz-modules te evalueren voor de zorg voor personen met een ernstige psychische aandoening en/of verslaving in Vlaanderen.
Specifiek voor geestelijke gezondheid wordt er vanuit het preventieve gezondheidsbeleid ingezet op het versterken van de individuele veerkracht en het vermogen voor zelfhulp. We hebben hiervoor een beheersovereenkomst ‘Algemene gezondheidsbevordering’ met onze partnerorganisatie het Vlaams Instituut Gezond Leven, die inzet op brede universele preventie en geestelijke gezondheidsbevordering, zowel bij kinderen en jongeren als volwassenen en ouderen.
Concreet zal Gezond Leven dit jaar een educatief model over mentaal welbevinden naar buiten brengen. Dit model zal de burger, maar ook intermediairs en professionals in de preventie en de eerste lijn, informeren over wat belangrijke bouwblokken zijn van geestelijke gezondheid, en tegelijkertijd ook enkele hoe-boodschappen meegeven.
Daarnaast wordt in 2020 een online ‘toolbox’ ontwikkeld waarin gevalideerde interventies de Vlaming ondersteunen bij het ontwikkelen van belangrijke competenties rond geestelijke gezondheid.
De beheersovereenkomst ‘Algemene gezondheidsbevordering’ met onze partnerorganisatie Gezond Leven loopt eind dit jaar af. Eind 2019 lanceerde ik een oproep voor een nieuwe partnerorganisatie, specifiek voor geestelijke gezondheidsbevordering. Deze nieuwe partnerorganisatie zal vanaf 2021 de preventie van geestelijke gezondheidsproblemen en bevordering van een positieve geestelijke gezondheid sterker op de kaart zetten, met bijzondere aandacht voor de doelgroep kinderen en jongeren en afgestemd op de aanwezige noden en behoeften. Ook het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie loopt eind 2020 af. In mijn beleidsnota is voorzien om een evaluatie van het actieplan uit te voeren en een nieuw Vlaams Actieplan Suïcidepreventie uit te werken. Het spreekt voor zich dat in dit nieuwe plan ook aandacht zal zijn voor kinderen en jongeren.
Daarnaast is er sinds 2018 een nieuwe gezondheidsdoelstelling: ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025 op vlak van alcohol, tabak, drugs, voeding, beweging en sedentair gedrag.’ Er zijn verscheidene proces- en gedragsindicatoren gedefinieerd, om de voortgang op dit vlak te monitoren. In 2021 zal het strategisch plan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’ tussentijds geëvalueerd worden.
Ik bevestig graag nog eens het belang om reeds vanaf jonge leeftijd te waken over de geestelijke gezondheid van onze jongeren. Onder meer de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) hebben hier een belangrijke taak. Doorheen de schoolloopbaan zijn er systematische contactmomenten tussen CLB en leerling. Sinds het nieuwe decreet Leerlingenbegeleiding van 2018 moeten de CLB’s tijdens die momenten ook meer aandacht hebben voor geestelijke gezondheid, sociaal-emotionele aspecten en andere leefstijlfactoren.
Om het CLB hierbij een houvast aan te bieden, is de methodiek ‘Gezond leven? Check het even!’ ontwikkeld. In samenwerking met vijf CLB’s wordt de haalbaarheid onderzocht om, in kader van het systematisch contactmoment in het derde middelbaar, alle leerlingen te bevragen op het vlak van leefstijlaspecten. Zowel de bevraging als de registratie van de gegevens gebeurt gestandaardiseerd. Op geaggregeerd niveau kunnen die data op termijn dus inzicht geven in onder andere de geestelijke gezondheid van alle Vlaamse jongeren en mee een bron vormen voor evaluatie van het beleid en het blootleggen van noden.
Tot slot, sinds 2018 is vanuit Vlaanderen aan de netwerken geestelijke gezondheid voor kinderen en jongeren in Vlaanderen en Brussel een programma voor vroegdetectie en vroeginterventie toegevoegd. We blijven hier uiteraard verder op inzetten.
De complexe bevoegdheidsverdeling mag ons als Vlaamse overheid er niet van weerhouden om een voortrekkersrol te spelen. We zullen ten eerste het aanbod inzake geestelijke gezondheidszorg uitbreiden. In dat verband waken we er ook over dat de beschikbare middelen maximaal en rechtstreeks ten goede komen aan de persoon met een zorg- en ondersteuningsnood.
Daarnaast kiezen we ook duidelijk voor een zorg en dienstverlening dicht bij mensen: de steden en gemeenten krijgen een sterkere regiefunctie en extra middelen om die waar te maken. Meer dan ooit mikken we op samenwerking en het bundelen van krachten. Op het lokale niveau moeten we de bevoegdheidsverdeling weten te overstijgen. We houden als doelstelling dat de zorg de noden van de individuele burger moet kunnen volgen. Organisatie van zorg en verschillende aansturingslijnen staan in functie van die doelstelling. Concreet is bijvoorbeeld het digitaal zorg- en ondersteuningsplan een methodiek om die doelstelling waar te maken.
Samenwerking met de federale overheid blijft aan de orde, gezien de huidige bevoegdheidsverdeling inzake geestelijke gezondheidszorg. Concreet wordt er samen met de federale overheid gewerkt aan de hervorming van de geestelijke gezondheidzorg via de netwerken kinderen en jongeren en de netwerken volwassenen.
De hervorming van de geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen is tien jaar geleden opgestart. Bedoeling is om de zorg te reorganiseren zodat deze beter aansluit bij de noden van de zorggebruikers en hun context, en dit in het kader van vermaatschappelijking van de zorg. In 2015 werd vervolgens een nieuw beleid inzake de geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren opgestart. De Vlaamse en federale overheid nemen ieder vanuit hun bevoegdheid initiatieven om deze hervorming verdere invulling te geven. De hervormingsbewegingen worden aangestuurd door de interministeriële conferenties.
De verschillende bevoegde ministers voor de volksgezondheid hebben in 2018 vervolgens hun goedkeuring verleend aan een gemeenschappelijke verklaring voor de realisatie van een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor ouderen. Het is de bedoeling om de huidige netwerken voor de doelgroep volwassenen tussen 16 en 64 jaar uit te breiden naar de doelgroep ouderen. Uiteraard dient hierbij wel rekening gehouden te worden met de specifieke noden van deze doelgroep. Het uitrollen van een hervorming voor de doelgroep ouderen en het verder opvolgen van het hervormingsbeleid voor de doelgroepen volwassenen en kinderen en jongeren, is wat op de plank ligt voor deze legislatuur.
Aanvullend voorziet het nieuwe Vlaamse decreet betreffende de organisatie en ondersteuning van het geestelijke gezondheidsaanbod erin dat regionale netwerken geestelijke gezondheid een erkenning kunnen krijgen en specifieke opdrachten. De uitvoering van deze decretale opdracht zal ook deze legislatuur gebeuren, in nauwe afstemming met de federale overheid.
De Gezondheidsenquête 2018 leert ons dat we op de indicatoren van subjectief welbevinden, alsook inzake de aanwezigheid van psychische problemen beter scoren in het Vlaamse Gewest dan in beide overige gewesten van het land. Dat is een opsteker voor het beleid dat de voorbije jaren gevoerd werd en voor de vele inspanningen die hulpverleners en organisaties dagelijks ondernemen om goede zorg te bieden.
Ik stel wel vast dat het subjectieve mentaal welbevinden in vergelijking met de Gezondheidsenquête van 2013 niet sterk verbeterd is. Wel is er een stabilisering merkbaar in de meeste parameters ten opzichte van 2013. Soms is er ook een verbetering. Dat zijn hoopgevende signalen, na een zeer duidelijke en verontrustende verslechtering van de situatie in 2013 ten opzichte van 2008. We merken echter nog een lichte achteruitgang als het gaat over de vitaliteit, het gevoel van optimale levensenergie. Daarnaast is het een grote meerwaarde dat voor de eerste keer ook psychische stoornissen bij kinderen en jongeren van 2 tot 18 jaar onderzocht werden. Deze cijfers maken opnieuw duidelijk dat de geestelijke gezondheid van de Vlaming een beleidsprioriteit hoort te zijn. De uitdaging is om deze situatie verder om te buigen naar een positieve trend, een verbetering van de geestelijke gezondheid op populatieniveau.
Digitalisering van de dienstverlening is een centraal aandachtspunt en we willen de komende jaren online hulpverlening een duidelijke plaats geven in het hulpverleningslandschap. Steeds meer organisaties gaan aan de slag met online tools en applicaties. We zetten verder in op de uitwerking van online hulpverlening en ‘blended care’ in de centra geestelijke gezondheidszorg. Daarnaast installeren we een tweedelijns chatfunctie bij de centra geestelijke gezondheidszorg. Dit biedt mogelijkheden voor deze actieve doelgroep om laagdrempelig en eenvoudig toegang te vinden tot gepaste hulpverlening.
Sinds april 2019 wordt door mijn federale collega bevoegd voor Volksgezondheid De Block voorzien in een terugbetaling van eerstelijns psychologische hulp voor volwassenen van 18 tot 65 jaar met een depressie, angstproblematiek of alcoholafhankelijkheid. Dit nieuwe systeem moet enige tijd krijgen om goed geïmplementeerd te geraken en zijn meerwaarde te bewijzen. Via de interministeriële conferentie (IMC) Volksgezondheid zal ik erop aandringen om dit systeem te evalueren en zo nodig bij te sturen, om bijvoorbeeld de uitbreiding van deze problematiek te overwegen. Cruciaal is: bereiken we hiermee wat we beogen, namelijk een aanbod aan geestelijke gezondheidszorg dichtbij de mensen, en hoe is de inbedding van die functie in het Vlaamse welzijns- en gezondheidslandschap?
Daarnaast is ‘health and wellbeing in all policies’ een belangrijk sturend begrip. Om de veerkracht van deze groep te verhogen, zijn ook vele andere initiatieven nodig, binnen en buiten mijn beleidsdomein. Ik denk aan de uitvoering van het decreet over buitenschoolse opvang en activiteiten, om nog een voorbeeld binnen mijn beleidsdomein te noemen, maar even goed initiatieven die door werkgevers kunnen genomen worden, een aantrekkelijke, gezonde en groene woonomgeving met mogelijkheden tot ontmoeting en vrije tijd enzovoort.
Voor kinderen en jongeren tussen 12 en 16 jaar werd in 2019 de hernieuwde methodiek Nok Nok gelanceerd, met als doel het versterken van veerkracht en het bevorderen van mentaal welbevinden van jongeren door een online coachingplatform. Gezond Leven zet in 2020 verder in op de bekendmaking van Nok Nok door cocreatief met jongeren originele ideeën uit te werken om de methodiek te promoten naar de einddoelgroep. Daarnaast zal er een aanbod ontwikkeld worden voor professionals die in contact komen met jongeren. Zo kunnen zij jongeren die veel baat kunnen hebben bij de tips en oefeningen toeleiden naar het platform.
Het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) is volop bezig met de ontwikkeling van een ‘serious game’ voor de preventie van zelfdoding bij jongeren. De game heeft als bedoeling om jongeren tussen 12 en16 jaar op een aangename, speelse en creatieve manier copingsvaardigheden en emotieregulatievaardigheden aan te leren, die beschermende factoren zijn voor de ontwikkeling van suïcidaliteit. De game zal gratis aangeboden worden in de vorm van een app. De lancering is voorzien voor het najaar van 2020.
Daarnaast zal VLESP in 2020 starten met de ontwikkeling van een Vlaamse tool die beoogt suïcidaliteit tussen jongeren en hulpverleners beter en gemakkelijker bespreekbaar te maken. Doel van de tool is om als hulpverlener samen met de jongeren een safetyplan op te bouwen en zo de jongere meer inzicht te geven in de eigen suïcidale gedachten en gedrag en de daarmee samenhangende risico- en protectieve factoren. Deze tool zal eind 2020 uitgetest worden in een pilootstudie met hulpverleners en jongeren.
Gezien de grote impact van problematisch eetgedrag op de verdere fysische, psychologische en sociale groei van kinderen en jongeren hebben wij ook aan onze partnerorganisatie voor eet- en gewichtsproblemen, met name het kenniscentrum Eetexpert, gevraagd om dit jaar prioritair in te zetten op het versterken van het huidige preventie- en eerstelijnsaanbod ten aanzien van kinderen en jongeren met eet- en gewichtsproblemen. Het doel is te zorgen voor meer fysisch en psychisch welbevinden in de fase dat jongeren erg lichaamsgericht zijn. Het kenniscentrum zet dit jaar tegelijk in op de settings onderwijs, zorg, vrije tijd, media en beleid.
Verder heeft Vlaanderen met de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) en het Consortium Tabak al jaren sterke partners in middelenpreventie. Die werking blijft ook in 2020 doorlopen, in afwachting van een nieuwe beheersovereenkomst voor partnerorganisaties vanaf 2021. De partnerorganisaties zorgen voor de ontwikkeling en verspreiding van methodieken naar onder anderen kinderen en jongeren, en dit in allerlei settings. Ten slotte zorgt ook De Sleutel als organisatie met terreinwerking al jaren voor het ondersteunen van psychologische en psychosociale vaardigheidstraining in het basisonderwijs en de preventie van middelengebruik in het secundair onderwijs.
De samenwerkingsverbanden 1Gezin1Plan hebben als doel een laagdrempelige, snel inzetbare en beter afgestemde hulp aan kinderen, jongeren en gezinnen te bieden. Momenteel zijn er vijftien samenwerkingsverbanden actief in Vlaanderen. In elk van deze samenwerkingsverbanden is er minstens een voltijdequivalent eerstelijnspsycholoog voor kinderen en jongeren tewerkgesteld. We nemen zo snel mogelijk de nodige initiatieven om dit aanbod verder uit te rollen in Vlaanderen en Brussel.
We zorgen voor een structurele ondersteuning van de vijf OverKop-huizen in Vlaanderen. We zien dat lokale besturen ook uit eigen beweging met lokale partners gelijkaardige initiatieven nemen, en dit kunnen we alleen toejuichen. Tot slot steunen we ook de vrijwilligers van Therapeuten voor Jongeren (TEJO).
Binnen de huidige legislatuur is het de bedoeling om sterkere verbindingen te maken tussen Welzijn, Volksgezondheid, Gezin, Armoedebestrijding en andere domeinen. In de voorgaande vragen heb ik al vermeld dat ‘health and well-being in all policies’ een belangrijke leidraad is, alsook de afstemming met de federale overheid via de IMC Volksgezondheid. Het is onze betrachting om te focussen op zorgzame buurten en zorg dicht bij de mensen. Initiatieven vanuit de verschillende bevoegdheidsniveaus moeten in functie staan van die doelstelling.
De heer Parys heeft het woord.
Dat is een omstandig antwoord. Ik krijg bij het beluisteren van uw antwoord een beetje een flashback naar uw voorganger.
Ik neem aan dat dat als een compliment is bedoeld.
Uiteraard. Niemand zou mij van iets anders durven te verdenken, minister.
Minister, ik heb een paar vragen. Ik was eerst en vooral blij dat u zei dat we richtlijnen opstellen als kwaliteitsvereiste. Dat vind ik heel belangrijk. Ik zal op diezelfde nagel blijven kloppen totdat ze er ook effectief zijn. Want ik denk dat dat de manier is waarop we echt outcomebased kunnen gaan werken in de geestelijke gezondheidszorg.
Ik wil nog even terugkomen op het rapport waar mijn vraag over gaat, omdat er nog wel wat cijfers in stonden die wat vragen opriepen. Het is bijvoorbeeld opmerkelijk dat er in Vlaanderen dubbel zoveel kinderen en jongeren medicatie voorgeschreven krijgen ten opzichte van hun leeftijdsgenoten in Franstalig België – in Wallonië en Brussel. Mijn vraag aan u is welke verklaring u daarvoor kunt geven. Wat gaan we daaraan doen? Want het lijkt mij absoluut geen goede evolutie om vast te stellen dat we dubbel zoveel medicatie voorschrijven voor psychische stoornissen in vergelijk met de rest van het land.
Mijn tweede vraag gaat over een aantal aspecten die werden bevraagd, zoals levenstevredenheid en psychisch welbevinden en het niveau van levensenergie – aspecten die sociaal bepaald zijn. Dan zien we dat vrouwen en personen met de laagste opleiding minder gunstige waarden laten noteren voor elk van die indicatoren. Minister, gaat u iets doelgroepspecifiek doen om daarop in te zetten?
Mijn laatste vraag gaat ook over een aantal cijfers, en over een belangrijke bevinding. In het rapport staat dat de problemen van kinderen en jongeren grotendeels door de ouders worden onderschat. Slechts de helft van de kinderen en jongeren met een vermoedelijke pathologie werd door de ouders als zodanig gemeld, zo staat het in het rapport. Kinderen werden vaker geïdentificeerd als kinderen met problemen als ze ADHD hadden en een emotionele en een gedragsstoornis.
Door de onderschatting vermoed ik dat er situaties ontstaan waarbij jongeren direct heel diep in het geestelijke gezondheidslandschap terechtkomen voor hulpverlening. Het zijn misschien situaties die we sneller kunnen detecteren, en die in het eerstelijnsaanbod kunnen worden opgelost wanneer de ouders zich sneller zouden aanmelden. Ik vraag dus naar sensibilisering, en ik pleit ervoor om de kennis van de ouders inzake onze geestelijke gezondheidszorg te verhogen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, u geeft zicht op een aantal instrumenten en tools. Mijn voornaamste bekommernis is wie ze zal inzetten, en ten behoeve van wie.
U weet dat er wachtlijsten zijn voor psychologische hulpverlening, zowel bij volwassenen als kinderen. Het heeft mij een beetje verbaasd dat u zegt dat het nieuwe federale systeem van terugbetaling voor de psycholoog, eerst wat kansen moet krijgen en dat u pas later gaat evalueren. Ik denk dat we allebei beseffen dat er op een aantal vlakken verbetering zou kunnen zijn. Ten eerste zou de doelgroep kunnen worden uitgebreid naar kinderen en senioren. Dat lijkt mij een logische beslissing. Ik denk niet dat we de evaluatie moeten afwachten om te weten dat voor de mensen die nu geen recht hebben op terugbetaling, dat potentieel een probleem is. Betaal maar eens de visites aan de psycholoog uit eigen zak zonder terugbetaling. Dat is niet voor iedereen een optie.
Ten tweede is het ook zo dat de diagnose die men moet meekrijgen om gebruik te mogen maken van dat aantal sessies, heel beperkend is. Angstproblematieken, verslaving: er is een veelheid aan psychische problematieken waar mensen wel baat hebben bij behandeling, ook in eerste lijn, zelfs met een beperkt aantal sessies. Dat is toch iets waar wij vanuit Vlaanderen vast voor kunnen pleiten. Ik besef dat u dat niet zelf kunt doen maar u klinkt terughoudender op dat vlak dan in een aantal vorige commissievergaderingen waarin u pleitte voor een uitbreiding van die doelgroep. Ik hoop u te kunnen overtuigen van die standpuntinname.
Een ander deeltje hebt u wel in de hand. Dat is geen supergroot deel maar wel een belangrijk. Ik denk aan de cgg’s, aan de CAW’s en al die plekken waar mensen ambulant terecht kunnen voor therapie, waar de wachttijden oplopen en het aanbod slinkt sedert vorig jaar en dat hier en daar in de toekomst ook zal slinken door de genomen beslissingen.
Ik ben dus zeker blij met uw aandacht voor de thematiek en met de instrumenten die u laat ontwikkelen, maar mijn vraag is of er voldoende mensen zullen zijn om in te zetten ten behoeve van een vaak kwetsbaar publiek.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik heb er vorige legislatuur al een paar keer op gewezen dat het wat betreft ons mentaal kapitaal zeer belangrijk is dat we zo vroeg mogelijk, dus preventieve, maatregelen treffen. Dat is eigenlijk ook in het regeerakkoord ingeschreven, namelijk in de paragraaf waarin staat dat we al vanaf de kleuterklas methodieken gaan leren aan onze kinderen. Niet dat dat alle problemen van psychisch welzijn uit de wereld zal helpen. Maar studies hebben gewezen op de goede resultaten daarvan, niet alleen voor de kinderen zelf maar ook de schoolresultaten en het algemene klimaat in de klas. Minister, ik ben zeer blij dat u daar werk van wilt maken. Hoe zult u daar samen met de minister van Onderwijs mee aan de slag gaan?
Minister Beke heeft het woord.
Wat de laatste vraag betreft: ik zal daar met collega Weyts over overleggen. We hebben een gemeenschappelijke beleidsraad Welzijn-Onderwijs in het vooruitzicht gesteld om dit soort thema's te bespreken. Ik heb in mijn antwoord al gezegd dat de CLB’s een belangrijke rol spelen in de toewijzing daarvan.
Collega Van den Bossche, wat betreft mijn overleg met mijn federale collega en de ambitie om dat op de juiste plaats op het juiste moment te bespreken: dat zullen we zeker doen. Ik weet niet in welke mate u aan mijn timbre hebt gehoord dat ik daar iets anders over gezegd heb dan vorige keer.
Vorige keer hebt u gepleit voor een uitbreiding en gewezen op de federale verantwoordelijkheid op dat vlak en dat u het niet kon doen. Nu zegt u dat u vooraleer u pleit voor een wijziging, u een evaluatie wil afwachten. Dat is de voorzichtigheid die ik nu heb ontwaard, die er voordien minder was.
We hebben daar een gemeenschappelijke bevoegdheid maar daar hebben de mensen niet veel aan. We zullen in overleg treden en kijken hoe we dat op de best mogelijke manier kunnen aanpassen.
Mijnheer Parys, de verschillen tussen de verschillende regio's zijn er op verschillende fronten. Waar de verklaringsfactoren zitten, staat niet in het rapport of toch niet op die manier. Ik wil er toch wel op wijzen dat we op verschillende terreinen in Vlaanderen een stuk beter scoren dan in Wallonië en Brussel. (Opmerkingen van Lorin Parys)
Ik heb hier de verschillende parameters bij. Dat neemt niet weg dat we ook in Vlaanderen ons werk daaromtrent te doen hebben.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.