Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de erkenning van verworven competenties voor het knelpuntberoep van kinderbegeleider
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De Vlaamse Regering legde op de ministerraad van 24 januari 2020 een lijst van beroepskwalificaties vast waarvoor EVC-trajecten (elders verworven competentie) kunnen worden uitgewerkt. Voor de Welzijnssector staan daar kinderbegeleider baby’s en peuters en kinderbegeleider schoolgaande kinderen in.
In het decreet Kinderopvang is opgenomen dat tegen 1 april 2024 al wie professioneel actief is in de kinderopvang, moet beschikken over de correcte kwalificatie in de kinderopvang. Voor wie voldoende ervaring kan voorleggen, geldt een vrijstelling.
In dat kader werd tijdens de vorige legislatuur beslist om mentoruren te financieren om zo de diensten en onthaalouders te begeleiden naar die kwalificatie. Bedoeling is kinderbegeleiders een assessment te laten ondergaan om hun competenties te meten en om zo na te gaan of ze zich op bepaalde vlakken moeten bijscholen om de nodige kwalificaties te kunnen bekomen. In die zin past de beslissing van de Vlaamse Regering volledig in het beleid van de vorige regering.
In de vorige legislatuur was Kind en Gezin al gestart met een werkwijze waarbij elders verworven competenties in rekening zouden worden gebracht bij het behalen van de nodige kwalificatie. Wat is de stand van zaken? Wijzigt de recente beslissing van de Vlaamse Regering iets aan die werkwijze?
Werden al assessments uitgevoerd? Zo ja, wat is daarvan de eerste stand van zaken? Moeten nog veel mensen een bijkomende opleiding volgen of zijn er heel wat mensen die voldoende elders verworven competenties hebben om een kwalificatiebewijs te ontvangen?
Hebt u zicht op hoeveel mensen die actief zijn in de kinderopvang zonder de nodige kwalificatie vandaag, nog niet zijn ingestapt in dit traject? Zullen zij worden aangespoord om alsnog deel te nemen?
Er is heel veel verwarring over de recente beslissing van de regering. Sommigen hebben de indruk dat er helemaal geen kwalificaties meer vereist zijn. Wordt een en ander duidelijk gecommuniceerd naar de basis, in het bijzonder naar de diensten en de onthaalouders en naar de grootste groep mensen die volgens het decreet die kwalificatie nog moeten behalen ?
De heer Anaf heeft het woord.
Mevrouw Saeys verwees terecht naar de beslissing van de Vlaamse Regering. We hebben daar vorige week in de plenaire vergadering ook al over gedebatteerd. Ik wil de vraag toch ook in deze commissie stellen om na te gaan wat de implicaties zijn voor de sector van de kinderopvang.
Aangezien kinderopvang een zeer belangrijke bijdrage levert tot het creëren van gelijke kansen voor baby’s, kinderen en volwassenen werd enkele jaren geleden door Kind en Gezin en de sector een pedagogisch raamwerk opgesteld waarin heel wat nodige en noodzakelijke competenties benoemd werden. Daarnaast werden in 2018 door de Europese Commissie 22 kwaliteitsindicatoren opgelijst voor een kwalitatieve kinderopvang. Hierin werd naast de nodige competenties die het personeel dient te hebben, ook gekeken naar werkcondities, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de kinderopvang.
De sector van de kinderopvang kampt met heel wat uitdagingen. In december vorig jaar heeft er in dit huis nog een dialoogtafel plaatsgevonden waaraan zowel de sector kinderopvang als de onderwijssector deelnamen om net dit probleem aan te kaarten. Een van de uitkomsten hiervan was dat enerzijds de huidige instroom van profielen niet voldoet aan de verwachtingen. Kinderopvang heeft een heel snelle evolutie doorlopen van een louter medisch-hygiënisch concept naar focus op de sociale en pedagogische functie. We hebben het daar al uitgebreid over gehad in het verleden. Bovendien is de werkdruk ook verhoogd van één op zes naar één op acht begeleiders, en vanaf twee begeleiders zelfs naar één op negen. Anderzijds is er de krapte op de arbeidsmarkt, waardoor mensen voor andere opleidingen en beroepen kiezen die meer voordelen bieden.
De dialoogtafels benadrukten ook het belang aan kwaliteit van de kinderopvang. Door de krapte, maar ook door de hoge werkdruk, is er dikwijls minder tijd om de sociale en pedagogische functie van kinderopvang te verbeteren. Er is sprake van de nood aan ‘kindvrije uren’ en aan een functiemix van verschillende profielen.
In andere Europese landen, waaronder Frankrijk en Duitsland, worden meer en meer vereisten opgelegd voor de aanwezigheid van minstens één personeelslid met een bachelor- of zelfs een masterdiploma per groep van kinderen. In Nederland heeft men sinds 2019 het verplichte aantal pedagogisch medewerkers per nuljarigen zelfs verhoogd en heeft elke kinderopvang een pedagogisch beleidsmedewerker.
Vlaanderen scoort hierin momenteel minder. In Vlaanderen vragen we bijvoorbeeld een bacheloropleiding voor de kleuteropleiding, maar is dit geen vereiste voor mensen die werken met de kleinste kinderen. Voor alle duidelijkheid, de sp.a is voorstander van tot op zekere hoogte meer te kijken naar verworven competenties dan naar diploma’s. We vinden het ook een goede zaak dat de Vlaamse Regering werkt maakt van het definiëren van die beroepen, waar voortaan geen diploma meer strikt noodzakelijk is. Eigenlijk zijn we zelfs vragende partij om die lijst, waar nu tien beroepen op staan, in de nabije toekomst te verruimen, want het is duidelijk dat we op onze arbeidsmarkt elk talent zullen moeten benutten. Diploma is belangrijk, maar mag niet de enige voorwaarde zijn en mag ook niet het eindpunt zijn, maar eerder het begin van een verder ontwikkelingstraject. Uiteraard is het wel belangrijk dat minstens even hoge kwaliteitsstandaarden daarbij gegarandeerd blijven.
Indien er geen diplomavereisten meer nodig zijn, welke competenties worden naar voren gebracht? Zal het pedagogisch raamwerk hiervoor de leidraad zijn?
Gebeurt er in Vlaanderen een toetsing aan de acht kwaliteitsindicatoren van ‘early childhood education and care’ (ECEC) die direct verwijzen naar gekwalificeerd personeel en een continue opleiding, goede werkcondities en degelijke verloning?
De sector is vragende partij om, in navolging van een aantal andere Europese landen, meer bachelors te integreren in de kinderopvang, om die sociale en pedagogische functie meer te kunnen opnemen. Zoals gezegd, scoren wij daar momenteel minder in dan die andere landen. In het decreet wordt dat niet meegenomen. Wat is uw standpunt daaromtrent? Ziet u daar ruimte voor verbetering?
Minister Beke heeft het woord.
Over de vraag of de recente beslissing van de regering iets wijzigt aan de werkwijze waarbij met elders verworven competenties rekening zou worden gehouden bij het behalen van de nodige kwalificaties, is het antwoord neen.
Met de goedkeuring van de lijst geeft de Vlaamse Regering uitvoering aan het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties. Voor de tien beroepskwalificaties die op deze eerste lijst worden vermeld kunnen EVC-trajecten worden uitgewerkt. De regelgeving voor kinderopvang van baby’s en peuters en voor buitenschoolse kinderopvang wijzigt niet. De kwalificatievoorwaarden blijven onverminderd gelden.
Voor deze tien beroepskwalificaties is de afgelopen maanden in EVC-pilootprojecten aan standaarden en instrumenten gewerkt. Zo is er, in samenwerking met de sector kinderopvang en de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s), ook een instrument voor assessment uitgewerkt voor kinderbegeleiders.
De Vlaamse Regering zal binnenkort beslissen over de erkenning van de EVC-standaarden en de EVC-testcentra. Daarna kunnen, vanaf eind maart, de eerste kandidaten die slagen worden gecertificeerd.
Ik vernam van de minister van onderwijs dat er nog geen eindrapporten ter beschikking zijn. De deadline hiervoor is juni 2020. De resultaten van de eerste ronde van het pilootproject voor de kinderbegeleider in de kinderopvang zijn wel reeds ter beschikking gesteld door de projectmedewerkers van het CVO-pilootproject voor de kinderbegeleider.
Voor de kinderbegeleider baby’s en peuters zijn er vijftien competenties omschreven in de beroepskwalificatie. Wie niet op alle vijftien geslaagd is, krijgt een competentiebewijs voor deze competenties die wel in orde zijn. Dat bewijs geeft recht op vrijstelling voor dat deel van de reguliere opleiding kinderbegeleider baby’s en peuters.
Eind 2019 werden de eerste 30 assessments uitgevoerd: er waren 450 beoordelingen – 30 kandidaten maal 15 competenties – waarvan 298 positief. Voor deze kandidaten werd de weg naar het behalen van een beroepskwalificatie dus met nagenoeg twee derde ingekort. Van de 30 kandidaten slaagden er 2 voor alle 15 competenties, 28 kandidaten behaalden competentiebewijzen, de mediaan kandidaat behaalde tien op vijftien.
In de proefperiode werden 14 assessoren opgeleid, verbonden aan tien verschillende CVO’s. Er volgt nu tot juni 2020 een tweede testronde van 120 assessments.
Het vergunningenbesluit van de kinderopvang baby’s en peuters voorziet in een overgangsperiode tot 31 maart 2024 voor de kinderbegeleiders om een kwalificatie te behalen. Jaarlijks worden de organisatoren bevraagd over het aantal niet-gekwalificeerde medewerkers.
Wat de groepsopvang betreft, beschikt op 1 januari 2019 90,1 procent van de kinderbegeleiders over de nodige kwalificatie, de overige 9,9 procent beschikt daar niet over.
Wat gezinsopvang betreft, beschikt op een totaal van 5000 onthaalouders een 600-tal onthaalouders niet over de nodige kwalificatie. Ze worden sinds 2019 op de werkvloer ondersteund door mentoren om via opleiding of assessment gekwalificeerd te geraken. In de loop van 2020 en de volgende jaren zullen allen worden aangespoord om zich te kwalificeren. Hierbij zal de mogelijkheid tot deelname aan het EVC-assessment ruim kenbaar worden gemaakt.
De berichtgeving in de media mist nuance en geeft aanleiding tot onbegrip wat zeker niet eenmalig is.
De administraties Onderwijs en Werk hadden een communicatieplan klaar maar werden blijkbaar in snelheid genomen. De komende periode wordt breder gecommuniceerd naar alle betrokkenen. Vanuit het Agentschap Opgroeien werd intussen toelichting gegeven via een nieuwsbericht op de website en in de maandelijkse nieuwsbrief. Dit zal ook aan bod komen op het volgende sectoroverleg kinderopvang.
De beroepskwalificatie kinderbegeleider baby’s en peuters en de beroepskwalificatie kinderbegeleider schoolgaande kinderen werden in 2017 door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Basiskennis van het pedagogisch raamwerk is een onderdeel van de beroepskwalificatie voor kinderbegeleider baby’s en peuters.
Alle informatie over de beroepskwalificatie en de vereiste competenties is terug te vinden in de kwaliteitsdatabank van het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming (AKOV).
Er is op dit ogenblik enkel informatie over het totale aantal gekwalificeerde kinderbegeleiders, verantwoordelijken en hun initiële opleiding en over het aantal ondersteunende medewerkers en hun kwalificatie. Informatie over doorlopende professionele ontwikkeling, werkomstandigheden en verloning van medewerkers wordt niet systematisch verzameld.
Ongetwijfeld zijn de kwaliteitsindicatoren in het kader van het Europees kwaliteitskader voor opvang en onderwijs voor jonge kinderen erg belangrijk. Tegelijk is het een doelstelling om de administratieve last voor organisatoren te beperken en hen niet te overbevragen. Dat evenwicht moet zeker bewaard blijven.
Bij de verantwoordelijken en ondersteunende medewerkers in de kinderopvanglocaties, die soms wel en soms niet mee dagelijks op de werkvloer staan, is er een veelheid van bachelors en masters aan de slag. Zo zijn bij de organisatoren van gezinsopvang met aangesloten onthaalouders ondersteunende dienstverantwoordelijken aan de slag: 81,33 procent van hen heeft een bachelordiploma en 11 procent een masterdiploma. Van de verantwoordelijken van grote groepsopvang is 41 procent bachelor en 7 procent master. Van de verantwoordelijken van kleine groepsopvang beschikt 17,58 procent over een bachelordiploma, ook al is dat geen vereiste in de regelgeving. Zij staan veelal mee in voor de dagelijkse opvang van de kinderen.
Ook kinderbegeleiders in gezinsopvang en groepsopvang zijn soms bachelor of master. In de gezinsopvang is respectievelijk 11,58 procent en 1,22 procent van de kinderbegeleiders bachelor of master. In de groepsopvang is respectievelijk 6,1 procent en 0,42 procent van de kinderbegeleiders bachelor of master.
De vraag naar meer hooggeschoolde medewerkers op de werkvloer is terecht maar staat niet op zich. Bovendien staat tegenover de vertaling naar subsidiëring een kostenplaatje. De voorbije jaren werd wel ingezet op ondersteuning van organisatoren en die wordt veelal opgenomen door bachelors.
Voor de kleine en niet of weinig gesubsidieerde groepsopvang is er het ondersteuningsnetwerk kinderopvang Mentes. Voor de gezinsopvang werden de pools versterkt met mentoren in het kader van het kwalificerend traject.
In de komende periode zal worden nagedacht over verdere stappen op het vlak van kwaliteit. Daarbij is inzet van competente medewerkers binnen een competent systeem van groot belang. Het gaat dan niet alleen over hooggeschoolde medewerkers, maar ook over doelgroepmedewerkers. Organisatoren zijn zeker bereid om mee te werken aan instroom uit kansengroepen op voorwaarde dat zij hiervoor passend kunnen worden ondersteund. Zo wordt gedeeltelijk ook tegemoetgekomen aan de schaarste op de arbeidsmarkt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Als ik het goed begrepen heb, zijn er eigenlijk maar dertig aanvragen gebeurd voor assessments. U zegt dat bijna 10 procent niet beschikt over de nodige competenties. Dat is een zeer klein aantal. Ik denk niet dat u vermeld hebt over hoeveel personen in totaal het gaat die nog competenties moeten verkrijgen en momenteel al actief zijn in de kinderopvang. Daar had ik graag nog een antwoord op gekregen.
De heer Anaf heeft het woord.
Het is heel belangrijk dat die competenties heel ernstig worden genomen. U verwijst naar de communicatie. Daar is inderdaad een en ander fout gelopen. Ik zeg niet dat dat aan u ligt. Er is in elk geval een zeer grote gevoeligheid in de sector omdat men wel vaker het gevoel heeft dat de indruk wordt gewekt dat als je zelf kinderen hebt opgevoed, je daar als professioneel kinderbegeleider aan de slag kunt. Daarom is de communicatie heel erg belangrijk.
Mijn bijkomende vraag is hoe u samen met de sector in dialoog zult gaan om die gevoeligheid weg te masseren want op zich is dit een zeer goede maatregel en is het belangrijk dat we zoveel mogelijk mensen in dat traject kunnen krijgen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega's, het is inderdaad geen afzweren van de diploma's of een devalueren van onze jongeren die in het secundair onderwijs deze opleiding volgen, hetzij verzorging in het beroepsonderwijs, hetzij het zevende jaar specialisatie kinderverzorging, leefgroepenwerking en dergelijke meer. Ik denk niet dat dat de boodschap is. De boodschap is daarentegen net wel om te proberen mensen die op zoek zijn naar een job of die al ervaring hebben opgedaan, te kunnen toeleiden naar dit knelpuntberoep. We moeten dat allemaal samen als een positieve boodschap zien.
Minister, collega's, het is mijn oproep dat we uiteraard heel duidelijk moeten communiceren. We hebben in Competent, u allen bekend, twee profielen: het profiel van kinderverzorger en het profiel van kinderoppas. Voor wie het wil opzoeken: profiel 130301 en profiel 130401. Die competenties verschillen een beetje. Vanuit onze fractie vinden wij het zeer duidelijk heel goed dat we via elders verworven competenties of elders verworven kwalificaties mensen proberen aan te trekken naar dit beroep. Maar de V van ‘verworven’ is uiteraard wel belangrijk alvorens mensen instappen in het beroep. We willen er zeker voor zorgen dat daarover gewaakt wordt. Minister, we nemen aan dat u kunt antwoorden dat dat wel degelijk het geval is.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het is eigenlijk een goede maatregel. Het is goed dat er gelijkstelling van competenties komt. Dat zorgt ook voor een kader waarin kwalificaties en competenties van mensen tellen. Maar ik deel wel de bezorgdheid van de collega van sp.a.
Dat hoort toch een en-enverhaal te zijn. Ik ben blij dat u uitgebreid bent ingegaan op de idee van bachelors en masters in de kinderopvang. Maar ik hoor vanuit de sector keer op keer dat dat op dit moment met het financiële raamwerk dat u biedt, steeds moeilijker wordt. Ik hoor dat zij daar zelf op inzetten maar dat zij steeds vaker het signaal geven dat ze niet weten hoe lang dat nog leefbaar is, terwijl de bachelor Pedagogie van het Jonge Kind daar specifiek voor ontwikkeld is en die op drie plekken wordt aangeboden in Vlaanderen en Brussel. Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit echt een en-enverhaal wordt zodat we de gelijkgestelde competenties gaan aanscherpen en bevorderen, maar dat intussen de mensen die specifiek gevormd zijn om die pedagogische kwaliteit in de kinderopvang te verhogen, effectief tewerkgesteld worden op een manier waarbij de kinderopvang zelf daar zijn broek niet aan scheurt.
Minister Beke heeft het woord.
Het gaat hier over EVC's en niet over GC’s: over elders verworven competenties en niet over geen competenties. Die indruk is gewekt. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Ik zeg niet dat u dat zegt. U hoeft zich niet aangesproken te voelen. Ik viseer in deze commissie absoluut niemand, maar sommigen hebben het zo geïnterpreteerd op basis van de eerste communicatie die daarover is gevoerd. Dat is wat ik wilde zeggen. We zijn het er allemaal over eens dat het gaat over elders verworven competenties.
Is dertig assessments weinig? Ja, maar dat is ook omdat het over een testfase gaat. Nu gaat het erover hoe we dit verder kunnen uitrollen in de toekomst.
Mijnheer Daniels, we spreken niet meer over kinderverzorgsters maar over kinderbegeleiders. (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Uw collega's steunen mij. (Opmerkingen van de voorzitter)
Voorzitter, ik zal niemand viseren en dat was ook zo niet bedoeld. Het was algemeen bedoeld. In de groepsopvang zijn er 987 en in de gezinsopvang circa 600 die nog niet gekwalificeerd zijn. Dat zijn de absolute cijfers achter de percentages.
We gaan nu met het Agentschap Opgroeien bekijken hoe we dat verder kunnen uitrollen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, als ik de cijfers hoor, denk ik dat we nog voor een grote uitdaging staan. Nog heel wat mensen zullen de nodige bijkomende competenties moeten aanleren opdat ze volwaardig de kwaliteit in de toekomst kunnen bieden die we verwachten binnen de kinderopvang.
Ik kijk alvast uit naar het komende jaar, naar wat dat zal geven aan aantal assessments. We moeten dat zeer goed en van nabij opvolgen zodat mensen actief gestimuleerd en ondersteund worden om de nodige competenties effectief te halen, want we moeten kost wat kost vermijden dat mensen die nu actief zijn in de sector door zulke omstandigheden zouden uitvallen.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik wil dat grotendeels onderschrijven. We kunnen ongetwijfeld binnen een jaar in deze commissie de evaluatie maken. Laat ons hopen dat er dan meer mensen in de sector actief zijn en dat de juiste competenties daar aanwezig zijn. We moeten daar samen voor gaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.