Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Peeters heeft het woord.
In de commissievergadering van dinsdag 6 december 2016 stelde u, minister, dat u naar aanleiding van een vraag om uitleg van mij, aangaande de territoriale ontwikkelingsprogramma’s (T.OP), de werking van alle gebiedswerkingen aan een grondige evaluatie zou onderwerpen en nagaan wat de voor- en nadelen zijn van al deze gebiedswerkingen. We hebben op dit ogenblik drie territoriale ontwikkelingsplannen lopen: Limburg, Noordrand en Kustzone dat iets later is opgestart.
Minister, ik denk dat we sowieso iets kunnen leren uit de TOP’s, maar u weet ook dat hier heel wat middelen en energie aan is besteed. Die evaluatie lijkt me dan ook sowieso zeer belangrijk.
Tijdens de commissievergadering van 6 december 2017 hebt u verklaard dat een goede evaluatie door middel van een onafhankelijk onderzoek voor al deze TOP’s zeker logisch zou zijn. Op die manier wilt u de werking van ons ruimtelijk beleid in de toekomst stelselmatig verbeteren en uitbreiden.
U hebt onlangs ook aangekondigd dat de ruimtelijke impulsprojecten van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) bijna klaar zijn en dat de Vlaamse Regering in dit verband finaal de knoop zou doorhakken. Het lijkt me alleszins interessant te weten hoe de impulsprojecten en de resultaten van de evaluatie van de TOP’s zich tot elkaar verhouden en op welke wijze u hier in de toekomst aan wilt voortwerken.
Minister, hoever staat de evaluatie van de werking van alle gebiedswerkingen? Hoever staat dit specifiek met betrekking tot de TOP’s?
Wat ziet u eigenlijk als een exclusief terrein voor de Vlaamse overheid of de Vlaamse bevoegdheden om bepaalde transformaties gericht en versneld uit te voeren?
Hoe verhouden de ruimtelijke impulsprojecten zich tot de andere subsidiemogelijkheden en tot de stadsvernieuwingsprojecten? Wat zullen we met deze impulsprojecten anders doen? Wat mogen we precies verwachten?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, de evaluatiestudie is nog niet klaar. Ik hoop dat de studie binnenkort zal worden opgeleverd.
Ik ben het er niet mee eens dat de uitvoering van de ruimtelijke transformatie een exclusieve bevoegdheid van de Vlaamse overheid zou zijn. De top-downimplementatieprocessen blijken in de praktijk op een vlotte en effectieve uitvoering te kunnen rekenen. Sinds de commissie-Sauwens en de commissie-Berx passen we het instrumentarium uitdrukkelijk aan. Er is meer ruimte voor voortrajecten, inspraak en participatie. Ik beschouw samenwerking en de investering in de opbouw van een draagvlak en een gedeeld eigenaarschap als essentieel om de uitvoering te versnellen. Daarnaast vermeldt het witboek BRV een aantal thema’s waarvoor het Vlaams ruimtelijk beleid een voortrekkersrol opneemt om de realisatie te garanderen. Het gaat, bijvoorbeeld, om de ontwikkeling van internationale toegangspoorten voor personen, logistieke knooppunten, internationale verbindingen, grootschalige projecten voor hernieuwbare energie of gemengde woonprogramma’s, robuuste natuur- en bosgebieden, het behoud en de versterking van landbouwgebieden en de vrijwaring van overstromingsgevoelige rivier- en beekvalleien. Ook wat betreft de versnelde uitvoering en het nemen van initiatief voor de herbestemming van slecht gelegen gronden, vind ik het in dit opzicht de taak van de overheid om mee te sturen om tegen 2040 de doelstelling van 0 hectare bijkomend ruimtebeslag te halen.
De ruimtelijke impulsprojecten verhogen het ruimtelijk rendement op een kwalitatieve wijze en hebben aandacht voor functieverweving, hergebruik of tijdelijk ruimtegebruik. Deze focus is nieuw en sluit naadloos aan bij de vernieuwende doelstellingen van het omgevingsbeleid. De nieuwe subsidies stimuleren ruimtelijke ingrepen in het bestaand ruimtebeslag. Het gaat, bijvoorbeeld, om projecten die inzetten op kwalitatief gebruik van vernieuwde publieke ruimte en op ontharding en ook op woonprojecten met gedeelde functies.
Ik maak even de vergelijking met de strategische projecten. De strategische projecten ondersteunen de procescoördinatie. In vergelijking met de strategische projecten ligt de focus van ruimtelijke impulsprojecten op de realisatie. Er zal geen subsidie worden verleend voor het opzetten en coördineren van de projecten. Wat de ruimtelijke omvang betreft, moeten ruimtelijke impulsprojecten ook niet grootschalig zijn. Het is vooral belangrijk dat ze een impuls vormen voor andere ruimtelijke realisaties.
Ik maak ook de vergelijking met de stadsvernieuwingsprojecten. In tegenstelling tot de impulsprojecten beperken de stadsvernieuwingsprojecten zich tot de centrumsteden. Ze hebben een zeer verschillende orde van grootte, doorgaans minstens het tienvoud. Voor ruimtelijke impulsprojecten gaat het om 50.000 tot 200.000 euro en voor stadsvernieuwingsprojecten gaat het om 2.000.000 tot 5.000.000 euro. Ruimtelijke impulsprojecten kunnen enkel op cruciale aspecten van de ruimtelijke transformatie focussen door middel van functieverweving, hergebruik of tijdelijk ruimtegebruik. Als er geen financiering zou zijn, zouden die aspecten in een reguliere marktwerking niet, met een langere uitwerktijd of met een lagere ruimtelijke kwaliteit worden gerealiseerd.
In tegenstelling tot stadsvernieuwingsprojecten kunnen voor ruimtelijke impulsprojecten zowel publieke, publiek-private als private initiatiefnemers de subsidies aanvragen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Het wordt me al iets duidelijker. Ik vind het vreemd dat er nog geen evaluatie van de TOP’s is. Ik heb het TOP Limburg destijds mee opgevolgd. Zoals ik daarnet al heb gesteld, is hier heel wat budget aan besteed. Wat de resultaten betreft, weet ik dat het project Kolenspoor momenteel lopende is. Als heel het TOP eigenlijk niet meer inhoudt dan de procescoördinatie die eigenlijk ook in het strategisch project zit vervat, brengen we gewoon mensen aan tafel die nadien in het licht van het strategisch project weer aan tafel zitten. Het lijkt me belangrijk dat dit eens grondig wordt geëvalueerd. Zoals destijds al is gesteld, zou dit dor een onafhankelijk bureau moeten worden geëvalueerd. Ik hoop dat hier alsnog werk van wordt gemaakt en dat hier verder op wordt ingezet.
Zijn de impulsprojecten dan zeker niet voor de centrumsteden bestemd? Zullen de centrumsteden zich in de toekomst enkel op de subsidies voor de stadsvernieuwingsprojecten kunnen baseren? Zullen de impulsprojecten voor alle anderen zijn? Als ik het goed heb begrepen, kunnen private en publieke initiatiefnemers projecten indienen. Is er een link met de geografische spreiding? Is die spreiding hieraan gekoppeld of komt het erop neer dat wie een voorstel indient om het ruimtelijk rendement te verhogen in een bestaand ruimtebeslag ook aanspraak op de subsidies kan maken? Het is me nog niet duidelijk hoe dit concreet te werk gaat.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, klopt het dat de impulsprojecten niet van toepassing zijn in de centrumsteden? Er is in de centrumsteden, bijvoorbeeld, toch onvoorstelbaar potentieel om dergelijke impulsprojecten in de deelgemeenten uit te voeren. Ik heb net horen zeggen dat ze niet van toepassing zijn. Ik wil zeker navragen of dit klopt. Ik vermoed en hoop dat ze wel van toepassing zijn. Dat zou in elk geval moeten.
Ik heb nog een praktische vraag. Moet hiervoor nog een uitvoeringsbesluit worden opgesteld? Zullen er criteria komen en, zo ja, welke criteria zullen hierin worden opgenomen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik zal het nog eens expliciet navragen. Ik ben er niet helemaal zeker van, maar volgens mij is het niet zo dat een grote stad die een beroep op de stadsvernieuwingsprojecten kan doen geen impulsprojecten kan laten goedkeuren. Dat zijn twee andere doelstellingen. Ik laat het voor de zekerheid nog eens checken, zodat de informatie helemaal correct is.
Op zich is er geen geografische spreiding. We baseren ons op de vragen die uit het veld komen. Het lijkt me goed dit ruimtelijk te verspreiden en die mogelijkheden ruim bekend te maken.
Ik zal het aan het commissiesecretariaat meedelen, zodat de informatie helemaal correct is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.