Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, in heel dat Europese investeringsverhaal en het bepalen van wat er met de structuur- en investeringsfondsen gebeurt, is de vraag welke positie wij als Vlaanderen innemen en welke middenveldorganisaties en actoren wij aanspreken om ook te kunnen wegen op Europees niveau.
Eind december 2020 loopt de huidige programmaperiode van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF) af. Het gaat om investerings- en structuurfondsen waarmee Europa, onder andere met het Europees Sociaal Fonds (ESF), de accenten aangeeft wat betreft tewerkstelling en kansenbeleid en welke middelen daaraan worden gegeven. De 2020-doelstellingen van nu hadden vooral ingezet op de bevordering van skills van werknemers, gelijkekansenbeleid, het aanpassingsvermogen van werknemers, toegang tot werk, kansarme groepen. Voor we het weten, is het 2020, maar de programmatie van de volgende periode, na 2020, gebeurt begin 2018. Die is uiteraard ook wel afhankelijk van het meerjarig financieel kader, dat eerst moet worden vastgelegd. Dan pas kan het cohesiebeleid, het inhoudelijke, worden ingevuld.
Wel zeker is dat er begin 2018 een publieke consultatie zal worden gehouden over de toekomst van dat cohesiebeleid. In mei 2018 wordt verwacht dat de Commissie met een voorstel zal komen met het meerjarig financieel kader, maar ook met voorstellen voor het cohesiebeleid post 2020.
Minister-president, het beleid dat nu op poten wordt gezet, zal van 2021 tot 2027 worden gevoerd. Daarom is het heel belangrijk om aan te geven welke accenten wij willen leggen. Welke procedure is er te lopen tot aan die standpuntbepaling? Op welke manier zal de Vlaamse Regering tot een standpuntbepaling voor die publieke consultatieronde komen? Wie neemt vanuit Vlaanderen deel aan de publieke consultatie van de Europese Commissie? Doen we dat rechtstreeks? Of doen we dat via België? En hoe zullen we dan tot een standpuntbepaling komen?
Aan welke Vlaamse beleidsaccenten denkt u om het fonds in de toekomst optimaal te kunnen inzetten? Wie in Vlaanderen wordt aangeduid als onderhandelaar in het cohesiebeleid post-2020? Welke Vlaamse stakeholders worden geraadpleegd om input te leveren voor zowel de publieke consultatie als voor de onderhandelingen? Vermits dit een cohesiebeleid is dat van 2021 tot 2027 zal worden gevoerd, belangt dit niet alleen de meerderheid aan, maar ook de oppositie. Op welke manier zullen de Vlaamse parlementsleden van meerderheid en oppositie worden betrokken bij de Vlaamse standpuntbepaling ?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Op 10 januari publiceerde de Europese Commissie een openbare raadpleging over EU-fondsen in het cohesiedomein. De openbare raadpleging loopt tot 8 maart 2018. De Vlaamse overheid zal vanzelfsprekend een bijdrage leveren aan deze openbare raadpleging. Wij doen dat altijd op een gecoördineerde manier met een voorbereiding door het Strategisch Overlegorgaan Internationale Aangelegenheden (SOIA), onder coördinatie van mijn Departement Buitenlandse Zaken. Iedereen kan daaraan deelnemen, organisaties, privépersonen, bedrijven. Dat is een publieke bevraging die niet uitsluitend is gericht naar de overheden.
Daarna komt er opnieuw een inspraakmoment, want de Commissie zal een voorstel formuleren in de loop van de maand mei 2018, waarna de Raad tot een beslissing moet komen. In de periode van beslissing komt de zaak opnieuw intra-Belgisch in de Directie-Generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE) op tafel. U kent het mechanisme.
Hoe denk ik het fonds in te toekomst optimaal te kunnen inzetten? Ik wil erop wijzen dat er in totaal vijf fondsen zijn. Er zijn de structuurfondsen, dat is het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF). Daarbij komt het Cohesiefonds. Die drie samen worden ‘de Fondsen’ genoemd. Daarnaast is er nog het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). In totaal spreken we dus over vijf fondsen.
Tijdens de Raad Algemene Zaken voor Cohesiebeleid op 15 november 2017 vond een eerste gedachtewisseling plaats over het cohesiebeleid post-2020. Ik heb in die raad ons land vertegenwoordigd. Op dit ogenblik nemen wij immers de rol van woordvoerder voor het cohesiebeleid op ons voor de periode juli 2017 tot juni 2018. Ik benadrukte daar dat het debat over de toekomst van het cohesiebeleid moet worden geplaatst binnen een debat over de toekomst van het meerjarig financieel kader (MFK). Ik beklemtoonde ook de Europese meerwaarde van grensoverschrijdende samenwerking.
Net als andere lidstaten onderstreepten we de nood aan thematische concentratie en willen we met het cohesiebeleid hedendaagse uitdagingen aanpakken, zoals mondialisering, digitalisering, klimaatverandering en migratie. Ik ondersteunde ook een sterkere band met structurele hervormingen en meer complementariteit en synergiën met andere Europese instrumenten zoals met Horizon 2020.
Lidstaten die steun krijgen van het cohesiebeleid moeten de rechtsstaat en onze gemeenschappelijke fundamentele waarden en principes zoals opgenomen in artikel 2 van het verdrag betreffende de EU respecteren.
Tot slot riep ik de lidstaten ook op om open te staan voor eventuele nieuwe macro-regionale strategieën. Ik verwijs hierbij naar ons voorstel om een macro-regio voor de Noordzee uit te rollen.
Het spreekt voor zich dat de positie van de Vlaamse Regering over het cohesiebeleid na 2020 zal voortbouwen op de op 23 december 2016 door de Vlaamse Regering goedgekeurde Visie op de toekomst van de Europese Unie. Budgetten en structuren moeten de strategie volgen.
In lijn met onze EU-toekomstvisie zijn dit voor de Vlaamse Regering de belangrijkste elementen met betrekking tot de toekomst van het cohesiebeleid. De EU moet een samenwerkingsverband zijn dat van onderuit wordt opgebouwd en subsidiariteit, proportionaliteit, verantwoordelijkheid en solidariteit hoog in het vaandel draagt. Elke vorm van Europese solidariteit moet steeds zijn gebaseerd op de principes van objectiviteit, proportionaliteit, tijdelijkheid, transparantie, efficiëntie en wederkerigheid. Solidariteit moet bovendien uitgaan van verantwoordelijkheid: lidstaten moeten eerst structurele hervormingen doorvoeren. Het Europees Sociaal Fonds en het EU-jeugdgarantiesysteem moeten behouden blijven, maar ten dienste staan van de lidstaten. Hierbij moet een grotere focus worden gelegd op talentontwikkeling, aanleren van nieuwe vaardigheden en de uitbouw van systemen van duaal leren in de lidstaten.
De Europese Commissie moet de lidstaten meer aanzetten om de landenspecifieke aanbevelingen op te volgen en de nationale hervormingsprogramma’s uit te voeren. Een grotere band tussen de operationele programmatie van de cohesie- en structuurfondsen en de tenuitvoerlegging van landenspecifieke aanbevelingen kan hiertoe bijdragen. In de uitvoering van haar begroting moet de Europese Commissie zelf streven naar een zo goed mogelijke en een zo resultaatgericht mogelijke besteding van de middelen.
Tot slot, er is nood aan verdere vereenvoudiging in de uitvoering van het beheer van Europese fondsen. Er moet meer vertrouwen worden gegeven aan de lidstaten en de eindgebruikers van deze fondsen. De Vlaamse Regering gaat uit van vertrouwen, veeleer dan bergen administratie te produceren bij de uitvoering. Vlaanderen is vooral overtuigd van de Europese toegevoegde waarde van grensoverschrijdende, interregionale en transnationale samenwerkingsvormen en wenst het budget inzake Europese territoriale samenwerking te versterken.
De onderhandelingen hierover zullen op Europees niveau worden voorbereid door de Raadswerkgroep Structurele Maatregelen, en daarna komen die voor goedkeuring bij de Raad Algemene Zaken. Geregeld worden er ook formele discussies over het cohesiebeleid georganiseerd binnen het kader van de Raad Algemene Zaken, specifiek gewijd aan het cohesiebeleid.
Cohesiebeleid is een exclusief regionale bevoegdheid en valt binnen categorie IV van het samenwerkingsakkoord. Het woordvoerderschap wordt bijgevolg door de deelstaten opgenomen volgens een toerbeurtsysteem. Vlaanderen is momenteel woordvoerder. Volgens een informele afspraak kan de regio die woordvoerder is, België vertegenwoordigen in de Raad Algemene Zaken voor Cohesiebeleid. De vertegenwoordiging in de Raad Algemene Zaken zelf is een exclusief federale bevoegdheid.
Belgische standpunten voor vergaderingen van de Europese Raad worden voorbereid binnen het kader van het DGE onder voorzitterschap van de FOD Buitenlandse Zaken. Vlaamse standpunten worden voorbereid binnen het kader van het SOIA-team voor cohesiebeleid, en daarna gaan ze naar het politieke niveau.
Wat betreft de openbare raadpleging ondernam het Departement Buitenlandse Zaken de volgende stappen. Het departement informeerde zijn kernstakeholders over de nieuwe openbare raadplegingen over het toekomstig meerjarig financieel kader, waaronder die over EU-fondsen in het cohesiedomein. Het heeft ook alle beleidsdomeinen geïnformeerd over deze consultaties en hen verzocht samen te werken en informatie te delen. Het heeft zijn kernstakeholders verzocht om het te informeren over de antwoorden die door hun organisatie of eventuele Europese koepelorganisatie – een aantal organisaties werken met Europese koepels – zouden worden bezorgd aan de Europese Commissie. Ze zijn daartoe niet verplicht. Voor ons is het natuurlijk meegenomen dat als er belangenorganisaties zijn die rechtstreeks aan de Europese Commissie ideeën voorstellen, we daar kennis kunnen van krijgen.
Wat de voorstellen voor het toekomstige cohesiebeleid betreft consulteerde het Departement Buitenlandse Zaken zijn kernstakeholders tijdens een vergadering over de nieuwe initiatieven in het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2018. Hiertoe behoren ook het initiatief in verband met het meerjarig financieel kader en de voorstellen voor de volgende generatie van programma’s. Die vergadering werd georganiseerd door het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap (vleva). De stakeholders werden uitgenodigd om voor ieder van de 26 aangekondigde nieuwe initiatieven hun offensieve en defensieve belangen in kaart te brengen.
De belanghebbenden buiten de kernstakeholders zullen worden betrokken en geconsulteerd met betrekking tot de voorstellen voor het toekomstige cohesiebeleid. Het departement speelt hier een belangrijke, maar niet-exclusieve rol in. Ik wil wijzen op de Maandelijkse Mededeling aan de Vlaamse Regering over de belangrijke ontwikkelingen in de EU en de Vlaamse en Belgische standpunten die werden ingenomen in Europese dossiers. Op 19 januari nam de Vlaamse Regering bovendien de nota aan over het Werkprogramma van de Europese Commissie voor 2018. Daarin behoudt de Vlaamse Regering het uitgebreid voorstel voor het toekomstig meerjarig financieel kader na 2020 en de voorstellen voor het cohesiebeleid na 2020 als prioritair relevante dossiers. In de nota is alvast een eerste fiche voor beide dossiers opgenomen.
Wat de rol van de Vlaams Parlement betreft, u krijgt alleszins een mededeling. Het is de taak en het prerogatief van het Vlaams Parlement om de regering daarover te bevragen en te controleren.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. De nota van de Vlaamse Regering van 19 januari met de prioritaire fiche heb ik nog niet gezien. Uw uitnodiging om die te bekijken en de Vlaamse Regering daarover te ondervragen, zal ik met beide handen grijpen. Ik zal die fiche bekijken en zien welke prioriteiten we in de toekomst willen leggen.
Het belang daarvan is niet alleen om u te bevragen vanuit de oppositie, het is ook heel belangrijk goed te beseffen hoe die structuurfondsen zullen worden ingezet van 2021 tot 2027. Het belangt ons allemaal aan, ongeacht of we in de meerderheid of in de oppositie zitten. Waar het geld zit, daar zal het beleid worden gevoerd. Alleen al voor het ESF is dat jaarlijks ongeveer 400 miljoen euro, en dat is wat door de Vlaamse overheid wordt aangepast. Dat maakt dat we 1 miljard euro kunnen inzetten. Zetten we die in voor de jobs van de toekomst, voor gelijke kansen?
Minister-president, u had het over het systeem van duaal leren. Eén zaak is zeker: meer dan ooit zitten we in een transitieperiode. We zijn over niets meer zeker, alles wordt in vraag gesteld. De jobs van vandaag zullen niet de jobs van morgen zijn. De jobs van morgen zullen niet de jobs van overmorgen zijn. Robotisering, digitalisering, dat is allemaal heel belangrijk. Daarom denk ik dat we daarover heel duidelijke en gezamenlijke standpunten moeten innemen.
U zei dat we via het Departement Buitenlandse Zaken kernstakeholders hebben geïnformeerd. Welke zijn die kernstakeholders? U zei dat u die allemaal hebt bezocht om informatie mee te delen. Ik neem aan dat dat gaat over informatie die u wilt ontvangen om tot uw Vlaamse standpuntbepaling te komen. Ik vraag me af of die standpuntbepaling al is binnengekomen, want u zei me juist dat u op 19 januari al voor het werkprogramma van 2018 een fiche mee hebt opgestuurd. Ik heb die fiche niet gezien, ik weet niet wat daarin zit.
U vraagt naar verdere vereenvoudiging en gericht inzetten van die middelen, ook op het Europese niveau, en de opsomming die u hebt gegeven dat dat conform de Europese visie van de Vlaamse Regering moet zijn, en dat denk ik ook. U gaf in het begin ook aan dat ik dat in het verleden al heb gevraagd, maar het is heel belangrijk dat u daar vandaag verder op in bent gegaan, namelijk op de voorwaardelijkheid van die fondsen. Het kan niet dat men alleen de lusten van Europa wil krijgen, en de verplichtingen, verantwoordelijkheden en lasten niet wil dragen. Als we de democratische waarden van Europa, als we de principes waar Europa voor staat, niet achter willen laten, dan moeten we ook durven zeggen dat die fondsen – of het nu het Cohesiefonds, het ESF, het EFRO of de andere zijn – voorwaardelijk zijn.
Minister-president, u zei dat er een publieke bevraging is en dat u uw kernstakeholders hebt verwittigd. We willen meer wegen op Europa.
Is het misschien niet aangewezen om daarvoor een openbare publieke bevraging te verspreiden in Vlaanderen? Burgerparticipatie is niet alleen van verkiezing tot verkiezing. Er is een grotere betrokkenheid, een groter bereik door de digitale wereld. Hoe wilt u deze kans grijpen om een grotere burgerparticipatie, een grotere betrokkenheid te verkrijgen?
Ik kom terug naar het parlement. Eén, u zegt dat u de burgers niet rechtstreeks kunt bereiken. U zegt dat er al een Europese publieke bevraging is en dat u er niets extra voor zult doen. Er is vleva. Vleva bereikt zijn leden, maar heeft niet de verplichting om een algemeen bereik te organiseren. En als we het dan niet doen hier samen, met de parlementsleden die zogezegd vertegenwoordigers zijn, dan vraag ik me af op welke democratische wijze wij de standpuntbepaling van Vlaanderen hier zullen neerzetten.
Minister-president, u zult zeggen dat ik aan het piepen ben vanuit de oppositie. De programmatie, het meerjarig financiële kader, de cohesie, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO): dat is allemaal van 2021-2027. Ik heb geen glazen bol. U ook niet. Het is dus des te belangrijker dat het Vlaamse standpunt heel breed wordt gedragen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik dank u voor uw interesse en betrokkenheid, mevrouw Turan.
Nogmaals, het gaat nu over een bevraging. De standpuntinname zullen we natuurlijk doen op het moment dat de Commissie een voorstel doet. De Commissie is zich heel breed, Europabreed aan het bevragen, gericht op overheden, gericht op alle mogelijke belanghebbenden, geïnteresseerden stakeholders. We hebben ons werk gedaan. U volgt alles goed op. Het verrast mij dan ook een beetje dat u er nog geen kennis van hebt genomen. Dat moet op DORIS staan. Het staat ook op onze Vlaamse website. We hebben een overzichtstabel gemaakt met 36 fiches, goed voor 100 pagina's. Bovendien hebben we een uitgebreide analyse gemaakt van 90 pagina's. Dat is allemaal raadpleegbaar en publiceerbaar voor u.
U kent onze kernstakeholders. Dat gaat zeer breed. Het is aan hen om hun leden en geïnteresseerden te betrekken. Vleva doet het natuurlijk ook met zijn activiteiten. Je kunt onmogelijk iedereen bereiken. Ik geef een opsomming: Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV), Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB), Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV), 11.11.11, Agoria, Boerenbond, essenscia, het Kenniscentrum Vlaamse Steden, de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO), het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka), de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA), Verso, Vlamingen in de Wereld, de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), UOS, de ngo-federatie, de Vlaamse Vereniging voor Opleidingsprogramma's in het Buitenland (VVOB), Flanders Technology International (FTI), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP). Zoals u weet, is dat zeer breed. Al die organisaties zijn betrokken. Ik ga er ook van uit dat ze hun huiswerk zullen doen, dat ze daar werk van maken.
We hebben iedereen uitgenodigd om, op het moment dat er opmerkingen en suggesties worden geformuleerd in het kader van de raadpleging door de Europese Commissie, ons die te bezorgen. Ze zijn er niet toe verplicht. Maar het zou natuurlijk meegenomen zijn voor ons als we weten wat er daarover leeft in de brede samenleving voor die heel belangrijke dossiers. Het gaat over toekomstgerichte dossiers. Ik heb hier onze klemtonen gelegd. Het gaat inderdaad over lusten en lasten, dat hebt u heel terecht gezegd. Dat staat ook in de visienota van de Vlaamse Regering.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Het is om te beginnen zeker niet eenvoudig. Het is niet eenvoudig om dit proces nu vanuit Europa te organiseren. Maar het is ook niet eenvoudig om het proces vanuit Vlaanderen zo breed mogelijk te laten dragen.
U hebt uw kernstakeholders opgesomd. Ik concludeer dat de Vlaamse Regering de keuze maakt om zelf aan te sluiten op die publieke bevraging vanuit Europa en er, behalve de kernstakeholders, geen extra aandacht aan te geven. Dat kan werken, minister-president. Ik zeg niet dat dat niet kan werken. Maar het is misschien wel het moment om het anders aan te pakken en veel breder te trekken. Ik zal het opvolgen. Ik zal uw fiches eens bekijken, minister-president. Daarin kan inderdaad al heel veel zijn aangegeven. Ik zal bekijken hoe concreet die voorlopig zijn. We volgen dit verder op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.