Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de terdoodveroordeling van de Iraanse gastprofessor Djalali
Vraag om uitleg over de voorbije en verdere initiatieven van de minister-president met betrekking tot de in Iran ter dood veroordeelde Iraans-Zweedse wetenschapper
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Sinds april 2016 zit VUB-gastdocent Ahmadreza Djalali opgesloten in de gevangenis van Teheran op verdenking van ‘samen te werken met vijandelijke staten en van activiteiten tegen de Iraanse nationale veiligheid’. Afgelopen oktober werd hij ter dood veroordeeld. De situatie wordt wereldwijd veroordeeld, aangezien dokter Djalali noch een eerlijk of openbaar proces kreeg, noch ordentelijk werd verhoord. In december was het oordeel onafwendbaar omdat zijn toegewezen advocaat geen beroep aantekende, ondanks de uitdrukkelijke vraag van dokter Djalali. Het Vlaams Parlement keurde de voorbije maanden twee keer unaniem een resolutie goed om voor de vrijlating van dokter Djalali te pleiten.
Een tweetal weken geleden kwam het nieuws dat de dokter er vandaag heel erg slecht aan toe is. Uit een recente foto blijkt dat zijn gezondheidstoestand er de voorbije maand snel op achteruit is gegaan. Hij vermagerde minstens 10 kilo, maar medische hulp wordt hem geweigerd.
Zelf vroeg dokter Djalali meermaals om een opname in het ziekenhuis, maar de rechter die hem de doodstraf oplegde, weigerde dat. Zijn advocaat stelde dat het plotse gewichtsverlies aantoont dat de dokter waarschijnlijk ernstig ziek is, maar tot heden kon hij geen dokter zien om dat effectief te bevestigen. Hij vreest dan ook dat, als het zo voortgaat, dokter Djalali eigenlijk niet hoeft te wachten op de strafuitvoering.
Dokter Djalali heeft de Iraanse nationaliteit, met verblijfsrecht in Zweden. Hij was op het moment van de arrestatie in Iran om er te gaan spreken over zijn werk als specialist in de rampspoedgeneeskunde. Op weg naar een bezoek bij zijn ouders werd hij opgepakt en daarna zeven maanden vastgehouden in een isoleercel.
Vorige week werd in de pers geopperd dat de doodstraf voor dokter Djalali zou zijn opgeschort tot het Iraanse hooggerechtshof verder onderzoek heeft uitgevoerd. Als dat klopt, zou dat uiteraard goed nieuws zijn, maar de druk op de Iraanse overheid moet groot blijven, zodat de doodstraf ongedaan wordt gemaakt en de dokter vrijkomt.
Minister-president, worden de diplomatieke banden ingezet om dokter Djalali de nodige medische hulp te geven? Wordt u op de hoogte gehouden van de situatie van dokter Djalali? Kunt u dat toelichten? Welke initiatieven lopen er om de vasthouding en de veroordeling toch tegen te gaan?
De heer Hendrickx heeft het woord.
Ik hoef de inleiding uiteraard niet te herhalen. De problematiek is gekend. Het feit dat mijn vragen soortgelijk zijn aan die van collega Soens, bewijst eens te meer, zoals we ook al hebben gezien in de plenaire vergadering en bij de resolutie die we samen hebben opgesteld, dat het een levensgroot probleem is, dat leeft bij meerderheid en oppositie, over de partijgrenzen heen. En dat is niet meer dan normaal ook.
Minister-president, ik zou u willen vragen of u nog enige toelichting kunt geven bij de laatste initiatieven die u ter zake hebt ondernomen, vooral ten aanzien van de Iraanse ambassadeur. Is er terugkoppeling geweest? Heeft mevrouw Mogherini nog initiatieven ondernomen? Daar is het de laatste dagen en weken immers veeleer stil geweest, wat daarom nog niet aantoont dat ze niets zou hebben gedaan.
De heer Janssens heeft het woord.
Ik zal ook niet herhalen wat de beide collega’s al gezegd hebben. Er zijn sinds de laatste actuele vraag die collega Hendrickx en ikzelf in de plenaire vergadering van 13 december gesteld hebben, nog een aantal ontwikkelingen geweest.
In eerste instantie was er slecht nieuws over de gezondheidstoestand van professor Djalali. Hij zou er op dat moment zeer slecht aan toe zijn geweest. Dat was eind vorig jaar. Begin dit jaar kwam er dan, voor het eerst sinds de bijna twee jaar dat hij vastzit in Iran, voorzichtig positief nieuws, ook bevestigd door zijn advocaat. Er werd gezegd dat de doodstraf eventueel zou worden opgeschort. Vorige maand gingen we er nog van uit dat die executie stilaan onafwendbaar leek, maar daar lijkt op dit moment voor het eerst verandering in te komen.
Ik lees in de pers wel dat de collega’s van professor Djalali ook nog voorzichtig zijn. Zij zijn blij dat er nu wel iets beweegt, dat er ruimte komt voor politici om verder druk te zetten en dat er meer mogelijk is dan alleen maar gratie vragen, zoals u terecht gedaan hebt, minister-president.
Welke contacten zijn er de voorbije weken nog geweest? Hebt u reactie gehad van de instanties die u eerder al hebt aangeschreven? Ik denk dan aan mevrouw Mogherini. Ik denk aan de terugkoppeling die de ambassadeur van Iran beloofd had nadat u vorige maand hebt samengezeten. Wat is op dit moment de stand van zaken? Kunt u de berichten over de herziening van de doodstraf bevestigen? Op welke manier denkt u dat u nog verder druk kunt zetten?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, op 13 december 2017 heb ik in de plenaire vergadering voor het laatst toelichting gegeven bij de zaak van professor doctor Djalali. Toen was net bekend geraakt dat de doodstraf definitief en uitvoerbaar was geworden. Ik heb toen meegedeeld dat ik de dag voordien de Iraanse ambassadeur had ontvangen, dat ik een gratieverzoek had ingediend bij de hoogste geestelijke leider, de ayatollah Khamenei, en dat ik contact zou opnemen met mevrouw Mogherini.
Sindsdien, collega’s, kunnen we toch vaststellen dat de internationale druk die er is geweest vanuit Vlaanderen, vanuit Vlaamse organisaties, vanuit België, vanuit Zweden, vanuit Italië, vanuit de Europese Commissie, effect schijnen te hebben, want het is inderdaad zo dat de zaak-Djalali zal worden herbekeken. Het hooggerechtshof herbekijkt de uitspraak met betrekking tot de doodstraf en zal daaromtrent een opinie geven in de loop van de maand februari. De zaak wordt momenteel onderzocht door een adjunct-aanklager en zijn assistent, die bevoegd zijn voor de uitvoering van de vonnissen. De informatie luidt dat zolang die zaak niet is behandeld, de doodstraf is opgeschort.
Mijn departement Buitenlandse Zaken heeft naar aanleiding van de berichten in de media over de herziening van de zaak contact opgenomen met de Iraanse ambassadeur. De Iraanse ambassadeur heeft inderdaad bevestigd dat de uitvoering van de doodstraf opgeschort is tot aan de uitspraak met betrekking tot de herziening.
U weet dat ik de afgelopen maanden alle mogelijke inspanningen heb geleverd om de doodstraf af te wenden, maar ook om de situatie en de toestand van de heer Djalali in de gevangenis te verbeteren. Ik heb de Europese Unie aangespoord om haar volle gewicht in de schaal te werpen. Ik heb u meegedeeld dat ik mevrouw Mogherini had aangeschreven. Zij heeft mij eind december ook geantwoord. Daarbij zegt ze in essentie dat de zaak goed gekend is bij de EU en bij haar, dat ze de evolutie in het oog houdt, dat ze na de terdoodveroordeling meerdere keren contact heeft opgenomen met de Iraanse overheden over de gezondheidstoestand van professor Djalali, en dat de EU met betrekking tot de doodstraf de Iraanse regering heeft gecontacteerd en haar sterke bezorgdheid heeft geuit.
In de loop van de maand januari zijn er ook verschillende contacten geweest tussen de algemene afvaardiging van de Vlaamse Regering bij de Europese Unie en het kabinet van mevrouw Mogherini. Daarnaast heeft België tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 11 december jongstleden benadrukt dat de EU de situatie van de mensenrechten, de doodstraf en de zaak-Djalali moet blijven aankaarten met Iran. Er zijn ook diverse bilaterale contacten geweest met de Iraanse overheid. Ik heb bericht over mijn contacten met de ambassadeur en het hem bezorgen van het gratieverzoek. Vorige week nog had mijn secretaris-generaal samen met de rector van de VUB een gesprek met de Iraanse ambassadeur. In dat gesprek hebben zij hun grote bezorgdheid geuit over de veroordeling en de gezondheidstoestand van Djalali en hebben ze ook uitdrukkelijk gevraagd dat hij een dokter zou mogen zien.
Professor Herman Van Goethem, voorzitter van de Vlaamse Interuniversitaire Raad, heeft ook een brief geschreven aan de ayatollah Khamenei, waarin hij vraagt om gratie te verlenen. De rector van de VUB heeft die brief persoonlijk overhandigd aan de ambassadeur. Zoals altijd antwoordt de ambassadeur dat de zaak zeer ingewikkeld is en dat er sprake is van spionage en hoogverraad. Maar hij heeft opnieuw beloofd dat hij de bezorgdheden zou overbrengen en dat hij de brief zou bezorgen.
Ik blijf de zaak van zeer nabij opvolgen, collega’s, zowel bilateraal als op het internationale vlak. Ik zal elke opportuniteit die zich voordoet, zowel boven als onder de waterlijn, aangrijpen om al het mogelijke te doen om professor Djalali vrij te krijgen en op korte termijn zijn lot, als dat kan, te verzachten.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, ik wil u oprecht danken voor alle initiatieven die u hiervoor neemt. We vragen met meerderheid en oppositie allen hetzelfde, namelijk dat de doodstraf wordt opgeschort en dat hij vrijkomt. Het is ook goed dat dat vanuit de Vlaamse Regering altijd wordt meegenomen.
Het is voorzichtig positief nieuws dat de zaak wordt herbekeken. Hopelijk zien we daar in februari een goede uitkomst van. Ik hoop natuurlijk dat hij ondertussen wel de medische hulp krijgt die hij nodig heeft, zolang de zaak wordt opgeschort.
Het is van belang dat we in al onze contacten, ook de economische contacten die we met de Iraanse overheid hebben, druk blijven zetten, want de zaak van dokter Djalali is een zaak die ons hier in Vlaanderen erg aanbelangt, maar er zijn heel veel mensen in die situatie. Het is goed dat we blijven opkomen voor mensenrechten in Iran, ook als het over minder mediagenieke zaken dan deze gaat.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord en voor uw aanhoudende inzet in dit dossier. De situatie is te ernstig om mij vrolijk te maken over het feit dat er naar aanleiding van pleidooien in het parlement, de resolutie en uw vele initiatieven, toch tal van mensen waren die zeiden: ‘Ochot, ocharme, wat gaat Vlaanderen nu doen, denk je nu echt dat dat indruk maakt?’ Welnu, dit bewijst dat ook wij, vanop ons eigen niveau, op zo’n dossier kunnen wegen, uiteraard samen met andere landen en andere instellingen. Dat maakt me weliswaar niet vrolijk, maar het is toch een bewijs dat wij dat ook kunnen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister-president, ik sluit me aan bij de dankwoorden die de collega’s hebben geuit ten aanzien van u en uw diensten, de mensen die hiermee bezig zijn en die hun betrokkenheid hebben laten blijken. Ik hoop in elk geval dat, als we volgende maand opnieuw nieuws krijgen, dat zal zijn op basis van een zaak die dan wel eerlijk en objectief is bekeken, in tegenstelling tot het vorige proces, dat niet openbaar was en waarbij de rechten van de verdediging totaal niet geëerbiedigd werden. Ik hoop dat dat volgende maand wel het geval zal zijn. En dan kan daar maar één zaak het gevolg zijn, namelijk dat professor Djalali eindelijk zou worden vrijgelaten.
Ook ik dank de minister-president en zijn diensten voor alle inspanningen die geleverd worden. Het geeft inderdaad aan dat het zinvol is om dit ook vanuit Vlaanderen te doen, samen met anderen. Alle diplomatieke steun helpt in dezen om de druk te vergroten, en het resulteert blijkbaar toch in effect.
Minister-president, ook ik dank u voor uw inspanningen om de professor vrij te krijgen. Het is niet altijd gemakkelijk, en we hebben nog geen resultaat, maar het toont welke kracht wij vanuit Vlaanderen hebben, hoe klein we soms ook zijn, en hoe aanhoudend beleid en een aanhoudende aanpak beloond kunnen worden. Wij wachten op positief nieuws.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.