Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) publiceerde het rapport ‘Lozingen in de lucht 2000-2016’. Uit het overzicht van de resultaten blijkt dat er in 2016 aanzienlijk minder luchtverontreinigende stoffen en broeikasgassen geloosd werden dan in 2000. Dat is op zich hoopgevend nieuws. Voor de meerderheid van de luchtverontreinigende stoffen nam het relatieve aandeel van de huishoudens en het verkeer toe. Blijkbaar doen de andere sectoren meer inspanningen. Er werden maatregelen genomen om de uitstoot te verminderen, maar die wegen niet altijd op tegen de toenemende activiteit in die sectoren. De gezinnen verbranden nog altijd te veel hout, wat zorgt voor een stijging in het aandeel van de gezinnen. Ook al daalt de CO2-emissie door nieuwe auto’s, we rijden steeds meer kilometers in steeds meer auto’s, waardoor de uitstoot op het einde van de rit toch groter is geworden.
In de plenaire vergadering van 15 november 2017 stelde u dat u een traject hebt uitgetekend om te komen tot een globaal actieplan voor een betere luchtkwaliteit. In de loop van 2018 komt u, na een openbaar onderzoek, met een nieuw plan.
Naar aanleiding van het rapport van de VMM en het aangekondigde plan heb ik een aantal vragen.
Liggen de resultaten van het VMM-rapport, qua vervuilingsgraad door de parameters en qua aandeel per sector, in de lijn van wat u verwachtte?
Houtverbranding wordt opnieuw aangewezen als een belangrijke veroorzaker van luchtvervuiling. Er bestaat het VMM-stookadvies. Dat is dezer dagen ook weer nuttig. Maar, minister, kunt u op dat gebied nog andere maatregelen nemen?
Maatregelen nemen op het vlak van het verminderen van de uitstoot van onze mobiliteit botst op de vaststelling dat steeds meer autoritten worden gemaakt en steeds meer auto’s over onze wegen rijden. U bent met een nieuw actieplan bezig. Kunt u met betrekking tot de nieuwe voorstellen van uw actieplan al een tipje van de sluier oplichten? Houden ze rekening met dat gegeven?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, wij hebben al een fijnstofactieplan. We hebben dat ook geactualiseerd voor een aantal regio’s waar we een bijkomende problematiek kennen: de havens van Antwerpen en Gent. Dat is een redelijk recent plan, waarmee bijkomende maatregelen werden genomen. Ons oude fijnstofactieplan loopt tot 2018. We moeten in de loop van 2018 een nieuw fijnstofactieplan maken, om daarmee vanaf 2019 te kunnen starten.
Wij meten alles goed en volgen dat op, en op basis daarvan treffen wij maatregelen.
Het nieuwe rapport is in mijn opdracht gepubliceerd. Het leert ons dat de uitstoot van industriële emissies van stikstofoxiden, zwaveldioxide en fijn stof sterk daalde in de periode 2005-2016 door de verlaging van de uitstootnormen voor onder andere stookinstallaties, raffinaderijen en elektriciteitscentrales.
Milieubeleidsovereenkomsten met sectorale reductiedoelstellingen werden afgesloten met chemie, glas- en elektriciteitsproducenten. Daarnaast hebben we ook heel sterk gewerkt op de vergunningen.
De industriële uitstoot van niet-methaan vluchtige organische stoffen werd onder andere aangepakt door middel van de Europese Solventrichtlijn en de aanpak van niet-geleide emissies door middel van voorwaarden in onze eigen milieuregelgeving. Voor zwaveldioxide en niet-methaan vluchtige organische stoffen blijft de industrie, ondanks belangrijke reducties, de belangrijkste bron van uitstoot.
De uitstoot van stikstofoxiden en zwaveldioxide van huishoudens daalde door de overschakeling naar schonere brandstoffen, bijvoorbeeld aardgas, door energiezuinige woningen en milieuperformantere huisverwarmingsinstallaties. De huishoudelijke uitstoot van niet-methaan vluchtige organische stoffen werd aangepakt met Europese productnormering. Zo bevatten de verven minder solventen.
Wat betreft de uitstoot van fijn stof blijft de huishoudelijke verbranding, vooral van hout, wel een belangrijk aandeel hebben.
Om de emissies van wegverkeer te verlagen, werd ervoor gekozen om in te zetten op de beheersing van het aantal gereden kilometers en een bijsturing van de samenstelling van het wagenpark. Toch steeg de uitstoot door het verkeer. In de periode 2005-2015 is het aantal gereden kilometers gestegen. Er werd ingezet op een schoner wagenpark door de verdieseling tegen te gaan, en door de hervorming van de belasting op de inverkeerstelling (BIV) en de verkeersbelasting. Deze maatregelen zorgden voor een sterke daling van het aandeel nieuw ingeschreven dieselpersonenwagens.
De emissie van ammoniak wordt voor meer dan 90 procent door mestopslag en mesttoediening in de landbouwsector veroorzaakt. Er worden al vele jaren heel wat maatregelen genomen: de beperking van mestaanwending, betere aanwendingstechnieken en emissiearme stallen.
In relatie met het Luchtplan, dat in opmaak is, verandert het nieuwe rapport niet zo veel. We wisten al dat de focus van het plan moet liggen op de sectoren transport en huishoudens. Daarnaast wordt ook het potentieel binnen de industriële sectoren verder in kaart gebracht. Ook voor de landbouwsector worden maatregelen genomen.
Samen met de sectororganisatie Agoria maak ik werk van een Green Deal over huishoudelijke verwarming op hout. De bedoeling is om een beleid uit te werken om de bijdrage van de houtverbranding aan de emissies en de negatieve gevolgen op de luchtkwaliteit zo snel mogelijk te verminderen. Ook hier is er iets waarop we niet kunnen sturen: de productnormering. Mochten we dat in handen hebben, zouden we bijvoorbeeld enkel nog de verkoop van performante kachels toestaan. Maar dat is een federale bevoegdheid. Daarom sluiten we op vrijwillige basis een convenant, of een Green Deal, af met de sector.
Maatregelen nemen op het vlak van mobiliteit behoort natuurlijk tot de bevoegdheid van mijn collega-minister Ben Weyts. Hij is bezig met de opmaak van een nieuw mobiliteitsplan. Een van de doelstellingen daarvan is de vermindering van de uitstoot door mobiliteit. Dat zal onder meer gaan over het afleggen van minder kilometers. Ik hoop dat daarover meer duidelijkheid zal komen, zodat we daar ook rekening mee kunnen houden in het fijnstofactieplan. Hoe sneller we de resultaten van het mobiliteitsplan hebben, hoe sneller we dat kunnen implementeren in ons fijnstofactieplan.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Het klopt dat voor de ene vorm van vervuiling of voor de ene polluent een bepaalde sector meer verantwoordelijk is dan voor de andere. Maar globaal gezien zien we toch dat een behoorlijke verantwoordelijkheid in de richting van de gezinnen komt, zeker wat betreft houtverbranding maar ook wat betreft verkeer en mobiliteit. Ook daar heeft een aandeel te maken met het verplaatsingsgedrag van ons allemaal. U zegt dat dit de verantwoordelijkheid is van minister Weyts. Dat is uiteraard voor een deel zo. Maar we hebben, zoals u zelf zegt, de BIV vergroend. Dat is op een goede manier gebeurd, met een goede weging van de juiste parameters. Voor de verkeersbelasting is dat ook gebeurd, maar specialisten zijn het erover eens dat het daar minder goed is verlopen dan bij de BIV. We zouden daar de verschillende parameters die in rekening worden gebracht, nog eens goed moeten bekijken. Het is misschien wat kort door de bocht geformuleerd, maar ik denk dat we daar nog te veel vasthouden aan de euronorm, terwijl we met de ecoscore een veel beter alternatief hebben. Dat is trouwens van eigen Vlaamse makelij, van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). Die bevoegdheid ligt dan toch deels bij u en deels bij de minister van Financiën. Als het van mij afhangt, moeten we dat toch eens bekijken als een extra instrument om het stijgende aandeel van verkeer nog verder in te perken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.