Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik heb mijn vraag eind mei ingediend, maar ik denk dat ze nog altijd relevant is.
In De Morgen van eind mei stond te lezen dat België tijdens de EU-vergadering van 18 mei, vooral onder impuls van Vlaanderen, bezwaar heeft aangetekend tegen de energiebesparingsdoelstellingen. De gewesten hadden de positie van België vastgelegd op 15 mei.
In mijn vroegere vraag om uitleg van begin mei had u al laten weten dat België voorlopig studievoorbehoud maakt bij de verhoogde doelstelling aangezien onvoldoende duidelijk is of de impactanalyse van de Europese Commissie rekening houdt met het potentieel en de haalbaarheid in de specifieke Belgisch-Vlaamse situatie, bijvoorbeeld de hoge energie-intensiviteit van sommige Vlaamse bedrijven. België gaat in eerste instantie akkoord met een verhoogde energiebesparingsdoelstelling van 30 procent, maar maakt gewoon een studievoorbehoud bij deze doelstellingen om te kijken wat de economische en andere haalbaarheid is.
Minister, om de 2020-doelstellingen te realiseren, moet de totale emissie van de sectoren die vallen onder de EU ETS-regelgeving (Emissions Trading System), jaarlijks verminderen met 1,74 procent. Geldt voor de Belgische en Vlaamse energie-intensieve bedrijven hetzelfde percentage tot 2020?
België heeft bezwaar ingediend tijdens de EU-vergadering van 18 mei. Tegen welk voorstel van een verhoogd percentage van energiebesparing werd er bezwaar ingediend: het voorstel van het Europees Parlement, zijnde 40 procent, of het voorstel van de Europese Commissie, zijnde 30 procent? Wilt u de standpuntbepaling van België openbaar maken?
Indien Europa zou kiezen voor een energiebesparing van 40 procent tegen 2030, dan betekent dit dat de sectoren die vallen onder de ETS-regelgeving, vanaf 2021 jaarlijks hun totale emissie met 2,2 procent moeten verminderen om een totale emissiereductie van 43 procent te realiseren. Indien Europa voor deze strategie kiest, met welk percentage moet de jaarlijkse emissie van de energie-intensieve bedrijven dan verminderen in België en in Vlaanderen?
Indien het voorstel van de Europese Commissie wordt gevolgd, namelijk 30 procent energiebesparing, met welk percentage moeten de Belgische en Vlaamse energie-intensieve bedrijven dan jaarlijks hun totale uitstoot verminderen?
In het persbericht van De Morgen gaf u aan dat wanneer de impact van de verhoogde energiebesparingsdoelstellingen te groot is, een apart systeem voor energie-intensieve bedrijven een mogelijke oplossing is. Bedoelt u dan dat de huidige ETS-regelgeving moet worden herbekeken of pleit u voor een nieuw apart systeem, naast ETS dus? Hoe ziet u dat dan?
De energiebesparing in de sectoren die vallen onder de ETS-regelgeving vormen een belangrijk onderdeel voor de realisatie van de opgelegde energiebesparing. Een apart systeem voor energie-intensieve bedrijven betekent ongetwijfeld een verlaging van de energiebesparing in deze ETS-sectoren. Hoe wilt u een totale energiebesparing van 30 procent op het niveau van Vlaanderen/België realiseren, wanneer de ETS-sectoren minder energie zouden moeten besparen?
Hoe moet een te hoge impact begrepen worden? Wat bedoelt u daar precies mee?
Minister Tommelein heeft het woord.
De energietransitie is een noodzaak, daar bestaat geen enkele twijfel over. Evenmin bestaat er twijfel over het engagement van Vlaanderen en van de minister van Energie op dat vlak.
Om de klimaatverandering een halt toe te roepen, wil Vlaanderen, net als Europa, de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 terugdringen met 80 tot 95 procent. Meer energie-efficiëntie, een hoger aandeel hernieuwbare energie en CO2-neutrale oplossingen vormen daartoe de sleutels.
Op het vlak van energie-efficiëntie en emissiereductie vraagt Vlaanderen van elke sector bijkomende inspanningen afgestemd op het potentieel. In het verleden zijn al heel wat stappen gezet om de doelstelling voor 2020 te behalen, maar na 2020 zullen bijkomende inspanningen noodzakelijk zijn.
Binnen het kader van de Europese doelstellingen en de doelstellingen op lidstaatniveau, wil Vlaanderen de flexibiliteit behouden in de bijdragen op het gebied van energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en andere CO2-emissiereducerende maatregelen. Deze flexibiliteit is nodig om het CO2-emissiereductiedoel voor de lange termijn zo kosteneffectief mogelijk te kunnen invullen, rekening houdend met innovatie en andere ontwikkelingen die nu nog niet te voorzien zijn.
Tegelijk is duidelijk dat fors moet worden ingezet op energiebesparing, waar er volgens mij nog heel wat potentieel is, en dat er ook grote investeringen nodig zijn om het aandeel hernieuwbare energie in de energiemix te vergroten. Ook daar zijn er nog ongelofelijk veel opportuniteiten.
België heeft op de Energieraad van 26 juni 2017 ingestemd met een Europese energie-efficiëntiedoelstelling van 30 procent in 2030, waarbij in het huidige voorstel aan de lidstaten de ruimte wordt geboden om een kosteneffectieve invulling te geven aan hun eigen energie-efficiëntie en CO2-emissiereductiepaden voor de lange termijn.
Over het standpunt van Vlaanderen is er nooit onduidelijkheid geweest, dat is besproken in de Vlaamse Regering. Het mandaat was duidelijk. Er is ook overleg geweest tussen de federale minister die op die raad aanwezig was en mezelf.
Wat uw vragen betreft over de te realiseren besparingscijfers voor energie- en CO2-besparingsdoelstellingen voor de energie-intensieve industrie in functie van de uiteindelijke Europese doelstelling, moet ik u erop wijzen dat de Europese doelstelling geen bindende doelstelling op lidstaatniveau betreft. De lidstaten hebben de vrijheid om de energie-efficiëntiedoelstelling te verdelen over de verschillende sectoren zoals transport, landbouw, industrie en gebouwen om de energiebesparing te realiseren waar die het meest kostenefficiënt is. Elke lidstaat moet tegen 1 januari 2018 een ontwerp van nationaal geïntegreerd klimaat- en energieplan 2030 voorleggen aan de Europese Commissie. In dat plan zal een verdeling worden gemaakt van de energie-efficiëntiedoelstelling over de verschillende sectoren. Momenteel wordt dit plan voorbereid waarbij de energie-efficiëntiedoelstelling verdeeld wordt over de verschillende sectoren om daar de energiebesparing te realiseren waar die het meest kostenefficiënt is.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik ben nog niet helemaal tevreden, dat zou ook heel moeilijk zijn. Wat u toen in De Morgen zei, was dat u een apart systeem overweegt voor energie-intensieve bedrijven, naast het ETS-systeem. Dat is toch een verregaande uitspraak. Blijft dat zo? Of hebt u dat gezegd in de actie van het moment en meent u dat eigenlijk niet? Als u dat effectief wilt doen, lijkt me dat zeer ambitieus. Ik vraag me af hoe u dat zult doen.
U zegt dat u de doelstellingen wilt halen en wilt bekijken waar de meeste kostenefficiëntie kan worden gehaald. Als u studievoorbehoud maakt over de impact ten aanzien van energie-intensieve bedrijven, wil dat dan zeggen dat dit ook worden meegenomen in die oefening? Zult u dan alle sectoren samen bekijken en zien hoe u er kunt komen?
Ik wil u er wel op wijzen – maar u weet dat wellicht beter dan ik – dat de energie-intensieve bedrijven al heel veel hebben gedaan en dat er bij hen heel wat weerstand bestaat om nog verder te gaan in de energiebesparing. Die boodschap krijg ik toch. Als u toch andere boodschappen zou krijgen, stemt me dat heugelijk. Dat betekent immers dat ze toch nog een inspanning willen doen.
Als er op dat vlak en op het vlak van transport weinig te besparen valt, vraag ik me af hoe u erin zult slagen om de doelstelling van 30 procent te halen.
Ik ben wel tevreden dat u zegt dat u geen voorbehoud hebt gemaakt bij de doelstelling als dusdanig.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Danen, het was geen persbericht in De Morgen. Men heeft me gebeld via mijn woordvoerder. Ik heb nooit gesproken over een apart ETS-systeem. Ik heb inderdaad studievoorbehoud gemaakt omdat we de impact wilden kennen bij eventuele stijgingen van de percentages. We hebben dat voorbehoud op een bepaald moment laten vallen omdat duidelijk was welke richting het uitging. We hebben binnen de Vlaamse Regering duidelijk gemaakt dat wij ons engageren voor 30 procent met de nodige flexibiliteit, en ik denk dat het ook wel logisch is dat wij rekening houden met de energie-intensieve bedrijven die afhangen van energieverbruik om te kunnen produceren.
Ik merk ook dat er misschien wel wat twijfel en getreuzel is over het potentieel wat energiebesparing betreft, ook inzake investeringen in hernieuwbare energie, maar ik denk dat dit niet mag worden veralgemeend. Men heeft het te vaak over ‘de’ bedrijven, ik denk dat er inderdaad wel specifieke bedrijven zijn die specifieke uitdagingen hebben. Voor die bedrijven moet het realistisch blijven om hun rendabiliteit en competitiviteit ten opzichte van andere landen te behouden. Voor de rest heb ik me nooit uitgesproken over aparte systemen. Een aparte benadering en kijken waar we de doelstellingen kunnen halen, lijkt me echt heel effectief.
De heer Danen heeft het woord.
Ik kijk uit naar het plan waarin een en ander zal worden geïmplementeerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.