Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het hoger beroepsonderwijs (hbo5) in Vlaanderen neemt dankzij zijn arbeidsmarktgerichte graduaatsopleidingen een volwaardige plaats in ons onderwijslandschap in. Dankzij de flexibele lesuren, de praktijkgerichtheid en de laagdrempeligheid van het aanbod slaagt hbo5 erin om cursisten te bereiken die in het aanbod van andere onderwijsniveaus hun gading niet vinden, maar die toch een waardevol diploma wensen te behalen.
In maart 2016 gaf de minister via haar conceptnota ‘Uitbouw van het hoger beroepsonderwijs’ het startschot voor de volledige inkanteling van het hbo5 in het hoger onderwijs. Een van de doelstellingen van de minister bestond erin om de eigenheid van het hbo5 te bewaren en tegelijkertijd nieuwe doelgroepen aan te trekken. Het hbo5 is dankzij zijn aanbod namelijk niet enkel een volwaardige optie voor volwassenen die hun kansen op de arbeidsmarkt wensen te verhogen; het is eveneens een valabele piste voor generatiestudenten die tijdens hun oriëntatieproces een doordachte studiekeuze wensen te maken.
Op dit moment wordt de inkanteling op het werkveld uitgerold, met als deadline 2019. Dit overdrachtsproces brengt echter heel wat ongerustheid met zich mee. Verschillende betrokkenen op het werkveld vrezen namelijk dat de huidige cursistenpopulatie aan het centrum voor volwassenenonderwijs (CVO) zijn gading niet meer zal vinden in de vernieuwde vorm van het hbo5. Zo zou het verhoogde aantal uren werkplekleren het avondonderwijs in gedrang brengen, zou de huidige cursistenpopulatie aan de CVO geen aanspraak meer kunnen maken op een studiebeurs wanneer zij hun studie combineren met een job en vreest men tevens een extra drempel door een eventuele verhoging van het inschrijvingsgeld.
Door zich in de nieuwe vorm te sterk te focussen op de cursistenuitval van de bacheloropleidingen, dreigt men aldus de huidige cursistenpopulatie te verliezen. Dit zou ingaan tegen de geest van de conceptnota waarin u stelt dat de eigenheid van het hbo5 bewaard moet blijven.
Minister, wat is uw reactie op de bezorgdheden op het werkveld rond de inkanteling van de hbo5-opleidingen in het hoger onderwijs?
Kunt u een stand van zaken leveren over de inkanteling van het hbo5 in het hoger onderwijs? Zult u erop toezien dat de eigenheid van het hbo5-aanbod behouden blijft en tevens erop toezien dat de vernieuwde structuur ook toegankelijk blijft voor de huidige cursistenpopulatie?
Kunt u aangeven of er reeds een regeling is uitgewerkt voor het personeel uit de centra voor volwassenenonderwijs die door het CVO ingezet werden in hbo5?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, de vraag van collega Celis raakt een belangrijk aspect aan van het hoger beroepsonderwijs, dat ik ook al in de conceptnota heb aangekaart: ‘Het huidige aanbod is succesvol bij volwassen cursisten en beantwoordt dankzij een fijnmazige spreiding en flexibele organisatie aan de noden van levenslang leren. Dit is een troef die moet behouden blijven.’
Tegelijkertijd heb ik in de conceptnota ook duidelijk gemaakt – en dat wil ik ook onderstrepen – dat het potentieel van het hbo5 voor generatiestudenten compleet onderbenut is. Als we zien dat binnen Europa ongeveer 6 procent en binnen de OESO zelfs 8 procent van de beroepsactieve bevolking een diploma heeft op dit niveau, dan ligt daar voor Vlaanderen een enorme opportuniteit. Ik ga nog wat straffere cijfers geven. Als we voor Vlaanderen naar de diplomacijfers op dat niveau kijken, is dat hoogstens 1 procent, omdat die groep voorlopig bijna louter uit hbo5-verpleegkundigen bestaat.
We moeten een keuze maken. Wat doen we met het hoger beroepsonderwijs? Laten we het waar het zit, namelijk in de centra voor volwassenenonderwijs – verpleegkunde laat ik buiten beschouwing omdat het aan het leerplichtonderwijs hangt – of maken we er een volwaardig onderdeel van het hoger onderwijs van? We hebben echt een keuze gemaakt om de hbo5-opleidingen te laten inkantelen in het hoger onderwijs, maar daarvoor moeten de huidige opleidingen worden omgevormd op basis van de beroeps- en onderwijskwalificaties die momenteel worden ontwikkeld.
Mijn conceptnota bouwt verder op de keuzes en aanbevelingen die al in het verleden zijn gemaakt: ze moeten hun plaats vinden binnen het aanbod hoger onderwijs in de hogescholen; ze moeten hun beroepsgericht karakter behouden; het aandeel werkplekleren moet daartoe substantieel zijn, namelijk ongeveer een derde van de totale omvang.
Geen van die keuzes staat in de weg dat het hbo5 laagdrempelig blijft, ook voor zijinstromers en werkstudenten. Wel blijf ik waakzaam en breng ik mogelijke risico’s systematisch onder de aandacht. Zo zal ik bijvoorbeeld – en ik zal me zo helder mogelijk proberen uit te drukken – niet tolereren dat hogescholen de flexibiliteit zouden terugschroeven. De hogescholen weten dat ook. Dat zou overigens totaal indruisen tegen de tendens die zich intussen ook op bachelorniveau aftekent en waar de hogescholen precies inzetten op andere doelgroepen dan louter de generatiestudenten.
Specifiek omtrent het studiegeld heb ik advies gevraagd aan de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), omdat de tariefstructuren van het volwassenenonderwijs en het hoger onderwijs inderdaad verschillen. Het is niet zo dat het studiegeld hoger onderwijs per definitie hoger ligt dan het inschrijvingsgeld in het volwassenenonderwijs. Het hangt af van het aantal modules of studiepunten dat je opneemt. De huidige CVO-cursist in hbo5 neemt gemiddeld een halftijds programma op, gemiddeld 326 lestijden, wat ongeveer overeenkomt met 27 studiepunten. In dat geval is het studiegeld bijna gelijk in beide systemen. Voor studenten die beduidend meer of minder studiepunten opnemen, is er een verschil mogelijk: doordat het volwassenenonderwijs werkt met een plafond, en het hoger onderwijs dan weer met een vaste minimumsokkel. Ieder systeem heeft zijn eigen logica, het is niet zo dat het ene systeem globaal beter of duurder is dan het andere. De Vlor adviseerde alvast om op korte termijn niet opnieuw te gaan sleutelen aan de tariefstructuren. Ik ben geneigd om de Vlor hierin te volgen.
De bezorgdheid omtrent de studiebeurzen deel ik niet. Mevrouw Celis, op dit moment heeft geen enkele CVO-cursist recht op of toegang tot een studiebeurs. Net dat willen we veranderen: vanaf 2019 krijgen studenten in hbo5-opleidingen op dezelfde manier toegang als andere studenten hoger onderwijs. Het klopt dat een studietoelage aan bepaalde voorwaarden gebonden is: zo moet men minimaal 27 studiepunten opnemen, en moet men onder bepaalde inkomensgrenzen blijven. Maar zelfs met die voorwaarden is dit dus een vooruitgang ten opzichte van de huidige situatie.
Ik heb trouwens vanochtend een kleine tweet verstuurd om aan de wijde wereld te melden dat het aantal mensen met een diploma hoger onderwijs nog nooit zo hoog is geweest. Wij doen het in Vlaanderen bijzonder goed. Er is wel nog werk aan levenslang leren. Collega's, als je dan de potentie van hbo5 meerekent en het hoger beroepsonderwijs beschouwt als een volwaardige poot waardoor jongeren die een beroepsopleiding volgen ook de deur open krijgen naar hoger onderwijs en misschien later zelfs nog doorstromen naar een bacheloropleiding, dan is dat een zeer positieve zaak. Ik heb begrepen dat iedereen daar ook achter staat. Collega Celis, ik ken u ook als iemand die toch wel genuanceerd bezorgd is en ik deel een aantal zorgen, maar ik vind dat we voluit verder moeten gaan op de ingeslagen weg en de kaart die getrokken is, ook verder trekken.
De voorbije maanden hebben we veel gesprekken en voorbereidende werkzaamheden gehad om de regelgeving uit te werken. De decretale teksten zijn voorbereid. Het is mijn intentie om die nog voor het zomerreces een eerste keer te bespreken binnen de Vlaamse Regering. De bezorgdheid omtrent de brede toegankelijkheid leeft bij alle stakeholders en we moeten die dus ook meenemen bij de totstandkoming van het decreet, maar de hogescholen zijn zich daarvan bewust.
Een goede regeling voor de personeelsleden die op dit moment verbonden zijn aan hbo5-opleidingen is uiteraard een onderdeel van het decretale werk. Het is de bedoeling dat de expertise van deze mensen maximaal in het hbo5 blijft. Ook dat zal het behoud van de huidige troeven ten goede komen.
De voorbije maanden zijn in een aantal werkgroepen verkennende gesprekken geweest om alles in kaart te brengen en de toekomstige regelgeving voor hbo5 uit te tekenen. Een van die werkgroepen besprak de personeelsaspecten. Aan deze werkgroep hebben ook vertegenwoordigers van de hogescholen, van de inrichtende machten en van de vakbonden deelgenomen. Er is in alle openheid gesproken over mogelijke scenario’s, problemen en oplossingen. Op basis van die gesprekken wordt nu de regeling voor het personeel uitgewerkt. Als het voorontwerp van decreet er is, dan komen er formele vakbondsonderhandelingen, zowel binnen de Vlor en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) als binnen het Vlaams Onderhandelingscomité. Iedereen zal dus nog uitgebreid zijn zegje kunnen doen, ook jullie, want zonder goedkeuring van dat ontwerp van decreet kunnen we – ik zou niet anders durven zeggen – uiteraard niet vooruit.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord. Het doet mij deugd dat u begonnen bent met te zeggen dat u heel veel belang hecht aan flexibiliteit van het hbo5. De cursisten die gekozen hebben voor die onderwijsvorm, doen dat vanwege de laagdrempelige benadering en de flexibele lesmomenten. We moeten daar zeker aandacht voor blijven hebben, maar dat heb ik in uw antwoord ook gehoord.
Minister, als ik de pagina onderwijskiezer erbij haal, dan zie ik dat daar heel duidelijk wordt gesteld dat het werkplekleren een zeer belangrijk onderdeel is van de hbo5-opleiding en minimaal een derde van de studie-omvang moet krijgen. Ik lees in de conceptnota dat 46 procent van de cursisten hbo5 aan het werk zijn en dat 23 procent werkzoekend is. Dat werkplekleren is uiteraard een zeer, zeer belangrijk element binnen de hbo5-opleiding om de degelijkheid van de opleiding te garanderen, maar ik denk dat we bijzonder moeten bewaken dat de combinatie met de job van die mensen kan worden gegarandeerd.
Ik wil nog even stilstaan bij de bekendheid van het niveau. Een waardevol graduaatsdiploma is nog niet altijd voldoende bekend. Wat verpleging betreft, is dat wel zo. We moeten dat binnen de hbo5-opleidingen elke keer een beetje apart beschouwen. Denkt u aan een aantal maatregelen om de communicatie te versterken? Ik heb daarover al met verschillende mensen gesproken omdat ik veel belang hecht aan de missing link van hbo5. Ik ervaar dat ik telkens moet beginnen met uitleg te geven over waar hbo5 voor staat.
De bezorgdheden zijn gekend. Ik kijk met heel veel belangstelling uit naar wat de werkgroep Personeelsaspecten naar voren zal brengen maar ook later naar de vakbondsgesprekken.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, u hebt het goed gezegd dat dit een enorme opportuniteit is voor Vlaanderen. Dat ziet men in het werkveld zelf ook in, denk ik. Toch is er door de onduidelijkheid enige ongerustheid omdat men blijft wachten op de uitwerking.
Zowel de CVO’s als de hogescholen zitten met vragen. Zo vragen ze zich af hoe het aanbod er daadwerkelijk zal uitzien. Er wordt wat druk gezet om de beroepskwalificaties te kunnen schrijven, maar de onderwijspartners die daarin een rol willen spelen, kunnen niet met zekerheid alle antwoorden geven, aangezien ze niet in de toekomst kunnen kijken.
Er worden ook vragen gesteld naar wat de verschillen zijn tussen bepaalde Se-n-Se-opleidingen en wat het verschil zal zijn met hbo5. Ik merk ongerustheid over verschillende aspecten. Wat de timing betreft, weten we dat als er een inschaling is in het hoger onderwijs, er ook domeinspecifieke leerresultaten moeten worden ontwikkeld en dat die moeten worden goedgekeurd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), omdat er dan pas kan worden gestart met het schrijven van de toets ‘nieuwe opleiding’, tenzij ik me vergis. Dit moet allemaal ten laatste tegen december 2018 worden afgerond. Dat zou een goede timing kunnen zijn om zich voor te bereiden op het academiejaar 2019-2020.
Er blijven dus vragen over het halen van de timing en over het rondkrijgen van de procedure met de NVAO. Het personeel is ook enigszins ongerust over de toekomst, over de overdracht en beschikbaarheid van financiële middelen. De hogescholen moeten hun begrotingen kunnen opmaken, terwijl ze nu al financieel onder druk staan.
Het is belangrijk dat we tijdig een antwoord kunnen geven op deze vragen zodat de ongerustheid wat kan wegebben en dat men zich kan focussen op de inhoud van de opleiding.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, de 27 studiepunten zijn wat een gemiddelde cursist opneemt. Flexibiliteit, bijvoorbeeld door deze ’s avonds op te nemen, lijkt me helemaal normaal. Ik vind het zeker ook bespreekbaar – mocht daar twijfel over zijn – dat de werkplek als werkplekleren kan fungeren. Dat lijkt me ook iets dat in de toekomst mogelijk moet zijn. Dat zou een toegevoegde waarde betekenen, zeker voor mensen die zich willen upgraden vanuit de functie waarin ze zitten.
Mevrouw Brusseel, de beste manier om geen onrust te hebben, is nooit iets te veranderen, zeker in onderwijs. Er zijn inderdaad zorgen, maar dit is een hervorming waarmee we willen starten op 1 september 2019. Het is een enorme verandering voor het volwassenenonderwijs, maar ook voor de hogescholen, die nu in de appel moeten bijten, zowel voor de lerarenopleiding als voor hbo5. Theoretisch zijn we het er allemaal over eens dat de leerladder perfect wordt als dit wordt ingekanteld in het hoger onderwijs.
Als de regering er morgen mee akkoord gaat, komt het kader voor de omvorming morgen voor de eerste keer op de regering. Hoe zal de procedure van de omvorming van de opleiding verlopen? Dat is goed omdat de actualisatie van de huidige opleidingen als basis kan dienen. Er moet niet voor alles van nul worden gestart in de toekomst.
Ik begrijp de zorgen van het personeel, maar hier zijn er twee mogelijkheden: ofwel beslis ik zelf, ofwel neem ik uitgebreid mijn tijd om te overleggen en dan tot conclusies te komen. Dat is wat we nu doen. We brengen alle personeelseffecten in kaart. We kijken wat de zorgen zijn en hoe we eraan kunnen tegemoetkomen. Op dit ogenblik zitten we perfect op schema om de timing te halen, met heel veel zorg voor de bestaande expertise. Op een bepaald moment was het ook voor mij een beetje spannend omdat ik de indruk kreeg dat bepaalde CVO’s zeiden dat we tijdelijk hun expertise zouden gebruiken en ze dan zouden bedanken voor bewezen diensten. Dat is niet de weg die we willen gaan. We willen dat in groot respect doen met iedereen die actief is. De hervorming doen we net om de generatiestudenten voluit te laten gebruikmaken van hbo5. We zien nu dat bijna geen enkele generatiestudent naar hbo5 gaat na het secundair onderwijs.
De Se-n-Se-opleidingen hebben we ook afgeklopt op de Vlaamse Regering. Het kader is definitief. We hebben besloten om een niet gering aantal Se-n-Se-opleidingen te laten bestaan. De match is ook gemaakt met de hbo5-opleidingen. We vinden Se-n-Se toch relevant omdat het vooral van belang is dat jongeren vorming blijven hebben. In het beroepsonderwijs willen we na zes jaar naar een volwaardig diploma gaan. Je zou dus kunnen zeggen dat alle Se-n-Se-opleidingen weg kunnen, maar voor sommige specialisaties is het goed om deze te kunnen doen onmiddellijk na het secundair onderwijs. Je kunt ook horizontale opleidingen hebben, zoals management, voor mensen die beroepsonderwijs hebben gevolgd en toch zelfstandig willen worden. Er zijn wel wat opportuniteiten waardoor we een evenwicht hebben gezocht in onze matrix tussen wat we behouden in het leerplichtonderwijs en wat de kansen zijn voor hbo5 in de toekomst.
Wat het aantal opleidingen betreft, zijn er de voorbije jaren niet zo veel bij gekomen. Het is natuurlijk de bedoeling dat we net wel alle kansen geven om nieuwe opleidingen aan te bieden.
De financiering zal wel nog een debat vergen. Er is een groeinorm in het hoger onderwijs. Ik kan moeilijk zeggen dat we alle hbo5-opleidingen inkantelen en de budgetten mee overhevelen, maar dat de groeinorm dezelfde blijft. Sowieso zullen we nog een discussie hebben over de toekomstige financiering.
Al deze debatten worden gevoerd in de komende maanden.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, ik had nog een vraag gesteld over de communicatie. Hebt u daar nog iets in het hoofd?
Zeker. Zodra het kader definitief is en het licht op groen staat voor nieuwe opleidingen, zal er sowieso een informatiecampagne worden gevoerd. We zullen dat maar doen als alles duidelijk is en we voluit van start kunnen gaan.
De heer Daniëls heeft het woord.
Klopt het dat de omvorming van hbo5 morgen op de regering komt? Heb ik dat goed begrepen?
Het kader wordt morgen definitief goedgekeurd.
Als ik goed ben geïnformeerd, is er vandaag en morgen al toelichting door NVAO over dat kader.
Ja, omdat het al een eerste keer is goedgekeurd. Morgen volgt de definitieve goedkeuring van het kader.
De vraag om uitleg is afgehandeld.