Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over dyslexiesoftware
Vraag om uitleg over de toegang tot dyslexiesoftware
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, op 1 juli 2009 zijn de middelen voor de ondersteuning van leerlingen met dyslexie overgeheveld naar het beleidsdomein Onderwijs. Op deze overheveling zijn er meerdere oproepen gevolgd in het kader waarvan gefinancierde en gesubsidieerde scholen – zowel uit het gewoon als uit het buitengewoon basis- en secundair onderwijs – een gemotiveerde aanvraag konden doen om in aanmerking te komen voor kosteloze dyslexiesoftwarepakketten. Projectsubsidies zorgden daarbij voor het budgettaire kader.
Een tijdje geleden vernam ik evenwel dat men nu op zoek is naar een meer efficiënte en toegankelijke methode om deze softwarepakketten ter beschikking te stellen. Dat is op zich een goede zaak. Maar omdat het kennelijk een complex dossier betreft, is het gevolg dat er op dit moment, in afwachting van een beslissing, geen gratis dyslexiesoftware meer ter beschikking wordt gesteld van scholen. Verder begrijp ik dat dyslexiesoftware ook geen deel uitmaakt van de mogelijke specifieke onderwijsleermiddelen (SOL) waarop leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften die schoollopen in het gewoon onderwijs, een beroep kunnen doen.
Voor alle betrokkenen – zeker ook leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften voor wie een dyslexiesoftwarepakket in het kader van redelijke aanpassingen grote relevantie heeft – lijkt het bijgevolg aangewezen dat er zo vlug mogelijk wordt beslist over de nieuwe procedure die in de toekomst zal gelden. In ieder geval moeten we vermijden dat alleen leerlingen van wie de ouders zelf pakketten kunnen aankopen, zouden kunnen rekenen op de nodige aanpassingen.
Verder stel ik ook vast dat hieromtrent grote onduidelijkheid heerst bij ouders en scholen en dat het blijkbaar niet altijd even evident is om de juiste informatie te pakken te krijgen. We hebben zelf verschillende contacten met scholen gehad, met ouders en verschillende diensten, en het heeft een hele tijd geduurd voor we meer informatie konden geven. Dit doet zich voor op dit moment. Enkel via de Infolijn hebben we meer informatie verkregen.
Minister, kunt u bevestigen dat er in afwachting van een beslissing over een nieuwe manier van werken, dit schooljaar geen gratis dyslexiesoftwarepakketten ter beschikking zijn gesteld van scholen uit het gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs? Kunt u aangeven wanneer er een beslissing zal worden genomen? Zal er met het oog op het schooljaar 2017-2018 dan opnieuw een oproep komen in het kader waarvan scholen een aanvraag kunnen doen om voor gratis dyslexiesoftware in aanmerking te komen? Of voorziet u in een verschillende werkwijze? Bestaan er, gelet op de inspanningen die sinds 2009 zijn geleverd, recente cijfers over hoeveel bijkomende leerlingen en scholen nood hebben aan deze dyslexiesoftware? In hoeveel middelen zal worden voorzien voor de nieuwe manier van werken? Voorziet u in communicatie-initiatieven die ten aanzien van scholen en ouders voor de nodige duidelijkheid kunnen zorgen, zowel over de huidige als over de toekomstige situatie?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik stelde reeds op 28 november 2016 een schriftelijke vraag, namelijk nummer 145, over de beschikbaarheid van dyslexiesoftware. Ik had toen vastgesteld dat men bij het departement en SOL geen antwoord kon bieden op de vraag wat er op dat moment was. Op de website van de speciale onderwijsleermiddelen was ook de dyslexiesoftware niet meer te vinden.
Ik geef het voor de volledigheid mee: http://onderwijs.vlaanderen.be/nl/speciale-onderwijsleermiddelen. Het vroegere project ‘Dyslexie, wat nu’, waarbij scholen investeringen voor dyslexietechnologie konden krijgen via de Speciale Onderwijsleermiddelen (SOL), was ook plots gestopt.
In uw antwoord van 28 november gaf u aan dat er inderdaad tot en met het schooljaar 2015-2016 een project was, maar dat dat werd stopgezet. Ik stel vast dat er vandaag, toch ettelijke maanden later, nog altijd niets in de plaats is. U antwoordde verder op mijn schriftelijke vragen dat de aanwending van die SOL-middelen geschrapt was en dat het Departement Onderwijs aan het bekijken was om iets alternatiefs te doen. Maar ondertussen is er gedurende het volledige schooljaar 2016-2017 natuurlijk wel niets voorhanden.
In uw antwoord gaf u ook aan dat het departement Onderwijs een algemene toegankelijkheid van dyslexiesoftware ambieerde binnen het leerplichtonderwijs om de verdeling van die software aan te pakken.
Ik was dan ook verheugd dat ik in de krant las dat u in actie was geschoten en dat voorleessoftware Vlaanderenbreed beschikbaar stellen een van de scenario’s is die u aan het verkennen was, afhankelijk van de budgettaire mogelijkheden in 2017.
In recente krantenartikelen van begin april lazen we dat momenteel amper één leerling op vier met dyslexie toegang heeft tot de software, maar dat de minister het probleem zal oplossen door in plaats van pakketten aan te kopen voor een kleine groep jongeren, de licenties van de software aan te kopen. Op die manier zullen alle leerlingen in alle scholen toegang krijgen, wat dus in lijn ligt met het antwoord op mijn schriftelijke vraag. Ik ben dus blij dat die schriftelijke vraag enige deining en daardoor vooruitgang heeft veroorzaakt.
Minister, wanneer plant u dat die licenties worden aangekocht en de software dus beschikbaar wordt voor alle leerlingen in alle scholen? Is dat nog voor 2017? We hebben dit schooljaar toch vastgesteld dat er eigenlijk niets is.
Zijn er meerdere, verschillende programma’s op de markt? Hoe zal de keuze verlopen waarvoor u licenties zult kopen? Zullen scholen de keuze krijgen welke software ze kunnen gebruiken? Hoelang zullen we die licenties dan aankopen?
Wat als voor bepaalde leerlingen in een bepaald programma of een bepaalde licentie dient te worden voorzien die niet in de gekochte licenties zit? Hoe kan dat dan worden gefinancierd?
Er worden inzake voorleessoftware vragen gesteld bij de efficiëntie daarvan voor beginnende lezers. Dat betreft dan de pedagogische aanwending van die pakketten. Hoe zal dat worden opgevolgd?
Hoeveel kost het om de volledige licenties voor alle leerlingen van alle scholen te kopen, in plaats van op dit moment een aantal pakketten voor een kleine groep leerlingen?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, op 7 april werd er, naar aanleiding van uw antwoord op mijn schriftelijke vraag, in verschillende media – Het Laatste Nieuws en De Morgen – bericht over de toegankelijkheid van voorleessoftware voor jongeren met dyslexie. Er werd bericht dat het geschatte aantal leerlingen met dyslexie ruimschoots het aantal beschikbare pakketten voorleessoftware overstijgt. De heer Daniëls en mevrouw Helsen hebben daar ook op gewezen. Daarnaast blijkt informatie over de aanwending van de beschikbare licenties gering, waardoor de vraag dient te worden gesteld of de meest behoevende jongeren hier wel mee worden bereikt.
Het huidige model van de licenties op voorleessoftware werd gelanceerd door de vorige minister van Onderwijs teneinde gevolg te geven aan de VN-conventie inzake de gelijke rechten van personen met een handicap. Als ik me niet vergis, bestond dit voornamelijk uit het verdelen van de USB-sticks onder de scholen, met daarop telkens per school vijf licenties.
Ondertussen hebben er gelukkig grote evoluties plaatsgevonden inzake de ondersteuning van jongeren met leerstoornissen. Er komen alsmaar meer tools bij. Minister, u wordt ook altijd vermeld in de tweets van het bedrijf dat dergelijke pakketten ter beschikking stelt. Er is nu veel meer beschikbaar. Zo zijn licenties voor voorleessoftware nu ook digitaal te verkrijgen, wat een veel efficiëntere verdeling mogelijk maakt. Hieromtrent liep vorig jaar overigens een proefproject van het Departement Onderwijs in samenwerking met ADIBib.
Minister, kunt u beamen dat het aantal beschikbare pakketten voorleessoftware ontoereikend is om alle behoevende jongeren met dyslexie te bereiken?
In uw eerste reactie op de berichtgeving spreekt u over een hervorming van het systeem, met name de switch van fysieke licenties op cd-rom of USB-stick naar digitale licenties. Kunt u verder concretiseren wat u precies van plan bent en welke timing u daarbij vooropstelt?
In een advies van maart 2016 stelt de Commissie Zorgvuldig Bestuur dat niet enkel het beschikbaar stellen van voorleessoftware, maar ook de toegang tot een compatibele laptop een verantwoordelijkheid is van de school. Minister, volgt u deze gedachtegang? Zo ja, welke maatregelen zullen worden getroffen om scholen hiertoe financieel in staat te stellen?
Volgens mij worden we nog steeds geconfronteerd met heel partiële informatiegaring rond het welbevinden van jongeren met leer- en gedragsstoornissen in onze scholen. We weten eigenlijk niet hoeveel het er zijn, hoe hun schoolse prestaties zich verhouden tot het gemiddelde, noch in welke mate de gevraagde redelijke aanpassingen, zoals de software, worden toegekend. In de jaarverslagen van Unia duiken bovendien verontrustende berichten op van leerlingen met dyslexie die tijdens de les geen gebruik mogen maken van een laptop met voorleessoftware. Minister, welke initiatieven zult u ontplooien op het vlak van informatieverwerving? Hoe ziet u de detectie en de opvolging van eventuele klachten in de toekomst?
We hebben het altijd over voorleessoftware, maar eigenlijk doen die tools veel meer dan alleen helpen met voorlezen. Zo helpen ze ook met spelling. Voorleessoftware is niet voor elke jongere met dyslexie noodzakelijk. Soms kan een leespen of leesmuis soelaas bieden. Minister, plant u, naast het ter beschikking stellen van voorleessoftware, ook andere vormen van ondersteuning aan te bieden, het advies van de Commissie Zorgvuldig Bestuur indachtig? Zo ja, welke en volgens welke timing?
Ik dank u alvast voor het antwoord op deze hele batterij vragen. Ik denk dat de problematiek het waard is.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, u stelt zeer terechte vragen. De problematiek die wordt aangekaart, is belangrijk. Ik weet dat oplossingen altijd vele vaders en moeders hebben. Daarom dank ik u ook voor al uw schriftelijke vragen. Er zijn er vroeger wellicht nog gesteld.
Wat ik hier aan het doen ben, is geen steekvlampolitiek. Ik probeer een structurele oplossing te vinden voor iets dat we ooit fatsoenlijk moeten oplossen.
Ik geef een beetje ontstaansgeschiedenis mee. Tot 2009 financierde het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) de voorleessoftware. De ministers van Welzijn en Onderwijs sloten op het einde van de legislatuur 2004-2009 een protocol af waarin de bevoegdheid werd overgedragen van de minister van Welzijn naar de minister van Onderwijs. De manier van toekennen is toen ook veranderd.
Het VAPH kende één licentie toe aan een persoon met een beperking. In Onderwijs kenden we telkens pakketten toe aan scholen, op basis van een kwalitatief beoordeelde aanvraag vanuit de school. Hierdoor zorgden we voor verbreding, omdat meer dan één jongere kon gebruikmaken van de software, en voor verdieping, omdat het een ander effect krijgt wanneer het gebruik van de software in het ruimere zorgbeleid past en ook kan worden aangeleerd op school.
Hoe zijn we te werk gegaan tussen 2009 en 2016? Het departement heeft voor de verdeling van die software samengewerkt met het Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB).
Jaarlijks – en daar knelde het schoentje – werd een budget van ongeveer 50.000 euro vrijgemaakt. Wat kon je met die 50.000 euro doen? Daarmee konden zo’n 70 pakketten van 5 sticks, dus 350 sticks, worden toegekend aan scholen.
De aanvragen zijn langzaam maar zeker het aanbod gaan overstijgen. Met het beschikbare budget kregen iets meer dan 1000 scholen de afgelopen jaren dyslexiesoftware toegekend.
Dat was een zeer beperkte manier van werken, omdat het hier gaat over internettoepassingen voor allerhande software die meer en meer ingang vinden. U hebt het zelf gezegd, mevrouw Segers. Daarom is bij ons de vraag gerezen of de fysieke dragers van software nog beantwoorden aan de hedendaagse noden en verwachtingen.
Ten eerste kunnen zulke sticks verloren gaan. In de praktijk leidt dit er dan mogelijk toe dat scholen de sticks niet meegeven voor het maken van huiswerk.
Ten tweede, bij een internettoepassing heeft de gebruiker in principe altijd de meest recente versie van de software; bij een fysieke drager is dat niet zo.
Ten derde, als we zouden komen tot een Vlaanderenbrede weblicentie, staat de software altijd voor iedereen ter beschikking. De leerling is dan niet afhankelijk van het initiatief van de school – in die situatie zaten we tot nu toe.
Daarom hebben we besloten te proberen die aanpak over een andere boeg te gooien.
Zoals ik al zei, is er de stijgende vraag naar redelijke aanpassingen. Die vraag is terecht. Tegelijk willen we zo maximaal mogelijk gebruikmaken van de nieuwe technologische ontwikkelingen.
De doelgroep van dyslexiesoftware is ruimer dan enkel de dyslectici. De software kan als spraak-, lees- en spelsoftware worden ingezet voor leerlingen met dyslexie, dyspraxie, ASS, visuele beperkingen, fysieke beperkingen en anderstalige leerlingen.
Ongeveer 7 procent van de leerlingen kampt met ernstige lees-, spellings- en/of schrijfproblemen. Daarmee wil ik natuurlijk niet zeggen dat je niet correct moet leren spellen. Daar ben ik nogal gevoelig voor. Dyslexiesoftware kan voor ongeveer een op de tien, dus 10 procent van de leerlingenpopulatie, in mindere of meerdere mate een ondersteunende of faciliterende rol kan spelen.
Er zijn heel grote verschillen binnen de doelgroepen. Dat vraagt dus wel om een benadering die maatwerk mogelijk maakt.
Het is voor ons, Vlaamse overheid, van belang dat we onze verantwoordelijkheid nemen. Ik moet een manier vinden om die software ter beschikking te stellen voor al wie dat nodig heeft. Scholen hebben ook een verantwoordelijkheid als het gaat over het oordeelkundig gebruiken van de software.
Ik wil onderstrepen dat het gebruik van voorleessoftware goed lees- en schrijfonderwijs nooit kan vervangen. De voorleessoftware moet dus juist worden ingezet, voor die leerlingen waarvoor het nuttig is en in de mate dat het leerproces ondersteund wordt en slechts permanent als het niet anders zal gaan.
U weet dat er ook wat discussie bestaat – misschien weid ik nu uit zonder dat het nodig is – over vanaf welke leeftijd je zulke software kunt inzetten. Velen zeggen mij: ‘Je mag dat zeker niet doen voor het tweede of derde leerjaar, omdat je voldoende incentives moet hebben om kinderen toch de juiste reflex te geven om te leren lezen.’ Ik zal daar nu niet dieper op ingaan, maar ik wil toch wijzen op de gedeelde verantwoordelijkheid.
Hoe gaan we nu naar dat nieuwe systeem? Vooreerst – ik heb het al gezegd en ook de heer Daniëls heeft er al naar verwezen – zijn er meer dan één soort softwarepakketten. Het is aan de leerling zelf om te beslissen welke software het beste antwoord geeft op zijn of haar noden. Momenteel bereiden mijn diensten een werkwijze voor, in nauw overleg met Eureka ADIBib, de vzw die handboeken omzet in een voor voorleessoftware geschikt format. Een algemene beschikbaarheid heeft een bijkomend voordeel. Meer leerlingen zullen kunnen gebruikmaken van de investering die we als overheid doen in ADIBib. U weet dat we daarin serieus investeren. De ADIBib-boeken zullen op die manier ook vaker worden gebruikt.
Het is de bedoeling om daar zo snel mogelijk mee van start te gaan. In tussentijd bouwen we het verdelen van die fysieke dragers van voorleessoftware af.
Bij de algemene beschikbaarheid zullen de scholen geen aanvragen meer moeten doen. We willen dus naar een systeem waar de leerling of zijn ouders zelf de toegang tot de internettoepassing kan verkrijgen. Dat geniet voor ons de voorkeur.
Bij de voorbereiding van het nieuwe systeem hoort ook de bespreking met de leveranciers en het onderhandelen van een scherpe prijs. Mevrouw Helsen, daarom kan ik niet zeggen wat mijn budget is. Want als ik natuurlijk zeg ‘dat is mijn budget’, dan beperk ik mijn mogelijkheden om te onderhandelen over een scherpe prijs. Maar ik kan u geruststellen: er is een budget voor uitgetrokken.
De implementatie of de uitrol van het nieuwe systeem zal uiteraard een uitgebreide communicatie vergen.
Het is een beetje vroeg om hierover in detail te gaan. Ik wil nu eerst het proces op een correcte wijze afronden. Er zullen ook inhoudelijke vragen komen.
Of er naast de voorleessoftware ook nog andere vormen van ondersteuning ter beschikking moeten worden gesteld, kunnen we later evalueren. Voor mij is het van belang dat ik nu eerst tot een systeem kom waarvan iedereen kan gebruikmaken en dat we die onderhandelingen ook tot een goed einde brengen.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Dank voor uw antwoord, minister. Weet u wanneer de nieuwe manier van werken ingang kan vinden?
Liefst volgend schooljaar, en uiterlijk op 1 januari 2018. Tussen september en januari dus.
Vandaag zijn er mensen die echt zitten te wachten. Het is belangrijk om zo vlug mogelijk met de nieuwe manier van werken te starten. Ik wil daarbij aandacht vragen voor de kansengroepen. Niet iedereen kan op eigen kracht toegang tot alles op het web verwerven. Brede toegankelijkheid is goed, maar ik vraag bijzondere aandacht voor kinderen die niet altijd door het gezin worden ondersteund om aan informatie te komen.
Minister, toen het programma in het schooljaar 2015-2016 is gestopt, wisten we dat er een nieuw schooljaar aankwam. In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag zei u dat het afhangt van de omvang van uw budget voor 2017. Nu zegt u op 1 januari 2018. Het schooljaar 2016-2017 is goed voor een halve periode van het begrotingsjaar 2016 én voor het volle begrotingsjaar 2017. Was er dan niet in middelen voorzien? Of waarvoor zijn die dan wel gebruikt? En hoe komt het dat we niet vroeger hebben voorzien in een vervanging? We wisten immers dat het programma stopte.
Wat betreft de licenties en de keuzes bent u aan het onderhandelen. Wordt onderhandeld over welke licenties men zal aankopen? Of worden alle licenties op de markt aangekocht, waaruit scholen dan kunnen kiezen? Uit uw antwoord kan ik niet afleiden hoe het zit. U zei ook dat het materiaal ook kan worden gebruikt voor lees-, spel- en spraaktoepassingen. Wordt voorzien in een vorm van begeleiding of vorming, bijvoorbeeld in het kader van prioritaire nascholingsthema’s? De software aanwenden om kinderen aan te zetten om te beginnen met lezen, zou niet zo’n goed idee zijn. Er zijn blijkbaar toch wel een aantal nadelen aan de software verbonden.
Dank voor uw antwoord en ook voor uw bereidheid om hiervoor geld uit te trekken, minister. Het alarm is duidelijk afgegaan.
Ik maak wel dezelfde kanttekening als de heer Daniëls. U vermeldt de datum 1 januari 2018. Betekent dit dat er bij de start van het schooljaar nog in niets zal zijn voorzien voor leerlingen bij wie dyslexie wordt vastgesteld? Dyslexie wordt eigenlijk maar vastgesteld wanneer men in het derde leerjaar zit. Op dat moment moet worden aangeleerd om met de software om te gaan. De software is wel geen tovermiddel. De software is niet echt gebruiksvriendelijk. Het is een hele klus om er te leren mee omgaan. Ik kom er nog op terug.
Ik ben blij dat u inziet dat het probleem groot is. Want 5 tot 10 procent van de kinderen werkt zich door zijn schoolcarrière met een of andere leerstoornis. Het is goed dat u de technologisch meest geavanceerde middelen bekijkt. De voorleesknop is belangrijk, en er bestaan apps. Onderzoeken tonen aan dat leerlingen die de tools kunnen gebruiken minder snel hulp zullen moeten vragen aan de leerkrachten. Ik vergelijk het altijd met het dragen van een bril: een dyslecticus die geen ondersteuning krijgt, is als een slechtziende die het zonder bril moet doen. Sommige academici stellen wel dat men die software niet te snel en te veel mag gebruiken, zo niet kunnen ze uiteindelijk niet meer lezen. Maar dat is te kort door de bocht, denk ik.
De software alleen volstaat niet. De digitalisering van de schoolboeken is minstens even belangrijk. Op dat vlak zitten we goed. De cd-roms zijn er, en ze zijn ook online beschikbaar. De ADIBib-boeken zijn beschikbaar, en ook dat is erg goed. Ik heb wel een kleine kanttekening: de ingesproken romans zijn voor kinderen met dyslexie niet erg aantrekkelijk, want ze worden ingesproken met een heel monotone stem die blijkbaar voor blinden de ideale voorleestoon is, maar niet voor dyslectici. Kinderen, ouders, maar ook leerkrachten moeten leren omgaan met de software. Leerkrachten hebben vaak koudwatervrees om leerlingen te helpen ermee aan de slag te gaan omdat ze het er zelf moeilijk mee hebben. We moeten dus blijven inzetten op de cursussen om te leren omgaan met Sprint.
Toen bij mijn oudste zoon dyslexie werd vastgesteld, heb ik een informatiebundel opgevraagd. De bundel werd in de scholen verspreid. Hij dateert al van 2007, toen minister Vandenbroucke verantwoordelijk was. De bundel is erg handig. Is die nog in omloop? Moet die niet worden geactualiseerd? Hij is immers een uitstekend ondersteuningsmiddel voor de scholen en de leerkrachten.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, collega’s, heel toevallig loopt vandaag een stagiaire met me mee. Ze vertelde me over haar schoolcarrière. Ze zei dat ze het niet gemakkelijk heeft gehad omdat ze dyslexie heeft. Ze stond me toe om hier daarover te vertellen. Ze zei dat het voor haar een gevoelige zaak is. Mensen gaan er soms nog van uit dat het een zaak is van genoeg te oefenen, en dan lukt het allemaal wel. Wie de diagnose krijgt, moet echt de software ter beschikking krijgen. Dat is bijzonder belangrijk. Ze zegt dat ze inhoudelijk echt wel sterk is. Haar leerkracht zegt haar dat ze schitterende ideeën heeft. Ze schrijft die dan op, maar ziet zelf niet wat er op papier staat. Als men haar voorleest wat ze heeft geschreven, dan hoort ze wel dat de zinnen niet zijn wat ze zouden moeten zijn. Ze zou die dan zelf kunnen verbeteren.
Die leerlingen moeten dezelfde kansen krijgen als de andere. Ze hebben dezelfde talenten, alleen hebben ze het op één punt moeilijker: goed op papier zetten wat ze willen zeggen. Ik vind het ongelooflijk dat voor die kinderen de software niet automatisch ter beschikking wordt gesteld. U bent ermee bezig, minister. Het is evenwel jammer dat het een tijdje aansleept. Gedurende enkele jaren heeft mijn stagiaire die software kunnen gebruiken, maar er was een periode waarin dat niet het geval was.
Die zou er altijd moeten zijn. Ik ben blij dat u er inderdaad werk van maakt om ze in heel Vlaanderen, voor iedereen die het nodig heeft, toegankelijk te maken. Dat is een heel belangrijke stap. Hopelijk kan dat zo snel mogelijk.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, er zijn heel veel opmerkingen gemaakt. Een aantal ervan deel ik. Ik ben niet de specialist die zal bepalen vanaf wanneer je voorleessoftware mag gebruiken. Vanaf het moment dat het is vastgesteld, kan het, en de een is ervoor en de ander tegen. Maar ik weet wel dat het een zeer belangrijk hulpmiddel is voor jongeren die kampen met onder andere dyslexie.
Mijnheer Daniëls, het is de bedoeling om de beide softwarelicenties aan te kopen, om nu net niet te verplichten om er één te gebruiken. Want dan rem je een beetje de markt af. We hebben bij de budgetcontrole in een budget voorzien. Voor dit schooljaar was er inderdaad niets. Bij het afschaffen van Samenwerkingsverband van Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB) is er voor een schooljaar niet in extra budget voorzien. We waren toen al van plan om die onderhandelingen op te starten. De sticks die in de scholen aanwezig zijn, kunnen verder worden gebruikt. Alleen is dat absoluut onvoldoende als we het aantal vragen zien.
Mevrouw Meuleman, ik ben blij met de melding van de stagiaire. Dit toont ook aan dat het systeem zoals het vandaag werkt, niet ideaal is. Als we blijven voortdoen met die sticks, is dat ook geen garantie voor de toekomst. Ik heb gemeld wat ik te melden had: de technologie maakt het mogelijk om op een vernieuwde wijze te werken.
Ik heb in mijn vriendenkring ook wat ervaring opgedaan met dyslexie in het hoger onderwijs. Daar is nu niets over gezegd. Ik vind het ook vreselijk dat je elk jaar opnieuw alles moet aanvragen. Ik zal de details niet vertellen, maar wij moeten daar komaf mee maken. Dat is nog een reden waarom ik het zo belangrijk vind dat wij die software ter beschikking stellen van iedereen. Zo kunnen we toch wat drempels wegnemen. Dat zal wat kosten, maar we gaan proberen om dat tegen een scherpe prijs te doen.
Begeleiding zal zeker nodig zijn. Prioritaire navorming is een mogelijkheid. Maar ook hier geldt: van twee dingen één. Als de overheid dat aanschaft en ter beschikking stelt, ga ik ervan uit dat scholen ook wel op de trein zullen springen om werk te maken van die verdere inclusieve benadering van het onderwijs. Met de sticks moest je ook begeleiden. Dat zal hier ook nodig zijn. We zullen er voluit verder gebruik van maken. Ik hoop dat het kan tegen 1 september. Ik sluit niet uit dat het tegen januari zal zijn. Dat heeft, collega’s, niets te maken met een gebrek aan budget maar wel met het correct moeten afronden van de procedure die we nu volgen.
Mevrouw Meuleman, tenzij ik u verkeerd heb begrepen, die stick kan jaren na elkaar worden gebruikt. Als leerlingen uitstromen, kun je ze opnieuw gebruiken voor nieuwe leerlingen. We zitten nu gewoon tijdelijk, dit schooljaar, met een beperking. Leerlingen kunnen instromen, maar er zijn er ook die uitstromen uit de school. De bulk die er gebruik van kan maken, of de groep, wordt niet groter. We willen van de bestaande toestand overschakelen naar een veel bredere toestand.
Het gebruik van de voorleessoftware hoeft wat mij betreft niet haaks te staan op het belang van inoefenen. Het is niet het ene of het andere. Je kunt de twee blijven doen.
Mevrouw Segers, u zegt dat het een map is van de heer Vandenbroucke. Dat bewijst dat zijn opvolger ter zake geen inspanningen gedaan heeft. Maar als we erin slagen om de voorleessoftware te kopen, dan vind ik het zeker nuttig om de map te updaten. Dat lijkt mij een evidentie. Het kan zijn dat de map nog volledig actueel is, dat weet ik niet, maar als het systeem wijzigt, zal het logisch zijn dat de map minstens een actualisering ondergaat. Daar zullen we zeker ook voor zorgen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u er werk van maakt en er spoed achter zet. Ik heb er alle begrip voor dat u niet zegt wat uw budget is, om te vermijden dat het jammer genoeg tot de laatste euro op is en uw onderhandelingsmarge tot nul wordt herleid.
Het is ook goed dat u alle pakketten die er zijn, effectief mogelijk wilt maken. Zo zullen er daar geen lastige kwesties zijn.
Ik ben het eens met de bedenking over de sticks, en over het feit dat er met internet online heel wat mogelijk wordt. Dat was ook het nadeel van die map. Die map stond dan in een kast, bij één iemand in een school. Je moet een beetje opletten met dergelijke zaken. Die werken ook niet altijd optimaal.
We moeten misschien ook wel in een beetje begeleiding voorzien. Daar kunt u ook rekening mee houden in uw onderhandeling.
Ik betreur dat we voor dit schooljaar niets hebben. Ik vraag me af of we niet wat vroeger hadden moeten beginnen te onderhandelen. Dan had er geen leemte moeten zijn.
Mevrouw Segers, u zei daarnet dat u ook een schriftelijke vraag had gesteld. Ik heb de hele website van het Vlaams Parlement afgezocht met het zoekwoord ‘dyslexie’ en uw naam, maar ik heb niets gevonden. Kunt u mij het nummer van die vraag geven, dan kan ik dat lezen? Dat zou handig zijn.
Binnenkort viert Eureka ADIBib zijn vijfjarige bestaan. Die organisatie levert belangrijk werk op dat vlak. Langs deze weg wens ik hen proficiat.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het is goed dat er in een budget wordt voorzien. Het is belangrijk dat er ook voldoende is. Zo kunnen alle kinderen en jongeren worden geholpen. De opmerking van mevrouw Helsen over ouders die niet de middelen of de toegang hebben om hun eigen weg te zoeken en om hun kinderen te ondersteunen, is zeer terecht: die kinderen hebben evenveel recht om de ondersteuning te krijgen die ze verdienen. Graag zo snel mogelijk een zo goed mogelijk budget, zodat alle kinderen kunnen worden geholpen en dat de meest geavanceerde technologieën kunnen worden gekozen.
Ik wil nogmaals benadrukken dat het over meer gaat dan over software. Minister, ik heb die map gewoon aangevraagd in 2007 toen bij de oudste van mijn drie zonen dyslexie werd vastgesteld. Daarna heb ik die map niet meer aangevraagd. Ik weet niet wat zijn opvolger ermee heeft gedaan. Ik vroeg me gewoon maar af of die map voldoende doorgang heeft gekend in de scholen.
Mijnheer Daniëls, uiteraard is niemand iets met zo’n map al hij alleen maar in de kast staat. Als het kan, moet hij digitaal ontwikkeld worden, zodat alle informatie beschikbaar is. Dat zou natuurlijk veel beter zijn.
Het gaat hier over opleidingen voor leerkrachten en ouders om om te gaan met die software. Ik wil dat nog eens benadrukken. Maar, minister, dat kan in het onderhandelingspakket zitten dat u aan het maken bent. Ik zou daar zeker rekening mee houden in de onderhandelingen met de producenten. U moet hun ook vragen om voor opleidingen te zorgen.
Het is belangrijk om tot een integraal beleid te komen. Die software is maar één aspectje. Minister, u hebt zelf verwezen naar het hoger onderwijs. Mijn ervaring is dat er in het lager onderwijs totaal geen problemen zijn met die sticordimaatregelen. De leerkrachten zijn bereid en bezorgd om het kind op maat te begeleiden. In het secundair onderwijs wordt dat al wat moeilijker. Het secundair onderwijs is altijd wat gestructureerder. Ik ga niet zeggen dat die sticordimaatregelen daardoor vaak dode letter blijven, maar het gebeurt toch dat ze niet de ondersteuning krijgen die ze willen. Over het hoger onderwijs hebt u een zeer goede opmerking gemaakt. Professoren krijgen vanuit de dienst Handicap en Studie de melding. Daar is ook weer alles mogelijk. In het hoger onderwijs zijn de professoren bereid om de examens mondeling te laten afnemen in plaats van schriftelijk. Om met dyslexie de stap te zetten naar de universiteit moet je een echte vechter zijn. Dat verdient alle respect.
Minister, we gaan u helpen vanuit de oppositie. Ik ben een conceptnota over leerstoornissen in het onderwijs aan het maken. Ik hoop dat we u daarmee kunnen vooruithelpen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.