Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de 50 meterregel in planschadedossiers ruimtelijke ordening
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Het Grondwettelijk Hof deed recent een interessante uitspraak over de planschaderegeling in Vlaanderen. Die uitspraak ging over de beperking tot 50 meter van een uitgeruste weg. Planschade is verschuldigd als de overheid een harde bestemming omzet naar een niet-harde bestemming. Het is een belangrijk instrument in het licht van de beleidsbeslissingen van de afgelopen week.
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) beperkt de planschade tot maximum 50 meter van de uitgeruste weg. Dat heeft een logische reden. Dat heeft te maken met de woonbestemming. Alles wat achter die 50 meter zit, is natuurlijk totaal zinloos, tenzij we een vertuining in het open gebied zouden willen aanmoedigen. Verder is de planschade decretaal beperkt tot 80 procent van het ingeschatte waardeverlies.
Het Grondwettelijk Hof stelt nu dat de 50 meterregeling niet van toepassing kan worden gesteld voor andere harde bestemmingen dan wonen. Het Hof stelt dat de 50 meterregel de vergoedingsprincipes uit de Grondwet en het Eerste Aanvullend Protocol van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) schendt, doch uitsluitend voor gronden gelegen in andere gebieden dan woongebieden. Dan gaat het over industriegebieden, gebieden voor ambachtelijke bedrijven, kmo-gebieden en andere gebieden die op de dag voorafgaand aan de inwerkintreding van het definitieve plan waarbij een bouwverbod wordt opgelegd, bestemd waren om gebouwen te ontvangen met een bouwdiepte van meer dan 50 meter vanaf de rooilijn. Voor woongebied lijkt het Grondwettelijk Hof deze 50 meterregel overeind te laten. Het Hof stelt dat de 80 procentregel de voornoemde principes niet schendt.
Minister, welke impact heeft dit arrest op uw beleid? Hoeveel bedragen de potentiële meerkosten die zouden worden veroorzaakt door dit arrest? Leest u het arrest ook zo dat de 50 meterregel wel van toepassing blijft voor woongebied? Vergt dit arrest wijzigingen of reparaties aan de codex? Hoever staat u met uw traject om de compenserende vergoedingen inzake ruimtelijke ordening breed te herbekijken?
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, mijn vraag ligt helemaal in de lijn van die van de heer Ceyssens. Mijnheer Ceyssens, wij hebben blijkbaar toch voor één keer dezelfde gedachtegang.
Minister, als er door een bestemmingswijziging een absoluut bouwverbod wordt ingevoerd op gronden die voordien in aanmerking kwamen voor bebouwing, is een planschadevergoeding verschuldigd. De VCRO beperkt dit recht op schadevergoeding tot maximaal 80 procent van de waarde en voor de eerste 50 meter vanaf de weg. Dit principe werd al gehanteerd vanaf het prille begin en werd expliciet in het decreet opgenomen in 1999.
Vorige week stelde het arrest van het Grondwettelijk Hof dat deze bepaling in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, doch uitsluitend wat betreft de 50 meterregel “in andere gebieden dan woongebieden”. Dat is een beetje vreemd. Het Hof noemt hier dus industriegebieden en kmo-zones. Maar je zou denken dat het Hof op die manier zelf een vorm van ongelijkheid invoert, door woongebieden anders te beoordelen dan bijvoorbeeld industriegebieden.
Bovendien zijn er talrijke arresten bekend waarbij die 50 meterregel wel standhield. Er is ook nooit een beroep ingesteld tegen de bepaling in het decreet van 1999.
Minister, mijn vragen zijn bijna een kopie van die van de heer Ceyssens.
Hoe moeten we dit arrest van het Grondwettelijk Hof interpreteren? Is de bepaling inzake de 50 meterregel nu vernietigd in de feiten?
Wat zijn de gevolgen van dit arrest voor de lopende planschadedossiers en de planprocessen van gemeenten, provincies en het Vlaamse Gewest?
Het regeerakkoord voorziet in de uitwerking van de principes van de conceptnota ‘Harmonisatie van compenserende vergoedingen’, waarbij de huidige planschaderegeling en de kapitaalschaderegeling gebundeld zouden worden in een vernieuwde planschadevergoeding voor eigenaars. Wat is hier de stand van zaken? En op welke manier ondermijnt dit arrest de snelle uitwerking van dit decreet? Of doet het dat niet?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, de VCRO bevat een planschaderegeling voor eigenaars die geconfronteerd worden met een bouwverbod, bijvoorbeeld door de inwerkingtreding van een ruimtelijk uitvoeringsplan.
Aan het verkrijgen van een planschadevergoeding zijn een aantal voorwaarden of criteria gekoppeld. Twee ervan stonden ter discussie bij het Grondwettelijk Hof. Ten eerste is er de regel dat slechts 80 procent van de waardevermindering van het perceel in aanmerking komt voor vergoeding. Het Grondwettelijk Hof stelde dat die beperking van de planschadevergoeding niet ongrondwettig is en ook niet strijdig met het EVRM. De tweede voorwaarde van de planschaderegeling die ter discussie stond, is de zogenaamde 50 meterregel. Enkel de eerste 50 meter vanaf de rooilijn komt in aanmerking voor planschade. De 50 meterregel is volgens het Grondwettelijk Hof enkel aanvaardbaar voor woongebieden, omdat veelal niet dieper dan 50 meter vanaf de rooilijn kan worden gebouwd. Voor andere types gebieden, zoals industriegebieden, gebieden voor ambachtelijke bedrijven en gebieden voor kmo’s, is er volgens het Hof wel sprake van een schending van de Grondwet, zeker als die in samenhang wordt gelezen met het EVRM. In dergelijke gebieden staan vaak gebouwen met een bouwdiepte van meer dan 50 meter vanaf de rooilijn. Daarom is het volgens het Grondwettelijk Hof in die gebieden niet in redelijkheid verantwoord dat de planschadevergoeding automatisch wordt beperkt tot de eerste 50 meter.
De financiële impact van dit arrest kunnen we niet inschatten.
Planschadedossiers waarin een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak is, worden door het arrest niet beïnvloed. En zoals daarnet gezegd, heeft het arrest ook geen invloed op dossiers waar woongebied wordt omgezet. Het arrest heeft dus alvast enkel belang voor toekomstige dossiers of in zaken waar nog geen definitieve uitspraak is, en dan telkens slechts voor herbestemmingen van andere gebieden dan woongebied.
Voor lopende dossiers kunnen we niet stellen dat er sowieso in elk dossier een meerkost is, laat staan dat we er een inschatting van kunnen maken. Dat moet de finale rechterlijke uitspraak uitwijzen, we kunnen daar niet op vooruitlopen. Wij beschikken ook niet over de nodige informatie met betrekking tot de provinciale en gemeentelijke planschadedossiers.
Ik ga er in ieder geval van uit dat de financiële impact van de inperking van de zogenaamde 50 meterregel al bij al zal meevallen. Ten eerste omdat de regel enkel sneuvelt voor de niet-woongebieden, terwijl de meeste planschadezaken nu net over woongebied gaan. Ten tweede omdat de verwervingswaarde voor bijvoorbeeld bedrijventerreinen of recreatiegebieden doorgaans lager liggen. En ten slotte omdat het ontbreken van een regel niet inhoudt dat in individuele gevallen niet zou kunnen bepleit worden dat er toch rekening wordt gehouden met de bouwdiepte. We mogen trouwens ook niet uit het oog verliezen dat de vereiste van ligging aan een uitgeruste weg op zich niet betwist werd.
Ik zie geen enkele reden om op basis daarvan de ruimtelijke beleidskeuzes van het Vlaamse Gewest te wijzigen. We moeten aan ruimtelijk beleid doen vanuit een ruimtelijke logica. De VCRO bevat een figuur die toelaat om in uitzonderlijke gevallen de financiële logica toch te laten prevaleren.
Bij een definitieve planschadeveroordeling die budgettaire gevolgen heeft die in wanverhouding staan tot bijvoorbeeld de bereikte ruimtelijke doelstellingen, is herstel in natura mogelijk. Dan krijgen de betrokken gronden opnieuw de oorspronkelijke bestemming. Dat is dus een regeling voor uitzonderlijke gevallen.
Daarmee heb ik niet gezegd dat we geen financiële inschattingen moeten maken. We moeten natuurlijk anticiperen op mogelijke financiële gevolgen, en onze diensten blijven dat ook doen, maar het blijft een heel ruwe raming die we geven omdat we niet alle informatie hebben.
Het arrest van het Grondwettelijk Hof werd geveld naar aanleiding van enkele prejudiciële vragen. Voor de duidelijkheid en de rechtszekerheid is het aangewezen om de planschaderegeling op korte termijn in overeenstemming te brengen met de Grondwet. Daartoe volstaat het om uitdrukkelijk in te schrijven dat de 50 meterregel enkel geldt binnen woongebied. Ik zal ervoor zorgen dat dat in die zin wordt uitgewerkt.
De aanpassing van de Vlaamse Codex zal onmiddellijk in werking treden. Dit betekent dat ze niet alleen van toepassing is op nieuwe vorderingen, maar ook op lopende procedures. Enkel de planschadeprocedures die al in kracht van gewijsde zijn gegaan, zullen buiten schot blijven.
De harmonisering van compenserende vergoedingen is reeds ver gevorderd. Het opzet is om alle bestaande vergoedingen op het vlak van procedure en waardebepaling te herleiden tot één eigenaarsvergoeding en één gebruikersvergoeding. De planschade en kapitaalschade maken dus ook deel uit van deze oefening. De harmonisering wordt geïntegreerd in het Instrumentendecreet, waarover we het hier al vaak hebben gehad.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, dank voor uw volledige antwoord. We kijken uit naar het debat over de eigenaarsschade in het kader van het Instrumentendecreet. Heb ik het goed begrepen dat planschadeprocedures die al zijn opgestart, los van de uitspraak van de Grondwettelijk Hof, verder zullen lopen en dus eigenlijk geen rekening gaan houden met die uitspraak?
De heer Vandaele heeft het woord.
Er is een groot verschil tussen het bedrag aan planschade – 80 procent van de verwerving – en de planbaten – maar een habbekrats. Er is ook een verschil tussen de overheid die moet betalen – de plannende overheid is vaak de gemeente – en de overheid die ontvangt – Vlaanderen – die dan doorstort.
Minister, we hopen dat u daar eens goed naar kijkt in het kader van het instrumentarium waar u aan werkt, zeker na de beslissing van vorige week over het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Al die instrumenten – oud, verfijnd, nieuw – zullen we geharmoniseerd hard nodig hebben als we kans op slagen willen hebben wat het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen betreft en als we de mensen op een behoorlijke manier willen compenseren of vergoeden.
Wat dat laatste betreft, zitten we volledig op dezelfde lijn.
Mijnheer Ceyssens, het zijn enkel de definitieve uitspraken waar het geen betrekking op zal hebben. Op de lopende procedures zal het wel ingrijpen.
Dank u wel, minister. Dat is dan duidelijk.
Mijnheer Vandaele, als u het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en de intenties die erin staan, goed hebt gelezen, dan is vooral planschade heel belangrijk. Op dit moment blijft dat in het Grondwettelijk Hof overeind. Als planbaten binnen de doelstellingen van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen worden bekeken, zal dat zeer minimaal zijn in vergelijking met planschade.
Collega, tenzij we dat systeem helemaal gaan veranderen en ook die plekken waar er extra bouwmogelijkheden komen en waar we met verhandelbare bouwrechten of ontwikkelingsrechten gaan werken, meenemen in die oefening, en je dan van een meerwaarde kunt spreken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.