Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, begin 2012 werd het STEM-actieplan door de Vlaamse Regering voorgesteld. STEM staat voor Science, Technology, Engineering and Mathematics. Met het actieplan wil de Vlaamse Regering via specifieke maatregelen het structureel tekort aan technische en exact-wetenschappelijke profielen op de arbeidsmarkt aanpakken. In dat plan worden acties geformuleerd die tussen 2012 en 2020 gerealiseerd moeten worden. We zijn ondertussen halfweg die termijn. Vorig jaar, in november 2015, werd het STEM-kader voorgesteld. Het is een gemeenschappelijk referentiepunt dat een houvast moet bieden aan leerkrachten en directeurs over hoe ze STEM een plaats kunnen geven op hun school. De bedoeling van het kader is “om aan te zetten tot verdere reflectie, uitwisseling van ideeën en goede praktijken en daardoor tot een verdere verdieping te komen van wat STEM is.”
In juli gaf het Departement Onderwijs en Vorming een kritische analyse uit van de bestaande STEM-kennisnetwerken in Europa. Het departement deed daarbij een aantal aanbevelingen voor Vlaanderen. Een ervan luidde dat men binnen het STEM-platform verder zou kunnen nadenken over langetermijndoelstellingen voor STEM. Als men de uiteindelijke impact wil vergroten, is een langetermijnaanpak van groot belang.
Minister, hoe evalueert u het STEM-kader na een jaar, in vergelijking met de vooropgestelde doelstelling “om aan te zetten tot verdere reflectie, uitwisseling van ideeën en goede praktijken en daardoor tot een verdere verdieping te komen van wat STEM is”? Hoe evalueert u de samenwerkingsverbanden met de externe partners en andere beleidsdomeinen? Hoe evalueert u het STEM-kennisnetwerk in Vlaanderen ten opzichte van de netwerken in de andere Europese landen? Welke initiatieven plant u in samenspraak met het STEM-platform om een langetermijnaanpak uit te tekenen? Wilt u nog bijkomende maatregelen nemen om de effecten van het STEM-actieplan tot op de klasvloer te laten doordringen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Krekels, uw vraag peilt in het bijzonder naar enkele van de instrumenten die we inzetten in het kader van een STEM-beleid. Aangezien het om evaluatievragen gaat, is het misschien nuttig om ook even te verwijzen naar de resultaten van de STEM-monitor 2016, waarmee we de impact van het STEM-actieplan opvolgen en meten. Ik heb beslist om vanaf nu jaarlijks een STEM-monitor op te maken. Ik kan u nu die hele monitor voorlezen, maar ik denk dat we daar heel veel informatie in vinden.
Het STEM-kader werd ter beschikking gesteld van het Vlaamse onderwijs als een richtinggevend kwaliteitskader. Het is door de partners die nu deel uitmaken van de Lerende Netwerken STEM gemaakt. Men heeft het ook gebruikt als toetsingskader om de eigen praktijk te verdiepen. Het biedt een houvast maar ook een stukje vrijheid.
Deze week ging onder ruime belangstelling – ik ben er door de files jammer genoeg net niet geraakt – het Lerend Netwerk STEM voor het secundair onderwijs van start. Dit netwerk waarin ruim 150 zowel doorstromings- als arbeidsmarktgerichte scholen, pedagogische begeleidingsdiensten en lerarenopleiding betrokken zijn, zal een aanzienlijke rol spelen bij de implementatie van de ideeën van het STEM-kader.
Als u spreekt over de samenwerkingsverbanden met de externe partners, denk ik vooral aan alle partners binnen de lerende netwerken, maar ook aan de partners uit de bedrijfswereld die deel uitmaken van het STEM Charter en aan de leden van het Netwerk van de STEM-academies die buitenschoolse activiteiten opzetten. Iedereen onderschrijft daar de grote principes. Ik ben heel blij dat de Open Bedrijvendag van komende zondag in het teken zal staan van STEM, en dat scholen ook de kans krijgen om op vrijdag of maandag een bedrijf te bezoeken. Dat zijn zeer positieve zaken, om STEM ‘in the picture’ te zetten.
De samenwerking met mijn collega’s van Werk en Sociale Economie en van Economie, Wetenschap en Innovatie loopt uitstekend, hoe kan het ook anders. Ook met de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI), de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en, jazeker mijnheer De Ro, de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) is de afstemming gegarandeerd. Onderwijs en Vorming is slechts een van de zes partners in de STEM-stuurgroep. Maar het is goed dat we vanuit één visie opereren.
Mevrouw Krekels, er is vandaag nog niet één kennisnetwerk. Er zijn de facto een aantal netwerken. Het grote verschil met de buitenlandse netwerken, is dat bij ons in Vlaanderen de meeste initiatieven van onderuit zijn ontstaan. Dan heb je natuurlijk een beetje meer tijd nodig om dat allemaal op elkaar afgestemd te krijgen. Maar iets wat van onderuit start, is natuurlijk meestal wel gedragen.
Wat wil ik nog allemaal doen? Het STEM-platform levert autonoom adviezen aan. Minister Muyters en ikzelf hebben het platform samen ontvangen, om grotere samenspraak te houden, teneinde de adviezen beter te laten stromen. Ik heb ook de voorzitster van het STEM-platform bij mij gehad. Zij heeft een bedrijf waar de werknemers allemaal in een STEM-academie les mogen geven. Zij mogen de kinderen meenemen, en dat zit vervat in de arbeidstijd. Dat is een zeer interessant principe. Ik vind dat innovatief.
We moeten de aandachtspunten van de STEM-monitor goed opvolgen, zoals het realiseren van een groter bereik bij meisjes en bij doelgroepjongeren, en het verbeteren van de instroom in STEM-studierichtingen, zeker in het tso en bso. Voor meisjes merken we al een zeer positieve evolutie in vergelijking met de nulmeting.
Er is nog veel werk aan de winkel, maar we zullen goed monitoren. Elk jaar evalueren we het actieplan en sturen we bij waar nodig.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, er zijn inderdaad verschillende dingen gaande. De opvolging is heel belangrijk. Er is in mei een studiedag geweest van de Vlaamse Academie voor Wetenschappen en Kunsten. Op die studiedag trok een heel brede groep van mensen die daaraan hebben deelgenomen conclusies. Sommige ervan waren interessant voor de evaluatie. Zo gaven zij aan dat er in het lager onderwijs, ondanks alle geleverde inspanningen, weinig aandacht is voor demonstraties en experimenten, en dat er toch ook onvoldoende affiniteit is met STEM op zich, ondanks het feit dat we dat nu uit elkaar getrokken hebben in mens- en maatschappijwetenschappen en techniek. Men voelt aan dat daar nog werk aan de winkel is.
Zij benadrukken ook nog eens de hardnekkige waardenperceptie. We hebben het daar over aso, tso en bso. Het tso blijft kampen met de concurrentie van het aso. Daar moeten we aandacht voor blijven hebben. Welke acties gaat u nog ondernemen om de kwaliteit van tso en bso toch op zijn specifieke domeinen in de verf te zetten?
Ze maken zich ook zorgen over het stijgende lerarentekort voor de STEM-vakken in de derde graad. Ook dat is belangrijk.
Ze melden dat de onderlinge verbanden tussen de STEM-componenten onvoldoende zijn uitgewerkt, en dat er te veel theoretisch en beschrijvend wordt lesgegeven. Ze zijn ook bang dat wiskunde in de STEM-richtingen van het aso op de voorgrond komt, en misschien toch nog te weinig de technologie en de wetenschap op zich. Wel geven zij aan – en dat bekrachtigt de sterkte van het tso – dat het vooral de studierichting industriële wetenschappen is die erin slaagt om al die facetten van STEM sterk aan elkaar te koppelen. We moeten daar nog meer ruchtbaarheid en aandacht aan geven. Op dat vlak spelen zij daarin de leidende rol. Zij zijn misschien diegenen bij wie de ‘good practices’ kunnen worden gehaald.
U zei dat zij ook een aantal aanbevelingen gaven. Ik ga daar niet verder op in. Maar de eerste aanbeveling – en het is belangrijk dat hij op de eerste plaats staat – is een heel interessante en speelt in op een visie die volgens mij belangrijk is om meer meisjes aan te trekken. U zei dat het in stijgende lijn gaat. Die stijgende lijn is er vooral in het aso en blijft status quo in het tso en bso. We moeten toch wel zien dat we dat voldoende voor meisjes aantrekkelijk maken. Dat moet een binding geven met hun eigen leven. De eerste aanbeveling die gedaan werd was: “STEM-onderwijs moet aansluiten bij de waarden, interesses en leefwerelden van leerlingen. Leerinhouden moeten aangebracht worden vanuit een concrete context.” Voor meisjes is dat heel belangrijk. “STEM-onderwijs moet verband houden met het eigen leven, met werelduitdagingen, met menselijke waarden, ethische keuzes en andere vakgebieden.” Dat is algemeen een heel belangrijk gegeven om rekening mee te houden in ons hele STEM-verhaal en in de evolutie waar we toch allemaal naartoe willen werken.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Krekels, veel van uw bezorgdheden zijn nuttig. We zijn bezig met de modernisering van het secundair onderwijs. De screening van de studierichtingen is gebeurd. We weten welke punten versterkt moeten worden. Ik ben het niet helemaal eens met de stelling dat de technische scholen zich aangevallen zouden moeten voelen door het aso. Je kunt op twee manieren naar de dingen kijken. Je kunt je ook profileren als STEM-school, als een school voor wetenschap en techniek. We zien dat een aantal technische scholen die beweging maken. Zij programmeren aso erbij. Zo heb je de hele ladder en kun je praktijkgericht lesgeven. Als dat dan nog in een nieuwe school gebeurt – want er worden er een aantal gebouwd –, creëer je natuurlijk een heel ander perspectief wat STEM betreft. Het moet dus van twee kanten komen.
Ik ben het er wel mee eens dat als scholen gewoon STEM programmeren en er inhoudelijk niets insteken dat echt op STEM wijst, dat geen goede zaak is. We moeten daar goed op letten. Vandaar hebben we het handvat – de leidraad over wat in STEM moet zitten – gemaakt, maar dat is nog niet dwingend omdat er nog zo weinig ervaring is. Daar gaan we in de toekomst verder aan werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.