Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Eén op drie van de opgenomen ziektedagen in het onderwijs is te wijten aan psychische problemen. Dat was de frappante conclusie die het Agentschap voor Onderwijsdiensten trok in zijn jaarlijks rapport over het ziekteverzuim bij het Vlaams Onderwijspersoneel in 2014. Ook de SERV stelde in zijn Werkbaarheidsenquête van 2013 vast dat de psychische belasting bij leerkrachten erg hoog is: 35,4 procent van de onderwijspersoneelsleden zou kampen met werkstress, 10,5 procent heeft problemen met motivatie en 30 procent van het personeel vindt zijn of haar job emotioneel belastend.
Niet enkel psychische vermoeidheid als resultaat van de hoge werkdruk vormt een grote uitdaging in het onderwijs, ook psychische belasting door pesten op het werk is een ernstig probleem. Zo gaf de SERV in zijn werkbaarheidsmonitor aan dat 11,8 procent van de onderwijspersoneelsleden zelf aangeven regelmatig geconfronteerd te worden met pestgedrag door collega’s. 17,3 procent van hen werd het slachtoffer van grensoverschrijdend gedrag op het werk. Hiermee worden leerkrachten zwaarder getroffen dan werknemers uit de meeste beroepscategorieën.
Naar aanleiding van deze ernstige cijfers besloot u om een ad-hocwerkgroep rond psychosociale risico’s op te richten waarin voorstellen zullen worden geformuleerd hoe de vernieuwde federale wetgeving inzake de preventie van psychosociale risico’s kan worden toegepast in het onderwijs. In eerdere vragen om uitleg gaf u aan dat in deze ad-hocwerkgroep het GO!, de onderwijskoepels, de onderwijsinspectie, de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de vakorganisaties en uw administratie vertegenwoordigd zijn.
Minister, kunt u ons een stand van zaken geven met betrekking tot de activiteiten van de ad-hocwerkgroep rond psychosociale risico’s in het onderwijs? Welke voorstellen zijn er reeds geformuleerd en welke resultaten zijn er reeds geboekt? Plant u verder nog maatregelen ter bescherming van het psychosociaal welbevinden bij leerkrachten?
Minister Crevits heeft het woord.
De ad-hocwerkgroep psychosociale risico’s ging effectief van start op 27 oktober 2015 en komt ongeveer maandelijks bijeen. Binnen de ad-hocwerkgroep werkt mijn administratie zeer constructief samen met de vertegenwoordigers van het Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!), de onderwijskoepels en vakorganisaties. De leden van de werkgroep hebben al een aantal initiatieven voorgesteld en uitgewerkt om onderwijsinstellingen te ondersteunen bij het omgaan met psychosociale risico’s.
De ad-hocwerkgroep zal onderwijsinstellingen geregeld informeren over het thema. De leden werkten onlangs al een aantal teksten uit specifiek voor schoolbesturen en directies. Respectievelijk als werkgever en hiërarchische lijn spelen zij immers een sleutelrol in de preventie van psychosociale risico’s in de onderwijsinstelling. De informatie is terug te vinden op de vernieuwde website van het ministerie van Onderwijs en Vorming.
Een en ander werd aangekondigd in Schooldirect van maart: http://www.onderwijs.vlaanderen.be/psychosociale-risicos-in-je-onderwijsinstelling?utm_source=Klasse+-+Schooldirect&utm_campaign=32fdf3ac1f-Schooldirect_W11_20163_15_2016&utm_medium=email&utm_term=0_9b4882f742-32fdf3ac1f-.
De website van het ministerie van Onderwijs en Vorming verwijst ook door naar de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, waar heel wat informatie gebundeld is over de preventie en aanpak van psychosociale risico’s.
De leden de werkgroep hebben ook het beleidsplan voor het voorkomen van psychosociale risico’s in het onderwijs, dat Limits eind 2015 heeft opgeleverd, tegen het licht gehouden. Ze zijn van oordeel dat het beleidsplan herwerkt moest worden, om het voor onderwijsinstellingen meer gebruiksvriendelijk en sensibiliserend te maken. Momenteel is ons departement nog volop bezig aan het herwerken ervan, rekening houdend met de aanvullingen. Het nieuwe beleidsplan zou in oktober op de website worden gepubliceerd.
De regelgeving over de preventie van psychosociale risico’s bepaalt dat werkgevers één of meerdere personeelsleden als vertrouwenspersoon kunnen aanstellen. De werkgever is zelfs verplicht een vertrouwenspersoon aan te stellen als alle werknemersvertegenwoordigers in het lokaal onderhandelingscomité daar om vragen. Volgens de federale welzijnswetgeving moeten die vertrouwenspersonen ook beschikken over welbepaalde kennis en vaardigheden. De opleiding tot vertrouwenspersoon is uitgewerkt in een koninklijk besluit en kan gespreid over vijf dagen modulair worden gevolgd. De inhoud van die opleiding is opgenomen in bijlage 1 bij het koninklijk besluit.
De leden van de werkgroep hebben voorgesteld de onderwijsinstellingen daarbij te ondersteunen. Ik heb dus beslist via de begeleidingscommissie en in overleg met de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, dergelijke opleidingen te laten organiseren. In het totaal kunnen 160 vertrouwenspersonen uit het onderwijs de opleiding volgen. Tot zover de drie suggesties van het Platform. Persoonlijk vind ik dat het Platform zijn grote meerwaarde nu wel bewijst door heel concrete suggesties te doen, die we ook in de praktijk omzetten.
Ik kom dan bij de andere maatregelen. Sowieso willen we het beroep van leerkracht aantrekkelijker maken. Daarom heeft het loopbaandebat op 27 september een doorstart gekregen om samen met de sociale partners een loopbaan uit te tekenen. We werken aan een startnota en ik hoop dat we de komende weken en maanden daar zeer intens over kunnen overleggen.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, ik apprecieer absoluut het werk dat u al hebt gedaan en nog doet om een preventiebeleid inzake psychosociale risico’s in het onderwijs uit te werken. Eerder dit jaar heb ik u een vraag om uitleg gesteld over de resultaten van de doorlichting door de arbeidsinspectie van een twintigtal scholen voor buitengewoon onderwijs. Centraal in de doorlichtingsronde stond de mate waarin die scholen de nieuwe federale wetgeving over psychosociale risico’s op de werkvloer al hadden geïmplementeerd. De resultaten zijn zeker niet onverdeeld positief. Zo’n 40 procent van de bezochte scholen zou niet of onvoldoende in orde zijn met de procedures. Er is zeker een stap in de goede richting gezet, maar ik vermoed dat er nog absoluut een vervolg moet komen. In mijn ogen is het ontzettend belangrijk instrumenten te blijven aanreiken ter ondersteuning van een heel professioneel en krachtig personeelsbeleid en zeker ook van een gekwalificeerd schoolbestuur. U hebt er daarnet zelf ook naar verwezen. Het zal zeer belangrijk zijn te werken aan de uitbouw van een goed schoolklimaat om de problematiek het hoofd te kunnen bieden. Ik geloof niet dat het voldoende is alleen in te zetten op preventie om de problemen van psychosociale belasting en pestgedrag te voorkomen. Ik heb u daar al heel wat voorbeelden van gegeven en er komen er nog steeds bij. Leerkrachten, maar ook directies blijven uiteindelijk vaak thuis uit miserie. Ze voelen zich niet gehoord, niet geholpen ondanks het huidige kader van welzijnswetgeving en het preventieve beleid dat elke school al voert. Ze voelen zich heel vaak toch nog in de steek gelaten.
Minister, u weet dat ik een geweldige voorstander ben van een neutrale, netoverschrijdende dienst waar onderwijspersoneel op een laagdrempelige manier terecht kan met psychosociale problemen. Is het voor u nog een optie om dat verder uit te werken of te bespreken met het platform?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Dat is ook voor mij een grote bezorgdheid, want het onafhankelijk steunpunt is weggevallen. Ik ben absoluut voorstander van de werkgroep ad hoc rond psychosociale belasting, maar ik vrees een beetje dat het verdwijnen van het onafhankelijk steunpunt en de voorlopige oplossingen die nu worden geboden, eigenlijk een extra drempel opwerpen voor onderwijspersoneelsleden die hun klachten willen melden. De minister heeft het ook aangehaald. Bij problemen kunnen de onderwijspersoneelsleden terecht bij de eigen leidinggevende, bij de leerkracht die als vertrouwenspersoon is aangesteld – het is heel positief dat de opleiding van deze mensen nu ook wordt voltooid – bij de directie of bij het schoolbestuur. We moeten er echter rekening mee houden dat dat ook weer bijkomende taken zijn. Uit ervaring weet ik dat scholen absoluut willen voorkomen dat een externe preventiedienst moet worden ingeschakeld. Het is belangrijk dat problemen van psychosociale aard intern in de school of instelling kunnen worden opgelost. Gelukkig zijn er heel weinig voorbeelden van situaties waarin externe diensten moesten worden ingeschakeld. Zoiets zorgt altijd voor enorm veel schade aan de werking en het beleid van je school. Ik ben er dus een grote voorstander van de vertrouwenspersonen goed op te leiden. Zij kunnen trouwens ook het beste aanvoelen hoe het op school gaat en welke problemen er zijn, en ze kunnen ze in de eerste lijn oplossen.
Ik heb daarbij echter een misschien niet onbelangrijke vraag. Worden sinds de stopzetting van het onafhankelijk steunpunt het aantal en het soort klachten nog altijd geregistreerd? Vroeger werd dat allemaal bijgehouden. Ik heb hier de cijfers van 2013 en 2014. Zijn er nog dergelijke cijfers voor 2015 en 2016, en zo ja, zijn ze beschikbaar? We zitten inderdaad in een overgangsperiode, maar het blijft belangrijk dat de cijfers goed worden bijgehouden.
De heer De Meyer heeft het woord.
Het is niet de eerste keer dat collega Celis dit thema aankaart, en mogelijk zal het ook niet de laatste keer zijn. Met haar pleidooi voor een performant beleid kan ik het zeker eens zijn. De werkgroep ad hoc speelt zeker een belangrijke rol, ook in het aanbieden van instrumenten aan schoolbesturen en scholen, want in die scholen moet het beleid effectief worden gevoerd. We kijken uiteraard ook uit naar het aangekondigde beleidsplan, dat nog moet worden bijgestuurd.
Ik ben wel een beetje bevreesd voor het pleidooi voor nieuwe structuren. Moeten we die echt oprichten of moeten we onderzoeken hoe we de bestaande structuren effectief kunnen verbeteren, hervormen als het moet, en versterken?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb heel veel aanvullende opmerkingen gehoord. Ik start met uw opmerking, mijnheer De Meyer. Er zijn redenen waarom Limits niet meer de Limits van vroeger kan zijn. De verantwoordelijkheid zit nu ook bij de netten, en men meldt mij dat zij alle gegevens nog bijhouden en er goed mee omgaan. Het netoverstijgende, mevrouw Celis, zit net in de werkgroep die nu onderzoekt hoe we ermee kunnen omgaan.
Ik vind ook, mijnheer Vandenberghe, dat alles het best zo dicht mogelijk bij de school blijft. Ik heb geen zin om een bovenlokale instantie in het leven te roepen. Ik heb het vanochtend al vaker gezegd: we hebben nood aan minder structuren in plaats van meer. Netoverschrijdende samenwerking ja, in de werkgroep zelf, die ook met een plan zal komen. U zult nog een uitgebreide stand van zaken krijgen in de beleidsbrief, omdat we dan hoogstwaarschijnlijk ook het nieuwe beleidsplan zullen hebben.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Ik deel uiteraard de redenering dat een problematiek oplossen binnen de school nog altijd het efficiëntste is. Maar de rode draad in alle gevallen die ik intussen van personeel – maar ook van directies – heb gehoord, is precies dat de structuur van de scholen dat niet altijd mogelijk maakt, dat met andere woorden de pester en het slachtoffer permanent oog in oog met elkaar worden gezet. Dat leidt niet tot een oplossing. Ik ben de laatste om bijkomende, overkoepelende of welke structuren dan ook op te zetten wanneer het op een andere manier efficiënter kan, maar ik denk wel aan een laagdrempelig initiatief dat neutraal en netoverschrijdend is, waar iedereen zich kan melden en een persoon krijgt toegewezen die mee een traject kan lopen. Die oplossing wordt ingegeven door een bezorgdheid die er bij mij is gekomen vanuit de realiteit van de gevallen die ik duidelijk ken en waarbij het probleem jammer genoeg niet binnen de schoolstructuur kon worden opgelost. Vaak gaat het om een confrontatie tussen coördinerend directeur en algemeen directeur, een pingpongspel dat niet tot een oplossing leidt. Wanneer mensen zich uiteindelijk ziek houden om te ontsnappen aan het probleem, dan is dat voor de mentale gezondheid van die mensen geen voordeel, maar bovendien is het voor de gemeenschap een zeer grote kost. Daarom wil ik toch een lans breken voor een netoverschrijdende, neutrale dienst, meldpunt of steunpunt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.