Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de energienorm
Vraag om uitleg over het invoeren van een energienorm
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
De aanleiding van mijn vraag is de analyse van Deloitte in opdracht van de Federation of Belgian Industrial Energy Consumers (Febeliec, Federatie van Industriële energieverbruikers), waaruit zou blijken dat bedrijven nog steeds 66 tot 40 procent meer betalen dan het gemiddelde van de buurlanden, wat zou neerkomen op een kostenhandicap van ongeveer 400 miljoen euro en wat uiteraard logischerwijze de competitiviteit van onze bedrijven in gevaar brengt. Ik denk dat ik een open deur intrap wanneer ik zeg dat vooral de belastingen op het elektriciteitsverbruik significant hoger liggen dan in onze buurlanden. Febeliec houdt een pleidooi voor een benchmark met onze buurlanden, dus een energienorm om op basis daarvan de nodige maatregelen te nemen, zowel in Vlaanderen als federaal om de concurrentiepositie van onze bedrijven te herstellen.
U hebt op 20 januari 2016 geantwoord dat wat dat betreft in het regeerakkoord – dat iedereen in deze commissie uiteraard kent – staat dat de Vlaamse Regering zal “werken aan een energienorm om een vergelijking te maken van bedrijven met de buurlanden, van de energie-intensieve bedrijven die in een zeer internationale concurrentiële omgeving werken.”
U hebt verder ook gezegd dat de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) bezig is met het verzamelen van data en dat, zodra die data verzameld waren, de nodige maatregelen genomen konden worden om te werken aan een dergelijke energienorm.
Op 22 januari 2015 hebt u verder ook tijdens een speech gesteld dat u er bij uw federale collega op zou aandringen om deze monitoring in overleg met de gewesten structureel uit te bouwen, met vergelijking met onze buurlanden en andere relevante landen en regio’s en dit voor alle componenten van de energiefactuur.
Hoever staat u met de opmaak van uw aangekondigde instrument van de energienorm? Beschikt u nu al over de noodzakelijke data om tot deze energienorm te komen?
Hebt u de voorbije weken en maanden met betrekking tot de noodzaak van een structurele monitoring reeds overleg gepleegd met uw federaal bevoegde collega? Wat zijn de resultaten van dit overleg? Waar liggen eventuele knelpunten?
Hoe reageert u op de vraag van de energie-intensieve sector voor eventuele kortingen voor specifieke verbruiksprofielen?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Sintobin heeft de situatie geschetst met betrekking tot de vragen rond de energiefactuur van de grote energieverbruikers, hoewel die situatie op zich ook nogal wat onduidelijkheden omvat. Het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) en Febeliec klagen over een vork van 16 tot 40 procent prijsverschil met de buurlanden. Deloitte had het over 30 tot 40 procent. Er zijn dus wel wat te objectiveren verschillen in die prijszetting. Ik denk dus dat ook daar een opdracht voor u ligt, minister.
Een andere opdracht is bedrijven ertoe aan te zetten zoveel mogelijk energie te besparen. Daaromtrent zijn er al heel wat initiatieven, zowel regionale als Vlaamse en nationale. In Limburg gaan nu negen bedrijven samenwerken om hun energieverbruik te beperken volgens een Lerende Energie-Efficiënte netwerkmethodiek. Door ervaringen uit te wisselen zullen ze de komende vier jaar samen 12 miljoen euro investeren om op die manier 16 miljoen euro aan energie te besparen. In de stad Gent, bijvoorbeeld, krijgen bedrijven hun energie-audit terugbetaald als ze de meest efficiënte maatregelen die voorgesteld worden na afloop van de audit ook effectief in de praktijk omzetten. Op die manier wil Gent bedrijven ertoe aanzetten hun energieverbruik te verminderen en bij te dragen tot een klimaatneutrale stad. Ook de energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s) zijn natuurlijk een zeer belangrijk en bekend instrument. Tussen de industriële sector en de Vlaamse overheid worden op die manier al jaren overeenkomsten gesloten, waardoor de deelnemende bedrijven in de voorbije tien jaar hun energie-efficiëntie met 10 procent hebben verbeterd en 29 miljoen ton aan CO2-uitstoot hebben bespaard. Hierdoor leveren deze bedrijven een enorme bijdrage aan de Vlaamse klimaatdoelstellingen. Essencia verklaart dat de 109 deelnemende chemie- en pharmabedrijven niet minder dan 168 PJ energie hebben bespaard.
Wat de permanente aandacht voor energie-efficiëntie binnen de groep van chemiebedrijven ook bewijst, is dat sinds 1990 de productie verdrievoudigd is maar het energieverbruik slechts met 37 procent is gestegen. Dat wijst dus op een loskoppeling van de verhoging van de productiecapaciteit en het energieverbruik.
Ondertussen is een nieuwe reeks EBO’s opgemaakt die lopen tot 2020. Essencia geeft aan dat 111 van hun sectorbedrijven deelnemen, wat ongeveer neerkomt op 90 procent van het sectorale energieverbruik. Het totaal aantal deelnemende bedrijven aan de nieuwe generatie EBO’s is ons op dit moment echter niet bekend. In de loop van 2015 heeft de Federale Regering beslist de accijnzen op aardgas te verlagen tot het Europese minimum voor bedrijven met een energiebeleidsovereenkomst. Deze maatregel compenseert echter maar de helft van de accijnsverhoging als gevolg van het intrekken van de staatssteunaanvraag, waar we hier eerder al over gedebatteerd hebben.
Voka pleit dus voor de snelle invoering van een energienorm naar analogie met de loonnorm, aangezien de prijs van energie een factor is binnen de concurrentiepositie van onze bedrijven. Het is uiteraard van het grootste belang om de competitiviteit van onze bedrijven en industrie hoog te houden.
In uw beleidsbrief geeft u aan dat u in de loop van 2016 de contouren van een energienorm wil opstellen, zoals collega Sintobin al aanhaalde. Ik denk dus dat het belangrijk is het debat te objectiveren en op basis daarvan de nodige conclusies te trekken, zowel voor gezinnen als voor bedrijven.
Minister, wat is de stand van zaken en de timing van opmaak en uitvoering van de contouren van de energienorm? Welke zijn de concrete werkpunten? Via welke maatregelen zult u de Vlaamse energie-intensieve bedrijven nog meer aanzetten tot energie-efficiëntie? Welke nieuwe hefbomen ziet u om innovatie en energie-efficiëntieprojecten te ontwikkelen bij die bedrijven?
Er zitten natuurlijk ook federale componenten in de energiefactuur. Op welke manier hebt u overleg over die energiefactuur met de federale overheid? Welke maatregelen zullen gezamenlijk worden genomen om de energienorm, die in het regeerakkoord staat, te realiseren? Hoeveel bedrijven tekenden in op de nieuwe generatie EBO? Hoe evalueert u dat tot nu toe, op het vlak van energiebesparing en het beperkten van de CO2-uitstoot? Is er nog resultaat uit het overleg met de federale overheid over bijkomende compensaties?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Febeliec heeft aangegeven dat het een probleem heeft. In onze buurlanden Duitsland en Engeland is het voor gezinnen nog duurder dan bij ons, idem dito voor kmo’s. Voor de grote bedrijven zijn wij de duurste van alle omliggende landen. Febeliec vergelijkt dat met het buitenland. Andere lobbygroepen die me contacteerden, proberen me te wijzen op het feit dat de totale kost voor de grote energie-intensieve bedrijven is gezakt. Dat is wel juist, maar dat komt doordat de commodity, de energiecomponent is gezakt. De vraag blijft nog altijd om exact te kunnen vergelijken met het buitenland. Febeliec zegt dat die 400 miljoen euro misschien klopt, maar ik kan het niet bewijzen. Als het klopt, moeten we nagaan welke maatregelen we kunnen nemen. Zijn de maatregelen die in het buitenland worden genomen, de perfecte maatregelen? Dat weet ik niet. Ik weet ook niet over welke verschillen het gaat. Er spelen zoveel facetten mee in de discussie dat de nood voor de energienorm duidelijk is.
Minister, op 20 januari hebben we hierover een actuele vraag gesteld. Er zijn antwoorden op gekomen, onder meer dat u nog nood had aan dataverzameling van de CREG. Hoe ver staat het daarmee? Wanneer verwacht u de resultaten? Op basis daarvan moet de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) dat objectiveren. En op basis daarvan kunnen we de energienorm maken. Op welke termijn kunt u dat realiseren?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Iedereen refereert aan de energienorm die heel duidelijk is opgenomen in het regeerakkoord: “We zullen de transitie naar een nieuw energiesysteem grondig voorbereiden. Dit vereist een langetermijnvisie, waarbij economische, sociale en ecologische belangen optimaal met elkaar sporen. Dit kan uitmonden in een Energiepact tussen de verschillende overheden enzovoort.”
Ik zal het volledige citaat uit het regeerakkoord niet voorlezen. Verder staat er: “(…) die een economische groei en bijkomende binnenlandse tewerkstelling opleveren indien we tegelijk de energiefactuur van de industrie bewaken.”
De uitwerking van de energienorm wordt behandeld in werkgroep vier van de uitwerking van de energievisie en het Energiepact. Deze werkgroep zal het onder andere hebben over de energienorm voor de bedrijven en daar zal ook energiearmoede worden aangepakt. Deze werkgroep zal reeds een aantal studies ter beschikking hebben, zoals die van Deloitte en van PricewaterhouseCoopers (PwC). Er is een vergelijking gebeurd tussen de parameters van Deloitte en PwC. Dat is een studie waar de CREG zich op baseert. Over de studie van Deloitte heeft Febeliec een analyse gemaakt. Daaruit blijkt dat beide studies van elkaar verschillen en dat een nieuwe studie zich opdringt, om het minstens eens te zijn over de parameters waarmee we starten.
De parameters die nodig en noodzakelijk zijn om de nodige gegevens ter beschikking te hebben, zijn geïdentificeerd en worden in een lastenboek gegoten, zodat de uitkomst van de studie meer op Vlaamse bedrijven is geënt. De typologie van de Vlaamse bedrijven, zeker als we kijken naar de belangrijke chemische cluster in de Antwerpse haven, is een andere dan bijvoorbeeld van toepassing is op het hele land, en op Waalse en Brusselse bedrijven. Die zijn veel minder energie-intensief.
Als de studie is afgerond, zullen de resultaten worden besproken met de instellingen die zich op het Vlaamse niveau bezighouden met energie, het Vlaams Energieagentschap (VEA) en VREG.
Ik heb het aspect van de energienorm aangekaart tijdens het overleg met federaal minister Marghem op 10 maart. We zullen dit aankaarten op het interfederaal overleg op 22 april aanstaande. De kortingen zijn een federale bevoegdheid. Ik stel dan ook voor dat uw federale collega’s daar vragen over stellen in de Kamer.
Vrijwillige energiebeleidsovereenkomsten vormen een speerpunt van het Vlaamse energiebeleid. Via de energiebeleidsovereenkomsten, een instrument specifiek toegespitst op de energie-intensieve bedrijven in Vlaanderen, wordt ervoor gezorgd dat de Vlaamse industrie wereldtop blijft op het gebied van energie-efficiëntie, dat de industrie wordt verankerd in Vlaanderen en bijdraagt aan de realisatie van de Vlaamse en Europese klimaat- en energie-efficiëntiedoelstellingen.
Voor de energie-intensieve en de grote ondernemingen zijn er de bestaande verplichtingen tot opmaak en uitvoer van energieplannen en energiestudies of de verplichting tot opmaak van een energieaudit. Daarnaast bestaan er voor de energie-intensieve bedrijven ook bovenvermelde energiebeleids-overeenkomsten. Er zijn 339 bedrijven toegetreden tot de energiebeleidsovereenkomsten. Lijsten van de toetreders zijn terug te vinden op de website van de commissie EBO: www.ebo-vlaanderen.be. Als je doorklikt, kun je de toegetreden bedrijven zien.
Uit deze lijsten kan worden opgemaakt dat het ongeveer dezelfde bedrijven zijn uit het afgelopen audit- en benchmarkingconvenant die zijn toegetreden tot de energiebeleidsovereenkomsten. De energiebeleidsovereenkomsten kennen een hoge toetredingsgraad uit de beoogde doelgroep, en daarom kan worden verondersteld dat de toegetreden bedrijven samen goed zijn voor meer dan 80 procent van het industrieel energieverbruik van Vlaanderen. Momenteel zijn de bedrijven de laatste hand aan het leggen aan de opmaak van hun energieplannen. Die worden vervolgens geverifieerd door het Verificatiebureau. De commissie EBO zal eind 2016 haar jaarverslag over 2015 overmaken aan de Vlaamse Regering, met daarin de eerste geaggregeerde cijfers over het energieverbruik en de energieplannen van de toegetreden bedrijven.
Voor de kleine en middelgrote bedrijven werken we aan een transitie van een sensibiliserend beleid naar een uitvoerend beleid, om ook kmo’s ertoe aan te zetten te investeren in energiebesparing. In het kader van die transitie werkt het VEA in mijn opdracht aan een actieplan voor energie-efficiëntere kmo’s en een haalbaarheidsstudie voor mini-EBO’s voor de kmo’s. Rapporten over die instrumenten zullen me eind 2016 worden bezorgd.
Sta me toe dat ik me niet uitspreek over de federale componenten op de energiefactuur. Ik houd me ter zake binnen mijn bevoegdheid. Ik moet echter wel zeggen dat ik in mijn onderhoud van 10 maart met minister Marghem ook de tegemoetkoming voor de EBO’s op tafel heb gelegd. Ook dat moet verder worden bekeken, maar laat me toe te stellen dat er op vraag van collega Muyters en mezelf al een correctie via de accijnzen is geregeld voor de bedrijven. Nog niet alles is echter opgelost. Dat is ook een heel belangrijk aspect om die EBO’s goed te doen functioneren. Dat is een cruciaal onderdeel, dat niet tot de bevoegdheid van Vlaanderen behoort, maar wel in het pakket zit. Mijnheer Bothuyne, ik weet dat u daar ongeveer anderhalf jaar geleden veel vragen over hebt gesteld. Wat het instrument van de EBO betreft, zijn er al die federale zaken. Een daarvan is al opgelost, maar nog niet alles. Dat zijn echt cruciale elementen. U hebt daar toen vanaf het begin op gewezen. We blijven daar ook federaal op hameren, want dat is essentieel.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp natuurlijk dat er data moeten worden verzameld en geobjectiveerd, maar het is natuurlijk wel een beetje grappig – hoewel ‘grappig’ misschien niet het juist woord is – dat we twee studies hebben die elkaar een beetje tegenspreken, en dat er dan een derde moet worden besteld om tot een resultaat te komen, terwijl ondertussen de concurrentiepositie van onze bedrijven onder druk staat. Of het nu 30 procent, 16 procent of 14 procent is, het is een feit dat we een concurrentienadeel hebben ten opzichte van de bedrijven in de genoemde landen.
U hebt op 10 maart een overleg gehad met uw federale collega. Als ik het goed begrijp, hebt u vrijdag overleg met uw federale collega. U hebt 22 april gezegd.
Dat is een werkgroep.
Een werkgroep, ja. Kunt u eventueel een indicatie geven over het tijdspad? Wanneer zullen we dan wel tot een energienorm komen? We kunnen natuurlijk wel regelmatig vragen komen stellen over een stand van zaken, maar vroeg of laat moet men toch ook tot resultaten komen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, op mijn beurt dank ik u voor uw antwoord. Het lijkt me bijzonder belangrijk om die objectivering van die energiekosten, voor de grote, energie-intensieve bedrijven, maar ook voor kmo’s en gezinnen, heel duidelijk te hebben. Daar is heel veel maatschappelijk debat over, en ik denk dat we dat debat moeten kunnen aangaan op basis van juiste cijfers en een goede vergelijkingsbasis. Daarvoor rekenen we op u en de mensen met wie u werkt voor de oefening die u hebt aangehaald, om dat zo snel mogelijk te doen.
Daarnaast is ook inzetten op energiebesparing bijzonder belangrijk. Ik heb van u vernomen dat we tegen eind dit jaar dus een actieplan mogen verwachten om het nodige te doen voor een EBO voor kmo’s, met eventueel andere initiatieven die vanuit het VEA groeien. Dat is bijzonder belangrijk en goed nieuws. Ik hoop ook dat we op die manier grote én kleine bedrijven ertoe kunnen aanzetten om hun bijdrage te doen aan de strijd tegen de klimaatopwarming.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Het is inderdaad spijtig dat we, op basis van de vraag van de CREG aan PwC en op basis van de vraag van Febeliec aan Deloitte, blijkbaar met twee verschillende rapporten zitten, omdat ze vertrekken van verschillende parameters. Ze geven echter wel trends aan. Bijvoorbeeld in het rapport van Deloitte zie je een duidelijke trend. Zo heeft men in 2016 in Frankrijk blijkbaar een beslissing genomen om iets te doen met betrekking tot de distributiekosten of de transportkosten. Je ziet dat men in Nederland blijkbaar speelt op die distributiekosten naarmate het verbruik groter is. Ik zie wel niet dat men speelt op taksen enzovoort. Er zijn dus wel een aantal trends.
Er rijzen ook vragen. Ik zie dat er voor 2016 sprake is van 38 euro per megawattuur als commodityprijs. Momenteel is dat in Belpex 23 à 24 euro. Volgens mij is dat zelfs ook nog niet correct. De component is hier in België dan nog meer gedaald dan in de omliggende landen, door het feit dat we hebben beslist de kerncentrales langer open te houden, en Doel 3 en Tihange 2 zijn opgestart. Daardoor hebben we ook nog eens een terugval gekregen. Ik heb dus ook wel mijn twijfels over dat rapport, maar de eindconclusie is wel nog altijd dat energie-intensieve bedrijven hier in Vlaanderen beduidend meer betalen dan bedrijven in de ons omringende landen, zoals Groot-Brittannië, Nederland, Frankrijk en Duitsland.
Dat is een gevaar voor onze toekomst. Je zou kunnen wachten tot we het goede rapport hebben, laat ons zeggen de samensmelting van de rapporten van PwC en Deloitte, het kan dan misschien KPMG zijn. Op een van de ‘big four’ na hebben ze dan allemaal een rapport daarover gemaakt. Het geeft wel een trend weer. De vraag is: kunnen we toch niet opnieuw beginnen te brainstormen over hoe we het gaan aanpakken? We weten dat, welk rapport er ook komt, we sowieso duurder zijn.
Ik heb nog een kleine opmerking omtrent de EBO’s. Collega Bothuyne heeft die al van het begin opgevraagd. Ik heb toevallig vorige week contact gehad met een aantal bedrijven die een EBO hebben. Ik heb de vraag gesteld of ze het wel of niet doen vanwege de accijnsvermindering. Hun antwoord was dat dat totaal geen invloed had op de beslissing. Ze doen het gewoon omdat het voor hen een heel gemakkelijke zaak is ten overstaan van vroeger. Vroeger was men verplicht volledig te werken met externe consultants. Nu kan men werken met deels interne en deels externe consultants, waardoor men op de kost van het studiegedeelte bespaart. Men is vertrokken met die trein, en men blijft daarop. Men wil om de accijnsvermindering niet plots veranderen van koers.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega’s, de nood aan een energienorm is heel duidelijk. Het staat ook heel duidelijk in het regeerakkoord. Over hoe we daar moeten geraken, heeft de minister een aantal dingen verduidelijkt. We mogen niet uit het oog verliezen wat het belang van de energievisie en het energiepact in dezen zal zijn. We kunnen moeilijk een debat over de energienorm volledig los zien van het debat dat daar zal worden gevoerd, aangezien het vermoedelijk ook zal gaan over de verdeling van de kosten om in een transitie naar hernieuwbare energie te stappen. Collega’s, voor u de stormram bovenhaalt om hier zo snel mogelijk een mega-actieplan rond de energienorm te hanteren: je kunt die kosten niet zomaar wegtoveren. Er zal een breed maatschappelijk debat over moeten worden gevoerd, waarbij uiteraard ecologie en economie met elkaar moeten worden verzoend.
De heer Danen heeft het woord.
Ik neem aan dat het laaghangend fruit bij de energie-intensieve bedrijven al lang geplukt is. Dat neemt niet weg dat het goedkoopste kilowattuur, hetgene is dat niet verbruikt is, om de minister te parafraseren. Ik volg collega Gryffroy op het punt dat het controleren van de cijfers die zowel de sector als Deloitte naar voren schuift, heel erg moeilijk is. Als je concreet aan grote bedrijven vraagt naar hun energiecijfers, dan krijg je wel totalen, maar de componenten ervan krijg je nooit te zien. Dat moeten we dan maar geloven. Ik stel me op dat vlak ook heel kritisch op. Ik zie ook wel dat als we kortingen geven aan de enen, het dan aan de anderen extra wordt aangerekend, zijnde de gezinnen en de kmo’s. Ik weet niet of dat het beste pad is om te bewandelen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Het klopt dat we al heel wat studies hebben en dat we op een bepaald moment verder moeten werken en een plan hebben. Maar we hebben bij het energiepact en de energievisie ook heel duidelijk gekozen voor een bottom-upbenadering, met goede voorbeelden, goede praktijken en trekkers die op die manier al tonen hoe ze energie besparen, en samen met een burgerpanel, de sociale partners en alle milieuorganisaties. Dat is een heel bewuste keuze. We steken hen in een vrij strak kader, maar dan moeten we hen ook responsabiliseren en tonen op welke manier we dit best aanpakken.
Het klopt dat er twee verschillende studies zijn, maar ze zijn ook wel vrij uiteenlopend in de benadering en in de cijfers. Daarom is het lastenboek voor de nieuwe studie al gemaakt, waarbij we het nu wel eens zijn over de parameters. We kunnen nu gedocumenteerd spreken. Het zit in ons energiepact omdat dat uiteraard een belangrijk onderdeel is in de concurrentiepositie van onze bedrijven op de internationale markten.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Wat is de timing van die derde studie?
Het lastenboek is al gemaakt. Ik weet niet of ze al gelanceerd is. Ik zal het navragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.