Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, mijn vraag gaat over de zogenaamde puntenbonus die de UGent zou willen invoeren. Blijkbaar overweegt de UGent – het is nog niet beslist – om studenten die hun bachelor- en/of masterdiploma binnen de voorziene tijd afwerken, te belonen met een puntenbonus van 3 procent. De UGent wil deze maatregel invoeren om studenten aan te moedigen hun studietraject binnen de voorziene tijd af te ronden.
Op zich vinden we het niet slecht dat instellingen nadenken over het motiveren van studenten en het aanzetten tot het halen van een diploma binnen de voorziene tijd. Meer zelfs, in het regeerakkoord en door de N-VA wordt er steeds op gedrukt dat als studenten een studietraject afwerken binnen de voorziene tijd, dat een voordeel is voor de student, een voordeel voor de ouders want die betalen veelal, en een voordeel voor de instelling want die moet daarvoor in plaats voorzien. Iets waar studenten misschien niet aan denken, is dat als de loopbaanvoorwaarde wordt ingebracht voor het pensioen, dat wil zeggen dat voor elk jaar dat ze langer studeren, ze een jaar langer moeten werken om een volledig pensioen te kunnen genereren.
Met de meerderheid werken we op dit moment vooral op het inzetten op een goede oriëntering en een snelle heroriëntering. Het voorstel van de UGent heeft ons een beetje verrast omdat die bonus er eigenlijk is voor degenen die het al goed doen. De vraag is: als je degenen die het goed doen, iets extra’s geeft, zal dat degenen die het niet goed doen, aanzetten tot nadenken en sneller heroriënteren?
Ik stel me ook vragen over de juridische toetsing ervan en de maatschappelijke wenselijkheid. Studenten die vanwege medische of andere gegronde redenen langer doen over hun studie, kunnen die bonus dan niet verwerven. Als die studenten dan een extra bonus krijgen en graden kunnen verwerven, wat dan met studenten van andere instellingen die dan minder graden hebben omdat daar een ander beleid wordt gevoerd? Bij de verdeling van sommige onderzoeksbeurzen wordt er immers gekeken naar verworven graden.
Minister, is de eventuele invoering van deze maatregel juridisch sluitend aangezien het een student evaluatiepunten geeft voor opleidingsonderdelen die hij inhoudelijk niet behaald heeft? Is de eventuele invoering van deze maatregel wenselijk volgens u? Denkt u dat de eventuele invoering van deze maatregel studenten zal aanmoedigen om zich meer in te spannen of zal het eerder meer druk opleggen? Zal dit een concurrentiestrijd opleveren met andere instellingen in het licht van het al dan niet uitdelen van graden? Wat met het leerkrediet? Worden de 60 bonuspunten die je eenmalig dubbel terugkrijgt, hier ook in verrekend of niet?
Minister Crevits heeft het woord.
Het idee van de UGent heeft eind maart in enkele kranten gestaan, zonder veel verdere details. Het idee is blijkbaar gelanceerd door het bestuurscollege, maar het heeft intussen een negatief advies gekregen van de onderwijsraad. De raad van bestuur zou het in mei verder bespreken. Het is dus voorbarig om het nu al in detail te beoordelen. Daarvoor ontbreekt de nodige informatie.
Algemeen is het wel zo dat de universiteit autonoom kan bepalen op welke basis ze studenten punten toekent en al of niet laat slagen. De voorwaarden daaromtrent moeten duidelijk opgenomen zijn in het examenreglement en via die weg tijdig bekendgemaakt worden aan de studenten. Samen met het hele evaluatiebeleid maakt deze regeling dan onderdeel uit van het kwaliteitsbeleid van de onderwijsinstelling. Die wordt gecontroleerd, dus zal ook wat de instelling autonoom bepaalt, moeten bijdragen tot de kwaliteit van het onderwijs en de afgeleverde diploma’s. Als minister kom ik daarin echter niet rechtstreeks tussenbeide, en zeker niet voor er een beslissing is, want er is vandaag nog geen beslissing.
Wel delen we allemaal de bezorgdheid om de studievoortgang. We zien dat de studieduur toeneemt en hebben ook vastgesteld dat er weinig regels zijn die daarop ingrijpen. Via Onderwijsdecreet (OD) XXV hebben we de mogelijkheden voor instellingen al verruimd om studenten aan te sporen om een goede studievoortgang te realiseren, of anders studenten te stimuleren om een andere studiekeuze te maken. Bij die maatregelen gaat het echter om gemotiveerde beslissingen op basis van individuele dossiers en dus lijken ze mij beter bestand tegen de diversiteit aan redenen waarom studenten minder snel studievoortgang boeken. Soms kan het namelijk perfect verklaarbaar zijn waarom iemand minder goed studievoortgang boekt. Zomaar punten toekennen op basis van snelheid vind ik – maar dat is mijn persoonlijke mening – een beetje weinig genuanceerd.
Over de effecten van zo’n maatregel op de studenten of een eventuele concurrentiestrijd tussen instellingen kan ik mij niet zo duidelijk uitspreken. Ik heb niet echt aanwijzingen dat instellingen hun onderwijsbeleid zomaar zouden uittekenen met het oog op het rekruteren van studenten. Mocht dat inderdaad zo zijn, zou ik dat een pijnlijke zaak vinden. Kwaliteitsvol onderwijs staat voorop. Als je dat niet meer vooropstelt, dan komt dit boven water in het kwaliteitstoezicht. Die reputatieschade is wel het laatste wat onze hogescholen en universiteiten wensen.
Wat ik in dit kader wel belangrijk vind, is dat er een draagvlak is bij professoren en studenten. Het principe van studentenparticipatie vereist dat ook. Aangezien de onderwijsraad zich negatief heeft uitgesproken, lijkt in dit dossier het draagvlak niet gegarandeerd.
Wat dan met het leerkrediet? De zestig bonuspunten van het leerkrediet zijn de studiepunten die je dubbel terugkrijgt bij het behalen van de eerste zestig punten. Idealiter is dat dus na het eerste jaar, als je voor alles geslaagd bent. Het voorstel van UGent – maar aangezien het nog zeer conceptueel is, spreek ik hier onder voorbehoud – begrijp ik echter als punten in de zin van percentages, niet van studiepunten of leerkrediet die worden toegekend op het einde van de opleiding. In die zin lijkt mij er dus niet echt een verband te zijn.
Ik hoed mij voor te drastische uitspraken. Onthoud vooral dat het, als ik tenminste goed ben geïnformeerd, een voorstel was gelanceerd in het bestuurscollege, maar dat het een negatief advies gekregen heeft van de onderwijsraad en nu al dan niet in een nieuw model zal worden gepresenteerd.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik wil benadrukken dat de N-VA blij is dat instellingen er actief over nadenken hoe ze studenten zo goed en zo snel mogelijk kunnen aanzetten tot het effectief afwerken van het jaar. Ik wil abstractie maken van die studenten die wegens een bepaalde noodzaak niet alle studiepunten opnemen. We stellen echter vast dat studenten langer studeren, er langer over doen en minder studiepunten opnemen, om allerlei redenen. Ik ben dus blij dat instellingen daarover nadenken en dat ze studenten willen aanzetten tot sneller heroriënteren.
Minister, momenteel wordt een beleid uitgerold van een niet-bindende oriëntatieproef in het licht van het oriëntatietraject en proberen we sneller heroriënteren aan te moedigen. In dat kader vinden we het goed dat instellingen voorstellen doen en erover nadenken. Als we naar de geschiedenis kijken, is het voor de eerste keer dat we vaststellen dat instellingen op zoek gaan naar instrumenten. Ook de KU Leuven heeft al een aantal voorstellen gedaan en ingevoerd.
We moeten in Vlaanderen opletten dat we niet een dergelijk divergent beeld krijgen dat de studenten ook zulke zaken mee in overweging nemen bij hun keuze voor instelling A of B. Dat zou er dan wel een raar gevolg van zijn. Hetzelfde geldt wanneer bepaalde graden sneller zouden worden toegekend om redenen die niets te maken hebben met het effectief beheersen van bepaalde inhouden. Dat zou ook een raar fenomeen zijn. Daarover moeten we waken, minister.
Minister, is het mogelijk om binnen de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad (VLUHR) in overleg te gaan over de aanpak om zo een al te divergent beeld in Vlaanderen tegen te gaan of zodat elke instelling ten minste haar ideeën daar kan confronteren met die van de andere instellingen? We bevinden ons hier in Vlaanderen toch namelijk in één hogescholenruimte.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, ik dank u voor uw vraag. Persoonlijk vind ik dat niet zo’n heel erg goed idee. Net zoals de heer Daniëls aanhaalt, zijn er studenten die wegens verschillende omstandigheden en goede redenen trager studeren dan anderen. Het lijkt mij dan niet goed om die mensen te benadelen ten opzichte van de anderen.
Verder heeft zo’n maatregel een aantal praktische gevolgen. Stel dat twee studenten afstuderen met eenzelfde puntentotaal op basis van de examenresultaten, dat ze eigenlijk dezelfde academische graad of niveau hebben behaald, maar toch een verschillende graad van verdienste zouden hebben wegens die puntenbonus, omdat de ene student misschien sneller heeft gestudeerd dan de andere. Stel dat beide studenten een doctoraatsbeurs zouden willen verkrijgen bij het FWO. Dan zou de ene student dus benadeeld zijn tegenover de andere wegens zijn mindere graad van verdienste door die puntenbonus.
Als de UGent mensen wil stimuleren om tijdig af te studeren – en ik denk dat iedereen daarvan voorstander is – zijn er wellicht andere manieren. Zo kan men korting geven op de master-na-masteropleidingen (manama’s), die recent verhoogd zijn naar 5000 euro basistarief.
Tot slot vind ik het ook wel een beetje vreemd dat het idee van de heer Bracke komt en dat hij niet te rade is gegaan bij de onderwijsexpert van de N-VA, die misschien toch wel wat kritischer staat ten opzichte van de maatregel die de heer Bracke heeft geïntroduceerd bij de UGent. (Opmerkingen van Koen Daniëls en Kris Van Dijck)
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb eigenlijk geen aanvullende vragen gehoord aan mijn adres. Ik heb de stand van zaken van het dossier gegeven. Ik begrijp dat niemand het een fantastisch idee vindt, maar dat het goed is dat er creatief wordt nagedacht over hoe je de studievoortgang kunt stimuleren. Ik ben het met de beide opmerkingen, van de ene en van de andere zijde, volkomen eens.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mevrouw Soens, u hebt inderdaad geen vragen aan de minister gesteld. U stelt ze aan mij. Ik wil er gerust op antwoorden, hoor. Geen probleem!
U zegt dat we misschien het bedrag van de manama moeten verlagen. Daar begrijp ik dus niets van. Hoe kun je nu door het inschrijvingsbedrag van de manama te verlagen studenten aanzetten om een normaal vorderend traject te volgen en om sneller te heroriënteren? U probeert daar twee dossiers aan elkaar te koppelen die niets met elkaar te maken hebben.
Ik vind het knap dat u zegt dat de heer Bracke het beheerscomité van de UGent is. Ik zal hem die felicitaties overmaken. Als ik goed ben geïnformeerd, zijn er daar ook mensen die goede contacten hebben met u. Blijkbaar heeft hij die in het beheerscomité kunnen overtuigen. Het is inderdaad een voorstel van het beheerscomité. Ik noteer de felicitaties aan het adres van de heer Bracke omdat hij iedereen heeft kunnen overtuigen.
Uiteraard zijn wij blij dat instellingen nadenken over manieren om studenten aan te zetten tot iets. De heer Bracke komt in het beheerscomité en er wordt nagedacht over het ondersteunen en het sneller afwerken! Nogmaals, twee keer felicitaties. Mevrouw Soens, ik neem daar akte van en ik zal ze met uw groeten overmaken aan de heer Bracke.
De vraag om uitleg is afgehandeld.