Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik heb mij de voorbije weken wat verdiept in de wondere wereld van het mariene gebeuren, en dan specifiek de zwerfvuilproblematiek, zwerfvuil dat afkomstig is van menselijke activiteiten op zee en op het land. Marien zwerfvuil wordt gedefinieerd als elk persistent materiaal dat door de mens werd vervaardigd en rechtstreeks of niet rechtstreeks, opzettelijk of onopzettelijk, werd achtergelaten of weggegooid in het mariene milieu.
Het zwerfvuil bevat een breed gamma aan materialen, namelijk plastic, rubber, glas, metaal en natuurlijke materialen. De afkomst van het zwerfvuil is eveneens zeer divers: via rivieren, afval dat achtergelaten wordt op de stranden, vissersvaartuigen, dumping en nog heel wat andere zaken. Het probleem van marien zwerfvuil blijft groeien in alle zeeën en oceanen. Ook het Belgisch deel van de Noordzee (BDNZ) heeft daar dus mee te kampen.
In het najaar van 2011 werd gestart met een onderzoek naar het voorkomen van zwerfvuil op zee door het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO). Dat zwerfvuil wordt tweemaal per jaar geëvalueerd op de monitoringstations van het BDNZ. Dat onderzoek bevestigt dat in 2014-2015 90 procent van het opgeviste zwerfvuil uit plastic bestond. Er wordt geschat dat de toevloed van plastic afval in de Noordzee alleen al jaarlijks 20.000 ton bedraagt en dat honderden jaren nodig zijn om plastic in zee te degraderen. Voor nylon visdraad wordt dat zelfs geschat op 600 jaar. Algemeen wordt gesteld dat 60 tot 80 procent van het zwerfvuil in de Europese zeeën ook uit plastic bestaat.
Enerzijds heb je de grote, zichtbare plastic. Dat wordt macroplastic genoemd. Anderzijds heb je de plastic voorwerpen die gefragmenteerd zijn tot kleine stukjes en amper of niet zichtbaar zijn. Dat noemt men micro- en nanoplastics. Beide plasticsoorten hebben negatieve gevolgen voor zowel het milieu als de mens. Macroplastic kan bijvoorbeeld zeedieren verstikken en de inlaten voor koelwater bij boten verstoppen. Micro- en nanoplastic deeltjes kunnen opgenomen worden door onder meer vissen, garnalen of mosselen, die ook door de mens gegeten worden. Wat de directe of indirecte gevolgen zijn voor de volksgezondheid en het mariene voedselweb, is echter nog onvoldoende bekend. Daarvoor is dringend nog veel meer onderzoek nodig.
De evaluatie van het mariene zwerfvuil wordt momenteel uitgevoerd met budget van het eigen vermogen van het ILVO. Het onderzoek naar het voorkomen van microplastics en de impact van microplastics en plastic afval op het mariene ecosysteem werd gefinancierd met Europese middelen, die eind vorig jaar jammer genoeg afliepen.
Het onderzoek naar de bacteriële biodegradatie van plastic werd gestart in het kader van het Europese CleanSea-project en wordt momenteel voortgezet met eigen budget van het eigen vermogen van het ILVO. Eind februari staat een meeting gepland bij Deltares in Nederland om het plasticbiodegradatieonderzoek van Nederland en België te integreren en om samen op zoek te gaan naar budget.
Minister, erkent u de problematiek? De problematiek dient over verschillende sectoren heen te worden aangepakt: onderwijs, landbouw, toerisme, visserij. Bent u bereid om dit samen met uw collega’s te doen? Ik heb deze vraag trouwens ook – weliswaar wat anders geformuleerd – ingediend bij de commissie Toerisme en de commissie Onderwijs. Bent u bereid om oplossingen te zoeken om zwerfvuil op het strand verder aan te pakken? Om de gevolgen van de micro- en nanoplastic op het mariene voedselweb en de volksgezondheid te identificeren en oplossingen te zoeken voor deze problematiek, is er extra onderzoek en bijgevolg ook middelen nodig. Bent u bereid om er extra middelen voor vrij te maken?
Ik refereer voor de hele problematiek ook aan Nederland, waar men al veel verder staat en waar men al heel wat beleidsplannen heeft, heel wat concrete acties heeft ondernomen en er heel wat financiële middelen tegenover heeft gezet. Wij hinken met ons land achterop, hoewel ook Europa er steeds meer de aandacht op vestigt.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Vandenberghe, we kennen natuurlijk het probleem van het mariene zwerfvuil. Dat heeft een grote impact, zowel op het zeeleven als op de kwaliteit van het water, en ook zelfs visueel. Vooral de aanwezigheid van plastic, dat gedeeltelijk degradeert, is een groot probleem. Als je het vanuit Vlaanderen bekijkt, is vooral de instroom iets dat we moeten aanpakken. Dat gebeurt zowel via het land als vanop het water. Het kan afkomstig zijn van toerisme, visserij, riolering en dergelijke meer. Het is dus logisch dat er met verschillende sectoren en verschillende doelgroepen gewerkt wordt, omdat die allemaal een rol spelen bij de instroom van het mariene zwerfvuil.
Welke acties lopen er? Er is een proefproject geweest in het stroomgebied van de Leie, om in kaart te brengen hoeveel en welke types zwerfvuil worden aangevoerd naar zee. Er werd ook onderzocht op welke punten er mogelijkheden zijn om dat zwerfvuil tegen te gaan. Een werkgroep met de Vlaamse havens zoekt oplossingen voor het opruimen van zwerfvuil in de havens, dus voordat het water in het mariene milieu terechtkomt.
We hebben ook meegewerkt aan een studie voor het stroomgebied van de Maas. Dat was in een Europese context. Het was gelijkaardig aan het proefproject aan de Leie. Er loopt ook een project rond de puntbronnen op het land, waar kan worden ingegrepen om actie te ondernemen. En dan is er nog OSPAR, een internationale werkgroep rond de bescherming van het mariene milieu in de noordoostelijke Atlantische Oceaan. Daar is de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) trekker van twee maatregelen, gerelateerd aan scheepsafval. OVAM is actief bij vier maatregelen: een over de visserij, twee rond microplastics en een over praktijken inzake het opruimen van drijfvuil.
Kustgemeenten kampen met een aantal hardnekkige problemen rond afval. Uit een bevraging van de kustgemeenten in 2014 blijkt dat vooral oplossingen moeten worden gezocht bij de afvalophaling van toeristen en tweedeverblijvers. Ook het voorkomen van schade door meeuwen is iets wat verder aangepakt wordt, alsook het zwerfvuil en het sluikstorten. Er is een kustprogramma in opmaak, dat ook zal voorzien in een geïntegreerde aanpak om dat op te lossen.
Micro- en nanoplastic komt vooral voor in organismen aan de basis van de mariene voedselketen, zoals plankton. Verschillende studies tonen dat aan. Wat de indirecte effecten zijn bij organismen hogerop in de voedselketen, is nog niet zo goed bekend, maar er wordt heel veel onderzoek naar gedaan. De plastics komen niet alleen in hun magen terecht, maar de toxische bestanddelen kunnen eventueel ook in het weefsel terechtkomen. De Universiteit Gent heeft daar trouwens een onderzoek rond lopen.
Een volgende stap is het onderzoeken van de impact op de volksgezondheid. Daarover zijn op dit moment geen resultaten bekend. Dat is een studie die op lange termijn wordt uitgevoerd.
Preventie is belangrijk. De federale overheidsdiensten zijn bevoegd voor productnormering en het mariene milieu, maar ook de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij. Ze nemen dus allemaal samen maatregelen en zetten stappen om de microplastics bijvoorbeeld uit de cosmetica te faseren en te vervangen door duurzamere producten. Op dat vlak zetten wij trouwens ook middelen vanuit Vlaanderen in om daar verder onderzoek naar te verrichten. Maar het is dus een gedeelde bevoegdheid.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, dank u wel. U geeft me hetzelfde antwoord dat ik van minister Weyts heb gekregen. Ik was dus al een beetje op de hoogte van welk antwoord u zou geven. Ik heb dit thema hier ter sprake gebracht en zal dat de volgende weken en maanden blijven doen omdat ondanks de inspanningen die gebeuren – ik ken die inspanningen, ik ben ook een kustburgemeester – er toch nog een heel lange weg te gaan is. Nog eens, Nederland is echt wel een voorbeeld van hoe men heel structureel, beleidsmatig opgelegd heel wat zaken kan doen om die problematiek aan te pakken. Men is er daar al enkele jaren mee bezig. Zij stellen ook vast dat het heel traag gaat. Ook de komende jaren zullen zij beleidsmatig nog heel wat strengere zaken verplichten, ook ten aanzien van de steden en gemeenten, de scholen en diverse andere organisaties om die problematiek aan te pakken en om dat plasticafval terug te dringen. Het is immers een heel complexe situatie waar heel veel actoren bij betrokken zijn en ermee worden geconfronteerd.
Minister, ik zal de volgende weken en maanden ook zelf insteken geven. Ik zal niet alleen aan u vragen om het op te lossen, ik heb zelf ook heel wat ideeën om die problematiek heel ernstig te nemen, want het is voor de volksgezondheid iets waar we niet licht kunnen overgaan. Ik kijk heel erg uit naar uw initiatieven. Ik zal dat van heel nabij blijven opvolgen en zal ook met een aantal voorstellen naar voren komen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, we zitten volop te paard op de bevoegdheden van Vlaanderen en de federale overheid. Daar is misschien ook nog iets over te zeggen als u dat wilt. De collega heeft natuurlijk helemaal gelijk als hij zegt dat het een gigantisch probleem is, ook internationaal, vooral dan de micro- en nanoplastics, waar we heel moeilijk iets aan kunnen doen, tenzij via gedragsverandering. Onze tandpasta’s zitten er vol van. We kunnen ook zelf het voorbeeld geven. Zelf gebruik ik bijvoorbeeld geen cosmetica meer op basis van dat soort producten. (Gelach)
Waar je misschien gemakkelijker iets aan kunt doen, zijn de grotere plasticdelen. Daarvoor hebben we al wat gedaan in het verleden, onder andere de ‘Fishing for Litter’-actie die al een hele tijd loopt – ik dacht sinds 2007. Dat zijn concrete acties die iets kunnen bijbrengen. Ik dacht dat collega Vermeulen daar onlangs nog iets rond heeft gedaan.
Maar ja, federaal-Vlaams, daar zitten we nog met een hele boterham waarvan we ooit wel eens moeten uitzoeken hoe we daarmee omgaan. U kent onze oplossing natuurlijk: zo veel mogelijk naar Vlaanderen.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Collega Vandaele brengt me op ideeën. Ik heb eens een schriftelijke vraag gesteld, naar aanleiding van het faillissement van de Stichting Duurzame Visserijontwikkeling (SDVO), die ondersteunende partner was van het ‘Fishing for Litter’-project. Minister, u zei dat dat project niet in het gedrang zou komen en dat er een nieuwe partner zou worden gezocht die alleszins dat project mee zou ondersteunen. Wat is de stand van zaken in de zoektocht naar een nieuwe partner om het ‘Fishing for Litter’-project verder te kunnen ondersteunen?
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik merk dat op Europees niveau bijvoorbeeld Nederland daar heel actief rond is. Ik stel me de vraag of Vlaanderen of België zich mee inschrijven in die initiatieven om die microplastics te elimineren.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, uiteraard zijn wij bereid om ons in te schrijven in Europese acties, zeker als het gaat over de aanpak van zwerfvuil en dergelijke meer. Maar u weet dat we voor alles wat productnormering is, met een bevoegdheidsverdeling zitten. Collega Vandaele, u keek daarnet een beetje verwonderd toen iedereen een beetje lachte, maar het was vooral omdat u iets zei over het gebruik van cosmetica. We stelden ons daar allemaal iets bij voor. Het kwam een beetje raar over, maar ik begreep wat u bedoelt.
Het was als grapje bedoeld, minister. Maar mijn grapjes vallen soms als zaad op een steen, zoals het in de Bijbel staat.
Alle gekheid op een stokje: het is een problematiek die wij zeker actief opvolgen vanuit OVAM. Het is een grote bezorgdheid die wij delen.
Wat SDVO betreft, moet ik de stand van zaken opvragen. Ik zal dat via het commissiesecretariaat aan u laten weten.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Je mag de problematiek van cosmetica niet onderschatten in dit hele probleem. Eigenlijk is het niet om te lachen.
Minister, we moeten die kloof met Nederland zeker dichten. Nederland is een schoolvoorbeeld. Ik heb me er de voorbije weken in verdiept. Doe dat ook eens. Ik hoop dat er extra initiatieven worden genomen, zeker structureel, in ons deel van de Noordzee. Uiteraard moet er overleg plaatsvinden met de federale overheid, want uiteraard is dat een gedeelde bevoegdheid. Ik zal dat van dichtbij blijven volgen. Ik kijk uit naar uw initiatieven. Ik zal ook met een aantal initiatieven komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.