Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de e-sigaret
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik heb hier al meermaals vragen gesteld rond de e-sigaret. Mijn teneur was in het verleden altijd dat ik graag wat duidelijkheid had over het gebruik van de e-sigaret en de wettelijkheid daarrond in de verkoop. Die duidelijkheid is er gekomen, want federaal minister van Volksgezondheid Maggie De Block gaf ondertussen de toestemming om ook e-sigaretten mét nicotine te verkopen in ons land. Deze zouden dan verkocht kunnen worden zoals alle andere tabaksproducten en kunnen dus in alle winkels worden aangeboden, ook aan jongeren vanaf 16 jaar.
Wij hebben lang gewacht – en u hebt daar in uw vorige antwoorden altijd op gewezen – op het advies van de Hoge Gezondheidsraad (HGR), omdat dit bepalend zou zijn voor het innemen van verdere standpunten rond die e-sigaret. Dat advies is er ondertussen. Daarin wordt aangemaand tot waakzaamheid en terughoudendheid bij de introductie en het algemeen beschikbaar maken van de e-sigaret, omdat het een eventuele aanzet zou kunnen betekenen voor het roken van gewone sigaretten.
Zo vindt de HGR dat het ongelimiteerd gebruik van de e-sigaret onwenselijk is, al ziet de HGR voor de e-sigaret wel een rol weggelegd in het tabaksontmoedigingsbeleid. Het is dus geen zwart-witverhaal van voor of tegen de e-sigaret. De twee pistes bieden mogelijkheden.
Nog volgens de HGR zou de e-sigaret met nicotine enkel mogen worden verkocht via gespecialiseerde verkooppunten waar opgeleid personeel aanwezig is. Ook de variant zonder nicotine zou moeten worden onderworpen aan nieuwe strenge regels inzake reclame.
De federale minister van Volksgezondheid heeft dit advies zeker niet volledig gevolgd.
Minister, in een antwoord op een schriftelijke vraag van mij van 16 november 2015 schetste u de complexiteit van het gebruik en de verkoop van de e-sigaret. U kondigde aan dat u zou overleggen met uw federale collega. De procedure is dat zulke dossiers inhoudelijk worden voorbereid in de Cel Gezondheidsbeleid Drugs, waar alle ministers van Volksgezondheid vertegenwoordigd zijn. Een afstemming van het beleid rond de e-sigaret stond al van in het begin van deze legislatuur op het programma van deze cel. U liet ook uitschijnen dat het advies van de HGR in hoge mate doorslaggevend zou zijn. Dat blijkt nu dus niet het geval te zijn.
Minister, in welke mate werd over deze beslissing van federaal minister De Block met u en uw andere collega’s op gemeenschaps- en gewestniveau overlegd? Wat is uw visie op het gebruik van de e-sigaret? Hoe staat u tegenover de beslissing? Welk standpunt of aandachtspunt hebt u naar voren gebracht in het overleg in de Cel Gezondheidsbeleid Drugs? Hoe gaat u deze beslissing vertalen naar Vlaamse beleidsdaden op vlak van preventie en educatie? Plant u nog verder overleg met de sector van preventie en rookstopbegeleiding? Wanneer mogen we het nieuwe of aangepaste actieplan middelengebruik verwachten en welk aandeel zal daarin besteed worden aan de e-sigaret?
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, onlangs besliste de federale minister van Volksgezondheid dat de elektronische sigaret in ons land legaal te verkrijgen zal zijn. Wie met andere woorden het roken wenst te minderen, kan in de toekomst gebruik maken van de e-sigaret.
Een probleem is echter dat het aan internationale consensus ontbreekt over de wenselijkheid van deze elektronische sigaret. De merites zijn duidelijk en het is bewezen dat deze sigaret verstokte rokers van hun verslaving kan afhelpen. Anderzijds is door het aanbieden van de e-sigaret het risico groter dat jongeren gestimuleerd gaan worden tot roken. Waar het voor intense rokers een instrument kan zijn om af te stappen van het roken, zou het voor jongeren net een opstap kunnen zijn naar roken. Zo stelt de American Association for Cancer Research (AACR) dat er een duidelijke leeftijdsafbakening nodig is om dit te vermijden. Een ander element dat zij aanhalen, is de onduidelijkheid over de langetermijneffecten van het gebruik van de e-sigaret.
Minister, kunt u uw federale collega volmondig volgen in haar beslissing omtrent de e-sigaret? Wegen de voordelen volgens u op tegen de nadelen? Hebt u in het overleg mee gepleit voor het verkoopbaar stellen van de e-sigaret? Moeten we ons preventief gezondheidsbeleid bijsturen uit bezorgdheid dat de e-sigaret tot een stijging van het aantal rokers onder jongeren zal leiden? Moeten we niet waakzaam zijn dat de e-sigaret niet aanzet tot het roken van de ‘gewone’ sigaret? Acht u deze maatregel een gevaar voor de realisatie van de gezondheidsdoelstellingen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het is een goede zaak dat collega De Block werk heeft gemaakt van de omzetting van de Europese richtlijn in de Belgische regelgeving. De verschillende overheden wisten dat zij die opdracht zo snel mogelijk wilde uitvoeren. De wetgeving ligt in lijn van de regelgeving voor de gewone sigaret, die weliswaar schadelijker is.
Op vraag van Vlaanderen gaf de Algemene Cel Drugs de opdracht aan de Cel Gezondheidsbeleid Drugs om te komen tot een beleid rond tabak, met klemtoon op de e-sigaret. De werkzaamheden in deze werkgroep zijn nog volop bezig. Ik wil hier dan ook nog geen voorafname op doen.
Zoals reeds aangegeven, is een werkgroep bezig met het uitwerken van een gezamenlijk beleid op tabak en de e-sigaret. In deze werkgroep komen ook issues als toegankelijkheid en beschikbaarheid aan bod. Wat het extra ingewikkeld maakt, is dat er niet alleen maar potentiële gezondheidsrisico’s zijn, maar ook potentiële voordelen, met name voor rokers die overstappen naar de e-sigaret. Het advies van de Hoge Gezondheidsraad heeft geprobeerd om een evenwicht te vinden tussen die twee.
We willen mensen waarschuwen voor de gezondheidsrisico’s van roken of van het roken van e-sigaretten. Op de langere termijn moeten we over een aantal fundamentele vragen een ruimere discussie voeren met de sector van preventie en rookstopbegeleiding. Het gaat dan bijvoorbeeld om vragen zoals de volgende. Kan de e-sigaret een plaats krijgen in rookstopbegeleiding? Welke boodschap gaan we geven aan rokers? Blijven we uitsluitend vragen dat ze stoppen, of laten we ruimte voor een soort van schadebeperking door over te stappen naar e-sigaretten? Dit zijn kwesties die een degelijk debat verdienen, en conclusies moeten zo veel mogelijk gedragen zijn door het terrein en onderbouwd met wetenschap. Dit is dan ook een thema dat wordt opgenomen in het voortraject van de Gezondheidsconferentie van 2016. Het voortraject van die conferentie is ondertussen gestart, en dat moet uitmonden in voorstellen voor nieuwe doelstellingen eind 2016.
Als het over tabak gaat, zal de e-sigaret daar een belangrijk onderwerp van gesprek zijn: hoe gaan we dit inpassen in ons preventiebeleid, onze preventieboodschappen, en preventiemethodieken? We zullen ook moeten nagaan op welke manieren we dit nieuwe fenomeen kunnen opvolgen en hoe we de bestaande instrumenten zoals de gezondheidsenquête en de leerlingenbevraging moeten en kunnen uitbreiden. Ook de plaats van de e-sigaret binnen de rookstopconsultaties verdient aandacht. Ik verwacht dat een nieuw actieplan daar in 2017 duidelijke, onderbouwde en gedragen krijtlijnen uitzet.
We gaan dus de werkzaamheden van de werkgroep die we zelf hebben gevraagd, afwachten. De werkgroep zal ook voorstellen doen aan het beleid via de interministeriële conferentie. Dat zal samenvallen met het moment waarop ook de Gezondheidsconferentie daarover uitspraken kan doen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat de omzetting van de Europese richtlijn door minister De Block slechts een startpunt is geweest, namelijk het louter omzetten van de richtlijnen zonder dat er verder is gediscussieerd over de pro’s en contra’s die ook in het advies van de Hoge Gezondheidsraad aan bod kwamen. Ook de adviezen van de Stichting tegen Kanker en het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) zijn daar nog niet verder besproken. Het gaat louter om een omzetting.
Het is nu dus de intentie om via een werkgroep mogelijke aanpassingen te bespreken, zoals het aanbod via gespecialiseerde winkels om jongeren erop te wijzen dat er een gevaar is om de stap te zetten naar de gewone sigaret en om te wijzen op de pro’s en contra’s van een e-sigaret. Is dat dan de bedoeling? Is het de bedoeling om die algemene richtlijn die is omgezet, eventueel nog bij te sturen en aan te passen waar nodig op basis van wetenschappelijke inzichten en discussies die nog zullen worden gevoerd binnen de werkgroep en de Gezondheidsconferentie?
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik ben een beetje verbaasd over uw antwoord. Het gaat om een omzetting van een Europese richtlijn, maar dat gebeurt niet van vandaag op morgen. De omzetting van een Europese richtlijn vergt een hele procedure waar een hele termijn over gaat.
Blijkbaar heeft men ‘gewacht’ op de omzetting van die Europese richtlijn om een aantal neveneffecten te gaan bespreken in een werkgroep of adviesgroep die zal werken met het oog op de gezondheidsconferentie van eind 2016. Minister, ik zou daar sterker op willen reageren. Los van de voordelen voor verstokte rokers waarnaar u hebt verwezen, waren de nadelen van de e-sigaret bekend en uitdrukkelijk beschreven. We hadden op voorhand een beleid moeten maken, voor de omzetting, niet erna. Nu doet men alsof de omzetting het startpunt is met betrekking tot het beleid inzake de nadelige effecten van die e-sigaret, maar men had dat veel vroeger kunnen doen. De richtlijn van Europa dateert immers niet van gisteren.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik nodig natuurlijk iedereen uit om op het bevoegde beleidsniveau de juiste vragen te stellen over deze maatregelen. Wij hebben gevraagd, via de structuren die ons ter beschikking staan, om in de Algemene Cel Drugsbeleid en de afgeleiden daarvan het gesprek te voeren om tot beleidsafstemming te komen. Iedereen moet dan binnen zijn bevoegdheden doen wat hij denkt te moeten doen, maar het is evident dat, als je spreekt van ‘health in all policies’, je moet proberen een geïntegreerd beleid te realiseren. We hebben dan ook de instrumenten opgestart die daarvoor ter beschikking zijn. Mevrouw Jans, ik vind inderdaad dat er in die cel, in een werkgroep daarover moet worden gesproken, want als we een geïntegreerd beleid willen hebben, dan zullen we daar toch moeten bespreken hoe het ene op het andere kan worden afgestemd. Wat ons betreft, moet dat culmineren in de besluitvorming op de gezondheidsconferentie, waarvan de timing ongeveer zal samenvallen met het kunnen doen van aanbevelingen aan de interministeriële conferentie.
Dat gezegd zijnde, ieder zal zich binnen zijn bevoegdheden moeten uitspreken en zijn verantwoordelijkheid moeten nemen voor wat hij of zij meent te moeten doen. Vlaanderen zal proberen een constructieve bijdrage te leveren om die geïntegreerde aanpak mogelijk te maken, maar we zijn niet bevoegd om in de plaats van een andere overheid beslissingen te nemen. In die zin is dit dus een beetje een oefening in dialoog en zoeken naar convergenties. Het is echter niet zo dat Vlaanderen het comfort heeft om aan de kant commentaar te geven en te verwachten dat iemand anders dan optreedt. De andere overheden zullen daarover ook posities innemen en zullen uiteraard ook hun inbreng moeten doen in dat streven naar een gemeenschappelijke strategie.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik blijf dan optimistisch in deze kwestie. Ik vond het al goed dat u inderdaad hebt gevraagd om die werkgroep op te richten en daar verder over na te denken, om ook wetenschappelijk onderbouwd tot beslissingen te komen. Ik weet ook dat dat uw bevoegdheid niet is, maar Vlaanderen is wel bevoegd voor preventie, educatie en sensibilisatie. Het is dus belangrijk dat Vlaanderen ook het signaal geeft aan de minister die daar wel voor bevoegd is, dat de nu genomen beslissing niet de optimale oplossing is, dat er zeker nog verder werk aan de winkel is.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, dat we moeten gaan voor een geïntegreerd beleid, zal niemand betwisten, denk ik. Ik blijf echter toch een beetje verbaasd, want op een vraag van een collega – ik weet niet meer of het mevrouw Saeys of mevrouw Jans was – hebt u zelf geantwoord dat het beleid met betrekking tot de e-sigaret al sinds het begin van deze legislatuur op het programma staat, dat alle ministers van Volksgezondheid daar actief mee bezig zijn in de Algemene Cel Drugsbeleid. Nu blijkt dat men na het toelaten van de legale verkoop nog steeds bezig is met het ontwikkelen van dat beleid. Ik vraag me dan af wat die cel de voorbije achttien maanden heeft gedaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.