Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, minister, deze vraag werd ingediend in tempore non suspecto, maar ze toont wel aan dat we wél akkoorden kunnen sluiten die daadwerkelijk afgeronde akkoorden zijn. Het gaat dan over de alternatieve brandstoffen. Ik zal niet heel de vraag voorlezen. Het gaat erom dat men binnen de Benelux afspraken heeft gemaakt over het uitrollen van voorzieningspunten voor allerlei soorten alternatieve brandstoffen. Het gaat om oplaadpunten voor elektrische voertuigen en tankpunten voor aardgas of waterstof.
Minister, binnenkort zullen experts uit de drie landen onderling kennismaken en goede praktijken uitwisselen om die infrastructuur uit te werken. Het initiatief past binnen de Europese richtlijn met betrekking tot de infrastructuur voor alternatieve brandstoffen, waarvan ook uw conceptnota ‘Clean Power for Transport’ een rechtstreeks gevolg is. Met deze overeenkomst zouden we eigenlijk de trendsetter in Europa zijn. We zijn de eersten die grensoverschrijdend initiatieven nemen. De Europese Commissie staat daar natuurlijk volledig achter. De uiteindelijke doelstelling van het grotere plaatje is natuurlijk dat men minder olieafhankelijk zou worden.
Minister, hoe sluit dit aan bij de conceptnota? Welk verder verloop zal de Benelux-werkgroep ‘Alternatief Vervoer’ kennen? Wat zijn de verdere stappen die u zet? Europa is alvast een groot voorstander, maar ziet u ook mogelijkheden om eventueel Europese middelen binnen te halen? Dat is immers natuurlijk de vraag die u ook als minister van Begroting interesseert. Meestal is het zo dat Europa één voorwaarde heeft, namelijk dat men grensoverschrijdend moet samenwerken. In dit geval is dat zo, dus het zou leuk zijn mocht daar ook geld aan vasthangen.
Vlaanderen kent een specifieke context als het op milieuvriendelijk vervoer aankomt. Zo lopen we achter op Nederland wat het aanbod van laadpunten voor elektrische wagens en cng-tankstations (compressed natural gas) betreft, maar we hebben wel de ideale context, met veel verplaatsingen in een stedelijke omgeving en een uitgebreid netwerk van aardgasleidingen. Daarnaast is er ook een belangrijke cluster met betrekking tot waterstoftechnologie, trouwens ook voor een groot deel in samenwerking met Nederland. Dat is de Interregcluster. Hoe zal de specifieke Vlaamse context in de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen worden ‘bewaakt’?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Ik heb evenzeer in tempore non suspecto op die persconferentie gezegd: we hebben nu een akkoord binnen de Benelux, nu nog een akkoord binnen België. Dat was echter ook lang voor er sprake was van andere animositeiten. (Gelach)
De Benelux-aanbeveling schrijft zich in in het proces dat door onder meer de Europese richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen op gang werd gebracht. Dat is dus de CPT-richtlijn (Clean Power for Transport). Ze is in die mate complementair met de richtlijn dat de Benelux-landen zich ertoe verbinden om bij de uitwerking van hun nationaal actieplan met elkaar te overleggen, goede beleidsvoorbeelden uit te wisselen en ernaar te streven dat de uitgebouwde infrastructuur ervoor zorgt dat er een Benelux-corridor voor duurzame brandstoffen ontstaat, waardoor gebruikers vlot doorheen de hele Benelux kunnen rijden. De afstemming met de andere gewesten in België en de andere Benelux-landen is een uitdrukkelijke doelstelling van de conceptnota ‘Clean Power for Transport’, die de Vlaamse Regering op mijn voorstel op 18 september 2015 goedkeurde.
Er wordt op Benelux-niveau een administratieve werkgroep ingesteld, waarin beleidsvoorstellen voor de verschillende alternatieve transportbrandstoffen worden gecoördineerd en waarin beleidsmaatregelen worden uitgewisseld. Aangezien de samenwerking recent werd ondertekend, is het Secretariaat-Generaal van de Benelux, in overleg met onder meer het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), de eerste vergadering aan het voorbereiden. De bedoeling is om de nationale actieplannen, die in november 2016 aan de Europese Commissie zullen worden bezorgd, maximaal onderling op elkaar af te stemmen. Op Belgisch niveau is gevraagd om de actieplannen uit te wisselen tegen eind november. Ik zal dus in uitvoering van de conceptnota mijn actieplan voorleggen aan de Vlaamse Regering tegen het eind van dit jaar zodat er niet alleen een conceptnota is maar ook een actieplan.
De Europese Commissie was inderdaad op de ondertekening vertegenwoordigd en toonde zich voorstander van de aanbeveling. Het past ook in het streven van de Europese Commissie in het kader van de energie-unie om meer naar regionale – ‘regionaal’ in de Europese betekenis van het woord, dus meerdere lidstaten – te gaan inzake energiebeleid.
De vertegenwoordiger van de Europese Commissie duidde op de conferentie ook op het voornemen van de Commissie om bij de besteding van Europese middelen rekening te houden met de doelstellingen en maatregelen in de nationale actieplannen. Als het gaat over middelen die worden vrijgemaakt voor investeringen in de TEN-T-infrastructuur (Trans-Europees Netwerk voor Transport), wordt vaak gekeken naar de mate waarin deze infrastructuur grensoverschrijdend afgestemd is en vervoerscorridors voor alternatieve brandstoffen in de EU mogelijk maakt.
Het klopt dat Nederland momenteel voorloopt op het vlak van elektrische mobiliteit, maar we hebben recent een aantal belangrijke stappen gezet. Mijn administratie zal vertegenwoordigd zijn in de Benelux-werkgroep en op die manier de werkzaamheden van nabij kunnen volgen.
Er is ook Europese steun. Ik was aanwezig bij de start van de bouw van het eerste waterstoftankstation. Daar waren Europese middelen bij betrokken. We zijn samen met een aantal potentiële investeerders in waterstoftankstations aan het kijken op welke manier we een beroep kunnen doen op het plan-Juncker of op de Europese Investeringsbank voor Europese investeringen. We zijn daar dus vrij intensief mee bezig. Europa is altijd op zoek naar interessante projecten op dat vlak. Op dit moment loopt dat goed.
Ik heb nog een afsluitende bemerking. We hebben heel lang het debat gevoerd of we eerst laadinfrastructuur moesten hebben of eerst wagens, de discussie van de kip of het ei. De Vlaamse Regering heeft er nu voor gekozen om de twee tegelijkertijd te doen: én via de vergroening van de verkeersfiscaliteit zorgen dat er voldoende wagens op de markt zijn, én werken via laadinfrastructuur. Als je alleen werkt op laadinfrastructuur en de verkeersfiscaliteit niet stuurt in de richting van de wagens, dan krijg je wat er is gebeurd met het waterstoftankstation in Sint-Pieters-Leeuw, dat er een paar jaar heeft gestaan en dan is gesloten omdat er te weinig auto’s naartoe kwamen. Daarom werken we op de twee sporen. Dat is de beste manier om echt vooruit te gaan.
Uit alle onderzoek blijkt dat zodra je een kritische massa wagens op de markt hebt, men niet bijzonder extra steun vraagt. Dan gaat het vaak om concessies voor plaatsen om laadpalen of tankstations te plaatsen. Men kan het dan vaak met een minimale steun vanuit de overheid omdat vraag en aanbod dan op elkaar afgestemd zijn. Dat is de reden waarom we op de twee manieren werken.
We kijken uiteraard naar Europa. Er is een Vlaming die vanuit Europa heel nauw de projecten in Vlaanderen opvolgt.
De heer Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord. Ik heb alleen maar positieve commentaar. Wat betreft de kip en het ei, ben ik het ermee eens dat je de twee moet doen, het kan niet anders. Het ene volgt niet automatisch uit het andere. Het is een mentaliteit die we moeten veranderen. Dat heeft wel wat meer ondersteuning nodig.
U hebt zelf aangehaald dat het gebruiksgemak van die voertuigen omhoog moet. Mensen kopen een auto met in hun achterhoofd waarvoor ze die auto maximaal gaan gebruiken. Mensen willen bijvoorbeeld op reis gaan met hun auto en dan kopen ze een auto waarmee ze dat kunnen doen. Zo laat je ook een trekhaak op je auto installeren, niet om elke dag met een aanhangwagen te rijden maar misschien maar een of twee keer per jaar. Je moet er dus voor zorgen dat dat gebruiksgemak, ook om op reis te gaan, aanwezig is.
Over het actieplan dat er komt tegen het einde van dit jaar, zullen we zeker nog verder discuteren.
Ik heb begrepen dat niet het akkoord zelf Europese steun krijgt, maar wel de concrete onderliggende acties. Dat is zeer positief.
De heer Danen heeft het woord.
Ik heb enkele kleine bemerkingen. Ik wil een pleidooi houden voor onze Vlaamse onderzoeksinstellingen die nogal eens uitmuntend uit de hoek kunnen komen. Ik zou er hen zeker bij betrekken. Ik neem aan dat het ook de bedoeling is om de Vlaamse onderzoeksinstellingen te betrekken bij dit plan.
Wat betreft het gebruiksgemak van de wagen, ben ik het eens met wat collega Diependaele zegt. Ik weet niet hoe je dat als overheid kunt faciliteren, maar het is een uitdaging om erover na te denken dat als mensen uitkijken naar een nieuwe wagen, de wagens met alternatieve brandstoffen ook mee in de etalage staan. Nu moet je die heel ver gaan zoeken als je zo'n wagen wilt kopen. Momenteel is er nog te weinig laadinfrastructuur aanwezig. Maar als je de kip en het ei samen wilt ontwikkelen, zoals ik u hoor zeggen, wat ook de enige juiste keuze is, dan is het zeker nodig dat dat soort wagens mee in de etalage staat in folders en in showrooms. Nogmaals, het is niet aan de overheid om daar concreet voor te zorgen, maar misschien wel om te faciliteren. Anders heb je laadinfrastructuur zonder wagens, en dat zou heel jammer zijn.
Ik heb nog een detailvraag. Heel lang was LPG een groene brandstof. LPG is een afvalproduct uit olieraffinage. Op die manier wordt dat nuttig gevaloriseerd. LPG is helemaal afwezig in dit actieplan. Is daar een reden voor? Die laadinfrastructuur is er wel. Daar zou ik graag wat meer uitleg over hebben.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Waarom is het Benelux-niveau interessant? Als je laadinfrastructuur plaatst, moet je rekening houden met de grensgebieden. Het heeft geen zin om juist aan de andere kant van de Vlaams-Nederlandse of Vlaams-Duitse grens een waterstoftankstation te zetten. Die samenwerking is dus van belang om te weten waar er infrastructuur is en te zorgen dat er een spreiding is. Dat mag je niet alleen op je grondgebied bekijken.
U weet dat we voor LPG in de fiscaliteit een bevoordeling hebben. Voor mij is dat een tussentechnologie. CNG bijvoorbeeld stoot 95 procent minder fijn stof uit dan diesel, maar het blijft wel een fossiele brandstof. Je moet een onderscheid maken met de technologieën die je wilt verminderen, de ontdieseling. We willen in onze vergroening die trend van diesel naar benzine voortzetten, die geleidelijk aan is ingezet en een paar jaar bezig is. Dan heb je tussencategorieën die het haalbaar en betaalbaar maken voor mensen om met een properdere wagen te rijden. Ik denk bijvoorbeeld aan CNG en LPG, maar die zijn nog niet zero-emissie. Daarom werk ik in drie categorieën: wat je echt wilt penaliseren, wat je ziet als tijdelijke transitie-infrastructuur die je mogelijk moet maken omdat die wagens properder zijn dan diesel en benzine en betaalbaarder zijn dan de derde categorie, elektrische en waterstofwagens. De prijs van een dergelijke wagen ligt vaak 10.000 tot 15.000 euro hoger dan van een andere wagen. Bij CNG is dat ongeveer 2000 euro, waardoor je veel properder rijdt dan benzine maar het ook betaalbaar is voor de mensen.
De onderzoeksinstellingen betrekken we heel sterk bij alles omdat dat van belang is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.