Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, wees verzekerd, deze keer start ik niet met een West-Vlaams gezegde, maar ik wil het graag met u even hebben over twee toch wel kritische getuigenissen in De Standaard van vorige week en gisteren. Het waren getuigenissen over de werking van de VDAB van twee dames die hoogopgeleid waren. De ene was jong, 28 jaar, en had twee masterdiploma’s. De andere was ook hoogopgeleid maar was al de 60 voorbij. Die dames hebben een getuigenis afgelegd. Ze waren beiden begeleid door de VDAB, maar na respectievelijk achttien en twaalf maanden hadden ze nog steeds geen job gevonden.
Hun situatie is niet alleenstaand. De gemiddelde Vlaamse scholingsgraad is de laatste decennia stelselmatig gestegen. Uit recente cijfers van de VDAB blijkt dat het aantal hooggeschoolde werklozen met 2,2 procent is toegenomen en dat een op zes van de Vlaamse werklozen hooggeschoold is.
Die hooggeschoolden zijn heel enthousiast als ze een job zoeken, maar hun enthousiasme gaat snel weg als ze zien dat het moeilijk is om een passende job te vinden. De lat lager leggen, is ook geen evidentie want werkgevers zijn niet altijd bereid om iemand aan te nemen die overgekwalificeerd is.
De gedelegeerd bestuurder van de VDAB heeft ondertussen al gereageerd op die getuigenissen. Hij reageerde met cijfers: 88 procent is tevreden als klant van de VDAB en 94 procent kan binnen de vier maanden een gesprek krijgen bij de VDAB.
Die cijfers zijn heel mooi. Op Europees vlak zijn we daar een voortrekker. Maar de kritiek van de dames in kwestie was niet zozeer een gebrek aan een gesprek, maar wel een gebrek aan een meer maatgerichte begeleiding en specifieke informatie die voor hen als hoogopgeleiden ter zake dienend is.
Minister, bent u bereid om samen met de VDAB te kijken naar een mogelijkheid om een bijsturing te doen voor een nog meer maatgerichte begeleiding voor die hoogopgeleiden, en in het bijzonder de oudere hoogopgeleiden?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, er zijn een paar elementen. Eerst zijn er de hooggeschoolde schoolverlaters. Daar blijft het essentieel om een goede keuze te maken voor de richting die je volgt. In de schoolverlatersenquête zie je automatisch dat er een aantal hogeschoolrichtingen geen goede richtingen zijn om daarna gemakkelijk naar de arbeidsmarkt te gaan. Dat is een eerste belangrijk punt.
Een tweede belangrijk punt zijn de hooggeschoolde jongeren. Fons Leroy heeft natuurlijk gelijk: binnen de vier maanden krijgen ze allemaal een aanbod. Dan gaan we er ook van uit dat hooggeschoolden in de eerste fase zelfredzaam zouden kunnen zijn. Ze mogen op elk moment een beroep doen op de VDAB, maar we gaan er wel van uit dat jongeren die met een hoog diploma op de arbeidsmarkt komen, een vorm van zelfredzaamheid hebben. Dat er daarna nog altijd een mismatch mogelijk is, dat zal wel zijn. Spijtig genoeg is de arbeidsmarkt en het invullen van jobs geen een-op-eenrelatie. Ik denk dat we met alles wat we doen rond competentie en Competent, we de keuzemogelijkheid van een jongere die op de arbeidsmarkt komt, vergroten.
Ten derde zijn er de hooggeschoolde ouderen, en dat is essentieel. Ik moet eerlijk zeggen dat ik denk dat we de ingeslagen weg rond loopbaanbegeleiding en rond competentiemanagement moeten voortzetten.
Als ik de behaalde resultaten bekijk en als ik cijfers van 2005 vergelijk met die van 2013, dan is de werkzaamheidsgraad van de oudere hooggeschoolden gestegen van 65 naar 72 procent voor de 50- tot 64-jarigen, en van 47 naar 60 procent voor de 55- tot 64-jarigen. Dat is een verhoging met 7 en 13 procent. Ik denk dus dat we vanuit het competentiemanagement een goede stap hebben gezet.
Het grootste probleem bij oudere hooggeschoolden is de loonlast. Zowel de federale overheid met loonkostverlaging als de Vlaamse Regering met het doelgroepenbeleid, waarbij we een RSZ-korting willen gaan geven aan 55-plussers, hebben de juiste stappen gezet.
Ons beleid is niet afgerond. We moeten het voortzetten. En ik ben het met u eens dat nog meer maatwerk altijd positief is.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
De goede cijfers voor de oudere hooggeschoolden zijn natuurlijk een heel goed teken.
Ik begrijp wel dat niet alle studierichtingen de best mogelijke kansen op een job geven, maar iedereen moet natuurlijk wel een keuze kunnen maken die men wil maken.
Zelfredzaamheid is net een van de redenen waarom ze een andere aanpak nodig hebben dan mensen die niet zo’n hoge scholing hebben.
Ik twijfel er niet aan dat de VDAB zijn best doet, maar niet iedere klant heeft diezelfde indruk. Er mag dan wel een klantentevredenheid van 88 procent zijn, maar misschien is het zoals bij de treinen: daar is een stiptheid van 90 procent en iedereen denkt altijd dat hij in die 10 procent andere treinen zit.
Minister, die dame sprak in haar getuigenis ook over Groep INTRO. Ook daar was ze kritisch over de aanpak. Hebt u voldoende feedback over die begeleidingsinstanties en over de tevredenheid van die hooggeschoolden over de diensten van die begeleidingsinstanties?
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Ik betreur het dat die twee personen zo’n negatieve ervaring hebben gehad. Als VDAB-consulente in een vorig leven zou ik toch nog eens willen benadrukken dat jongeren – en het is hier al gezegd – binnen de vier maanden bij de VDAB terechtkunnen. Als de VDAB oordeelt dat een extra aanpak nodig is, kan dat zeker worden vooropgesteld. Zij kunnen zich herscholen of nieuwe vaardigheden opdoen. Het is bijzonder jammer dat ze die negatieve ervaring hebben opgelopen. Ik zou zeggen dat ze de moed zeker en vast niet mogen verliezen.
Het is ook een feit dat sommige jonge mensen vaak een studiekeuze maken die niet altijd onmiddellijk aansluit op de arbeidsmarkt. Minister Muyters heeft het ook al gezegd dat er heel wat mogelijkheden zijn om zich te herscholen. Het systeem van een individuele beroepsopleiding is zeer actueel en zeer goed.
De werkzaamheidsgraad van 50- tot 64-jarigen is gestegen. We hebben er de vorige legislatuur al heel hard aan gewerkt. Ook in het doelgroepenbeleid wordt er extra aandacht besteed aan de 55-plussers.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Ik wou verwijzen naar een initiatief dat de Antwerpse VDAB heeft opgezet: de Jobbar. De Jobbar is gericht op hooggeschoolden of toch op sterkere profielen en organiseert speeddates met werkgevers. Dat is positief.
Minister, er was heel veel enthousiasme over dat initiatief, ook bij de consulenten. Ze waren misschien wel wat ongerust over de toekomst daarvan. Het gaat hier over maatwerk. Wat wel opviel, is dat heel weinig allochtonen deelnamen aan die Jobbar. Deze groep is moeilijk te bereiken terwijl de tewerkstellingskloof bij hooggeschoolden zeer groot is bij allochtonen. Dat moet een aandachtpunt zijn bij arbeidsbemiddeling wanneer het gaat over hooggeschoolden en iets sterkere profielen. Zeker bij allochtonen is dat een bijkomend probleem. Aansluitend bij de discussie die we daarnet hebben gevoerd, moeten we daar zeker rekening mee houden.
Ik ben blij dat u Jobbar Antwerpen hebt bezocht. Het is een goed initiatief, dat ook openstaat voor allochtonen, maar misschien vinden zij de weg nog niet. Het gaat over meer dan speeddating of speedjobzoeking, het is ook een ervaringsuitwisseling tussen die jongeren, en dat is ook belangrijk. Zij kunnen immers ook leren van elkaar.
Mevrouw Van Eetvelde, ik ben het helemaal met u eens wanneer u zegt dat men de moed niet mag verliezen. Dat is wel niet gemakkelijk. Als men een aantal capaciteiten heeft maar ziet dat die op de markt niet worden gevalideerd, dan is het niet gemakkelijk om de moed toch niet te verliezen.
Ik vind het ook goed dat Fons Leroy als gedelegeerd bestuurder van de VDAB onmiddellijk heeft gereageerd, ook via een publiek opiniestuk. Hij meent het ook serieus wanneer hij zegt dat zo’n getuigenis hem door het hart snijdt. Hij wil met de VDAB al het mogelijke doen om werklozen te helpen. Ik ben ervan overtuigd dat de VDAB instaat voor de klanten.
Mevrouw Talpe, die keuze moet er inderdaad zijn maar het is goed als men een bewuste keuze maakt. Men weet dat men minder kans maakt op de arbeidsmarkt wanneer men keuze A maakt en wat meer heeft dan keuze B. Ik zeg niet dat wij moeten zeggen wat wel en niet mag maar het is wijs om bij de keuze rekening te houden met de arbeidsmarkt.
Er is 88 procent tevredenheid. De tevredenheid wordt gemeten na elke dienstverlening. Het gaat dus niet om zomaar een steekproef. Er is een voortdurende meting.
Elke samenwerking met derden wordt geëvalueerd. Die evaluatie wordt ook besproken in de raad van bestuur. Daar worden de nodige conclusies uit getrokken met het oog op toekomstige samenwerkingen. In het algemeen bestaat er grote tevredenheid bij de VDAB over die samenwerking met derden. Op die manier wordt er kennis binnengehaald die zij anders niet hebben. Met de uitdagingen van de arbeidsmarkt kan de VDAB onmogelijk alles kennen en doen. Het is dan ook goed dat de VDAB dat doet met die partners. Het kan natuurlijk altijd gebeuren dat er hier of daar een minder goede samenwerking tussen zit. Ik doe daar geen uitspraak over want ik heb de evaluatie niet gezien. We proberen dat aantal natuurlijk tot een minimum te beperken
Minister, de VDAB levert ongetwijfeld heel goed werk. Wanneer we echter signalen krijgen uit de samenleving, dan moeten we het lef hebben om onszelf in vraag te stellen. Dat geldt voor elke organisatie, instelling en dienst, ook voor de VDAB. Ik ben ervan overtuigd dat we samen met uw steun een stap vooruit kunnen zetten in de richting van een meer maatgerichte begeleiding van deze hooggeschoolden, ongeacht hun leeftijd. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vraag is afgehandeld.