Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, deze week zijn we geschrokken van de cijfers die door het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM) zijn bekendgemaakt in het kader van een hoorzitting in de Senaat, waar we een state of the art maken van de evolutie in Vlaanderen en België, twintig jaar na de grote Wereldvrouwenconferentie van Peking. We vernamen daar dat er in 2013 162 dodelijke slachtoffers waren van partnergeweld, wat een heel hoog cijfer is: 3 slachtoffers per week. Bovendien stijgt dat aantal van jaar tot jaar, 2011, 2012, 2013. En dan hebben we het enkel over de dodelijke slachtoffers, het topje van de ijsberg.
Er is een probleem bij de aangifte. Slachtoffers gaan veel te laat hulp vragen bij politie en hulpverlening. Er zijn het taboe, de schaamte, de vrees voor meer geweld. Er is zeker ook een probleem bij de hulpverleners, die ofwel onvoldoende gevormd zijn ofwel onvoldoende de weg vinden om het probleem aan te kaarten of aan te pakken. Er is een probleem bij de politie. Het probleem is algemeen, en de cijfers zijn dramatisch.
Waarom nemen de cijfers toe? Waarom kan dat niet worden voorkomen? Minister, wat kunt u doen om partnergeweld te voorkomen, de cijfers naar beneden te halen, om aan te moedigen dat slachtoffers tijdig aangifte doen bij politie of hulpverleners?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De cijfers zijn echt wel alarmerend hoog. We krijgen een goed moment voor een nieuwe impuls bij de opmaak van een nieuw nationaal actieplan partnergeweld. Als je dit beleid succesvol wilt maken, is dat een samenwerking tussen slachtofferonthaal, slachtofferbejegening, slachtofferhulp, het algemeen welzijnswerk, onthaalpunten enzovoort, maar ook de verantwoordelijken bij de politie, bij Binnenlandse Zaken en justitie. Daarvoor bestaan structuren, afspraken en platformen. Maar als we dat samen willen brengen in een meer intensieve actie, is de redactie van een nieuw nationaal plan wellicht een goed instrument.
Waarover kunnen we in Vlaanderen spreken? Waarover beschikken we, en wat is er nog mogelijk? Vooreerst is er het meldpunt voor geweld en misbruik: het nummer 1712. Het is laagdrempelig. Vandaag kan men ook per e-mail communiceren. In 2013 hebben we een campagne over intrafamiliaal geweld gevoerd. We weten dat tv-spots het succesvolst zijn, en dat affiches veel minder effectief zijn. We willen de informatie ook kindvriendelijker maken, want kinderen vangen vaak signalen van intrafamiliaal geweld op.
De overdracht van de justitiehuizen biedt ons de kans om meer eenheid in het beleid inzake slachtofferonthaal en slachtofferhulp te brengen. We kunnen nu eenvormigheid en afspraken rond de aanpak van meldingen en doorverwijzingen realiseren. We denken ook aan een nieuwe campagne om de mogelijkheden die het strafwetboek biedt, bekend te maken. Daarover zullen we met de beroepsgroepen moeten overleggen. Het federale parlement heeft de regels over het beroepsgeheim wat genuanceerd. We denken dat een aantal mensen beter moet woord geïnformeerd over wat het strafrecht inzake het beroepsgeheim mogelijk maakt. We willen ook nagaan of we initiatieven voor de huisartsen kunnen nemen. Kortom, we gaan na of we op basis van onze bevoegdheden impulsen kunnen geven om bij te dragen aan een adequate reactie op signalen van intrafamiliaal geweld.
Ik dank u voor het antwoord. Ik denk dat het nieuwe nationale actieplan en de overheveling van bevoegdheden naar Vlaanderen mogelijkheden bieden om effectiever op te treden. U somt een aantal goede concrete acties op. Ik durf er nog enkele aan toe te voegen. U weet dat in de provincie Antwerpen een goed pilootproject loopt waarbij een centrum algemeen welzijnswerk (CAW) naar de wijken gaat om er de problemen op te zoeken. Ik denk dat ook OCMW’s cellen gespecialiseerd in partnergeweld moeten opbouwen, in het kader van bemiddeling die op het vlak van echtscheidingen erg belangrijk is maar ook preventieve acties mogelijk maakt.
De provincies Antwerpen en Limburg doen op dat vlak fantastisch werk. Ik ben erg bezorgd over wat daarmee zal gebeuren wanneer aan hun bevoegdheden wordt gesleuteld, zoals het Vlaamse regeerakkoord voorschrijft. Dit werk mag niet verloren gaan, want het zijn waardevolle pilootprojecten.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, huiselijk geweld is voor de buitenwereld vaak onzichtbaar. En als het al zichtbaar is, dan wordt het vaak genegeerd, al is het maar omdat getuigen zich vaak niet durven in te laten met het privéleven van een ander. Bovendien is huiselijk geweld vaak het topje van een ijsberg van veel andere problemen. Snel ingrijpen met ambulante hulp is bijzonder belangrijk om erger te voorkomen, om zo snel als mogelijk de vele problemen die er vaak zijn aan te pakken en vooral ook omdat de kans om met beide partners aan de slag te gaan in het heetst van de strijd, op het ogenblik van de crisis zelf, nog voor alles is bekoeld, groter is. Ik denk daarom dat naast de in het regeerakkoord beloofde versterking van 1712 en extra onderzoek ook werk moet worden gemaakt van een nauwere samenwerking van alle betrokken actoren, in het bijzonder tussen de hulpverlening en de ordehandhaving. Er zijn immers goede proefprojecten waarbij de politie vaak het eerste aanspreekpunt is bij zo'n crisis. Ik pleit dan ook voor een structurele samenwerking tussen hulpverlening en ordehandhaving in de strijd tegen huiselijk geweld.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik wil u vragen om ook de invalshoek van het kind te gebruiken. Kinderen die getuige zijn van mishandeling, ondervinden daarvan dezelfde psychologische effecten als kinderen die zelf het rechtstreekse slachtoffer zijn. Het heeft hetzelfde effect op een kind als zelf mishandeld worden. Vanuit die optiek is het heel belangrijk dat wij trachten partnergeweld te stoppen. Mensen hebben vaak het idee dat ze het leed zelf kunnen dragen zolang het niet raakt aan de kinderen maar het raakt de kinderen helaas wel. Kinderen weten meer dan ouders soms denken, zij vullen in wat ze niet weten en dat is voor hen soms heel belastend. We moeten daar oog voor hebben. We moeten hulpverleners en artsen vragen om naar de kinderen te kijken en daar ook naar te handelen.
Het is ook heel belangrijk dat we mensen vragen te melden wanneer er sprake is van mishandeling maar ook dat er voldoende programma’s voorhanden zijn voor plegers. Veel mensen die geweld gebruiken, zijn daar niet trots op en willen graag een andersoortige relatie met hun partner en kinderen aangaan. We moeten hen daarbij helpen.
Er zijn veel pertinente zaken gezegd die ik alleen maar kan bevestigen. We moeten de inventaris maken van wat wij kunnen doen in een algemeen actieplan. Ik pleit er heel uitdrukkelijk voor om dat geïntegreerd te benaderen. Dat is heel belangrijk.
Het begrip ‘verontrusting’ in de jeugdzorg kan toelaten om het perspectief van jonge kinderen daarin te erkennen, te respecteren en ernstig te nemen. Wij moeten daar een geheel van initiatieven nemen.
Ik wil zeker de opmerking van de heer Anseeuw steunen. Wij moeten vanuit Welzijn met de actoren uit Justitie gesystematiseerde en gestructureerde contacten hebben. In het kader van het intrafamiliaal geweld bestaan er op basis van samenwerkingsprotocollen een aantal platforms waarop wij afspraken kunnen maken. Maar naarmate onze bevoegdheden in Vlaanderen op het vlak van trajecten binnen Justitie toenemen, is de noodzaak aan meer globale en systematische contacten over allerlei issues pertinent.
Het CO3-project in Antwerpen, waarnaar wordt verwezen, is zo’n voorbeeld. Men heeft dat ontwikkeld in Antwerpen. Daarnaast is er ook een goede praktijk in de provincie Limburg, maar er komt een moment dat we dit ook moeten optillen tot het Vlaamse niveau en daarover afspraken moeten maken van de actoren van Justitie. We moeten stilaan het bottom-upgebeuren van de goede praktijken omzetten in een meer algemene benadering. Het is mijn hoop en ambitie dat we er met Justitie tijdens deze legislatuur zullen in slagen om dat te doen.
In een tijd waar we de strijd tegen terreur voeren met para’s – waar ik niet verder over wil uitweiden – moeten we de slagkracht verhogen in de strijd tegen verborgen geweld in families. Mevrouw Van den Bossche heeft verwezen naar het belang van de kinderen. Geweld wordt ook overgedragen van generatie op generatie. Het is een cirkel die we moeten doorbreken. Dat is de doelstelling van een geweldloze samenleving. (Applaus)
De actuele vraag is afgehandeld.