Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het politieke debat over de grote infrastructuurwerken zoals we dat de afgelopen twee weken hebben gevoerd, ging vooral over fijn stof. Of het nu ging over Oosterweel, over de noord-zuidverbinding in Limburg of de verbreding van de ring rond Brussel, het ging uiteindelijk over het probleem van het fijn stof. Men kan verschillende oplossingen bedenken, zoals minder mobiliteit of een andere mobiliteit. De zero emission mobility – de elektrische wagen – is er zeker ook eentje.
In ons land is in 2013 de verkoop van elektrische wagens in elkaar gestuikt, in tegenstelling tot Nederland, waar nu al 28.000 van dergelijke wagens rondrijden, of tot Noorwegen, waar er 20.000 in gebruik zijn. Een van de problemen is de beperkte actieradius van die wagens. Uit het meest recente onderzoek weten we echter dat de Belg of de Vlaming zich dagelijks gemiddeld 38 kilometer met de wagen verplaatst. Een elektrische wagen volstaat dus zeker.
U volgde een duidelijk traject. U begon met een groenboek. Nadien kwamen er proeftuinen, en die leverden een position paper op. Die paper had moeten leiden tot een strategisch actieplan voor Vlaanderen. Maar dat actieplan is er niet gekomen. Wat is er gebeurd? Ik stel u de vraag, maar zou die aan de voltallige Vlaamse Regering moeten stellen. Het is immers een gedeelde verantwoordelijkheid. In het Vlaams Klimaatbeleidsplan staat dat minister Schauvliege wenst dat tegen 2020 3 procent van de wagens elektrisch is. Dat betekent dat de komende zes jaren het aandeel van de elektrische wagens in de verkoop 10 procent moet bedragen, of 27.000 wagens. In het Vlaams Mobiliteitsplan van minister Crevits staat dat tegen 2030 15 procent van de wagens elektrisch moet zijn. Dat betekent dat het aandeel van de elektrische wagens in de verkoop uiteindelijk 25 procent moet bedragen. Hoe komt het dat het sluitstuk van het traject dat u hebt uitgerold – u hebt daarover zelfs een mededeling van de Vlaamse Regering opgesteld – is blijven liggen?
Minister Lieten heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik denk dat we samen achter die ene doelstelling staan: de introductie van elektrische wagens moet zo snel mogelijk gebeuren. Dat zal voor het milieu en onze gezondheid een goede zaak zijn. Om dat proces te stimuleren, heb ik inderdaad het initiatief genomen om inzake innovatie antwoorden te krijgen op een aantal vragen over drempels die ervoor zorgen dat de consumenten onvoldoende toehappen. Die vragen hebben betrekking op de technologie, want de consumenten vrezen nog steeds dat de reikwijdte van de elektrische wagens te beperkt is. Er zijn vragen over de batterijen en over andere technologische aspecten. Er zijn ook vragen over hoe de consument kan worden overtuigd, en over het beheer van het netwerk, zodat aan de toegenomen elektriciteitsbehoeften kan worden voldaan.
Wat dat laatste betreft, zijn er proeftuinen opgericht waaraan meer dan vijftig bedrijven en onderzoeksinstellingen meewerken. Dat vrij omvangrijke onderzoek wordt ook op internationaal niveau ingeschaald. Ik heb de stakeholders ook gevraagd om op basis van de tussentijdse resultaten een position paper op te stellen, met voorstellen over de maatregelen die de overheid zou kunnen nemen om de introductie van elektrische wagens te versnellen. De voorstellen zijn door de dertig deelnemers aan de proeftuinen unaniem goedgekeurd. Op 28 juni 2013 heeft de Vlaamse Regering de voorstellen besproken.
Enkele collega’s zijn bezig met het voorbereiden van maatregelen. Voorts schakelt het Program Office zich ook in in de werking van de federale werkgroep, die werkt aan een federaal actieplan. Dat actieplan is een gevolg van de vraag van Europa om te voldoen aan de Europese richtlijn ‘Clean Power for Transport’.
Wij hebben ons daarin ingeschreven vanuit de redenering dat het beter zou zijn om aan een federaal initiatief mee te werken dan om op Vlaams niveau incentives te geven die enkel op Vlaams niveau zouden werken en die dan contradictorisch zouden zijn met wat men in België of in Europees verband doet. Wij hebben dus onze hoop gesteld op dat federale actieplan. Wij brengen daarin maximaal de resultaten van onze proeftuinen in.
Niettemin ben ik het wel met u eens dat er een sense of urgency is. We zullen een aantal incentives moeten geven en maatregelen moeten nemen om de consument over de streep te trekken. Ik ga ervan uit dat dit de volgende maanden op de agenda zal staan.
Minister, dank u. Ik begrijp dat het Vlaamse actieplan deel uitmaakt van een federaal actieplan. Dat betekent dat er wat vertraging zal zijn. Maar als er voorlopig geen plan komt, kunnen er dan niet minstens al een aantal deelmaatregelen worden genomen? In de landen om ons heen zien we dat men al verder is gegaan dan proeftuinen. Er zijn acties op het terrein. U weet dat de federale belastingvermindering is ingeperkt. U hebt al eens gesuggereerd om naar een Vlaamse bonus te gaan. Waarom is dat nog niet opgenomen door de minister van Financiën? Hoe zit het met de voorbeeldfunctie van de Vlaamse overheid? Er werd een raamcontract getekend voor elektrische wagens voor de Vlaamse overheid. Hoever staan we daar? Een batterijwaarborgfonds, dat inderdaad een groot probleem zou kunnen oplossen, bestaat al in Nederland. Zouden we dat ook niet op het Vlaamse niveau kunnen implementeren? Ik begrijp dat u wilt coördineren. Ik kijk niet alleen naar u maar ook naar uw collega’s wanneer ik mij afvraag of er niet al een aantal heel concrete acties mogelijk zijn, wie weet zelfs al voor 25 mei.
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, ik had ook een vraag om uitleg ingediend om te peilen naar de stand van zaken van het actieplan. Die vraag om uitleg werd onontvankelijk verklaard. Ik moet toch zeggen dat het mij teleurstelt te moeten horen dat het er blijkbaar niet zal komen. Het feit dat de elektrische wagen geen succes heeft, hangt niet alleen af van het Vlaamse beleid. Er zijn ook de federale fiscale kortingen die wegvallen. Ook Febiac erkent dat het daarmee te maken heeft. Maar, minister, ik heb in de commissievergadering van 6 juni 2013 voorgesteld dat u samen met uw collega-ministers een plan zou uitwerken, zodat er voldoende flankerende beleidsmaatregelen zouden zijn om de elektrische wagen toch succesvol te maken. Ik had verwacht dat u daarin de grote trekker zou zijn. We volgen hier al jaren de elektrische wagen op. Ik had verwacht dat u daarvoor een volledig omvattend gedragen actieplan zou opstellen. Het is een grote teleurstelling nu te moeten horen dat het er toch niet komt. Ik vrees dat de streefcijfers die we onszelf hebben opgelegd en de streefcijfers die ons zijn opgelegd door de Europese Commissie, volledig onbereikbaar zullen zijn.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik begrijp het niet meer zo goed. Ik hoor wat de heer Diependaele zegt en ik hoor de heer Vereeck terechte vragen stellen. Minister, ik hoor u nu zeggen dat u uw hoop voor een deel op het federale niveau instelt. Terwijl toch ten minste één van uw coalitiepartners zegt dat hij het betreurt dat er geen actieplan komt – tenzij ik mij vergis, en dan moet u mij maar corrigeren. Mijnheer Diependaele, wij hebben onszelf inderdaad in verschillende plannen streefcijfers opgelegd die wij niet zullen halen. Minister, ik wil u geen steen toewerpen, maar hebt u voor dat actieplan echt te weinig draagvlak binnen deze Vlaamse Regering, om minstens over te gaan naar een goede strategie en visie voor de volgende jaren? Ik heb de indruk dat u binnen uw eigen meerderheid geen draagvlak hebt. Tenzij de heer Diependaele mij daarnet al heeft tegengesproken.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, ik moet mij spijtig genoeg grotendeels aansluiten bij de woorden van de heer Diependaele. Ook mijn fractie heeft – louter toevallig – twee weken geleden, net zoals de N-VA-fractie, een vraag ingediend. De partijgenoot van de heer Vereeck heeft toen geoordeeld dat die vraag niet relevant was om over te discuteren in de commissie. Dat vind ik zeer bizar.
Minister, daarnaast wil ik het punt maken dat u hebt gezegd dat wij over een actieplan moeten nadenken. Ik denk dat dit de moeite waard is. Heel wat landen geven het goede voorbeeld. Er is inderdaad een federale maatregel die wat ontmoedigend werkt. Maar wij kunnen toch op het Vlaamse niveau flankerende maatregelen nemen? Die worden trouwens gesuggereerd op basis van het proefproject. De CD&V-fractie is vragende partij om daar werk van te maken.
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Voorzitter, ik stel vast dat het proeftuinproject is mislukt. De minister heeft 400 voertuigen en 800 laadpunten gratis over heel Vlaanderen verspreid. Ze heeft zich hiervoor vooral tot gemeentebesturen gewend. Dit proeftuinproject is echter mislukt.
Minister, u slaagt er niet in het elektrisch rijden aan te moedigen. Ik wil er echter op wijzen dat in Nederland, zoals daarnet al is aangehaald, in augustus 2014 meer dan duizend elektrische voertuigen zijn verkocht. Dit is een gevolg van de fiscale stimulansen. Blijkbaar heeft de Vlaamse Regering geen oor naar fiscale stimulansen. We merken dat ook met betrekking tot andere dossiers.
Bovendien wil ik nogmaals herhalen dat u een andere milieuvriendelijke brandstof, compressed natural gas (CNG), stiefmoederlijk hebt behandeld. Ik heb dit in de commissie al meermaals ter sprake gebracht. Indien u daar meer op had ingezet, zouden we momenteel in Vlaanderen al veel verder staan.
De heer Martens heeft het woord.
Voorzitter, volgens mij kunnen we niet stellen dat de Vlaamse overheid niets doet. We hebben de belasting op inverkeerstelling (BIV) tot nul herleid. Dat is onze bevoegdheid. Dat is voorlopig de enige fiscale maatregel die tot onze beschikking staat. We hebben dit aangepast ten gunste van het elektrisch rijden.
Ik ben het ermee eens dat we eerst prioritair in onderzoek en ontwikkeling (O&O) moeten investeren. De huidige elektrische wagens liggen nog niet in eenieders bereik. We moeten er door middel van die proeftuinen voor zorgen dat er technologie op de markt komt die veel breder en met veel minder subsidies kan worden uitgerold. Op die manier komt die technologie ook binnen het bereik van een veel groter gedeelte van de consumentenklasse. Ik vind het een goede zaak dat de Vlaamse Regering prioritair werk maakt van O&O voor de ontwikkeling van het elektrisch rijden.
Ik bevind me enigszins in dubio. Enerzijds hoor ik hier van verschillende partijen algemene steun voor de verdere invoering van elektrische voertuigen. Anderzijds dichten bepaalde mensen me bevoegdheden toe die ver buiten mijn eigen bevoegdheden vallen. Hoewel ik dit graag zou willen, kan ik niet op mijn eentje beslissingen nemen over fiscale maatregelen of over infrastructuurmaatregelen.
Ik heb het innovatiebeleid over een andere boeg gegooid. Ik ben hierbij vertrokken vanuit de maatschappelijke uitdagingen die zich voor ons bevinden. Een van die maatschappelijke uitdagingen is de klimaatproblematiek. We hebben vastgesteld dat er zich enorme opportuniteiten aanbieden om onze voertuigen door voertuigen op elektriciteit te vervangen. Het gaat hierbij trouwens ook om aardgas. Dit valt allemaal onder dezelfde noemer. Niemand hoeft zich uitgesloten te voelen. Aardgas krijgt evenveel aandacht.
We hebben proeftuinen opgezet om onze bedrijven de kans te bieden zich vooraan in de internationale evoluties te plaatsen. Hoewel we de pech hebben dat een aantal grote automobielassemblagebedrijven de deuren sluiten, zijn we vertrokken vanuit de vaststelling dat we over heel veel bedrijven beschikken die op een of andere manier leverancier of toeleverancier in de automobielsector zijn. We hebben die bedrijven de kans gegeven aan de proeftuinen mee te werken en op die manier hun technologie te innoveren.
We hebben maatschappelijke vragen naar voren geschoven. We zijn nagegaan op welke maatschappelijke uitdagingen we moeten inzetten, op welke vragen van de consumenten we een goed antwoord moeten geven en op welke beheersvragen inzake elektriciteit we een goed antwoord moeten bieden. Als minister van Innovatie heb ik al deze elementen op de agenda geplaatst.
Vervolgens heb ik gevraagd een reeks maatregelen op te sommen die andere ministers binnen hun eigen beleidsdomeinen zouden kunnen nemen om de introductie te versnellen. Het gaat dan niet enkel om de Vlaamse Regering, maar ook om de Federale Regering. Die position paper is in juni 2013 aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Ik heb vernomen dat heel wat ministers hiermee momenteel aan de slag zijn.
Mijnheer Diependaele, mijnheer Van den Heuvel, ik ben gerust bereid dit alles als minister op mij te nemen, maar ik stel voor dat iedereen ook eens in zijn eigen hartje kijkt. Ik ben in elk geval steeds bereid hier met volle kracht voor te gaan.
Minister, ik kan me eigenlijk in uw antwoord vinden. U hebt met betrekking tot O&O een duidelijk traject uitgerold. We kennen de proeftuinen allemaal. Het opstellen van een actieplan is een gedeelde verantwoordelijkheid. Ik had deze discussie dan ook graag met minister Muyters gevoerd.
Een van de redenen, misschien wel de hoofdreden, waarom de verkoop van elektrische wagens in dit land in elkaar is gestort, is precies de schrapping van de federale belastingvermindering. Na de zesde staatshervorming zal dit een Vlaamse bevoegdheid zijn. Dat actieplan is, voor alle duidelijkheid, voor de volgende legislatuur. Ik kan ermee leven dat de volgende Vlaamse Regering dit actieplan opstelt. Het zou echter interessant zijn indien nu al een paar knopen waren doorgehakt.
Voor mij ligt de knoop inderdaad bij het fiscale, maar ook op het vlak van de mobiliteit. Zo zien we dat in een succesland als Noorwegen elektrische wagens bijvoorbeeld op de gratis busbanen mogen. Dat zijn allemaal maatregelen die Vlaanderen nu al zou kunnen nemen.
De actuele vraag is afgehandeld.