Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, we bevinden ons aan de vooravond van een toch wel zeer belangrijke omwenteling in het Vlaamse jeugdhulplandschap. Niet onbelangrijk is dat we de voorbije maanden heel wat debatten hebben gehad, en ook discussies in de commissie. We hebben kunnen discussiëren, kunnen beargumenteren, kunnen amenderen, en dat is niet onbelangrijk in dit dossier. Minister, ik wil beklemtonen dat onze fractie volledig achter het principe van de integrale jeugdhulp staat, en dat de sector ook heel duidelijk klaar is om dat principe te gaan toepassen.
Alleen kunnen we toch ook niet blind en doof blijven voor de zeer sterke bekommernissen die er zijn in de sector. Vandaag nog hebben we kennis kunnen maken met een actie aan het parlement. We hebben ook in de kranten kunnen lezen dat de jeugdmagistraten heel duidelijk aan de alarmbel trekken. Dat lijkt me zeer belangrijk, als we bedenken dat het de bedoeling is dat over drie dagen, op 1 maart, het proefproject dat nu in Oost-Vlaanderen loopt, over heel Vlaanderen zal worden uitgerold. Zo zegt men in de sector dat het elektronisch aanmeldingssysteem tijdens de proefperiode ettelijke weken lam heeft gelegen, en dat er weinig of niet is gecommuniceerd met de bevoegde betrokkenen ter zake. Ook wordt gezegd dat het systeem soms faalt. Dat is ook normaal als men een nieuw systeem opstart: daarvoor heb je die proefperiode. Het gaat echter natuurlijk in eerste instantie over kinderen. Als een consulent een kind aanmeldt in een systeem, dan is die er ook van overtuigd dat dit wordt opgevolgd, en als hij dan moet vaststellen dat het kind door technische defecten uit het systeem is gerold, dan heeft hij het zeer moeilijk om daarmee om te gaan. Minister, houdt u vast aan 1 maart als datum om dit uit te rollen in Vlaanderen, of zal men dat proefproject eerst heel grondig evalueren en bekijken wat de verbeteringen zijn, om het dan pas door te voeren?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Geachte leden, de integrale jeugdhulp is inderdaad een gigantische transitie. Er is heel lang over gesproken in de sector. Dit parlement heeft daar een tijd geleden een ontwerp van decreet over goedgekeurd. De ambitie is ook heel groot, namelijk zes sectoren die zich bezighouden met de hulp aan jongeren integreren, dit in één informaticasysteem brengen, meer investeren in rechtstreeks toegankelijke hulp, proberen ervoor te zorgen dat er niet twee toegangspoorten zijn – een voor personen met een handicap en een voor de bijzondere jeugdzorg – maar één toegangspoort. Kortom, het is een totale transitie. Het is de ambitie om intersectoraal te werken en ervoor te zorgen dat we inderdaad zorg op maat kunnen geven.
Is dat een eenvoudige oefening? Natuurlijk niet. Zullen we daar vanaf de eerste dag vlekkeloos mee omgaan? Natuurlijk niet. Is dat dé oplossing voor het tekort aan effectieve capaciteit? Neen. Dit zal helpen om die capaciteit beter in te zetten, maar uiteraard zal dat geen afbreuk doen aan de vraag naar een uitbreiding van het aanbod, bijvoorbeeld voor meisjes, bijvoorbeeld voor heel jonge kinderen.
Wij zijn in Oost-Vlaanderen aan de slag geweest. We hebben daar uiteraard kritische bedenkingen moeten registreren. We hebben uiteraard dat informaticasysteem moeten testen. Dat informaticasysteem in Oost-Vlaanderen is niet de ultieme applicatie zoals die zich in heel Vlaanderen zal ontwikkelen. Voor de jeugdhulpregie heeft men daar een aparte applicatie moeten toepassen. Dat was noodzakelijk, omdat men dat op het vlak van ICT, met de partners die daaraan bezig waren, niet helemaal rond had. Nu zal er inderdaad sprake zijn van een totaalapplicatie, het Informaticasysteem voor de Intersectorale Toegangspoort (INSISTO), ook voor het onderdeel regie. Het klopt dat er onderbrekingen zijn geweest, maar laat me toch nog eens beklemtonen dat wij altijd voor een plan B gaan. Het is niet zo dat er een soort fetisj moet zijn, waarbij wat niet via de informatiesnelweg kan gebeuren, uit het oog wordt verloren. Integendeel, we zullen uiteraard zorgvuldig moeten zijn. We blijven ook zorgen voor de rechtstreekse communicatie, via de telefoon enzovoort. We zullen dat alles uiteraard blijven bewaken.
De mensen van Oost-Vlaanderen hebben zeer veel inspanningen gedaan. Ik moet ze langs deze weg daar nog eens expliciet voor danken. Ik denk dat we heel rustig moeten trachten de introductie van de integrale jeugdhulp in Vlaanderen uit te rollen. We zullen ongetwijfeld nog een leerproces doormaken. Men heeft mij verzekerd dat vanaf maandag het informaticasysteem helemaal op INSISTO zal zitten en niet een stuk op een andere applicatie. Ik heb al een paar keren in de commissie aangeboden – de voorzitter van de commissie kan dat bevestigen – om de stand van zaken in het traject te laten toelichten.
Het is natuurlijk een grote transitie. Ik denk dat het niet verstandig zou zijn om drie dagen voor we met die uitrol beginnen, daarop terug te komen. We moeten nu trachten dat zorgvuldig te doen, beseffende dat dat een kwetsbare periode is, dat het over kinderen gaat en we ons dus niet mogen verschuilen achter het informaticagegeven. We moeten er inderdaad voor zorgen dat we met de gegevensdeling zorgvuldig omgaan.
Mevrouw De Wachter, dit moet me toch nog van het hart. Wat is de situatie als we dat niet zouden doen? Blijven we met al die sectoren werken? Blijven we met die gebrekkige communicatie tussen die sectoren functioneren? Ik denk niet dat dat een optie is. Zal dat een moeilijke periode zijn? Ik denk absoluut van wel. Moeten we dat zorgvuldig doen? Absoluut. Ik pleit ervoor om in dialoog met alle betrokkenen de stappen te zetten die moeten worden gezet om die grote droom van de integrale jeugdhulp waar te maken.
Minister, ik zal proberen te beginnen waar u mee eindigt. Het is inderdaad het kind dat we hier centraal moeten stellen. Laat het heel duidelijk zijn: we staan achter het principe van de integrale jeugdhulp, ook de sector. Het feit dat u zelf aangeeft dat de mensen in Oost-Vlaanderen hard werk hebben geleverd in de voorstartfase om ervoor te zorgen dat het nadien op een goede manier kan worden geïmplementeerd, is zeer belangrijk. Het geeft ook aan dat het belangrijk is dat wij omgaan met de defecten die daar worden aangekaart. Als u zegt dat we drie dagen voor 1 maart staan en het niet het moment is om het om te keren, verontrust me dat wel. Veel belangrijker vind ik wat het terrein aangeeft in dit dossier, omdat het zo een belangrijke omwenteling in het hele landschap zal teweegbrengen. Voor ons is, zoals u zelf zegt, het cruciaal en essentieel om het kind voorop te stellen. Dan moeten we daar ook voor gaan. Voor ons is integrale jeugdhulp belangrijk. We moeten dit op een goede manier implementeren. Bij het feit dat we zeggen dat de digitale systemen er nu zijn en dat we er nu mee van start gaan, heb ik de vrees dat we door die timing snel te willen respecteren, de goede vooruitgang die kan worden behaald, volop onderuit zullen halen.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Voorzitter, minister, de integrale jeugdhulp zoals ze vertaald werd in de toegangspoort, betekent dat jongeren gereduceerd worden tot een digitaal aanmeldingsformulier en dat welzijnswerkers niet meer met mensen maar met dossiers bezig zijn. Dat heb ik altijd gezegd, ook bij de bespreking van het ontwerp van decreet. Jongeren staan meer dan ooit in de kou. Dat heeft niet alleen te maken met de zogenaamde opstartfase in Oost-Vlaanderen. Dat lazen we vandaag nog in de krant over Antwerpen, de zoveelste keer.
Minister, u hebt het altijd over transities en het uitrollen van transities. Wel, dit is niet de transitie die de jongerenhulpverlening nodig heeft. Dit garandeert absoluut geen intersectorale samenwerking, wel integendeel.
Ik wil me aansluiten bij mevrouw De Wachter en vragen om de signalen uit het veld au sérieux te nemen. Er is inderdaad aangekondigd dat we in de commissie een uitleg zouden krijgen over de stand van zaken van de integrale jeugdhulpverlening. Als ik het goed heb, is die gepland op 19 maart. Ik zou u met aandrang willen vragen om de verdere uitrol, zoals u dat noemt, over de rest van Vlaanderen uit te stellen, minstens tot nadat onze commissie zich heeft kunnen buigen over de uitvoering en het experiment in Oost-Vlaanderen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, het gaat over een heel belangrijke transitie, dat weten we allemaal. Dat die niet eenvoudig zou zijn, dat wisten we ook allemaal op voorhand. Dat wordt nu ondervonden. Dat kan ook niet anders. Dat is ook de reden waarom gewerkt werd met de voorstartregio. We moeten allemaal benadrukken dat een continue monitoring daarvoor belangrijk is.
Ik wilde ook maar zeggen – mevrouw Vogels heeft er al naar verwezen – dat er wel degelijk een afzonderlijke zitting van de commissie Welzijn is gepland. Dat is niet alleen een toelichting, mevrouw Vogels. Ik hoop dat het een gedachtewisseling wordt met de heer Vanhee en wel op 19 maart. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Minister, ik sluit graag aan bij de terechte repliek van mevrouw De Wachter en het betoog van mevrouw Vogels. Minister, het is, zoals u gezegd hebt, een grote omwenteling in het landschap van de jeugdhulp. Het gaat hier over een decreet met zeer grote ambities.
Maar, minister, die grote ambities staan vandaag in schril contrast met de terechte bekommernissen die worden geformuleerd naar aanleiding van het proefproject. Mevrouw De Wachter heeft ze allemaal al opgesomd. We hebben er allemaal al kennis van genomen. Er wordt terecht door diverse actoren aan de alarmbel getrokken. U moet dat ernstig nemen.
Minister, we zijn het er allemaal over eens: het gaat over een heel belangrijk dossier, waarin het kind centraal moet staan. Dat moet onze hoofdbekommernis zijn. Ik wil u vragen om de signalen ernstig te nemen. Er is hier al verwezen naar de bijzondere commissiezitting van 19 maart.
Minister, ik wil u vragen om de verdere uitrol over heel Vlaanderen uit te stellen tot we kennis hebben kunnen nemen van de gedetailleerde problematiek op het terrein, om te kunnen bekijken op welke manier daar een positief antwoord aan kan worden gegeven.
De heer Gysbrechts heeft het woord.
Minister, collega’s, met de kritiek van uw coalitiepartner en van de voltallige oppositie die we vandaag hebben kunnen lezen in pers, komen de pijnpunten van de discussie bij de bespreking van het decreet gewoon terug.
Ten eerste is er de administratieve benadering van een bij uitstek zeer complexe problematiek, waarbij de persoonlijke benadering van jongeren en hun context net essentieel is om vooruitgang te boeken.
Ten tweede is er het tekort aan plaatsen – dat weten we – dat niet wordt opgelost door een nieuw decreet en zeker niet door dit nieuwe decreet. Eén jaar wachttijd voor jongens, in dit geval tussen 6 en 9 jaar, is gewoon onaanvaardbaar. Collega’s, daar moeten gewoon sociale drama’s van komen. Ik zie dat velen het decreet met zijn administratieve toegangspoort, de voorafgaande voorlegging van de beslissing van de jeugdrechter aan de administratie, zien als een rem op de hulpverlening, net zoals wij steeds zeiden bij de bespreking in de commissie.
Minister, wat zult u de komende maanden nog doen om te zorgen voor een snelle en efficiënte dienstverlening, zeker met de nakende inwerkingtreding en de afloop van het proefproject dat nu tot aan de start van het decreet zelf is gekomen? Bijkomend: is het niet te vroeg?
Collega’s, het is natuurlijk altijd de vraag of een aangekondigde hervorming waarop iedereen zich voorbereidt op het laatste moment wordt teruggeschroefd. Ik zal dat niet doen. Ik denk dat dat ook zeer onverantwoord zou zijn. Ik heb al vanaf januari aangeboden om daarover in de commissie een gesprek te voeren. De commissie is meester over haar werkzaamheden. Ik heb daar geen probleem mee. Ik weet natuurlijk ook dat een minister zich op dat moment in een kwetsbare positie bevindt. Die transitie is namelijk complex en vraagt de medewerking van vele mensen. Dat moet gebeuren in een sector waar er inderdaad een belangrijk probleem is in termen van capaciteit en aanbod.
Mijnheer Gysbrechts, het decreet is er net op gericht om de jeugdhulp meer te organiseren en te oriënteren op de ondersteuning van de sociale context en om een beroep te doen op de familie, het gezin als vertrekpunt van de hulpverlening. Dat is een van de kernpunten van die hervorming. Het is de bedoeling om ervoor te zorgen dat niet de logica van de organisaties die hulp aanbieden – gehandicaptensector, bijzondere jeugdzorg enzovoort – bepalen welke hulp er wordt geboden, maar juist een unieke, uniforme diagnose en indicatiestelling, en dat liefst met een breed en rechtstreeks toegankelijk aanbod.
Om op uw vraag te antwoorden: wij zullen nog een oproep doen om dat aanbod van rechtstreeks toegankelijke hulp een stuk uit te breiden. Collega’s, uiteraard zullen we de signalen op het terrein ernstig nemen. Dat is evident. We moeten proberen de dialoog actief te houden en opvolging te geven aan de zaken die men op het terrein, met de ICT-applicaties en het geheel van integrale jeugdhulp, ervaart en aanvoelt. In die zin ben ik er absoluut toe bereid om dat gesprek te voeren.
Ik denk, in alle bescheidenheid, dat in de voorbije jaren het gesprek met de mensen van justitie, met de actoren, ook intens is gevoerd en dat het niet zo is dat we twee dagen voor de inwerkingtreding van het decreet een aantal zaken moeten ontdekken. Uiteraard komt er een belangrijke periode waarin het gesprek en de dialoog echt intens moeten worden gevoerd. Nog eens: het is zeker niet de bedoeling om vanaf moment één in een totaal nieuwe wereld te stappen. We moeten de belangen van die kinderen en jongeren voor ogen houden en dat betekent dat we die transitie zorgvuldig moeten aanpakken.
Minister, ik vind uw laatste antwoord toch een beetje spijtig. De discussie is gevoerd in het verleden. We hebben gekozen voor een voorstartfase die minstens zes maanden moet duren om degelijk te kunnen evalueren en na te gaan waar de knelpunten liggen. Het is voor ons moeilijk om de discussie al na bijvoorbeeld drie maanden te moeten voeren in de commissie. Ik zou dus echt willen aandringen om uw verantwoordelijkheid te nemen en niet vast te houden aan timing. Niet de technische defecten zijn van belang, ook niet of men het aanbod uitbreidt of niet, maar het kind is belangrijk en dat mogen we niet vergeten. Het wordt hoog tijd dat we daar terug oog voor hebben. (Applaus bij sp.a, het Vlaams Belang en Groen)
De actuele vraag is afgehandeld.