Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, cijfers wijzen op een stijgende trend wat de verspreiding van soas in Vlaanderen betreft. Alleen al in 2010 waren er 3314 geregistreerde diagnoses van chlamydia. In 2012 betekent dit dat 1 op 20 van de jongeren tussen 15 en 25 jaar drager is van deze soa. Deze cijfers zijn gebaseerd op een steekproef, wat betekent dat de kans reëel is dat nog meer jongeren aan die soa lijden.
Minister, het condoomgebruik neemt af. Europees onderzoek wijst uit dat 17 procent van de mannen en 12 procent van de vrouwen weinig of nooit een condoom gebruiken. Dit probleem moet worden opgelost door preventie: preventie in het algemeen, maar ook via het onderwijs. Op 13 december 2011 heeft de heer Gysbrechts u een vraag gesteld over deze problematiek. U hebt daarop geantwoord dat u overleg zou plegen met de minister van Onderwijs.
De leerlingen zijn vragende partij om een aanpassing te doen. Ook preventieadviseurs pleiten hiervoor. Uw algemeen beleid faalt. Op welke manier gaat u dit doen?
Mijnheer De Gucht, ik krijg non-verbale signalen vanuit het halfrond dat u alles afleest van een papier.
Ik ben verbaasd over de referentie naar de vraag die door uw collega is gesteld. Net op dat ogenblik heb ik bevestigd dat het probleem van de seksueel overdraagbare aandoeningen opnieuw een issue aan het worden is voor jonge mensen. We hebben toen ook verwezen naar de problematiek van chlamydia, zoals dat ook is te zien in de cijfers. Ik heb gezegd dat we meer actie moesten ondernemen. Van die actie komen nu de resultaten in de media. In de Week van de Lentekriebels heeft Sensoa een expliciete actie over deze aandoening in het onderwijs georganiseerd. Er is contact geweest tussen de mensen die in onze administratie actief zijn in die thematiek, en de mensen van onderwijs.
De werkgroep gezondheidsbevordering, waarin het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ), de administratie en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) aanwezig zijn, is inderdaad in de loop van de maand januari samengekomen. Daar hebben ze het campagnemateriaal bekeken. Onderwijs heeft er sterk op aangedrongen om het vormingsmateriaal dat ter beschikking kon worden gesteld van de scholen en de oudercomités, goed te verspreiden. Toen is er ook afgesproken dat de CLBs extra initiatieven zouden nemen over de affiche en dat soort zaken. Het is effectief uitgerold zoals het toen was afgesproken.
Daarnaast is het duidelijk dat investeren in relationele en seksuele opvoeding en vorming heel belangrijk is. Met Sensoa als partnerorganisatie, maar ook met anderen, moeten we daar blijven in doorgaan. Wat u de laatste weken hebt gemerkt in de media, was het resultaat van de analyse dat je voor bepaalde aandoeningen, in het bijzonder de soas, in het onderwijs een extra inspanning moet doen. We zullen die inspanning ook blijven doen. Uit het jaarplan van Sensoa blijkt dat onderwijs daarin een heel belangrijke doelgroep is voor het werkjaar 2012.
Minister, ik hoor u dit bijzonder graag zeggen. Alleen merk ik op dat daar ook in de verschillende beleidsbrieven over wordt gesproken, maar de vraag is wat u concreet gaat doen. U zegt dat er analyses zijn geweest, maar wat gaat u concreet in het veld doen?
U zegt dat u het vormingsmateriaal gaat aanpassen. U hebt overleg gehad met de minister van Onderwijs. Welke concrete stappen gaat u ondernemen? Sensoa heeft er in haar bevraging van leerlingen op gewezen dat het biologische te veel op de voorgrond staat, en dat de vragen van jongeren te weinig aan bod komen. Op welke manier gaat u dit veranderen?
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, ik hoor in uw antwoord dat preventieve aanpak heel belangrijk is voor alle seksuele overdraagbare ziekten. Dat is belangrijk voor de jeugd en ook voor ouderen. Huisartsen, onderwijs en vooral de CLBs kunnen daar heel goed op inspelen.
Mijnheer De Gucht, we hadden het antwoord al gehoord van de minister.
Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Scholen moeten inderdaad hun verantwoordelijkheid opnemen. Ze moeten die seksuele en relationele vorming aan jongeren geven om hen bewust te maken van de gevaren van onveilig vrijen. Er zijn mensen die zeggen dat we geslachtsziekten kunnen testen en dat we dat verplicht moeten maken. Ik zou dat niet doen. Jongeren willen alles weten. Met de juiste sensibilisering en de juiste campagne kunnen we mensen stimuleren om die test vrijwillig te doen.
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Naar aanleiding van deze vraag hebt u nog eens kunnen benadrukken dat preventie naast sensibilisering ontzettend belangrijk is. De vraagstelling betreft uiteraard maar één facet van het geheel. Dat is hier al aangehaald.
Deze week uitte onder andere het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) zijn bekommernis over seksueel overdraagbare aandoeningen en de resistentie tegen antibiotica. Ik wil dat hieraan linken. Dat is cruciaal. Ze hebben aan de alarmbel getrokken. Ik wil u vragen, minister, om het overmatig gebruik van antibiotica en de gevolgen daarvan op de soas te bekijken. Naast sensibilisering moeten we een globale aanpak ontwikkelen.
Ik ben het met veel bedenkingen eens. Uit de studies kunnen we leren dat er weer nood is aan een duidelijke sensibilisering. We moeten blijven investeren in relationele en seksuele vorming, maar ook in preventie rond het thema veilig vrijen. Wie niet veilig vrijt, moet een test laten doen. Die informatie moeten we opnieuw in onze campagnes stoppen. Dat is de reden waarom deze campagne expliciet over een aantal van die punten gaat. Het zijn de punten die uit de analyses als prioritair naar voren kwamen. Het initiatief van Sensoa in de Week van de Lentekriebels beantwoordt aan de verzuchtingen van de commissie.
Minister, u hebt contact gehad met de minister van Onderwijs. Dat is heel positief.
Sensoa gaat in de Week van de Lentekriebels acties ondernemen. Een constante preventie en sensibilisering van jongeren is noodzakelijk. Ik vind dat u daarin tekortschiet.
Het incident is gesloten.