Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is de algemene bespreking van het voorstel van decreet.
De heer Bothuyne, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de bevoegde commissie besprak op 29 maart en 5 april jongstleden het voorstel van decreet houdende wijziging van het Mestdecreet van 22 december 2006, ingediend door de meerderheid. Van die bespreking bestaat een omstandig verslag, van enkele tientallen paginas. Ik zal proberen die boeiende bespreking zo kort mogelijk samen te vatten.
Op 29 maart 2011 werd een hoorzitting gehouden met vertegenwoordigers van de landbouworganisaties Boerenbond en Algemeen Boerensyndicaat (ABS), van de milieu- en natuurverenigingen Bond Beter leefmilieu (BBL) en Natuurpunt en van BioForum Vlaanderen vzw. Al op 15 februari kreeg de commissie een toelichting van de bevoegde minister Schauvliege, en de Mestbank met betrekking tot het ontwerp van Mestactieprogramma 2011-2014, beter bekend als MAP 4.
Op het einde van de bespreking werd door de oppositie nog om een spoedadvies van de Raad van State gevraagd. De eerste zorg van de indieners was echter om dit voorstel van decreet in de plenaire vergadering te kunnen behandelen en stemmen zodat de regering de mogelijkheid heeft om de derogatie-aanvraag tijdig bij de Europese Commissie in te dienen. Op 17 mei 2011 oordeelt het Nitraatcomité over de derogatie en op dat moment moet het actieplan in een Vlaams decreet zijn omgezet.
Het voorliggende voorstel van decreet is opgemaakt naar aanleiding van het vierjaarlijkse overleg met de Europese Commissie over het actieplan in het kader van de Nitraatrichtlijn. Volgens de Europese Commissie zijn de verbeteringen van onze waterkwaliteit niet voldoende of gaan ze niet snel genoeg en daarom stelt ze een aantal aanpassingen aan het actieplan voor.
Op 16 februari 2011 hebben de onderhandelingen geleid tot een nieuw ontwerpactieprogramma. Dat is aan openbare consultatie onderworpen van 16 februari tot 18 maart 2011. Het voorstel van decreet sluit zo nauw mogelijk aan bij het ontwerpactieprogramma. De openbare consultatieronde heeft heel wat bezwaren en reacties opgeleverd.
Het nieuwe actieprogramma bouwt voort op het huidige derde actieprogramma. Het voorstel van decreet is dan ook opgevat als een wijzigingsdecreet van het bestaande Mestdecreet. Toch bevat het enkele belangrijke nieuwe elementen, zoals de nitraatresidustaalname als instrument voor de begeleiding van landbouwers, en niet als een sanctionerende maatregel, en meer inspanningen voor een gerichtere bemesting.
De toelichting bevat heel wat verbintenissen die zijn opgenomen in het actieprogramma en die later mogelijk nog moeten worden gespecificeerd in het decreet. De tijdsdruk noopt ertoe om ze nu enkel op te nemen als engagement. De belangrijkste punten zijn de volgende: ten eerste de doelstellingen van het nieuwe actieplan, namelijk de oppervlaktewaterkwaliteit in die mate verbeteren dat in 2014 het aantal MAP-meetpunten met een overschrijding van het nitraatgehalte van 50 milligram per liter wordt verminderd tot maximaal 16 procent en in 2018 tot 5 procent. In 2014 volgt de evaluatie en de voorspelling van de trend in de waterkwaliteit in de periode 2015-2018.
Ten tweede zijn er de aanpassingen aan de bemestingsnormen van het ontwerpactieprogramma. Die normen zijn gebaseerd op de gemiddelde stikstofopname en fosfaatafvoer van de gewassen. De stikstofbemestingsnormen worden verder gedifferentieerd naargelang de gewassen en teeltcombinaties en het bodemtype. De effectiviteit van de bemesting met stikstof speelt een belangrijke rol. Voor stikstofbemesting wordt daarom het nieuwe systeem van de bemesting op basis van werkzame stikstof ingevoerd. Daarnaast blijft het eenvoudigere klassieke systeem van totale stikstof behouden. De landbouwer kan zelf kiezen welk systeem hij toepast, met dien verstande dat er per bedrijf maar één systeem mag worden gevolgd. Wie nu kiest voor het systeem van werkzame stikstof moet dit systeem toepassen tot het kalenderjaar 2014.
Ten derde zijn er de bemestingsnormen voor fosfaat. Bij fosfaat speelt het bodemtype geen rol. Bij teeltcombinaties wordt de bemestingsnorm van de hoofdteelt in rekening gebracht. Ook de fosfaatnormen zijn uit het actieprogramma overgenomen. Omdat de verscherping van de bemestingsnorm voor fosfaat groter is dan die voor stikstof, is ervoor gekozen om de bemestingsnormen voor fosfaat gradueel te verlagen, over een periode van acht jaar, zijnde twee volwaardige actieprogrammas.
Het vierde element is de verandering van de regeling van de uitrijperiode. Bemesten met vloeibare dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen wordt verboden als er na de oogst geen vanggewas of nateelt meer wordt ingezaaid. Als er na de oogst van de hoofdteelt een groente als nateelt wordt ingezaaid, geldt dit verbod niet. Dit verbod geldt evenmin als de nateelt vóór 31 juli wordt ingezaaid. Voor nateelten ingezaaid na 31 juli en uiterlijk op 31 augustus of later, wordt de hoeveelheid vloeibare mest die nog mag worden toegediend, beperkt tot 30 kilogram stikstof per hectare.
Een ander element is de beperking van de zogenaamde opslag op de kopakker. Deze beperking heeft slechts uitwerking vanaf november 2013 om de betrokken bedrijven in staat te stellen hun opslagcapaciteit te verhogen. Er wordt een wijziging aangebracht aan de specifieke regeling voor gft- en groencompost. Bij het gebruik van gecertificeerde compost als meststof wordt slechts 50 percent van de totale fosfaatinhoud van de compost in rekening gebracht.
Het instrument van het bemestingsadvies is, gelet op de belangrijke rol van dit instrument, in overleg met de betrokken actoren, voorwerp van een nader uit te werken uitvoeringsbesluit. Dat zal bepalen op welke wijze dit bemestingsadvies moet worden opgemaakt.
De regeling voor de nitraatresidustaalnames: in het huidige actieprogramma is er voluit voor gekozen om het instrument van de nitraatresidumeting in te bedden in een systeem van begeleiding en sensibilisering van landbouwers. Er zijn vier maatregelenpaketten uitgewerkt die naarmate de overschrijding van de nitraatresidunorm groter is, zwaarder worden.
Dan zijn er verder de wijzigingen aan de regeling omtrent bemesting in fosfaatverzadigde gebieden, de wijziging van de forfaitaire uitscheidingscijfers als gevolg van de beëindiging van het wetenschappelijk onderzoek inzake de uitscheidingscijfers voor pluimvee en van het nieuwe veevoederconvenant dat begin 2011 werd ondertekend. Ook voor nertsen zijn er nieuwe cijfers.
Er zijn verschillende aanpassingen doorgevoerd aan de zogenaamde burenregeling. De Vlaamse Regering zal voor eind februari 2012 een externe evaluatie van de uitvoering van het mestbeleid, inclusief de handhaving, met bijhorende voorstellen tot aanpassing van dit decreet aan het Vlaams Parlement voorleggen.
De meeste bepalingen treden in werking op de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad. Voor een aantal bepalingen is echter een afwijkende inwerkingtreding noodzakelijk. Aangezien in het Mestdecreet gewerkt wordt met controles op jaarbasis, moeten wijzigingen aan bemestingsnormen en uitscheidingscijfers steeds ingaan op 1 januari. Bovendien is het een duidelijke vereiste van de Europese Commissie dat de bemestingsnormen zoals opgenomen in het ontwerpactieprogramma, gelden voor het lopende bemestingsseizoen.
Ik ga heel kort in op de bespreking van het voorstel in de commissie, te beginnen bij de opmerkingen van Open Vld. Open Vld stelde zich bij de stemming in de commissie te zullen onthouden onder andere omdat het voorstel van decreet, waarop de Europese beslissing voor derogatie zal zijn gestoeld, rijkelijk laat wordt besproken in de commissie. Het is volgens de heer Callens, die namens Open Vld sprak, onaanvaardbaar voor de landbouwers, zeker gezien de goede milieuresultaten die ze de afgelopen jaren hebben geboekt. De heer Callens betreurt dan ook dat de minister het voorstel aan de Europese Commissie niet eerst met de commissie Leefmilieu heeft besproken. Hij is anderzijds wel verheugd over het overleg dat met de landbouworganisaties dienaangaande werd gevoerd.
Het lid vraagt ook waarom de minister zelf geen ontwerp van decreet heeft ingediend. De tot dan toe aangekondigde flankerende maatregelen, zoals subsidies voor groenbemesters, begeleiding en opleiding, zijn wat hem betreft, niet meer dan druppels op een hete plaat. Wat de heer Callens vooral zorgen baart, is de uitrijperiode in het najaar, waardoor er een opslagprobleem is voor de landbouwer. Hij vraagt ook meer aandacht voor de zorgen van de biolandbouw. Open Vld zegde een motie te zullen steunen, wat ze ook heeft gedaan, om eerst het spoedadvies van de Raad van State te vragen.
De N-VA sprak bij monde van de heer Vandaele. Die verwees vooral naar de verzuchtingen van de biolandbouw, die ook in de hoorzitting aan bod kwamen. Eventueel kunnen er nog amendementen worden goedgekeurd waarin rekening wordt gehouden met de situatie van de biolandbouw. Maar misschien is het nog eenvoudiger om bij de derogatie een specifieke aanpak voor de biolandbouw te bepleiten. Volgens het lid is het aan de minister en haar deskundigen om te oordelen wat de beste methode is.
Groen! sprak bij monde van de heer Peeters. Hij was het eens met de uitgangspunten van het voorstel van decreet, hoewel het een ingewikkeld en technisch werkstuk is geworden,
en daardoor wellicht moeilijk te controleren. Het voorstel baseert zich immers op de onttrekkingsnormen van stikstof door planten, afhankelijk van bodem en van teelt, en dat is een goede benadering van het mestprobleem. Anderzijds vindt Groen! de ambities te laag en te ver in de tijd gespreid. Vlaanderen neemt te lang de tijd om de waterkwaliteit te verbeteren. Groen! is het eens met het pleidooi van BioForum Vlaanderen in de hoorzitting en zal amendementen indienen om daaraan tegemoet te komen.
Voorts is Groen! tegen de terugwerkende kracht van bepaalde decreetsbepalingen. Tot slot blijft de heer Peeters het Mestdecreet een oplossing aan het einde van de productieketen vinden, een end of pipe-benadering. Om de landbouw fundamenteel te verduurzamen en te laten overleven als strategische sector, moet de mestproblematiek helemaal anders worden bekeken.
Het Vlaams Belang uit bij monde van de heer Sintobin zijn ongenoegen over de manier en de spoed waarmee het MAP 4 hier in het parlement moet worden besproken. Om het advies van de Raad van State en andere tijdrovende procedures te omzeilen, heeft de regering dit decreet niet als ontwerp maar als voorstel laten indienen. De bijeenkomst van het Europees Nitraatcomité op 17 mei 2011 nu plotseling als excuus gebruiken om het parlement onder druk te zetten, getuigt volgens het lid van weinig respect en hindert grondig wetgevend werk. Het gaat volgens de heer Sintobin om kunst- en vliegwerk van de regering. Ook de fractie van de heer Sintobin sluit zich aan bij de vraag om advies van de Raad van State.
Namens de indieners weerleggen mevrouw Rombouts en de heer Martens een aantal kritieken die zijn geformuleerd. Ze wijzen erop dat Europa zich akkoord moet verklaren met wat in het Vlaams actieplan wordt opgenomen. In die zin is het Vlaams Parlement ertoe gehouden de Europese normen om te zetten in een decreet. Het voorstel van decreet is gebaseerd op het ontwerpactieprogramma waarover een akkoord met de Europese Commissie werd bereikt. Van zo gauw dat akkoord is bereikt, hebben de indieners zich ingezet om zo snel mogelijk een voorstel van decreet op te stellen en in te dienen. Het klopt dat de tijd kort was, maar dat heeft de indieners niet belet om met kennis van zaken een degelijk voorstel op te stellen.
Als het openbaar onderzoek aanpassingen oplevert waar de Europese Commissie akkoord mee kan gaan, zal het voorstel van decreet in die zin worden aangepast. De bijeenkomst van het Nitraatcomité noopte echter tot onmiddellijk handelen. Derogatie is immers voor iedereen het streefdoel, zoals ook al uit de eerdere inbreng bleek.
Mevrouw Rombouts zei dat CD&V weet dat een aantal aspecten van het actieprogramma nog verder moeten worden onderzocht of besproken. Het is echter niet mogelijk om daarop te wachten. Het gaat inderdaad de goede kant uit met de waterkwaliteit. Daarom focust het voorstel vooral op begeleiding. Dat neemt niet weg dat Europa toch strengere normen vraagt en handhaving eist.
Iedereen vindt dat de kansen van de biologische landbouw niet mogen worden gefnuikt. Het huidige actieplan biedt de biolandbouw op veel vlakken voldoende of zelfs extra ruimte. Specifieke knelpunten kunnen eventueel ook nog bij de derogatie worden aangepakt. Afwijkingen kunnen enkel als er wetenschappelijke gronden voor zijn, anders zal Europa ze niet goedkeuren.
De retroactieve inwerkingtreding van bemestingsnormen en een aantal controles is volgens mevrouw Rombouts net bedoeld om de rechtszekerheid te vergroten. Heel wat facetten, onder meer de balansen en boetes, worden immers per kalenderjaar opgesteld en beoordeeld.
In naam van sp.a gaf de heer Martens een aantal opmerkingen. Hij stelde onder meer dat door de inspanningen van de landbouwers en het vorige MAP, de waterkwaliteit inderdaad significant is verbeterd, vooral op het vlak van het nitraatgehalte, maar dat het doel nog steeds ver af is. Vlaanderen mag blij zijn dat het van Europa nog gedurende twee periodes van vier jaar de kans krijgt om de doelstellingen te bereiken.
De meeste extra beperkingen van het voorstel van decreet gaan over strengere normen voor fosfaat. De heer Martens meent dat die zullen bijdragen aan een aanzienlijke verbetering van de waterkwaliteit. Als er bij de tussentijdse evaluatie onvoldoende verbeteringen worden vastgesteld, zullen er bijna automatisch nog strengere normen komen.
Flankerende maatregelen zijn inderdaad op alle fronten nodig, onder andere via het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF), het groenestroombeleid en de beheersovereenkomsten.
De evaluatie die tegen eind februari 2012 wordt gevraagd, moet voor sp.a ook de kostenefficiëntie en de milieueffectiviteit van verschillende maatregelenpakketten beoordelen. Een gerichte beperking van de veestapel is voor de fractie van de heer Martens alvast geen taboe: ammoniak draagt nog steeds bij tot een derde van de fijnstofdeposities.
De indieners dienden een aantal amendementen in omdat ze ermee rekening houden dat de Europese Commissie mogelijk nog een aantal wijzigingen zal toestaan in het actieprogramma of nog vraagt om een en ander bij te sturen of te verduidelijken in het voorstel van decreet. Die wijzigingen moeten dan ook in het voorstel van decreet worden aangebracht door middel van amendementen of eventueel later worden doorgevoerd. De amendementen gingen onder andere over de uitrijregeling na de oogst. Europa besliste om de norm te verhogen van 30 kilogram stikstof per hectare naar 45 kilogram stikstof per hectare. Indien Europa akkoord gaat met 60 kilogram stikstof per hectare, zal de regering dit nog verder aanpassen. Deze amendementen werden door de commissie aanvaard.
Ook Groen! heeft een aantal amendementen ingediend die betrekking hebben op de biolandbouw. Deze amendementen werden echter niet aangenomen.
Het uiteindelijke voorstel van decreet werd in de commissie goedgekeurd met 8 stemmen tegen 1, bij 5 onthoudingen.
Namens de meerderheid en de indieners van het voorstel zal straks ook nog worden gereageerd op het spoedadvies van de Raad van State. (Applaus)
Collegas, mag ik u vragen om wat de heer Bothuyne heeft gezegd, hier niet te herhalen. U bent echter vrij om te zeggen wat u wilt.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, collegas, minister, ik zal inderdaad niet te lang stilstaan bij de inhoud van het voorstel. In eerste instantie wil ik de verslaggever hartelijk danken voor het schitterend verslag dat hij hier naar voren heeft gebracht en voor de correcte weergave van de bespreking in de commissie. Ik wil wel even stilstaan bij een aantal principes en krachtlijnen die aan bod zijn gekomen bij de besprekingen en bij het advies van de Raad van State na de stemming in de commissie.
Specifiek aan dit Mestdecreet, in vergelijking met andere decreten in dit parlement, is dat het een vertaling is van het actieprogramma Nitraatrichtlijn, dat moet worden goedgekeurd door Europa. Om de vier jaar moeten wij met Europa in discussie treden om een nieuw actieprogramma af te spreken, om de doelstellingen in het kader van de Nitraatrichtlijn te bereiken. Dat verschilt van de meeste decreten waarover we hier stemmen.
Na maanden van onderhandelingen met de Europese Commissie is er op 16 februari 2011 een akkoord gekomen om tot een goedgekeurd ontwerp van actieprogramma Nitraatrichtlijn 2011-2014 te komen. Onze monitoringcijfers wijzen heel duidelijk uit dat onze waterkwaliteit systematisch verbetert. Anderzijds stelt de Europese Commissie dat de verbetering niet snel genoeg vooruitgaat. We moeten vaststellen dat het actieprogramma weliswaar voortbouwt op het huidige decreet, maar met nog meer precieze bemesting qua teelt en grondsoort. Dit houdt ook in dat een aantal strengere maatregelen worden ingevoerd. We denken aan de strengere bemestingsnormen en het uitbreiden van de normen met sterk beperkende fosfaatbemestingsnormen, zeker in de toekomst.
Anderzijds zijn er heel wat bijsturingen en rechtzettingen gebeurd in het nieuwe actieprogramma. Zo wordt fosfaat uit kunstmest wel opnieuw mogelijk. We denken ook aan de vereenvoudiging van de administratieve lasten voor de uitscheidingscijfers voor de melkveehouderij; aan de keuzevrijheid met betrekking tot het gebruik van totale stikstof of werkzame stikstof; aan het feit dat zware leemgronden worden gelijkgesteld aan poldergronden met betrekking tot de opgelegde voorwaarden en dit is belangrijk voor de akkerbouw. We denken aan stimulansen voor combinatieteelten, en aan het feit dat wij geen systematisch belemmerende maatregelen opnemen ten aanzien van bemesting via grazend vee het is belangrijk dat dit overeind blijft, zodat we niet nog meer stimuleren dat onze koeien op stal zouden blijven. Het zou spijtig zijn voor de beleving op het platteland als we geen koeien meer in de wei zouden tegenkomen.
Een ander belangrijk element is de nitraatresidumeting. Wij zijn het enige land dat daarmee werkt. Het is zeer uitdrukkelijk opgenomen in het actieprogramma dat de nitraatresiduwaarde een begeleidingsinstrument is en niet een sanctionerend instrument. Ik was heel tevreden dat ik in de commissie kon vaststellen dat ook de collegas erkennen dat wij als enigen dit instrument gebruiken, maar ook dat dit instrument onderhevig is aan factoren die de landbouwer zelf niet in handen heeft. Het zou dan ook niet evident en correct zijn om op basis daarvan sanctionerend op te treden.
Dit ontwerp van actieprogramma moet worden omgezet in een Vlaamse wetgeving. De Europese Commissie legde hiervoor een zeer stringente timing op aangezien zij dit koppelt aan de derogatie. Met het huidige voorstel van decreet houdende wijziging van het Mestdecreet hebben wij getracht om binnen de krijtlijnen die de Europese Commissie getrokken heeft, zo maximaal mogelijk te komen tot een werkbaar en haalbaar decreet. Wij hebben maximaal trachten in te spelen op knelpunten die naar boven zijn gekomen tijdens het openbaar onderzoek, hoewel we moeten erkennen dat die mogelijkheden zeer beperkt waren omdat we ook op dit vlak steeds het akkoord van Europa moesten afwachten. Zo hebben we in het voorstel van decreet in een oplossing voorzien voor onder andere een aantal teelten en teeltcombinaties die niet waren opgenomen in het actieprogramma.
Een belangrijk knelpunt dat werd aangehaald tijdens het openbaar onderzoek, was de onuitvoerbaarheid van de beperkte uitrijregeling na de oogst. Het spreiden van 30 kilogram stikstof na de oogst is voor meerdere mestsoorten praktisch niet uitvoerbaar. Er zijn nu eenmaal geen tractoren die zo snel rijden of machines die zo precies kleine hoeveelheden gelijkmatig kunnen verspreiden. Daarom werd dit element opnieuw onderhandeld met de Europese Commissie op basis van een wetenschappelijke onderbouwing. Europa erkende in eerste instantie gedeeltelijk het probleem en besliste daarom om de norm te verhogen tot 45 kilogram stikstof per hectare. De tekst is dan door middel van een amendement aangepast in de commissie. Verdere besprekingen hebben er intussen ook toe geleid dat Europa ook akkoord gaat met de volledige onderbouwing om de hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest die in het najaar mag worden toegediend, te verhogen tot 60 kilogram per hectare op voorwaarde dat er een groenbedekker wordt ingezaaid.
De verhoogde bemesting op de stoppel geldt van 2011 tot en met 2013.
In de amenderingstekst stond ook al dat de Vlaamse Regering zal beslissen tot een verhoging naar 60 kilogram stikstof per hectare indien de Europese Commissie daar haar toestemming voor gaf. Aangezien de toestemming ook werd gegeven, verwacht ik hier binnenkort dan ook verdere definitieve acties van de Vlaamse Regering.
Een ander knelpunt dat vanuit de biologische landbouw werd aangehaald op de hoorzitting en ook in het openbaar onderzoek, is de beperking van 170 kilogram stikstof uit dierlijke mest die per hectare wordt oplegt. Aangezien de biologische landbouw werkt met een gemiddelde op bedrijfsniveau, namelijk 170 kilogram stikstof, en gericht werkt met wisselteelten, wensen zij vrijheid in het gebruik van dierlijke mest. Zij wensen met andere woorden dat ze op het ene perceel, voor de ene teelt, meer dierlijke mest kunnen gebruiken dan op een ander perceel, met een andere teelt. Op gemiddeld bedrijfsniveau blijft dat 170 kilogram dierlijke mest.
De Nitraatrichtlijn legt de norm van 170 kilogram per hectare effectief op. Als we hier een afwijking van willen, moet dit worden geregeld via de derogatie. Er is vanuit de commissie aan de minister gevraagd om het verzoek tot derogatie te screenen op eventuele knelpunten ten aanzien van de biologische landbouw en hiervoor eventueel de nodige aanpassingen voor te doen. Ik heb ondertussen begrepen dat ook dit knelpunt van 170 kilogram dierlijke mest per hectare voor de biologische landbouw zal worden opgelost in het verzoek tot derogatie.
Zoals reeds door mezelf en door de verslaggever gezegd, hebben een aantal partijen na de stemming in de commissie gevraagd om advies bij de Raad van State. Ik ga, in naam van de collegas van de meerderheid, graag nader in op dit advies.
Op 21 april 2011 verleende de Raad van State zijn advies over het voorliggend voorstel van decreet. In zijn advies maakt hij een aantal opmerkingen. Voorafgaand aan de specifieke opmerkingen, merkt de Raad van State op dat het voorliggend decreet een voorstel van decreet is en er geen advies is geweest van de Inspectie van Financiën, de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad). De Raad van State geeft dan ook ter overweging om de raden over het voorliggend voorstel van decreet om advies te vragen.
Het is juist dat er geen formeel advies is verleend over dit voorstel van decreet. We willen er wel even op wijzen dat het voorliggend voorstel van decreet gebaseerd is op het ontwerp van het actieprogramma voor de periode van 2011 tot en met 2014. Dit ontwerp van het actieprogramma is wel effectief onderworpen aan een openbare consultatieronde. Daarnaast is er aan de SALV, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Minaraad hierover ook expliciet om advies gevraagd. Dit heeft geleid tot het gezamenlijk advies van de SERV, de SALV en de Minaraad van 17 maart jongstleden. Daarnaast vond er, naar aanleiding van het voorliggend decreet, op 5 april 2011 een hoorzitting plaats in het Vlaams Parlement. Gelet hierop en gelet op de tijdsdruk waar er tijdens de besprekingen en ook hier reeds meermaals naar verwezen is, lijkt het ons dan ook niet nodig om nog een bijkomend advies te vragen over het voorliggend voorstel van decreet dat de facto enkel de juridische vertaling is van het ontwerp van het actieprogramma.
De Raad van State formuleert ook een algemene opmerking over de verschillende delegaties opgenomen in het voorliggend voorstel van decreet. De Raad van State wijst erop dat een delegatie aan de Vlaamse Regering, geformuleerd als enerzijds het stellen van nadere regels, en anderzijds het stellen van nadere regels onder meer met betrekking tot, mogelijk een te verregaande delegatie van bevoegdheden naar de Vlaamse Regering betreft.
Zowel in het voorliggend voorstel van decreet als in de tekst van het bestaande Mestdecreet, zijn talrijke delegaties naar de Vlaamse Regering te vinden. Veelal betreft het een eenvoudige delegatie van nadere regels zonder toelichting, maar zowel in het voorliggend voorstel van decreet als in het bestaande Mestdecreet gaat het een aantal keren over een delegatie aangaande het stellen van nadere regels onder meer met betrekking tot. Deze opmerking is een vaker voorkomende opmerking van de Raad van State op decreten ingediend en gestemd in het Vlaams Parlement. De zinsneden zijn courant gebruikte formuleringen en komen ook voor in het momenteel reeds bestaande Mestdecreet. Artikel 25 van het voorliggend decreet stelt dat het decreet tegen eind februari volgend jaar zal worden geëvalueerd. Het lijkt ons dan ook meer aangewezen om het volledige decreet op dat moment te screenen op dit vlak en zo eventueel tot meer coherente formuleringen te komen, zonder afbreuk te doen aan de delegaties die het parlement ook effectief wenst te verlenen. Om deze reden lijkt het ons dan ook niet opportuun om in reactie op de opmerking van de Raad van State de voorliggende tekst te amenderen.
Aansluitend op de algemene bemerking stelt de Raad van State in zijn advies over artikel 20 dat, indien het werkelijk om technische aspecten gaat, de Vlaamse Regering op basis van de bestaande tekst van het Mestdecreet de bevoegdheid tot het vaststellen van forfaitaire stikstof- en fosforsamenstellingscijfers kan subdelegeren aan de bevoegde minister. Aangezien het onzes inziens in artikel 20 effectief gaat over zeer technische aspecten, lijkt ons een rechtstreekse delegatie aan de minister, zoals voorgesteld in het voorliggende voorstel van decreet, het meest aangewezen en efficiënt. Daarom wordt ervoor gekozen de voorliggende tekst te behouden.
Wat betreft de maatregelen in het kader van de nitraatresiduwaarden, vermeld in artikel 8, stelt de Raad van State dat het ontworpen systeem enigszins ongebruikelijk is. De Raad van State is dan ook van oordeel dat het aan te bevelen is om duidelijker tot uiting te laten komen dat zolang de Vlaamse Regering zelf geen nitraatresidudrempels heeft vastgesteld, de decretale nitraatresidudrempels zullen gelden en dat die herleven zodra het besluit van de Vlaamse Regering niet meer van toepassing zal zijn.
Hoewel wij het eens zijn met de Raad van State dat een dergelijk systeem ongebruikelijk is, zijn wij van oordeel dat het systeem zoals opgesteld in het voorliggende voorstel van decreet aangevuld met voorgaande uitleg voldoende duidelijk is. Het is zo dat, hoewel het in het voorliggende systeem mogelijk is dat de decretale nitraatresidudrempels herleven als het besluit van de Vlaamse Regering niet meer van toepassing is, het geenszins de bedoeling is dat er frequent gebruikgemaakt wordt van deze mogelijkheid. Deze mogelijkheid is enkel ingeschreven als een veiligheid om lacunes te vermijden, maar in principe wordt er niet van gebruikgemaakt. Een verdere verduidelijking van het systeem in de tekst van het Mestdecreet zou onzes inziens deze mogelijkheid te zeer benadrukken en verkeerdelijk de indruk kunnen wekken dat het hier om een evenwaardige optie gaat. Om deze reden is ervoor gekozen om op dit punt de bestaande tekst van het voorliggende voorstel van decreet niet aan te passen.
In zijn advies stelt de Raad van State ook dat er in artikel 21 opnieuw een verschil in behandeling met betrekking tot de controle en sanctionering wordt ingevoerd. In tegenstelling tot wat de Raad van State beweert, gaat het hier helemaal niet om de invoer van een nieuw onderscheid. In het huidige Mestdecreet bestaat dit verschil in behandeling al sinds de wijziging van het Mestdecreet bij decreet van 30 april 2009. Op dat moment heeft men ervoor gekozen om voor een aantal bepalingen de controle en sanctionering te laten verlopen via het Mestdecreet en op andere bepalingen het controle- en sanctioneringsmechanisme van het Handhavingsdecreet toe te passen. Dat onderscheid is toen ingevoerd en omstandig gemotiveerd.
Over het decreet van 30 april 2009 is het advies van de Raad van State gevraagd. In dat advies met nummer 45.682/3 van 20 april 2009 maakt de Raad van State geen opmerkingen over het ingevoerde onderscheid. Aangezien het hier ingevoerde onderscheid verder bouwt op het reeds bestaande onderscheid, verwijzen we voor de motivering van dit onderscheid naar de motivering bij het decreet van 30 april 2009. Het onderscheid in behandeling zoals het reeds bestaat in het huidige Mestdecreet en waarop het huidige voorstel van decreet verder werkt, is onzes inziens dan ook voldoende verantwoord.
Met betrekking tot de aanpassing aan de boetes die door artikel 23 van het voorliggende voorstel van decreet worden doorgevoerd, merkt de Raad van State op dat de huidige regeling in het Mestdecreet op gespannen voet staat met het non bis in idem-beginsel. De Raad van State stelt dan ook dat, met het oog op een sluitende regeling, het Mestdecreet moet worden aangevuld met een regeling waarbij de cumulatie van het opleggen van een administratieve geldboete enerzijds en van een strafvervolging voor dezelfde of grotendeels dezelfde feiten anderzijds uitdrukkelijk uitgesloten wordt.
De Raad van State oordeelt terecht dat de cumulatie van administratieve geldboetes en strafvervolgingen voor dezelfde of grotendeels dezelfde feiten niet mogelijk is. Dit moet voor iedereen duidelijk zijn en wordt door werkafspraken tussen de Mestbank en de parketten ook effectief gehandhaafd. Alle elementen omtrent handhaving, waar het volledige sanctioneringssysteem onderdeel van uitmaakt, moeten grondig worden geëvalueerd op juridische correctheid en eventuele ongewenste neveneffecten en milieukundige effectiviteit. Dit is in het voorliggende voorstel van decreet voorzien in artikel 25. Het lijkt ons dan ook nu niet opportuun om dit occasioneel aan te passen.
Wat betreft de retro-activiteit die is opgenomen in het voorliggende voorstel van decreet stelt de Raad van State dat niet kan worden uitgesloten dat er tussen tussen 1 januari 2011 en het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 3, 6, 7 en 14 handelingen zijn gesteld waarvoor op grond van de artikelen 63 en 71 van het Mestdecreet respectievelijk een administratieve geldboete kan worden opgelegd of een strafvervolging kan worden ingesteld.
De Raad van State stelt dat voor die gevallen in het voorstel in een uitzondering zou moeten worden voorzien. Graag verwijzen we hiervoor naar de uiteenzetting die gericht is aan de Raad van State. De auditeur had hierover vragen gesteld. Daarbij is bovendien aangehaald dat het aantal gevallen waarvoor dit zou kunnen gelden, zeer beperkt zou zijn. Ik citeer de uiteenzetting aan de Raad van State.
De retro-activiteit van voorliggend voorstel is noodzakelijk voor de goede werking van de diensten. Alle berekeningen en systemen met betrekking tot de mestregelgeving werken immers met een systeem op jaarbasis. Zo zijn er bemestingsnormen op jaarbasis, uitscheidingsnormen op jaarbasis, Een aanpassing van de normen dient dan ook steeds uitwerking te hebben op 1 januari van een bepaald kalenderjaar. Doordat de verschillende normen, normen zijn op jaarbasis betekent dit ook dat de betrokkenen in hun werking nog rekening kunnen houden met de aangepaste normen. Het feit dat het hier gaat over normen op jaarbasis betekent ook dat de invulling van deze normen gebeurt, gespreid over een volledig jaar. Zo wordt er bemest in verschillende fracties gespreid over het volledige jaar, produceren dieren het hele jaar mest,
Het feit dat de landbouwers zich kunnen aanpassen aan de normen opgenomen in het voorliggend voorstel van decreet geldt des te meer aangezien de normen niet nieuw zijn voor de betrokkenen. Immers van zodra er duidelijkheid was over de nieuwe normen zijn deze in afspraak met de Europese Commissie gecommuniceerd aan het publiek.
Daarvoor verwijs ik ook graag naar de publieke raadpleging met betrekking tot het nieuwe Mestactieplan, die startte op 16 februari bij het ingaan van het bemestingsseizoen. De betrokken landbouwers weten dan ook reeds geruime tijd vanaf welk moment wat effectief de nieuwe bemestingsnormen zullen of zouden zijn voor dit jaar.
Het feit dat met het nieuwe Mestdecreet een verstrenging wordt ingevoerd inzake de bemestingsnormen dient toch enigszins genuanceerd te worden. Wat betreft het grasland, zijnde een derde van het Vlaamse landbouwareaal, werden de bemestingsnormen verhoogd of minstens gelijk gehouden. Voor wat betreft maïs werd de bemestingsnorm verhoogd op voorwaarde dat de teelt gebeurt in combinatie met gras. Ook op dit vlak spreken wij over grote arealen.
Binnen de wetgeving wordt eerst met Europa een mestactieplan onderhandeld. Vervolgens wordt, als deze onderhandelingen positief zijn verlopen, een afwijking op dit mestactieplan onderhandeld, de zogenaamde derogatie. Zonder akkoord over het Mestactieplan zelf, kan er geen toestemming worden gegeven over de derogatie. De derogatie heeft net zoals het Mestactieplan zelf, steeds een duurtijd van vier jaar. Vanaf 1 januari 2011 is de derogatie van het vorige Mestdecreet dus beëindigd.
Ik verwijs hier graag naar artikel 25 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2008 betreffende de derogatievoorwaarden inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen. Met het huidige voorstel wordt het nieuwe MAP voor de periode 2011-2014 ingevoerd vanaf 2011. Dit betekent dat ook nieuwe derogatie kan worden ingevoerd vanaf 2011. Voor de diensten van de Europese Commissie is een nieuwe derogatie op basis van de bepalingen van het huidige Mestdecreet immers onbespreekbaar. Hoewel een aantal aspecten in het voorliggende voorstel van decreet een verstrenging zijn ten opzichte van het huidige decreet dient er rekening mee gehouden te worden dat deze verstrenging nog gemilderd zal worden met de invoering van de derogatie vanaf 1 januari 2011.
Het globale pakket nieuw MAP met nieuwe derogatie ten opzichte van de huidige bepalingen van het Mestdecreet waarvoor de diensten van de Europese Commissie geen derogatie meer wensen toe te staan, zal voor de verschillende aspecten geen verstrenging doch een versoepeling inhouden. Het aantal gevallen waarvoor de opmerking van de Raad van State zou kunnen gelden, zal dan ook zeer beperkt zijn.
We willen er ten slotte op wijzen dat daarenboven het Mestdecreet de implementatie is van een Nitraatrichtlijn in Vlaanderen. Hierbij wordt gewerkt met het vierjaarlijkse actieprogramma en vanaf 1 januari 2011 geldt er een nieuw actieprogramma. Tijdens de onderhandelingen met de diensten van de Europese Commissie werd duidelijk dat het huidige Mestdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten naar de mening van de Europese Commissie op een onvolkomen manier uitvoering geven aan de Nitraatrichtlijn en dat vanaf 1 januari 2011 een verstrenging zich opdringt. Door het niet retroactief invoeren van het voorliggende voorstel van decreet loopt Vlaanderen het risico dat de diensten van de Europese Commissie een inbreukprocedure opstarten wegens incorrecte omzetting van de Nitraatrichtlijn.
Ik denk dus dat ik mag stellen dat wij alles op alles hebben gezet om een zo goed mogelijk voorstel van decreet uit te werken, binnen sterk afgebakende krijtlijnen. Wij beseffen maar al te goed dat aan de landbouwsector een zeer grote inspanning wordt gevraagd.
Ik wil nog even stilstaan bij een citaat uit het verslag van de hoorzitting over de economische impact van het nieuwe actieplan: De universiteit van Gent en het ILVO hebben de berekening gemaakt van de inspanningen die geleverd moeten worden om het actieprogramma uit te voeren. In 2014 zal de sector bijna 9 miljoen kilogram minder stikstof uit dierlijke mest en bijna 7 miljoen kilogram minder natuurlijke fosfaat uit dierlijke mest uitrijden. Dat heeft een aanzienlijke impact op de opbrengsten en de kwaliteit van de producten. De strengere normen zorgen daarenboven voor grotere afzetkosten, meer mestverwerking en een groter gebruik van kunstmest. De economische impact wordt dan ook geschat op 15 tot 24 miljoen euro als de derogatie mogelijk is. Zonder derogatie zullen de kosten oplopen met 20 miljoen euro extra. In deze bedragen zijn dan ook de investeringen voor extra mestopslag niet inbegrepen.
Ik heb hier, in dit parlement, al meermaals gezegd hoe belangrijk het is om de sector op de kar te houden en samen de doelstellingen te halen. Het ergste voor het leefmilieu, maar ook voor de landbouwsector zelf zou zijn dat zij die de normen moeten realiseren de landbouwers dus het zelf niet meer zouden zien zitten. Het risico bestaat dat ze met de rug tegen de muur worden geplaatst en hun eigen overlevingsroute zoeken en niet meer bereid zijn om met elkaar of met de wetgeving rekening te houden.
In dat verband wil ik nog even de focus leggen op drie punten die niet expliciet in het voorstel van decreet kunnen worden gevat, maar wel cruciaal zijn om het mestbeleid enige slaagkans te geven. Het eerste is de derogatie. Die is belangrijk voor de economische impact; voor de overlevingskansen van de bedrijven en voor hun capaciteit om goede, gezonde producten te kunnen blijven aanbieden. Bovendien is in het verleden op basis van metingen al aangetoond dat derogatie geen negatieve milieu-effecten heeft. Op 17 mei komt het Nitraatcomité samen. Het parlement, de administratie en de minister hebben alles op alles gezet om de omzetting van het actieplan in een decreet tijdig te doen. Als we straks dit voorstel van decreet goedkeuren en daar reken ik op , dan hoop ik dat Europa geen hinderpaal meer ziet om in te gaan op ons derogatieverzoek. Ik reken erop dat de minister en de voltallige regering er alles aan doen om de derogatie rond te krijgen.
Het tweede element zijn de flankerende maatregelen, met de nodige middelen. De inspanningen zijn zwaar, en hulp is dan ook noodzakelijk. Het is belangrijk dat de zes principes die minister Schauvliege en minister-president Peeters in antwoord op een vraag verwoordden, zo snel mogelijk ingang vinden.
Ik wil even stilstaan bij die principes. Een: we moeten administratieve overlast vermijden. Administratieve vereenvoudiging moet een prioriteit zijn. Twee: er moet maximaal worden ingezet op de begeleiding van de land- en tuinbouwers. De praktijkcentra kunnen daarin een belangrijke rol spelen.
Drie: onderzoek is cruciaal. Alle standpunten die bij Europa zijn ingediend, steunen op wetenschappelijk onderzoek. We moeten daar maximaal op inzetten. Vier: we moeten de nodige investeringen maximaal ondersteunen. De land- en tuinbouwsector moet heel wat investeringen doen om te kunnen inspelen op het nieuwe Mestdecreet.
Vijf: tijdens het openbaar onderzoek is veel gezegd over het boetesysteem. Het boetesysteem wordt vaak ervaren als een heksenjacht waarbij de milieurelevantie niet of niet voldoende groot is. In artikel 25 van het decreet is bepaald dat het decreet wordt gescreend op het vlak van het handhavingsbeleid. Tegen eind 2011, begin 2012 moeten we de nodige informatie krijgen die moet toelaten om het decreet bij te sturen om ook het handhavingsbeleid milieu-effectief te maken.
Een laatste punt is de rol en organisatie van de Mestbank. Samen met de sector moeten we de doelstellingen bereiken. Uit het openbaar onderzoek en verschillende hoorzittingen stellen we vast dat het vertrouwen van de landbouwsector in de rol en de positie van de Mestbank niet altijd optimaal is. Ook daar wordt gevraagd naar een screening en eventueel een bijsturing.
En als derde punt wil ik meegeven dat de uitdagingen die met dit voorstel van decreet worden vooropgesteld en de doelstellingen die moeten worden bereikt, een uitdaging vormen voor iedereen. Ik heb het daarnet al gehad over de rol en de positie van de Mestbank. Nu heb ik het duidelijk over iedereen. Ik wil ook nog even in herinnering brengen dat er is voorzien in een tussentijdse evaluatie. Om de vier jaar is er een heronderhandeling met Europa. Dat is een korte tijd om doelstellingen te bereiken. Het is dan ook cruciaal dat iedereen, het beleid, de Mestbank en andere betrokken administraties en instanties en de landbouwsector samen de handen in elkaar zullen moeten kunnen slaan om de doelstellingen te bereiken en sterke motivering uit te bouwen ten aanzien van Europa.
Ik hoop dat deze drie elementen, de derogatie, de flankerende maatregelen en het samenwerken aan de doelstellingen, tijdens de komende jaren snel ingang vinden. (Applaus)
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik dank u dat ik mijn betoog van op de bank mag houden. Dat heeft niets te maken met het feit dat mijn buik nog ronder is dan die van mevrouw Rombouts, maar alles met de vervelende gevolgen die ik ondervind van een zware kuitbeenbreuk enkele jaren geleden, die niet goed werd verzorgd.
Na dit uitgebreide en correcte verslag waarvoor ik de verslaggever bedank en na de ruime en uitgebreide discussies in de commissie denk ik dat het vandaag niet de bedoeling kan zijn om de volledige discussie over te doen. Ook het technische debat werd in de commissie ruimschoots gevoerd en alle actoren hadden tijdens de hoorzitting de kans om hun standpunten naar voren te brengen. Ik wil mij vandaag dan ook vooral beperken tot een algemene en politieke uiteenzetting over dit voorstel van decreet.
Het derde Vlaams actieprogramma dat betrekking had op de jaren 2007 tot en met 2010, was volledig in overeenstemming met de Nitraatrichtlijn en voerde verscherpte maatregelen in. Met dit derde Vlaams actieprogramma werden toen al zware inspanningen gevraagd van onze Vlaamse land- en tuinbouwers om uiteindelijk te komen tot een gevoelige verbetering van de waterkwaliteit in Vlaanderen.
Niemand zal ontkennen dat er in de afgelopen jaren gevoelige vooruitgang werd geboekt. Het vierde actieprogramma en het daaruit voortvloeiende decreet kwam bij de land- en tuinbouwers dan ook over als een donderslag bij heldere hemel. Om hun ongeloof en ontgoocheling te illustreren citeer ik hierbij graag Hendrik Vandamme, nationaal voorzitter van het Algemeen Boerensyndicaat: Donderdag 10 februari was een zwarte dag voor de Vlaamse land- en tuinbouwsector in zijn geheel: s morgens werd de definitieve versie van het nieuwe mestactieplan MAP 4 onder onze neus geschoven en dat was geen aangename ervaring. Na alle tijd en energie die door de landbouworganisaties, de wetenschappelijke instellingen en proefcentra in dit dossier gestopt werden, komt het voorliggende MAP 4 over als een hersenspinsel van mensen die blijkbaar totaal geen rekening houden met onze Vlaamse land- en tuinbouw. Zoveel is duidelijk: MAP 4 is een nieuwe klap voor de land- en tuinbouw in Vlaanderen.
De reactie van Piet Vanthemsche, voorzitter van de Boerenbond, was zo mogelijk nog scherper.
Ook bij de Boerenbond was de eerste reactie er een van grote teleurstelling. Ook hier hoorden we hetzelfde verhaal. Het voorstel hield weinig of geen rekening met de vooruitgang die de voorbije jaren werd geboekt. De voorgestelde normen betekenen een heel grote verstrenging, in die mate zelfs dat men zich de vraag kan stellen of dit actieplan niet haaks staat op goede landbouwpraktijken. Aan de voorgestelde normen hangt een kostenplaatje vast dat de moeilijke situatie van een aantal sectoren die het nu al moeilijk hebben, nog verder bemoeilijkt en dat weegt op de concurrentiepositie van onze Vlaamse land- en tuinbouw, aldus de Boerenbond.
Beide organisaties hadden vooral zware kritiek op de onderhandelingsmethodes die het kabinet-Schauvliege gebruikte bij de Europese Commissie. Beide waren van mening dat het dossier met onvoldoende overtuiging werd verdedigd in Europa. Blijkbaar was het enkel en alleen het halen van de nitraatnorm in het water die alles bepaalde en wogen de economische belangen van onze land- en tuinbouw in Vlaanderen niet zwaar genoeg. Beide organisaties betreurden dan ook ten zeerste dat hun inbreng en argumentatie tijdens de bespreking van de maanden voorafgaand aan het voorstel, niet werden gevaloriseerd in de ontwerptekst voor het Mestactieplan. Integendeel, volgens ABS en Boerenbond negeerden de schrijvers van MAP 4 de gemaakte akkoorden en voegden ze een hele reeks verstrengingen aan de tekst toe, dit alles zogezegd om de derogatie te vrijwaren.
Collegas, het begint steeds meer tot de boeren door te dringen dat het mestbeleid dat hen wordt opgedrongen er een is dat alle voeling met de praktijk mist. Het beleid vertrekt te veel vanuit een theoretische uitvoering van doelstellingen die op zich te hoog gegrepen en onrealistisch zijn. In het nieuwe MAP werd op heel wat vlakken geen rekening gehouden met wetenschappelijke, landbouwtechnische en vooral economische argumenten.
Voorzitter, tijdens de hoorzitting in de commissie is gebleken dat de ontgoocheling bij de boeren bijzonder groot was en blijft. En net zoals beide landbouworganisaties lieten blijken, vindt ook onze fractie dat de nieuwe normen te ver gaan en dat sommige wijzigingen zelfs onuitvoerbaar zijn. Ze zorgen voor extra kosten voor de land- en tuinbouw en er werd nu al berekend mevrouw Rombouts verwees er ook naar dat dit MAP 4 de sector jaarlijks minstens 15,4 miljoen euro zal kosten. En als Vlaanderen van Europa geen derogatie mag toekennen, dan loopt de rekening aan de Vlaamse land- en tuinbouw op tot 35,7 miljoen euro per jaar.
Collegas, ondanks dit alles roepen de landbouworganisaties hun leden op om het nieuwe Mestdecreet correct toe te passen, maar ze beklemtonen wel dat zonder derogatie, zonder flankerende maatregelen, zonder administratieve vereenvoudiging, zonder goede bemestingsadviezen en betere systemen om de nitraatresidus te bepalen, MAP 4 onmogelijk in de praktijk om te zetten is.
Ook de rol en het beleid van de Mestbank zijn op zijn minst voor discussie en herziening vatbaar. Volgens de organisaties faalt het beleid van de Mestbank over de hele lijn. In plaats van een pragmatische begeleidende aanpak, heeft men van het mestbeleid een administratief monster gemaakt, waar noch de boer, noch de waterkwaliteit beter van worden.
Daarom en dit kwam ook al ter sprake bij enkele interpellaties in de commissie Landbouw en de commissie Leefmilieu is onze fractie ervan overtuigd dat de adviserende taak losgekoppeld moet worden van de controlerende taak en dat daarnaast het controlebeleid op zich grondig geëvalueerd en herbekeken moet worden. De opdracht van de administratie moet zijn: informeren, begeleiden, waarschuwen en pas dan sanctioneren. Enkel en alleen in die volgorde.
Zoals daarstraks al werd gezegd, blijven onze Vlaamse land- en tuinbouwers niet bij de pakken zitten. Op basis van een brede consultatie bij hun leden, hebben Boerenbond, ABS en het Vlaams Agrarisch Centrum een eisenbundel samengesteld om de negatieve impact van MAP 4 zoveel mogelijk in te perken. Flankerende maatregelen, de toepassing van de derogatie, de opvolging van het nitraatresidu en het meetnet, het bemestingssysteem, de uitscheidingsnormen, de administratieve vereenvoudiging, het controlebeleid: over al deze kwesties formuleert de sector enkele eisen en verzuchtingen.
Voorzitter, het zou ons te ver leiden om hier in detail over uit te weiden, en ik veronderstel dat ook de indieners van dit voorstel van decreet in het bezit zijn van deze eisenbundels. Onze fractie dringt er bij de meerderheid dan ook op aan om hier maximaal rekening mee te houden.
Verder kan onze fractie niets anders en dat geeft de meerderheid eigenlijk ook toe dan vaststellen dat dit voorstel van decreet en de negatieve impact ervan op de sector, staat of valt met het al dan niet goedkeuren van de derogatie.
Onze fractie betreurt trouwens dat de datum van 17 mei door de meerderheid een beetje als chantagemiddel gebruikt werd om dit voorstel van decreet in versneld tempo door het parlement te jagen. Zelfs collega Rombouts liet in het verslag optekenen dat er onder tijdsdruk werd gewerkt en dat het nieuwe actieplan zo snel mogelijk wet moest worden. Liever snel en haastig dan degelijk parlementair werk was blijkbaar het devies bij de meerderheid. Men wist nochtans reeds in 2007 dat men begin 2011 met een nieuw actieprogramma op de proppen moest komen. En dan parlementsleden onder druk zetten om toch maar geen advies aan de Raad van State te vragen, vond ik niet zo netjes.
Mevrouw Rombouts, u hebt net een reactie gegeven op het advies van de Raad van State. Ik vind persoonlijk dat u er nogal vlug over gaat en alles opzijschuift. Ik denk dat de amendementen van collega Callens een perfect antwoord zijn op dit advies van de Raad van State. We zullen de amendementen straks dan ook goedkeuren.
Wat er ook van zij, nu een verstrengd actieprogramma en voorstel van decreet goedkeuren zonder garantie op een goedgekeurde derogatie, is voor onze fractie meer dan een brug te ver. Want zoals reeds eerder aangestipt, indien de derogatie er niet komt, is de economische schade voor de sector niet te overzien.
Ik besluit. Het Vlaams Belang is ervan overtuigd dat de land- en tuinbouwsector in Vlaanderen een belangrijke economische en vooral strategisch belangrijke sector is, iets wat sommigen blijkbaar niet schijnen te beseffen. Onze Vlaamse land- en tuinbouw zorgt immers voor veilig en kwaliteitsvol voedsel voor onze bevolking. Zonder voedsel overleeft men niet, zoveel is duidelijk. Dat men daar op andere vlakken een prijs voor moet betalen, neemt onze fractie er node bij. Dat betekent niet dat wij niet zouden begaan zijn met ons milieu. Wel weigeren wij, zoals sommigen, mee te bouwen aan een ecologisch paradijs op een economisch kerkhof.
Voorzitter, daarom zal onze fractie dit voorstel van decreet niet goedkeuren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Voorzitter, ik denk dat we heel open gezegd hebben dat er inderdaad een tijdsdruk was en dat we die tijdsdruk voor een deel opgedrongen krijgen omdat we derogatie voor de land- en tuinbouwsector van cruciaal belang vinden. Bovendien koppelt Europa derogatie aan de omzetting in Vlaamse wetgeving.
Mijnheer Sintobin, u zegt dat er liever snel dan degelijk parlementair werk zou worden geleverd. Ik wil daar even op reageren. Er zijn hoorzittingen geweest en de procedures van timing zijn gehandhaafd. Iedereen heeft de tijd en de kans gekregen om effectief zijn of haar inbreng te doen. Ik moet zeggen dat ik zelf liever dag en nacht en onder tijdsdruk werk om het Europees actieprogramma om te zetten naar een decreet, dan dat de minister zich op Europees niveau onder tijdsdruk laat brengen om dan snel een actieprogramma te maken en een toegift op het actieprogramma te doen. Uiteindelijk zijn we afhankelijk van het actieprogramma. Ik heb liever dat daar hard en degelijk onderhandeld wordt en dat wij dan onze dag en nacht besteden om het zo snel mogelijk om te zetten en te kunnen rekenen op de derogatie.
De datum, 17 mei 2011, is al een hele tijd bekend. We weten trouwens allemaal dat om de vier jaar een nieuw actieprogramma moet worden geschreven. Er wordt zelfs al naar de periode 2014-2018 verwezen.
Ik wil nog een meer algemene politieke bemerking maken. Mijn partij is eurokritisch. Wanneer wij kritiek op de EU leveren, worden we altijd als de grote boeman afgeschilderd. We zouden ons in onszelf opsluiten. Ik merk in verband met dit dossier echter dat de bal wordt doorgeschoven en dat de schuld bij de EU wordt gelegd.
Ik erken enkel dat er effectief met de EU moet worden onderhandeld. Er moet een akkoord worden gesloten.
De heer Callens heeft het woord.
Voorzitter, eerst en vooral wil ik de heer Bothuyne danken voor het prachtig en inhoudelijk degelijk verslag dat hij naar voren heeft gebracht.
Ik vraag me eigenlijk af of we, indien we zo blijven voortdoen, binnen enkele jaren nog boeren zullen hebben. Ik verwijs naar een krantentitel die de aandacht verdient. Er staat Koeien moeten gaskamers in. Die titel zegt genoeg over onze maatschappelijke houding tegenover de landbouw. Het wordt tijd dat we dit negatief gedoe over dieren stopzetten. (Opmerkingen)
Dat is me om het even. Het is de titel die telt. Ik heb het niet over de inhoud. (Opmerkingen en gelach)
Mijnheer Callens, is dat de nieuwe stijl van de Open Vld?
De kranten worden misbruikt om de landbouwers kapot te maken.
De heer Verfaillie heeft het woord.
Mijnheer Callens, volgens mij hebt u dat artikel uit de pers van deze ochtend gehaald. Het komt waarschijnlijk uit een populistische krant. (Rumoer)
Als u het over de titel hebt, stel ik voor dat u ook de vakpers leest. U zou dan merken dat het over iets heel anders gaat. Ik stel voor dat u geen grapjes over landbouwers maakt. Wat u net hebt gesteld, gaat wel ver.
We zullen het daar maar bij laten. Die zaken horen op de kleuterschool thuis.
Beste vrienden, dit voorstel is, zeker in het licht van de goede milieuresultaten van de afgelopen jaren, voor de Open Vld en voor de landbouwers gewoonweg onaanvaardbaar. We mogen niet vergeten dat de fosfaatconcentratie in het oppervlaktewater volgens de meetresultaten tussen 2000 en 2009, wat een relatief korte periode is, van 0,7 milligram per liter tot 0,4 milligram per liter is gedaald. Dat is bijna de helft. Dit betekent dat op dit vlak een zeer sterke vooruitgang is geboekt.
De landbouwers, vooral de varkenshouders, hebben heel wat in de mestverwerking geïnvesteerd. Tussen 2007 en 2009, wat amper twee jaar tijd is, is de hoeveelheid verwerkte mest van 15 miljoen kilogram nitraten tot 25 miljoen kilogram nitraten gestegen. Ook de veevoederfabrikanten hebben heel wat inspanningen verricht.
Desondanks legt het voorstel van decreet nog steeds strengere bemestingsnormen op. Volgens deskundigen zullen die bemestingsnormen 15 miljoen euro aan minopbrengsten betekenen. De heer Sintobin en iedereen die hier al vooraan heeft gestaan, heeft dat reeds verklaard. Indien de derogatie er niet zou komen, zou het verlies voor de sector stilaan in de richting van 30 miljoen euro gaan.
Een andere reden waarom Open Vld dit voorstel niet zal goedkeuren, is het feit dat wij rijkelijk laat te laat zijn betrokken bij de bespreking. De indieners hebben bij de bespreking met Europa de resultaten van 2009 gehanteerd. Dat was een heel droog jaar. U kunt zich indenken dat net in dat jaar de resultaten van de meetpunten het minst goed waren. De resultaten die later zijn gekomen, had men misschien nog kunnen gebruiken om ermee naar Europa te stappen en wat soepelheid te vragen. Die zijn er niet gekomen, want de Mestbank was rijkelijk laat te laat met de gegevens van 2010. Ik betreur dan ook dat de minister het voorstel niet eerst heeft besproken met de commissie Leefmilieu. Een voorstel gesteund door de commissie en misschien door het hele parlement, had allicht meer kans om te worden goedgekeurd door Europa.
Nog een reden waarom we dit voorstel niet zullen goedkeuren, is het feit dat het een aantal onaanvaardbare onderdelen bevat. Een van de belangrijkste is het feit dat de uitrijperiode in het najaar wordt verstrengd. Vooral het opslaan van mest op landbouwgrond is sterk ingeperkt. Beste vrienden, dat betekent dat de landbouwers opnieuw moeten bouwen. Wie al een woning heeft gebouwd, weet ondertussen wat bouwen kost. En ook: wanneer zullen zij hun vergunning krijgen? Hoe lang duurt het tot ze een positief antwoord krijgen wat hun vergunning betreft? Als we met dat alles rekening houden, kunnen we ons indenken dat de landbouwers dit voorstel van decreet niet gemakkelijk zullen aanvaarden.
Tevens helt het voorstel duidelijk over naar nog meer controles en meer boetes, en naar minder begeleiding, hoewel de landbouwers die begeleiding en steun sterk nodig hebben. Van administratieve vereenvoudiging is er in dit voorstel van decreet weinig te vinden. In plaats van Beter Bestuurlijk Beleid is er veeleer sprake van Boeren Beter Bannen. Dat had beter in deze tekst gestaan.
Beste vrienden, dit lijkt niet op een gewoon voorstel van decreet, maar op een voorstel van overlastdecreet, een overlastdecreet dat cijfers en normen bevat voor alle fasen van het landbouwgebeuren. Gewoon zijn werk doen als boer: dat zal in de toekomst niet meer kunnen. Gewoon boeren: dat wil de landbouwer, en dat zal hij niet meer kunnen. We beginnen steeds meer een voorstander te zijn van biolandbouwers, maar ik vraag me af hoe die aan een natuurlijke bemesting voor hun landbouwproducten zullen komen. Ik denk dat zij anders zullen moeten gaan boeren.
Tot nu toe heeft onder meer mevrouw Rombouts een aantal flankerende maatregelen aangekondigd, zoals subsidies voor groenbemesters, meer begeleiding en een betere opleiding. Voor Open Vld en vooral voor de landbouwers is dat echter slechts een druppel op een hete plaat. (Applaus bij het Vlaams Belang en Open Vld)
Ik wil toch even enkele nuances aanbrengen. Ik vind het spijtig dat de heer Callens hier in de plenaire vergadering dezelfde elementen op dezelfde wijze blijft aanhalen als in de commissievergadering. Hij is consequent, dat klopt, maar hij mag ook luisteren.
Mijnheer Callens, u hebt op dat moment antwoord gekregen met betrekking tot enkele elementen, namelijk over de opslag op de akkers. U zegt dat u bezorgd bent over de uitvoerbaarheid en de vraag of de nodige vergunningen tijdig kunnen worden verkregen. Dit is geen maatregel die op 1 januari 2011 van kracht wordt, maar op een later tijdstip, waardoor de landbouwer de ruimte en de kans krijgt de nodige investeringen te doen.
Iets anders is dat dit investeringen vergt, dat klopt. Het is echter niet zo dat de landbouwer niet de kans krijgt om dat uit te voeren, omdat hij de nodige vergunningen niet kan krijgen. Die maatregel treedt op een later tijdstip in werking.
Mijnheer Callens, waaruit leidt u af dat dit wijzigingsdecreet erop gericht is om meer controles te doen en minder begeleiding? Ik vind dat nergens terug in het huidige voorstel van decreet. Het huidige begeleidingspakket en de rol die de Mestbank heeft toegekend aan het huidige decreet, blijven overeind. Daar is niets aan gewijzigd. Tijdens de besprekingen is er meermaals op gehamerd dat de begeleiding noodzakelijk is.
De Europese Commissie erkent ook dat de nitraatresiduwaarde een begeleidingsmaatregel moet zijn. Ook daarover hebben we gesproken in de commissie. Inzake administratieve overlast heb ik verwezen naar vereenvoudigingen, omdat de Europese Commissie vaak de neiging heeft om heel wat administratieve verantwoordingen te vragen. Dat is een blijvend aandachtspunt. In het kader van de flankerende maatregelen kan en moet daar verder worden op ingezet. Het huidige decreet sluit dat niet uit. Ik stel vast dat er geen extra instrumenten van administratieve overlast worden ingevoerd met dit wijzigingsdecreet.
Inzake de biologische landbouw hebben we verwezen naar de derogatie, omdat de Nitraatrichtlijn zelf stelt dat de norm van 170 kilogram stikstof per hectare geldt. Dat is zowel voor de traditionele als voor de biologische landbouw. Daarop bestaat geen uitzondering.
Mevrouw Rombouts, op de techniciteit van uw uiteenzetting zal ik niet ingaan. We hebben de discussie gevoerd in de commissie. Ik wil een algemene opmerking maken op basis van wat u hier vertelt en van wat werd verteld in de commissie. Het is voor u een ondankbare taak om dit voorstel van decreet te verdedigen. De meerderheid laat u alleen zwemmen.
U kunt niet ontkennen dat de landbouwsector helemaal niet tevreden was met dit voorstel van decreet, en niet alleen voor wat de voorbereidingen en de onderhandelingen betreft. Bij het vorige Mestdecreet was er ook discussie. Het Mestdecreet is een thema van het beleidsdomein Leefmilieu, maar Landbouw moet daar ook bij worden betrokken om de economische belangen van de sector te behartigen.
Om een beter dossier te hebben, zijn de voormalige ministers van Landbouw Leterme en Peeters met een gezamenlijk initiatief naar Europa getrokken. Dat heeft geleid tot redelijk positieve resultaten. De sector heeft erop aangedrongen dit nu ook weer te doen, om het kabinet Landbouw te betrekken bij de onderhandelingen met Europa. Dat is niet gebeurd waarom weet ik nog altijd niet.
Algemeen samengevat, mevrouw Rombouts, kunt u niet ontkennen dat de sector helemaal niet blij was. U bent Vlaanderen rondgereisd, samen met enkele van uw collegas, om te proberen de gemoederen wat te sussen. Ik heb bewondering voor uw moed om hier een slecht voorstel van decreet te verdedigen.
Iedereen die dit thema volgt, weet dat er in de landbouwsector hierover grote zorgen leven, dat is nogal duidelijk. Maar de collegas die dit voorstel hebben ingediend, hebben dit met een heel grote bekommernis gedaan voor de toekomst van de landbouwsector. Ze hebben wel gezocht naar haalbare oplossingen voor Europa.
Mijnheer Callens, ik heb met veel belangstelling naar uw uiteenzetting geluisterd, maar het is me nog steeds niet zo duidelijk, niet welke amendementen u vandaag hebt ingediend, maar wel welke amendementen u in de commissie hebt ingediend, die voor Europa haalbaar zijn op lange termijn, om de ideeën die u hier vertolkt, effectief waar te maken.
Ik veronderstel dat u kennis hebt genomen van de inspanningen die de regering opnieuw zal leveren voor het flankerend landbouwbeleid om 9 miljoen euro extra vrij te maken. Als u de documentjes in verband met de begroting, die u ondertussen hebt gekregen via de diensten van het parlement, hebt doorgenomen, dan zult u weten dat de Vlaamse Regering opnieuw een grote inspanning levert. Ik wil dat gewoon meegeven omdat het verhaal vele nuances kent.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ik wil wijzen op twee elementen wat betreft de onderhandelingen in verband met het MAP 4.
Mijnheer Callens, eerst en vooral klopt het niet dat wij alleen op basis van de resultaten van 2009 onderhandeld hebben. We hebben onderhandeld op basis van alle resultaten van de voorbije jaren. Het heeft inderdaad lang geduurd, maar als je start met een onderhandeling eind 2009, kun je natuurlijk niet de resultaten van 2010 voorleggen. Ik veronderstel dat u begrijpt dat dit een beetje moeilijk zou zijn. U vraagt zelf dat het vooruit zou gaan, en dan zegt u dat we eigenlijk zouden moeten hebben gewacht op de resultaten van 2010. U spreekt zichzelf een beetje tegen.
Mijnheer Sintobin, het klopt niet dat er alleen vanuit Leefmilieu is onderhandeld. Er is altijd samen met de collega bevoegd voor Landbouw, onderhandeld met de Europese Commissie.
Mevrouw Rombouts, in verband met het streng optreden van de Mestbank en de mogelijke boetes die volgen, zie ik in het nieuwe Mestdecreet dat de boetes nog altijd even zwaar zijn of zwaarder dan vroeger. Daar is niets aan veranderd. Ook ondervind ik dat het voorstel van decreet is geschreven met de pen van de Mestbank. Als je aan de landbouwers vraagt welke problemen ze allemaal hebben gehad de laatste jaren met de mensen van de Mestbank, weet u heel goed dat ze zeker niet de vriendelijksten zijn die over de vloer komen en een mooie uitleg geven aan de landbouwers hoe ze het moeten doen. Ze proberen altijd maar om administratieve boetes te geven.
Mijnheer De Meyer, u hebt gezegd dat we geen amendementen hebben ingediend. Neen, we hebben het advies van de Raad van State afgewacht. We hebben tijdens de bespreking in de commissie geen amendementen ingediend, maar hebben de uitslag van de Raad van State afgewacht. Aan de hand van de uitslag van de Raad van State hebben we effectief een aantal amendementen ingediend.
Ik heb ze met belangstelling gelezen. Maar is dat het enige alternatief voor u?
Voor het ogenblik is dat het enige. We willen er immers zeker van zijn dat als er iets op papier staat, het tenminste juridisch in orde is.
Minister, wat de onderhandelingen en de cijfers van 2009 betreft, hebt u gelijk. U kunt natuurlijk niet werken met cijfers van 2010 als u begint eind 2009. In 2010 zijn de gesprekken met Europa echter stilaan op gang gekomen. Bij mijn weten werden echter nog altijd de cijfers van 2009 gebruikt. De cijfers van 2010 had u vroeger moeten krijgen dan in oktober van het jaar nadien. Die komen altijd veel te laat. De Mestbank is altijd klaar om de boeren te verwijten dat ze niet in orde zijn. Als het over de cijfers van de Mestbank gaat, moeten we echter veel langer wachten dan wat zij toelaat bij de landbouwers. Op dat vlak zit er ook een addertje onder het gras. We moeten daar rekening mee houden.
Mijnheer Sintobin, ik ben blij dat ik goed kan zwemmen. Dat is een voordeel. Ik vind het wel raar dat hier wordt weergegeven alsof we enkel het voorstel van decreet dragen en moeten brengen. Ik denk dat we, als Vlaams volksvertegenwoordiger, in dezen een verantwoordelijkheid hebben om het debat, het decreet, tot een zo goed mogelijk einde te brengen. Ik probeer mijn werk hier degelijk te doen.
Ik ontken zeker niet dat de landbouwsector voor heel wat uitdagingen wordt gesteld. Ik heb dat daarstraks ook heel duidelijk aangehaald, maar ik sta ook met beide voeten op de grond. Ik besef dat we soms, spijtig genoeg, met een aantal zaken in de maatschappij en in bepaalde regelgeving rekening moeten houden. Ik besef dan ook in welk kader we kunnen bewegen. U hebt ook in de commissie gezegd dat u het gevoel hebt dat ik op stap ben geweest om overal de gemoederen te sussen. Ook toen heb ik geantwoord dat dat uw interpretatie is. Het is alleszins niet de mijne. Het is ook niet de invulling die ik heb gegeven aan de bezoeken bij de landbouwers. De landbouwers hebben gevraagd om hun bemerkingen te mogen meegeven. Ik heb ook heel goed geluisterd.
U hebt zelf in de commissie aangegeven dat de reacties op het voorstel van decreet wat milder waren dan die op het actieplan. Ik ben er ook effectief van overtuigd dat we in het voorstel in de mate van het mogelijke alles op alles hebben gezet om het werkbaar te maken. Ik denk dat ik als volksvertegenwoordiger alles op alles heb gezet om mijn werk hier goed te doen. Ik zal inderdaad de moed niet opgeven om er tot op het laatste moment het beste van te maken. Dat lijkt me trouwens een opdracht van eenieder in dit parlement. Er zijn verschillende fases die worden afgesloten. We mogen echter niet bij de pakken blijven zitten. We moeten proberen er het beste uit te halen. Ik denk dat we dat met het voorstel ook hebben gedaan. Het feit dat opnieuw naar Europa werd gestapt voor een aantal bijsturingen, wijst erop dat effectief gehoor is gegeven aan een aantal bemerkingen en dat ook daar het maximale er is uitgehaald om tot een wat werkbaarder instrument te komen.
Mijnheer Callens, op mijn vraag waaruit u precies afleidt dat er meer wordt ingezet op controles en minder op begeleiding, stelt u dat het voorstel uit de pen is gevloeid van de Mestbank. Bij dezen wil ik u danken voor de appreciatie van het werk van mezelf en de collegas. Ik denk dat het veeleer gaat om een veronderstelling in plaats van op een vaststelling. Als dat niet zo is, zou ik willen weten waaruit u afleidt dat het uit de pen van Mestbank is gevloeid. Ik zou ook graag willen vernemen met welke formulering u een probleem hebt om te concluderen dat het wijzigingsdecreet meer inzet op controle dan op begeleiding. Daarop heb ik nog geen antwoord gekregen.
Ik zal nog trachten te antwoorden op de laatste vraag. Het is eigenlijk niet zo moeilijk. Ik heb niet gezegd dat er meer boetes in het voorstel staan. Het probleem is dat het voorstel zo ingewikkeld is en dat er zo veel gedetailleerde cijfers in staan, dat ik ervan overtuigd ben dat de Mestbank er misbruik van zal maken om te landbouwers meer boetes aan te smeren.
U maakt een veronderstelling. Dat behoort tot de uitvoering van het decreet. Het decreet geeft niet aan dat dit de bedoeling is, wel integendeel. De land- en tuinbouwsector weet hoe met de normen en met het cijfermateriaal om te springen. Ik ben blij dat u zegt dat dit decreet niet expliciet stelt dat er meer moet worden ingezet op controle, ten nadele van begeleiding. Maar dat er een risico is bij de uitvoering van het decreet, is inderdaad een aandachtspunt. Ik dank u voor deze verduidelijking.
Ik wil nog een punt meegeven, in verband met het advies van de Raad van State, de amendementen en het probleem van de retroactiviteit. De heer Callens neemt een ander standpunt in naargelang hij tot de meerderheid of de oppositie behoort moet ik vaststellen. Ik wil in herinnering brengen dat ook in de vorige legislatuur het Mestdecreet er met een voorstel van decreet is gekomen en dat er ook toen een advies van de Raad van State is geweest en er ook toen van retroactiviteit sprake was. Maar dat was toen blijkbaar geen probleem. (Applaus bij CD&V)
Mijnheer Callens, ik ben het eens met alle collegas die al spraken en nog zullen spreken dat de sector met problemen kampt. Dat is juist. Maar Open Vld heeft geen enkel inhoudelijk amendement ingediend om de tekst te wijzigen. U hebt gewacht op het advies van de Raad van State om een aantal juridische amendementen te formuleren. Maar noch in de commissie, noch hier heb ik van u een amendement gezien dat aan uw kritiek tegemoetkomt.
U hoorde niet wat ik in het begin zei. Ik zei toen dat u veel te laat met uw voorstel bent gekomen. Wij zouden dan in het tijdsbestek van 24 uur een nieuwe tekst moeten uitwerken. Dat kan niet! Als u met uw voorstel een maand vroeger zou zijn gekomen, dan hadden wij ten minste de tijd gehad om dat decreet aan te passen via serieuze amendementen. Wij kregen daar echter de tijd niet voor. U hebt ons de tekst door de strot geduwd.
In de commissie bent u consequent geweest door u te onthouden; ik hoop dat u hier even consequent zult zijn door u opnieuw te onthouden. Want u weet dat we een tekst moeten goedkeuren die in Europa haalbaar is.
In het verslag staat dat Open Vld zich in de commissie zal onthouden, in afwachting van de kennisname van het advies van de Raad van State en van andere adviezen. Op basis daarvan zouden we vandaag een standpunt innemen. Omdat we vaststellen dat de landbouwsector in zijn geheel dit voorstel niet kan steunen, zullen wij dat vandaag ook niet doen.
Hoewel ik ervan overtuigd ben dat dit zal goedgekeurd worden, wil ik wel duidelijk stellen dat ik hoop dat u met uw decreet de derogatie binnenhaalt bij Europa. Zo positief wil ik toch wel zijn.
Dat laatste is niet onbelangrijk, mijnheer Callens. Wij moeten er samen alles voor doen om die derogatie binnen te halen. Dat weet u zelf ook.
Voorzitter, het is niet mijn taak om de heer Callens te verdedigen, maar ik reageer toch nog kort op de heer De Meyer, die blijkbaar vandaag niet in zijn gewone doen is. Hij verwijt de oppositie geen inhoudelijke amendementen in te dienen. Mijnheer De Meyer, ik herhaal wat ik heb gezegd in de commissie: dit voorstel van decreet werd op twee weken tijd door de commissie gejaagd. En dan verwacht u van de oppositiepartijen, die niet kunnen rekenen op de studiedienst van de Boerenbond en op de administratie en het kabinet, inhoudelijke amendementen. Ik wijs u er trouwens op dat ik drie van de zes indieners van dit voorstel van decreet nooit heb gezien bij de bespreking van dit Mestdecreet in de commissie. Ik voeg hier nog aan toe dat ik in oktober en november 2010 de minister heb willen interpelleren over de stand van zaken met betrekking tot dit wijzigingsdecreet. Ik kreeg daartoe geen toestemming van de voorzitter van de commissie. En de minister zei in de commissie: We zullen dat nu toch niet bespreken, dat is veel te technisch. Kom ons dus nu niet zeggen dat wij geen inhoudelijke amendementen hebben ingediend. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Martens heeft het woord.
Voorzitter, ik heb nog een opmerking over het feit dat er geen kans is geboden om te amenderen. Ons voorstel van decreet is ingediend op 16 maart 2011, dat is anderhalve maand geleden. Wij hebben in de commissie hoorzittingen gehad. Wij hebben daarover in de paasvakantie lang kunnen slapen. Als Open Vld denkt dat er inhoudelijke wijzigingen moesten worden aangebracht, dan was er wel degelijk tijd om die door middel van een amendement aan te brengen. Nu het advies van de Raad van State misbruiken om een gewijzigde stemhouding aan de dag te leggen, dat snap ik helemaal niet. Het advies van de Raad van State bevat een aantal puur juridische, formalistische opmerkingen die helemaal niet slaan op de inhoud van de zaak. Zij zeggen nergens dat het Vlaamse Gewest geen verdere bemestingsbeperkingen mag opwerpen, of dat wij bij de voorwaarden voor het uitrijden van mest ons bezondigen aan bevoegdheidsoverschrijding. Over de inhoud van de zaak heeft de Raad van State geen enkele opmerking gemaakt. Mijnheer Callens, als u echt vindt dat dit een doodsteek is voor de landbouw, dan stond niets u in de weg om inhoudelijke amendementen in te dienen. Ik betwijfel ten zeerste dat de Europese Commissie daartoe het fiat zou hebben gegeven. Eigenlijk hebt u dus geen alternatief. Op 17 mei 2011 moet het Nitraatcomité oordelen over de derogatieaanvraag. Als er op dat moment geen door de Europese Commissie aanvaard decreet in het Belgisch Staatsblad staat, kan die derogatieaanvraag niet eens aan de orde zijn. Het gevolg daarvan is dat de hele Vlaamse landbouw onder de strengste bemestingsnorm van 170 kilogram stikstof per hectare zal vallen voor alle teelten over het hele grondgebied van het Vlaamse Gewest. Als u denkt dat u daarmee de landbouwers in Vlaanderen een plezier doet, dan hebt u het compleet verkeerd voor.
Mijnheer Martens, het is juist dat wij daar ongeveer een maand geleden mee zijn gestart. Maar u hebt er ook bij gezegd dat er hoorzittingen zijn geweest. Wij verwachtten toen dat u bij wat wij hadden gehoord vanuit de sector ten minste een aantal serieuze amendementen zouden hebben ingediend om uw decreet wat aan te passen. Toen die datum er was, hadden wij geen tijd meer om een volledig nieuw decreet te schrijven.
Voorzitter, er wordt ons hier vandaag gevraagd om een voorstel van decreet goed te keuren zonder zicht op een derogatie de uitkomst daarvan weet niemand. Bovendien hebben we geen zicht op wanneer de flankerende maatregelen in werking zullen treden om de negatieve impact van dit decreet in te perken. En ten derde: er zijn inderdaad formalismen maar zeker wat betreft de administratieve boetes wil men geen rekening houden met het advies van de Raad van State.
En ook daarom, mijnheer Martens, wegens die drie redenen, zullen ook wij ons stemgedrag wijzigen en tegenstemmen in plaats van ons te onthouden.
Jullie hadden overigens, als indieners van dit voorstel, tijdens de paasvakantie perfect de eisenbundels van de Boerenbond, het Algemeen Boerensyndicaat en het
Vlaams Agrarisch Centrum in amendementen kunnen gieten en ter zitting neerleggen. Ik heb die eisenbundels trouwens bij me, ik kan ze u overhandigen indien u dat wilt.
De heer Martens heeft het woord.
Voorzitter, ik dank u. Minister, collegas, als u het mij toestaat, zal ik het woord van op mijn bank voeren, ook al omdat ik niet veel heb toe te voegen aan het uitmuntend verslag van de heer Bothuyne.
Ik denk eerlijk gezegd dat wat hier voorligt in ieder geval onze volledige steun kan wegdragen. Wij willen mevrouw Rombouts hier niet alleen laten zwemmen, dat was niet de bedoeling. Wij weten echter dat mevrouw Rombouts geen zwembandjes nodig heeft om boven te blijven, dat heeft ze trouwens perfect geïllustreerd.
Europa had trouwens alle redenen om, in het kader van het nieuwe vierjaarlijkse mestactieprogramma, over te gaan tot scherpere normen en strengere voorwaarden. Niemand spreekt hier tegen dat de landbouwers geen inspanningen hebben geleverd en dat er voor een aantal polluenten geen significante verbetering van de waterkwaliteit is. De weg die we moeten gaan om onze waterlichamen, ons oppervlaktewater, ons grondwater en ons kustwater schoon te krijgen, is nog zeer lang.
De heer Callens heeft nogal selectief voorbeelden aangehaald van de verbetering van de waterkwaliteit. Hij heeft verwezen naar een verbetering van het fosforgehalte in ons oppervlaktewater, maar dat ging om het meetnet van onze rivieren, waar er inderdaad een daling van de concentraties van 0,7 naar 0,4 milligram per liter wordt vastgesteld. Als je echter gaat kijken naar de evolutie van de waterkwaliteit op vlak van fosfaat in het MAP-meetnet, de haarvaatjes van ons watersysteem in landbouwgebied zelf, zie je in de voorbije tien jaar een stabilisatie en, spijtig genoeg, geen verbetering.
Beste collegas, de concentraties die daar worden gemeten, liggen nog altijd vier keer hoger dan de norm die Europa oplegt als zijnde goede waterkwaliteit. Na bijna twintig jaar mestbeleid is een derde van ons bovenste grondwater nog altijd ondrinkbaar door overbemesting. We moeten verder werk maken van een verbetering van de waterkwaliteit. Ik vind niet dat Europa hier met de vinger mag worden gewezen: Europa is niet strenger voor ons dan voor andere lidstaten. We hebben een eengemaakte Europese markt waar landbouwers hun producten kunnen verkopen. Welnu, zon eengemaakte markt vereist ook dat er een gelijk speelveld is op vlak van de milieuvoorwaarden waarbinnen land- en tuinbouwers moeten opereren.
Europa vraagt inderdaad dat in elke lidstaat, in alle waterlichamen, in het oppervlaktewater, de grondwaterlichamen, het kustwater, enzovoort, een goede waterkwaliteit wordt bereikt. De Europese overheid vraagt dit ten behoeve van de volksgezondheid, van de toeristen die in onze kustwateren komen zwemmen en niet graag in een giftige algenbrij zwemmen of zien dat het zwemwater gesloten wordt wegens de slechte waterkwaliteit. Ze vraagt dit ten behoeve van onze drinkwaterproductie die inderdaad in grote mate afhankelijk is van de beschikbaarheid van kwaliteitsvol grondwater.
Europa heeft dus alle belang bij een beleid dat die waterkwaliteit kan garanderen. Wij hebben daar ook alle belang bij. Ik denk dat wat hier voorligt een noodzakelijke stap was om die goede waterkwaliteit te bereiken. Europa geeft ons nog twee actieplannen de tijd om die doelstellingen te bereiken en is eigenlijk nog vrij coulant. Ze verwachten namelijk niet dat we die doelstellingen al na vier jaar bereiken, na het eerste vierjaarlijkse actieprogramma, maar na acht jaar. Tussentijds zullen we evalueren.
Ik hoop inderdaad dat onze land- en tuinbouwers er zullen in slagen om, met de maatregelen die we nu gepland hebben, binnen vier jaar effectief aan te tonen dat er een serieuze verbetering van de waterkwaliteit is en dat die waterkwaliteitsdoelstellingen binnen bereik komen. Ik denk niet dat het dan nodig zal zijn om nog bijkomende normen aan te scherpen voor de volgende vierjaarlijkse actieplannen.
Wat we met ons voorstel van decreet hebben gedaan, is de milieugebruiksruimte waarbinnen onze Vlaamse land- en tuinbouw kan opereren, aanpassen en aanscherpen. We hebben beslist hoeveel mest er nog op onze akkers en weilanden kan worden uitgereden en wanneer. Ik hoop dat die extra maatregelen resultaten zullen hebben.
Het werk is hiermee niet af, beste collegas. In het vierjaarlijkse actieprogramma, door Europa goedgekeurd, is afgesproken dat we voor eind juni, voor het einde van de volgende maand dus, onze studie over de zogenaamde procesfactor aan de Commissie overmaken. Het wordt nu een beetje technisch. Het is een studie die het verband aantoont tussen ons nitraatresidu, het stikstofoverschot dat op het einde van het groeiseizoen nog in de bomen mag zitten, en de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. Die studie moet leiden tot een aanpassing van die nitraatresidunormen. Dat is het stikstofoverschot dat we op het einde van een seizoen nog toelaten in de bodem, en dat daar klaar zit om uit te spoelen naar grond- en oppervlaktewater.
Ik ga ervan uit, beste collegas, dat ook dat van cruciaal belang gaat worden en opnieuw zal moeten leiden niet tot het wijzigen van het decreet, minister, maar tot een uitvoeringsbesluit. We hebben de Vlaamse Regering een delegatie verleend om de juiste stikstofoverschotnormen vast te leggen.
In het vierjaarlijkse actieprogramma wordt ook afgesproken dat tegen februari van volgend jaar de globale doorlichting en evaluatie moeten worden gemaakt van de verschillende instrumenten die wij in ons mestbeleid inzetten. Ik denk, minister, dat we heel goed moeten nagaan wat de effecten zijn van die instrumenten en van een gewijzigd beleidsinstrumentarium op het halen, niet alleen van onze doelstellingen op het vlak van vermesting, maar ook op het vlak van verzuring en fijn stof. We weten ook dat de manier waarop we de landbouw verder laten ontwikkelen, van invloed is op de ammoniakuitstoot, de verzuring dus in Vlaanderen. Daarvoor zijn ook Europese normen vastgelegd. Het is van invloed op de fijnstofconcentraties die we in Vlaanderen meten. Laten we tijdens die evaluatie ook kijken naar de mate waarin de herstructurering van de Vlaamse land- en tuinbouw kan bijdragen tot het realiseren van die doelstellingen.
Ik hoop ook, minister, dat in die evaluatie wordt nagegaan in welke mate de natuur kan bijdragen tot het realiseren van onze waterdoelstellingen. We weten allemaal dat de aanleg van oeverzones en van plasbermen, het uitbreiden van ons areaal slik- en schorgebieden en dergelijke zorgen voor een versterking van het zelfreinigend vermogen van onze rivieren. Het zorgt er ook voor dat er nitraten uit onze watersystemen worden gehaald of voorkomt dat nitraten in onze oppervlaktewateren afvloeien. Dergelijke maatregelen kunnen ook bijdragen tot het realiseren van de waterkwaliteitsnormen. We moeten dus niet enkel kijken naar verdere beperkingen voor de bemesting van onze landbouwgronden. We kunnen ook kijken naar de mate waarin gerichte natuurmaatregelen kunnen bijdragen tot het realiseren van de waterkwaliteit die we allemaal voor ogen hebben. Wat ons betreft, is dat een onderdeel van het flankerend beleid.
Flankerend beleid moet worden gezocht in een aanpassing van de steun aan het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF), dat landbouwers steunt in het realiseren van investeringen. Het moet worden gezocht in de beheersovereenkomsten die we met onze landbouwers afsluiten en waarin zij een vergoeding krijgen voor de vrijwillige bijdrage die ze leveren aan een verdere verbetering van de milieukwaliteit. Het moet worden gezocht en is al gevonden in een aanpassing van ons groenestroomondersteuningsregime, waaraan we hier vorige week nog de laatste hand hebben gelegd. Daarin hebben we gezorgd voor extra kansen voor mestverwerking. De rendabiliteit van nieuwe en bestaande mestverwerkingsinstallaties kan worden gegarandeerd. Dat is ook een onderdeel van dat flankerend beleid.
Maar de conclusie is eigenlijk dat volgens ons wat hier voorligt een correcte vertaling is van het vierjaarlijkse actieprogramma waarover met Europa is onderhandeld en dat door Europa is aanvaard. Dat de kous niet af is, is jammer, maar met dit Mestdecreet hebben we alles in huis om op een geloofwaardige en overtuigende manier een verantwoord derogatieverzoek in te dienen. Op die gewassen, percelen en bodemtypes waar het verantwoord is, waar gewassen meer nutriënten kunnen opnemen, gaan we nog een afwijking op de normen vragen. Met de goedkeuring van dit voorstel van decreet geven we die derogatie alle kansen.
Ik zou iedereen willen oproepen, ook de oppositie, om dit voorstel van decreet te steunen. Als dit voorstel van decreet niet goedgekeurd noch gepubliceerd raakt, dan zijn we van één ding zeker: dat een derogatieverzoek geen enkele kans maakt. Daar worden de landbouwsector en het milieu uiteindelijk de dupe van. Dit voorstel van decreet krijgt van ons de volledige steun.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, toen de heer Martens begon over de zwembandjes van mevrouw Rombouts, dacht ik dat hij zich helemaal in de vernieling zou rijden en zich de toorn van de CD&V-collega op de hals zou halen. Maar hij heeft zich gered uit die netelige positie.
Land- en tuinbouw bekleden ook voor de N-VA een voorname plaats in Vlaanderen. Dat moet in de toekomst zo blijven, al is het maar door hun rol in de voedselvoorziening. Het intensieve karakter van de landbouw heeft echter gevolgen voor het leefmilieu, bijvoorbeeld vermesting. De heer Martens heeft voorbeelden genoemd van terreinen voor bijvoorbeeld drinkwaterwinning en toerisme waar die vermesting invloed op heeft.
De N-VA pleit voor een duurzame landbouw die economisch efficiënt en ecologisch en sociaal aanvaardbaar is. De landbouwsector heeft de afgelopen decennia inderdaad reeds enorme inspanningen geleverd, maar een nieuwe bijsturing lijkt noodzakelijk om de Europese milieudoelstellingen te kunnen halen. Het nieuwe Mestdecreet schetst hiertoe het kader, met onder meer verfijnde bemestingsnormen gebaseerd op reële behoeften van de planten. Daarnaast zijn er ook nog betere begeleiding en sensibilisering van de landbouwers noodzakelijk.
Het is zeer belangrijk dat we opnieuw derogatie krijgen van Europa. Het is al vaak gezegd in de loop van de namiddag. Ik kan alleen maar herhalen hoe belangrijk die derogatie is.
Mijnheer Sintobin, ik denk dat u de kar voor het paard spant, als u zegt dat we nog niet weten of we de derogatie krijgen en al over een voorstel van decreet moeten stemmen. Dat is nu eenmaal de procedure. We moeten eerst een decreet hebben om dan beslagen op het ijs te kunnen komen en de gesprekken over de derogatie te kunnen voeren.
Mede daarom moeten wij aantonen dat we van goede wil zijn en inderdaad een tandje bijsteken. Ook al is dat ongetwijfeld opnieuw een harde dobber voor de landbouw, die inspanning is absoluut noodzakelijk om erger te voorkomen.
Ik wil mijn betoog daarmee afsluiten. We staan achter dit voorstel van decreet. (Applaus bij de N-VA en sp.a)
De heer Peeters heeft het woord.
Dames en heren, de voorzitter heeft gelijk dat we de discussie van de commissie hier niet moeten overdoen in al haar techniciteit. Ik wil dat ook niet doen. Ik wil de verslaggever, de heer Bothuyne, bedanken voor zijn overzicht en schitterend verslag. Ik wil in een vijftal hoofdlijnen terugblikken op dit belangrijke voorstel van decreet.
Eerst valt er een en ander te zeggen over de totstandkoming van dit voorstel van decreet. Het is door een paar collegas al aangehaald, we zijn laat, wat mij betreft te laat, met dit voorstel van decreet. Daarbij komt nog dat het tot stand is gekomen met een gebrek aan inspraak en advisering. Het voorbije jaar is er overleg geweest met de Boerenbond. Ze hebben er zelfs in hun tijdschrift en hun jaaroverzicht over gepubliceerd. Ze hebben zelfs de momenten genoemd dat er met u en uw kabinet gesproken werd.
Langs de andere kant zijn de vragen van de milieubeweging niet gehonoreerd. Er is geen overleg geweest met de milieubeweging. In augustus was er al een vraag van BioForum. Pas in februari van dit jaar hebben die mensen contact gehad over die tekst. Met het Vlaams Agarisch Centrum (VAC) is er helemaal geen overleg geweest.
Ik ontken dat er geen overleg zou zijn geweest met de milieubeweging. Dat is wel effectief gebeurd.
Dan is dat toch vrij laat gebeurd. Ik heb u in november 2010 in de commissie gevraagd wanneer het overleg zou plaatsvinden. Toen hebben ze enkel de Engelse tekst gekregen van het MAP. Dat was het eerste contact, voor zover ik op de hoogte ben
De advisering is volgens mij zwak gebeurd. Het gezamenlijke advies van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) en de Minaraad bevatte toch wel belangrijke aanbevelingen voor het beleid die nu niet zijn opgenomen in dit voorstel van decreet. Het gaat dan met name over de retroactiviteit en de biolandbouw.
Ik til ook zwaar aan het negatief advies van de Raad van State. De heer Martens heeft gelijk wanneer hij zegt dat het formalistisch en juridisch is. Het is belangrijk om goed decreetgevend werk te verrichten. Als de Raad van State zegt dat de delegatie aan de Vlaamse Regering niet genoeg is uitgewerkt, als de Raad van State net als de Boerenbond zegt dat er een probleem is met de terugwerkende kracht van dit voorstel van decreet, dan had een goed wetgevend werk in een oplossing moeten voorzien en hadden we niet moeten wachten tot de heer Callens met zijn juridische amendementen kwam aanzetten.
Ik vind het belangrijk en positief dat er in dit voorstel van decreet wordt uitgegaan van de ontrekkingsnorm van planten. Dat is een belangrijk ecologisch principe, dat goed aansluit bij de landbouwpraktijk. Ik juich dit toe. Wanneer we daar echter van uitgaan, maken we de wetgeving technisch, moeilijk uitvoerbaar en moeilijk opvolgbaar en controleerbaar. En dan komt de kritiek van de landbouw die zegt dat de Mestbank komt controleren en zelfs penaliseren indien dat nodig is. Wanneer we kiezen voor dit soort van wetgevend werk, dermate gespecialiseerd en gespecifieerd, dan kunnen we niet zonder opvolging, begeleiding en controle.
Positief vind ik ook nog dat er wordt gewerkt met mestbalansen voor het bedrijf en dat het nieuwe principe wordt ingevoerd van de totale en werkbare stikstof. Dat zijn belangrijke realisaties.
Dit voorstel van decreet is ook een kunstmestdecreet en daar is het heel nefast voor de biolandbouw. Het is zelfs een gemiste kans voor de biolandbouw. MAP 4 zou op een consequente wijze de verbetering van de waterkwaliteit moeten koppelen aan een verbetering van de bodemkwaliteit en zou moeten inspelen op de uitdagingen met betrekking tot klimaat. MAP 4 zal echter leiden tot een nog groter gebruik van energie en grondstofverspillende k unstmeststoffen. Bovendien zal MAP 4 de noodzakelijke organische stofopbouw in de bodems verder bemoeilijken. Vlaanderen neemt met het nieuwe MAP maatregelen die nefast zijn voor de biologische sector.
Op basis van het citaat van BioForum hebben we wel inhoudelijke amendementen ingediend die tegemoetkwamen aan de zorg voor de biosector, met name om te komen tot een bemestingsnorm per bedrijf en een speciaal voor de biosector erkend begeleidingsorgaan. Deze twee zaken kwamen ook aan bod in het advies van de SALV en de Minaraad en werden door Europa meegedeeld aan het kabinet voor inwilliging. Ik begrijp niet dat de meerderheid ons daar niet in gevolgd is. Nu moet men in een aparte beslissing van de Vlaamse Regering tegemoetkomen aan deze zorg voor de biolandbouw. De amendementen die wij hebben ingediend, waren perfect inpasbaar in dit voorstel van decreet, in tegenstelling tot wat mevrouw Rombouts zegt.
We bewijzen veel lippendienst aan de biolandbouw, maar we willen hem niet structureel ondersteunen. We geven subsidies voor een onderzoek en voor begeleiding, maar de vleugels die de biosector nodig heeft, worden hem niet gegund.
Ten slotte en ten gronde, geef ik u onze houding tegenover dit voorstel van decreet. In de commissie heb ik tijdens de algemene bespreking ook gezegd dat het een end of the pipe-decreet is en blijft, waarmee de landbouw niet in een duurzame richting wordt gestuurd. Ik verwijs ook even naar het VN-rapport van De Schutter, die toch nog maar eens gezegd heeft dat landbouw in de toekomst ecologisch zal moeten gebeuren en de biologie zal moeten imiteren, niet beconcurreren.
Wat zien we nu? We zien subsidies voor meer varkens, voor meer megastallen, zeker in mijn grensstreek, de Noorderkempen. In de provincie Antwerpen en in de provincie West-Vlaanderen kwamen de meeste varkens bij, net die streken waar de waterkwaliteit het slechtst is. In die twee provincies stegen de nutriëntenemissierechten ook het meest. Het Voortgangsrapport 2010 maakt ook melding van een stijging met 76.000 varkens. Daarmee zitten we terug op het niveau van 2002.
Op een schriftelijke vraag die ik stelde aan de minister-president, kreeg ik het antwoord dat er toch weer 200 tot 280 varkensstallen bij zijn gekomen, die meer dan 1.391.000 euro aan subsidies hadden gekost. We betalen via Europa subsidies voor het bewaren van het varkensvlees. We betalen subsidies voor de groenbemesters en voor flankerende maatregelen. Dat zijn zaken waar we niet tegen zijn, maar die de zaak eigenlijk niet vooruit helpen. We hebben de kosten voor het MAP-meetnet en we hebben de kosten voor de waterzuivering. Problemen met fosfaat zijn moeilijk aan te pakken en blijven bestaan.
Het ergste van de zaak is dat in heel dit verhaal van meer kosten, de landbouwer ook meer dreigt te moeten betalen. Door dit decreet wordt volgens de Boerenbond zonder derogatie de kost voor de landbouwsector al verhoogd tot 24 miljoen euro.
Een conclusie van het Voortgangsrapport was dan ook en ik haal de titel uit het rapport zelf mestbalans is in evenwicht, maar het mestprobleem is niet opgelost. Daarom denken we dat we met dit decreet blijven dweilen met de kraan open. Het verklaart waarom we onze doelstelling pas over acht jaar hopen te bereiken, wat voor ons laat is, want proper water en een goede bodem zijn zaken waar iedereen recht op heeft.
Voorzitter, minister, collegas, wat de mestproblematiek betreft, zijn de oplossingen te zoeken in less is more. Ik ben blij dat ook sp.a tijdens de commissiebespreking heeft gezegd dat een beperking van de veestapel voor hen geen taboe is. Minder varkens aan een betere prijs, minder overbodige subsidies, minder maatschappelijke kosten en een volwaardige ondersteuning van de biolandbouw: dat vormt een garantie voor beter water en een betere bodem. (Applaus bij Groen!)
Sta me toe om een nuance aan te brengen en een reactie te geven. Ik kan ook hier eigenlijk verwijzen naar het schriftelijke verslag van de commissie, maar ik wil toch wel enkele dingen herhalen.
Mijnheer Peeters, in verband met het verhaal dat u aanhaalt, dat het een gemiste kans zou zijn voor de biolandbouw, wil ik toch even wijzen op de positieve elementen. Biolandbouw krijgt net meer ruimte in hun organisatie en bedrijfsvoering. De biologische landbouw kan namelijk gebruik maken van dierlijke en andere organische bemesting, de compost wordt voor 50 procent meegeteld, leguminosen kunnen worden bemest en ook stikstof op bedrijfsniveau, wordt meegenomen in de derogatie. Ik vind uw pleidooi dat de biologische landbouw in dezen volledig wordt gefnuikt, totaal ongepast, zeker ten aanzien van alle inspanningen die ook de traditionele landbouw moet leveren, vooral omdat ze meer kansen krijgen in hun bedrijfsvoering.
U stelt dat over de amendementen gestemd had kunnen worden op het moment dat ze in de commissie aan bod kwamen, dat we allemaal op de hoogte waren gebracht.
Wij zijn allemaal op de hoogte gebracht van dat feit. We kennen de knelpunten die BioForum heeft verwoord. Zij zijn wel degelijk grondig onderzocht, in overweging genomen, maar uiteindelijk beargumenteerd afgewezen.
Wat u zegt over de stikstof op bedrijfsniveau is in tegenspraak met de Nitraatrichtlijn. Die richtlijn heeft het over 170 kilogram stikstof per hectare; afwijking moet via derogatie. Een aantal zaken zijn dus vandaag gewoon niet mogelijk.
Ik wil nog even terugkomen op twee amendementen. Ik heb het dan over de ongebreidelde uitbreiding van biologische bedrijven zonder dat men moet aantonen dat de mestverwerking is gebeurd. Ik heb er u toen al op gewezen dat dit in tegenspraak is met de stelling dat de dierlijke productie almaar blijft stijgen en dat dit decreet een end of the pipeline-decreet is. U vraagt in een amendement duidelijk dat op de biologische productie geen rem staat qua uitbreidingen. U spreekt uzelf helemaal tegen.
U vraagt nitraatresidumetingen en -waardebepalingen voor de biologische sector op bedrijfsniveau. Dat op een perceel doen is moeilijk. Het spijt me, maar het maakt niet uit of men een traditionele of biologische bedrijfsvoering hanteert. Ik zie niet in hoe u een verschil zou kunnen verantwoorden. Ik ben het wel met u eens dat de nitraatresiduwaarden door veel factoren worden bepaald en dat op veel ervan de landbouwer weinig of geen invloed heeft.
Ik ben het wel met u eens dat de nitraatresiduwaarde onderhevig is aan heel wat factoren en dat er een aantal factoren zijn waar de landbouwer zelf weinig of geen impact op heeft. Daarover ben ik het met u eens. Het geldt zowel voor de traditionele als voor de biologische landbouw.
U spreekt uzelf tegen als u het over uitbreiding hebt. Afhankelijk van de techniek is uitbreiding een probleem of niet. U haalt expliciet de 67.000 varkens aan die in het voortgangsrapport naar voren komen. Wij hebben daar naar aanleiding van de bespreking van het voortgangsrapport over gediscussieerd. Er is heel duidelijk gesteld dat de 67.000 extra varkens geen extra milieulast met zich meebrengen omdat het een uitbreiding is mits bewezen mestverwerking. U weet dat er zelfs meer mestverwerking gebeurt dan de effectieve uitbreiding vraagt. Met andere woorden, de bedrijven doen door hun uitbreiding zelfs meer mestverwerking en bouwen hun milieulast extra af door de uitbreiding.
U stelt dat de biologische landbouw zonder enig bewijs ongebreideld mag uitbreiden. Dat moet kunnen, maar dan is het effectief wel een extra milieulast. Dan gaat het over uitbreiding van emissierechten, terwijl er nu een stop op de emissierechten is. Als u stelt dat een biologisch bedrijf ongebreideld mag uitbreiden, wil dat zeggen dat het over extra rechten gaat. De totale druk op Vlaanderen zal dan ook effectief toenemen.
U hebt duidelijk een voorliefde voor varkens, want u spreekt systematisch enkel over de varkenssector. U spreekt ook over de impact op de marktprijs. U zegt dat er enerzijds ondersteuning wordt gegeven voor vleesopslag en dat anderzijds onze bedrijven worden ondersteund om uitbreidingen te doen. Ik wil u wel de illusie ontnemen dat door onze bedrijven te beknotten of af te bouwen, de wereldmarktprijs zou worden bijgestuurd en het probleem van de varkenssector zou zijn opgelost. Integendeel, het aandeel dat wij in Vlaanderen hebben in de opmaak en de setting van de wereldmarktprijs is zeer klein. We moeten onze bedrijven niet beknotten, maar hen de kracht geven om mee te concurreren op de wereldmarkt.
Collega Rombouts, ik heb het niet gehad over ongebreideld uitbreiden. Ik heb het niet gehad over het zonder rem uitbreiden van de biolandbouw. Ik heb alleen, net zoals in de commissie, een pleidooi gehouden om voor de biolandbouw niet per perceel te meten, maar per bedrijf binnen de norm van 170 kilogram.
De dag nadat we het debat hebben gehouden in de commissie, heeft Europa, op basis van de argumenten die ik had aangereikt gekregen van BioForum, een mail gestuurd. Ik lees voor: You need to meet some of the concerns for the organic farmers. You have the limit of 170 kilo per hectare from livestock manure on farm level een vraag en een amendement zoals we die in de commissie hebben voorgelegd and have a specific advice system for organic vegetable farmers.
De twee zorgen die we hebben ingebracht in de commissiebespreking zijn later bevestigd. U zegt altijd dat het niet mag van Europa en dat de Nitraatrichtlijn het verbiedt. Europa heeft die deur reeds opengezet bij de voorafgaande bespreking. Het was ook een element van het advies van SALV en Minaraad. Ik weet dus niet waarom hier tijdens de opmaak van het decreet niet is aan tegemoetgekomen.
Excuseer, maar ik word hier blijkbaar duidelijk verkeerd begrepen. Ik heb heel duidelijk gesteld dat de Nitraatrichtlijn zelf 170 kilo stikstof per hectare oplegt. Als er in een afwijking moet worden voorzien op bedrijfsniveau, dan gaat het via de derogatie dat is wat ik heb aangehaald en niet via een amendement in het decreet, want dan voldoet het decreet niet aan de Nitraatrichtlijn. De Nitraatrichtlijn stelt dat we een afwijking kunnen vragen. Dat klopt. Dit kan echter enkel door middel van de derogatie gebeuren. Dat is het punt dat ik heb aangehaald.
Mijnheer Peeters, u hebt net gesteld dat u niet om een ongebreidelde uitbreiding hebt gevraagd. U hebt echter duidelijk een amendement ingediend dat in een uitzondering voorziet voor biologische bedrijven. Zij zouden niet eerst moeten bewijzen dat er mestverwerking is geweest.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, ik wil eerst en vooral de verslaggever bedanken voor zijn volledig en duidelijk verslag. Vervolgens wil ik nog een paar elementen aankaarten.
Zoals hier al een paar keer is gezegd, is dit voorstel van decreet op het MAP 4 gebaseerd. Ik wil nog eens benadrukken dat het ontwerp van het MAP 4 ter openbare consultatie is voorgelegd. Onze adviesraden hebben een advies afgeleverd. Ik wil ontkennen dat er geen inspraak is geweest. In de loop van de onderhandelingen met de Europese Commissie is er steeds overleg met het ruime middenveld geweest. Het gaat niet enkel om de landbouworganisaties, maar ook om de milieuverenigingen.
Indien dit voorstel van decreet straks wordt goedgekeurd, betekent dat een belangrijke stap in het proces om de derogatie te verkrijgen. Zoals de meerderheid en de oppositie hebben benadrukt, hebben we die derogatie nodig om de economische gevolgen op te vangen en te beperken.
Ik wil me hier engageren. Mevrouw Rombouts heeft trouwens ook al aangehaald dat we in het licht van de derogatie ook rekening zullen houden met de opmerkingen over de biolandbouw. De Europese Commissie heeft hier zelf op gewezen. Het klopt dat we een aanvraag moeten indienen. De Vlaamse Regering en ikzelf willen dit engagement aangaan.
Het voorstel van decreet voorziet in een preciezere bemesting en in een verstrenging van een aantal normen. We ontkennen niet dat er al heel wat inspanningen zijn geleverd. Dat is hier door iedereen bevestigd. Sommige resultaten zijn beter. De Europese Commissie kijkt echter naar de doelstellingen van de Nitraatrichtlijn die we moeten halen. De Europese Commissie heeft ons gevraagd sneller vooruit te gaan en nog meer inspanningen te leveren. Het gaat dan onder meer om een precieze normering en om strengere normen. Het voorstel van decreet omvat ook een aantal kansen. Mevrouw Rombouts heeft trouwens al naar de positieve elementen verwezen.
Ik wil kort nog even op een paar vragen en eisen van de sector zelf ingaan. Een aantal sprekers hebben hier immers de nadruk op gelegd. Wat het flankerend beleid betreft, hebben we ons ertoe geëngageerd aan de administratieve vereenvoudiging te werken. We hebben de eerste stappen al gezet. We hebben een werkgroep opgericht en we hebben een extern adviseur een screening laten uitvoeren. We zullen ook op bijkomend onderzoek ter ondersteuning van toekomstige milieuactieplannen inzetten. Er zullen op dat vlak maatregelen moeten worden genomen. We zetten volop in op de begeleiding. We zullen tevens werk maken van een reorganisatie van de Mestbank. Dat is al volop aan de gang.
Ik wil erop wijzen dat we in de begrotingscontrole in de nodige budgetten voor het flankerend beleid voorzien. Vanuit het beleidsdomein Leefmilieu voorzien we in een bijkomend bedrag van 3,8 miljoen euro voor het flankerend beleid. Dit bedrag zal vooral naar de begeleiding van de landbouw gaan. Vanuit het beleidsdomein Landbouw wordt nog eens in een bijkomend bedrag van 6 miljoen euro voorzien.
De uitdagingen zijn groot en we beseffen dat het niet altijd gemakkelijk is. Het MAP 4 heeft de ambitie de doelstellingen te halen. Niet enkel de landbouwsector moet die doelstellingen halen. Het gaat om een gedeelde verantwoordelijkheid. De overheid moet ook haar deel doen. Net om die reden zijn we bereid in het flankerend beleid te investeren.
Ik wil in elk geval de indieners van het voorstel van decreet, de leden van de commissie en de commissievoorzitter danken voor de vlotte manier waarop het voorstel is behandeld. We kunnen dit effectief tijdig in een decreet omzetten. We zullen het EU-Nitraatcomité op 17 mei 2011 kunnen tonen dat het ons menens is en dat we er werk van maken. Dit moet ons in staat stellen de derogatie binnen te halen. Zonder het voorliggend voorstel van decreet is de kans klein dat we op 17 mei 2011 de derogatie kunnen verkrijgen. Nog voor de stemming plaatsvindt, wil ik het Vlaams Parlement alvast danken voor de inspanningen die hier zijn geleverd.
De heer Sintobin heeft verwezen naar de eisenbundels van diverse organisaties. Ik durf te zeggen dat door het goede werk van de commissie Leefmilieu, van heel wat leden van die commissie, heel wat elementen uit die eisenbundels zijn overgenomen. Er zijn via amendementen bijsturingen geweest van het voorstel van decreet. Ook zijn er een aantal zaken mee opgenomen in het flankerend beleid.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 1038/4)
De artikelen 1 tot en met 3 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 4. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 1038/7)
De heer Callens heeft het woord.
Zoals ik daarnet heb gezegd, zijn de amendementen 21, 22 enzovoort eigenlijk allemaal gebaseerd op de tekst van de Raad van State. Zoals mevrouw Rombouts heeft gezegd, gaat dat hoofdzakelijk over de bevoegdheden die worden overgeheveld naar de minister.
Voorzitter, voor de reden waarom we deze amendementen niet zullen goedkeuren, verwijs ik naar het verslag of mijn betoog van daarnet.
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelen 5 en 6 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op de artikelen 7 en 8. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 1038/7)
De stemmingen over de amendementen en over de artikelen worden aangehouden.
De artikelen 9 tot en met 16 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op de artikelen 17 en 18. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 1038/7)
De stemmingen over de amendementen en over de artikelen worden aangehouden.
Artikel 19 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot schrapping van artikel 20. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 1038/7)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelen 21 en 22 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 23. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 1038/7)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelen 24 en 25 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 26. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 1038/7)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.