Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Vlaamse Rand 2009-2014.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties en moties van wantrouwen die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Als we het over de Rand hebben, moet ik in herhaling vallen, want zoals hier daarnet is gezegd, ligt Brussel niet naast Vlaanderen, maar eigenlijk in Vlaanderen. Het is duidelijk dat er een geweldige wederzijdse aantrekking is tussen die twee gebieden. Als er iets verandert in Brussel, dan heeft dat meestal een weerslag op de Rand.
Gevreesd kan worden de vraag is of dit een vrees moet zijn of gewoon een vaststelling dat die demografische onweerlegbare cijfers die binnen enige jaren de realiteit van Brussel zullen uitmaken, ook de druk op de Rand geweldig zullen beïnvloeden. Daarom heb ik er eerder ook al in de commissie op heb aangedrongen dat de minister bevoegd voor de Rand dringend overleg zou plegen met zijn collega van Onderwijs en zijn collega bevoegd voor Brussel - gelukkig is dat een en dezelfde, dus dat valt mee om toch eens te gaan kijken hoe we daarmee gaan omgaan.
U weet dat als men mensen opleidt in Brussel, de kans niet klein is dat die op een bepaald moment ook gaan zoeken naar een plaats om te leven. U weet ook dat dit in Brussel niet meer zo eenvoudig is. De kans is niet klein dat die mensen ook in de Rand zullen terechtkomen. Als we er kunnen voor zorgen dat die mensen in het Nederlandstalig onderwijs het Nederlands machtig zijn en het liefst ook nog het Engels, dan zullen we misschien minder problemen hebben met die nieuwe generatie inwijkelingen in de Rand.
Het beeld dat we inderdaad soms hebben en dat in Vlaanderen nog heel sterk leeft, namelijk dat het Vlaamse karakter van de Rand bedreigd wordt door de perfide Franstalige bourgeoisie, is een beetje voorbijgestreefd. Dat is dan niet omdat de Franstalige bourgeoisie plots Vlaamsgevoelig is geworden dat is helaas niet zo -, maar wel omdat die immigratie volledig veranderd is. Als men ziet wat er nu in de Rand aan het gebeuren is, dan is de bedreiging van het Vlaams karakter niet meer het gevolg van de Franstaligen maar wel van anderstaligen, van Engelstaligen bijvoorbeeld. Er zijn gemeenten die buiten de faciliteitengemeenten liggen en die meer en meer op kleine Amerikaanse stadjes beginnen te lijken, zoveel Engelstalige winkels zijn er.
Het is op dat vlak, minister, dat ik er toch zou willen op aandringen dat we eens gaan nadenken of de huidige politiek die gevoerd wordt in de Rand die ik toejuich, die goed is en die gebaseerd is op een zekere realiteit , misschien toch een beetje gemoderniseerd moet worden.
Ik vind dat die politiek noodzakelijk was en misschien nog steeds is. Er is echter een verschil tussen Brussel in 1980 en Brussel in 2010. Er is ook een groot verschil in de Vlaamse Rand. We moeten ons beginnen af te vragen hoe we met die nieuwe immigratie willen omgaan. Bovendien moeten we de beeldvorming en onze perceptie bijschaven. We moeten ophouden met denken dat enkel het Frans een bedreiging voor dat karakter inhoudt. Het zou godgeklaagd zijn ons op de bedreiging door het Frans blind te staren, terwijl het Engels en het Amerikaans misschien grotere bedreigingen vormen. We weten dat de Engelstaligen op dit vlak niet veel respect voor andere culturen hebben. We kunnen het altijd eens vragen aan de inwoners van Québec. Die hebben op dat vlak enige ervaring.
Minister, we hebben het hier in de commissie al over gehad. Ik hoop dat we erin zullen slagen in Brussel en in de Rand een politiek te voeren die niet op vastgeroeste stellingen uit het verleden voortbouwt, maar die rekening houdt met de nieuwe realiteit. Indien we dit niet zouden doen, zou het wel eens heel snel heel slecht met het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand kunnen aflopen.(Applaus bij Groen! en van de heer Eric Van Rompuy)
De heer Van Eyken heeft het woord.
Voorzitter, in deze beleidsnota staat niet veel nieuws te lezen. Zoals gewoonlijk is de beleidsnota vooral op de taalpromotie en op de vernederlandsing van het straatbeeld gericht. De nadruk ligt sterk op alle middelen die worden aangewend om te zorgen voor het respecteren van het territorialiteitsbeginsel. De dingen die voor de mensen in de Rand echt belangrijk zijn, zoals huisvesting, werk, onderwijs en mobiliteit, lijken minder belangrijk.
Het profiel van de Vlaamse Rand, dat vooraan in de nota is opgenomen, is echter zeer interessant. Dit profiel geeft een duidelijk, realistisch beeld. Hieruit blijkt dat het aantal anderstaligen in de Rand rond Brussel gestaag blijft stijgen. Het gaat niet enkel om Franstaligen. Zoals de vorige spreker al heeft gesteld, vestigen zich ook Engelstaligen en Duitstaligen in de Rand. Dit blijkt niet enkel uit het aantal anderstalige leerlingen in het onderwijs, het blijkt ook uit het aantal niet-Nederlandstalige werkzoekenden in de Rand.
Dit fenomeen is geen uniek feit. In alle grote steden zien we een sociologische uitbreiding van de stad. Mensen vestigen zich in de rand rondom de stad. Bijgevolg zal de anderstalige populatie zich blijven uitbreiden.
Wat in deze beleidsnota vooral opvalt, is dat, in tegenstelling tot de andere beleidsdomeinen, kosten noch moeite worden bespaard voor de vernederlandsing van de Rand. Zo wordt bijvoorbeeld 500.000 euro geïnvesteerd in de aankoop van een jeugdhuis in de gemeente Sint-Genesius-Rode. Dit jeugdhuis is voor een handvol jongeren bedoeld. Zo kan de minister er zeker van zijn dat ze niet naar een jeugdhuis gaan waar ook anderstaligen komen. Is er misschien aan gedacht dat deze jongeren in het dagelijkse leven ook met anderstaligen zullen worden geconfronteerd? Men kan jongeren nu eenmaal niet voor de rest van hun leven onder een Nederlandstalige stolp plaatsen. Dit is in mijn ogen een pure verspilling van belastinggeld.
Nieuwe bedrijven die zich in de Rand komen vestigen, krijgen een charter voorgeschoteld. Ze moeten plechtig beloven enkel in het Nederlands met hun cliënteel te communiceren. Indien ze dit niet doen, krijgen ze van de gemeente of van de provincie een dreigbrief. De relatie tussen een handelaar en een particulier is echter niet aan de taalwetgeving onderworpen. Er is juridisch geen been om op te staan.
Wat blijkbaar in Brussel goed werkt omdat het voorgesteld wordt als een stimulans zoals het zou moeten zijn, namelijk de taalcursussen, wordt in de Rand dan weer gebruikt als drukkingsmiddel. Men krijgt geen sociale woning als men geen Nederlands kent, men dreigt zijn werkloosheidsuitkering te verliezen als men geen taalcursus gaat volgen enzovoort. Misschien weet u nog niet, minister, dat men meer vliegen vangt met honing dan met azijn? Uw collega-minister Smet heeft het in zijn beleidsnota Brussel duidelijk gezegd. Weinigen in de Rand hebben iets tegen het Nederlands maar zoals het Vlaams wordt voorgesteld, is toch iets anders.
En zo komen we bij de Franstalige basisscholen in de faciliteitengemeenten terecht: basisscholen waarvan bijna honderd percent van de kinderen doorstroomt naar het Franstalig secundair onderwijs maar die nu toch de Vlaamse eindtermen zullen moeten hanteren met alle gevolgen van dien. De scholen worden praktisch verplicht om een contract af te sluiten met een Nederlandstalig CLB. Dit is een zeer delicate kwestie. Kinderen moeten op medisch onderzoek, van in de kleuterschool tot in het zesde leerjaar. Vaak is er al een remming bij de kinderen omdat ze zonder hun ouders bij een dokter langs moeten, maar dat zal pas onoverkomelijk worden als ze dan ook nog niet in hun eigen taal kunnen worden gerustgesteld.
Net als in de beleidsnota Brussel wordt er in deze beleidsnota niet echt veel aandacht besteed aan de mobiliteit, wat veel inwoners van de Rand waarschijnlijk meer bezighoudt dan de andere problemen waar in de beleidsbrief wel aandacht aan wordt besteed. Het GEN blijft maar aanslepen maar ondertussen zitten de mensen in de Rand nog altijd met dezelfde files. Ik vrees ook dat het GEN geen oplossing zal zijn voor de mensen rond Brussel maar wel voor degenen die van verder weg komen. De ring of andere autostrades over korte afstanden blijven verbreden is geen structurele oplossing. Op de E40 is een aantal jaar geleden tussen Bertem en Sterrebeek een rijstrook bij gekomen maar hierdoor zijn de files niet korter geworden. De enige oplossing is een overleg met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en deze problematiek samen aanpakken.
Hetzelfde geldt voor de huisvesting en alle domeinen die aan het dagelijks leven raken. Kortom de beleidsnota is een opsomming van te behouden of te versterken maatregelen om de vernederlandsing van de Rand door te voeren, maar een echt beleid voor de Rand ontbreekt.
De heer Demesmaeker heeft het woord.
Collegas, de chagrijnige toon van de heer Van Eyken bewijst wellicht dat we nog niet zo slecht bezig zijn, denk ik.
We gaan het debat dat we in de commissie gehouden hebben, niet overdoen. Het was een levendige en boeiende gedachtewisseling. Ik heb met aandacht geluisterd naar alle collegas, en heel wat bekommernissen, van meerderheid zowel als van oppositie, kan ik delen.
De omgevingsanalyse die de nota inleidt, vertelt met heel veel cijfermateriaal een beetje het leven zoals het is in de Vlaamse Rand. Het zijn naakte cijfers. Ze vertellen niet helemaal de maatschappelijke realiteit achter de cijfers. Dat is een realiteit van sociale verdringing, ontrafeling van het sociale weefsel enzovoort. Problemen met leefbaarheid vinden we in alle grootsteden in Europa en de rest van de wereld, maar het grote verschil met andere stedelijke gebieden is de specifieke taalproblematiek in de Vlaamse Rand.
Mijnheer Van Eyken, de realiteit is ook dat veel Franstaligen die zich in de Rand vestigen, in naam van het personaliteitsbeginsel taalprivileges opeisen en in het dagelijks leven ook toepassen, terwijl ze op hun eigen grondgebied en dat is een kenmerk van de francité zowat overal in de wereld het territorialiteitsbeginsel zeer strikt toepassen. Ik kan me bijvoorbeeld echt niet voorstellen dat Vlaamse inwijkelingen in Nivelles of in Braine-le-Comte en er zijn er heel wat daar door de plaatselijke OCMWs of door de Franstalige tegenhanger van Kind en Gezin in hun eigen taal zouden worden geholpen.
In de Vlaamse Rand is het omgekeerde wel vaak waar. Vlamingen zijn eigenlijk een heel gastvrij en een heel soepel volk, ook commercieel ingesteld. Een volk dat zich snel aanpast aan nieuwkomers, hoewel het omgekeerde eigenlijk logischer zou zijn.
Mijnheer Van Eyken, er zijn geen tussenkomsten mogelijk. U maakt natuurlijk geen deel uit van het Uitgebreid Bureau. Er wordt een stemverklaring afgelegd, en er is geen debat.
Voorzitter, het was een persoonlijk feit.
Nee, mijnheer Van Eyken.
Laat ons maar eerlijk zijn tegenover onszelf ook: het wordt Franstalige inwijkelingen niet altijd ondubbelzinnig duidelijk gemaakt dat, als ze in de Rand komen wonen, ze behoren tot een gemeenschap waar Nederlands de officiële taal is.
Eén van de politieke hypotheken die in dat verband op Halle-Vilvoorde rust, is het aanslepen van het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde. Maar ook de Vlaamse overheid en de lokale overheden kunnen een assertiever beleid voeren. De beleidsnota is daar een goede aanzet toe. Daar bewijzen we de vele anderstaligen in de Rand alleen maar een dienst mee. Ik meen dat echt. Want er is toch een groeiende groep van anderstaligen vooral Franstaligen die vooral kansen missen omdat ze geen Nederlands kennen en soms ook geen Nederlands willen kennen.
Er zijn de werkloosheidscijfers. In deze regio is meer dan de helft van de langdurig werklozen Franstalig. Bovendien gaat laaggeschooldheid vaak gepaard met anderstaligheid. Ook bij leefloontrekkers is het aantal anderstaligen zeer groot. De migratie vanuit Brussel heeft dan ook een heel apart sociaal karakter gekregen. Dat werkt ook door in het onderwijs. Er zijn grote concentraties Franstaligen in het onderwijs in de Rand. Daar zijn heel wat kinderen bij uit zwakkere sociale groepen, voor wie de taalhandicap zwaar doorweegt. Om maar te zeggen dat de druk die op de Vlaamse Rand rust, verregaande maatschappelijke gevolgen heeft voor de sociale samenhang, de samenlevingsopbouw en niet het minst voor de kansen van de anderstaligen zelf.
Ik vind dus dat we wat de kennis van het Nederlands betreft, best veeleisend kunnen en moeten zijn. We moeten erop staan dat er niet kan worden getornd aan de toepassing van de taalwetgeving en aan het Nederlandstalig karakter van de regio in het algemeen. De overheid moet hen bij elke gelegenheid die zich aandient, ook daadwerkelijk responsabiliseren, via de gemeente, het OCMW, in de contacten met de VDAB, met Kind en Gezin enzovoort.
Ik zei al dat ik het debat in de commissie interessant vond en dat er heel wat zorgen werden geuit die ik ook deel. Zo is er bijvoorbeeld de vraag of er wel voldoende wordt nagedacht over de nieuwe bevolkingsprognoses. Er is het belang en dan moeten we inderdaad de hand in eigen boezem steken van een correct taalgebruik in onze omgang met anderstaligen. Er is het belang van een intense samenwerking met de lokale besturen. Er is de bezorgdheid dat de minister zijn coördinerende rol zou waarmaken en daar twijfel ik geen seconde aan en vooral de bezorgdheid over het onderwijs.
Het onderwijs kan een troef zijn in de strijd tegen de ontnederlandsing, maar het mist op dit ogenblik de middelen en de mensen om die troef echt te kunnen uitspelen. Het is daarom frustrerend te moeten vaststellen dat de nood nu zeer groot is, maar dat de middelen om echt te zorgen voor betere omkadering pas zullen volgen als de budgettaire ruimte beter is.
Ook in de vorige legislatuur waren wij al vragende partij om het bestaande systeem voor het basisonderwijs in de gemeenten in de Vlaamse Rand uit te breiden naar heel Halle-Vilvoorde. Dat is pas gepland op het einde van deze legislatuur. Zo dreigen we achter de feiten aan te hollen.
Waar wij echt niet mee akkoord kunnen gaan, is de aanbeveling van de collegas van Groen!. De enige aanbeveling in de motie die zij hebben ingediend, is de vraag naar de uitbouw van het immersieonderwijs in Brussel en de Vlaamse Rand. Immersieonderwijs in de Franse taal is wel het laatste wat de basisscholen in de Vlaamse Rand nodig hebben. De motie die wij met de meerderheid indienen, bevat een evenwichtige lijst met prioriteiten. We zullen die motie uiteraard steunen.
De heer Dehaene heeft het woord.
Minister, collegas, ik heb niet de behoefte om de discussie van de commissie hier te herhalen. Ik benadruk wel dat we de beleidsnota steunen en uiteraard de motie mee zullen goedkeuren. Het is goed dat het beleid voortbouwt op de goede zaken uit de vorige legislatuur. Ik denk vooral aan vzw de Rand en de extra steun voor Ring-tv omdat het bewezen is dat het kanalen zijn die goed werken en heel veel mensen bereiken.
Ik herhaal toch even drie bemerkingen. Het onthaalbeleid mag meer zijn dan een folder voor de bedrijven. Over de Randuitcheques heb ik intussen een schriftelijke vraag gesteld. Het blijkt dat er 15.000 zijn uitgeschreven en er maar 3000 van worden gebruikt. We moeten trachten dat aantal op te trekken. Ik steun de vraag van de heer Demesmaeker. Misschien moeten we de regio waarbinnen de cheques kunnen worden gebruikt, uitbreiden.
Een andere bedenking is dat u veel te weinig uw energie steekt in het verdedigen van de Rand bij uw collegas. Wat huisvesting betreft, wordt er op Vlabinvest te weinig ingezet. De middelen voor 2010 4,5 miljoen zijn nu al op. U moet uw invloed aanwenden om minister Van den Bossche ervan te overtuigen dat instrument, dat zijn meerwaarde heeft bewezen, veel meer in de regio te gebruiken. Het is een belangrijke formule voor de huisvesting.
Een derde en laatste opmerking gaat over de vuurtoren in de Zuidrand. U hebt het over het opzetten van een cultuurvuurtoren in de Zuidrand. Ik heb gezegd dat ik begrijp dat u er aandacht aan wilt besteden, maar heb er op gewezen dat we dat zouden onderzoeken. Niet alleen in de Zuidrand bestaat deze problematiek, maar ook in de Noordrand. Het is wat vreemd dat we in Halle een cultureel centrum zouden bekostigen terwijl we dat in Vilvoorde niet zouden doen, terwijl de problemen daar toch ook zeer groot zijn.
Wij steunen uw beleidsnota en de motie die voorligt vanuit de meerderheid.
Mevrouw De Vits heeft het woord.
Ook wij steunen de beleidsnota en de motie. De huidige beleidsnota bevat weinig nieuws en bouwt voort op de vorige legislatuur. Dat betekent dat wat opgezet is door de vorige Vlaamse Regering, positief wordt geëvalueerd. Ik denk onder meer aan de aanpak voor taalpromotie. De Vlaamse Regering ging ervan uit dat er drie momenten zijn in ieders leven waarbij men langs de overheid moet passeren: bij de instap in het onderwijs, het zoeken naar werk en het zoeken naar een woning. Het komt er dan op aan om mensen duidelijk te maken dat de Rand een Nederlandstalig karakter heeft en dat de kennis van de taal aangewezen is.
Belangrijk voor ons is dat de Rand geen gesloten maar een open gemeenschap is met veel in- en uitwijking. Wat mensen daarin verbindt, is onder meer een gemeenschappelijke taal, en die taal kan in de Rand alleen het Nederlands zijn. We zijn voorstander van een open aanpak, waarbij er niet met vijandbeelden gewerkt wordt, maar aan samenhang. Dat is de beste manier om het Randbeleid te doen slagen.
In de Vlaamse Rand is niet alleen taal een probleem. De negentien gemeenten van de Rand kennen ook een mobiliteitsproblematiek en een tekort aan welzijnsvoorzieningen. Wij steunen de beleidsnota, maar we hebben direct aangegeven dat er fundamentele inspanningen moeten gebeuren op die terreinen. Als we de cijfers zien voor Halle-Vilvoorde, is het belangrijk dat er een inhaaloperatie gebeurt, onder meer op het vlak van welzijn en gezondheidsvoorzieningen. Er is een fundamentele achterstand, of het nu gaat om buitenschoolse opvang, jeugdzorg, ouderenzorg of thuiszorg. De nood is groot en er zijn dus ingrepen noodzakelijk. Voor ons is het belangrijk dat men dat niet enkel onderstreept in de beleidsnota voor de Rand, maar dat we dat ook terugvinden in de beleidsnota van minister Vandeurzen. Die heeft oog voor de substantiële inhaaloperatie. Het uitgangspunt kan zeker de analyse zijn die de provincie Vlaams-Brabant over het welzijnsaanbod gemaakt heeft.
Extra inspanningen zijn er ook nodig om de economische motor van deze regio wat brandstof te geven. Er is het Strategisch Actieplan voor Reconversie en Tewerkstelling in de Luchthavenregio (START), dat moet worden voortgezet. In de vorige legislatuur zijn daar een aantal stappen gezet, zoals het nieuwe arbeidsmarktbeleid, met succes. Er doorkruisen dertien nieuwe START-lijnen Vlaams-Brabant. Over een aantal zaken bestaat er een consensus, zoals het bedrijventerrein Meise-Westrode en het masterplan Machelen-Vilvoorde. Maar op het terrein, minister, is daarvan nog weinig te merken. Er is nog niets gerealiseerd. Het komt er dus op aan om de beslissingen die genomen zijn, nu werkelijk uit te voeren door budgetten te voorzien en te starten.
Daarnaast wil ik vragen dat de Vlaamse Regering nagaat welk beleid zij op langere termijn in deze regio wil voeren. Het nemen van een aantal strategische keuzes dringt zich op. Ik roep de regering op om daar heel dringend werk van te maken en duidelijkheid te verschaffen.
Voor de jeugdhuisinfrastructuur hebt u middelen voorzien in de begroting, minister. Wij rekenen erop dat u vlug met een oplossing komt.
Tot slot: het Randbeleid is geen beleid van één minister, heel de Vlaamse Regering is erbij betrokken en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beleidsnota Vlaamse Rand. Wij zullen de ontwikkelingen in de Rand op de voet volgen, toetsen aan de beleidsnota en de hele Vlaamse Regering als het nodig is aanporren om een tandje bij te steken. Ik dank u.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, het is niet de bedoeling om de discussie die we gevoerd hebben in de commissie over te doen. Ik moet wel zeggen dat ik ontroerd ben door het betoog van de heer Van Eyken. Zijn bijzonder grote probleem is dat jonge mensen in het basisonderwijs in de Rand nu medische controle gaan krijgen, zowaar eventueel in het Nederlands.
De heer Van Eyken weet ook wel dat dit in schril contract staat met het feit dat Nederlandstaligen gestorven zijn ten gevolge van anderstalige hulpverlening in de Rand, hoewel ze daar wettelijk recht op hebben. Dat gebeurt in Galmaarden, Herne, het Erasmusziekenhuis. Wat de heer Van Eyken zegt, kunnen we negeren. Maar als we onszelf ernstig nemen, zouden we eigenlijk in alle rust met 5 of 6 mensen de heer Van Eyken op zijn stoel naar buiten moeten dragen en op de stoep van het Vlaams Parlement moeten zetten. Zo zou hij hetzelfde lot ondergaan als Toon Van Overstraeten, die in 1985 het Waalse Gewest niet binnen mocht en door de militaire politie is tegengehouden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Alles is relatief, maar wat hij zegt, is er toch bijzonder ver over.
In dit parlement heeft oud-volksvertegenwoordiger voor de SP Fred Dielens ooit gezegd dat men ziet dat men in Duitsland is wanneer men Duitsland binnenrijdt; Frankrijk als men Frankrijk binnenrijdt en Nederland als men Nederland binnenrijdt. Maar als men Halle-Vilvoorde binnenrijdt, dan ziet men niet waar men is. In feite heeft hij gelijk. De vraag is dan of de beleidsnota van minister Bourgeois een antwoord op de verdere ontnederlandsing is?
We zullen de cijfers niet herhalen, maar de ontnederlandsing gaat aan een razendsnel tempo voort. Alle cijfers tonen dat aan: die van het Departement Onderwijs en die van Kind en Gezin waaruit blijkt dat in heel Halle-Vilvoorde amper 50 percent van de jonge gezinnen het Nederlands als thuistaal hanteert. Ik vraag me dan af hoe de beleidsnota die uitdaging van de razendsnelle ontnederlandsing aanpakt.
Wel, de beleidsnota is te weinig ambitieus. Er is sprake van een continuïteit in het beleid. Er zijn veel goede bedoelingen. Maar we weten allemaal dat het niet te laat, maar wel veel te weinig is. We zullen de beleidsnota niet overlopen, maar er gewoon een paar punten uit halen.
Eén: zolang Vlaanderen onze regio beschouwt als een soort van overvloeigebied voor Brussel het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel vat men zo op dan zijn we niet goed bezig. Twee: wat het woonbeleid betreft, weten we allemaal dat Vlabinvest, hoewel het werkingsgebied is uitgebreid tot heel Halle-Vilvoorde, veel te weinig middelen en mogelijkheden heeft om een woonbeleid te voeren dat voorrang geeft aan mensen die een band hebben met de gemeente eventueel aan jonge Nederlandstalige gezinnen en die zo in de gemeente zouden kunnen blijven wonen en het Vlaamse karakter van de Rand bestendigen.
Hoe goed bedoeld ook, het blijft een druppel op een hete plaat. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
Onze oplossingen staan in onze motie: lees ze. Mijn spreektijd is beperkt tot 5 minuten.
Drie: dan is er het politieke luik. Ik weet ook wel dat men met politiek alleen het Vlaamse karakter van de Rand niet zal bestendigen, verstevigen en eventueel opkrikken. Toch is het politieke luik een essentieel onderdeel. Op dat vlak mis ik een ruggengraat bij de Vlaamse Regering. In de beleidsnota staat leve het Vlaams karakter van de Rand. Maar inzake BHV doet de regering niets. Ze zit stil en zwijgt.
We hebben een beleidsnota die zegt Leve het Vlaamse karakter van de Rand rond Brussel en die over de drie burgemeesters die nog altijd niet benoemd zijn geen beslissing neemt. Mijnheer Keulen, u had nog de moed om voor de tweede keer het besluit te nemen om ze niet te benoemen. Wij hebben nog altijd geen enkele beslissing van de Vlaamse Regering om ze niet te benoemen. Dat zou een politiek signaal zijn.
Ten derde, de vernederlandsing van het straatbeeld heeft jarenlang in de beleidsnota gestaan van de opeenvolgende ministers die bevoegd waren voor de Vlaamse Rand. Wij hadden gehoopt dat men met deze minister bevoegd voor de Vlaamse Rand eindelijk de studie van professor Boes van onder het stof zou halen en in de praktijk brengen, ook al zou dat juridisch misschien niet helemaal in orde zijn. Wat doet deze Vlaamse Regering? Zij gaat nog eens bekijken wat zij daar eventueel mee kan doen. Zo komen we er politiek in de Vlaamse Rand rond Brussel niet. Wij moeten ook politiek een offensieve strategie voeren. Wij redeneren alleen juridisch en als het juridisch in orde is, is het voor ons afgelopen. Maar wij moeten ook politiek gelijk krijgen.
Tot slot, voorzitter, vinden wij deze beleidsnota te weinig: te weinig ambitieus, te weinig middelen, te weinig politiek geïnspireerd. Want laten we toegeven, wat we vandaag hebben meegemaakt: je zal maar in je beleidsnota schrijven dat we taalvoorwaarden in de woonsector decretaal moeten verankeren, terwijl een inspectie van je eigen administratie heel die regeling van Vilvoorde onderuithaalt. Proficiat, maar met zon beleidsnota en met een administratie die dat blijkbaar niet eens wil volgen, zelf de intenties niet, komen we nergens.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de Vlaamse Rand rond Brussel moet, zoals de omgeving van elke grootstad, omgaan met verstedelijkingsdruk. Een goed beleid voor een stadsrand kan daarom niet los van het beleid in de stad worden gevoerd.
Brussel en zijn Vlaamse Rand vormen een Siamese tweeling. De Vlaamse overheid tracht deze complexe relatie tussen Brussel en de Rand te beheren door in de Vlaamse Regering zowel een minister ven Brusselse Aangelegenheden als een minister van de Vlaamse Rand op te nemen. Ik betreur dat de Vlaamse Regering alweer de kans heeft gemist om deze twee verantwoordelijkheden toe te vertrouwen aan één minister. Nog veel te sterk blijft de indruk bestaan dat het Randbeleid wordt gevoerd met de rug naar Brussel. Hetzelfde zien we van Brusselse kant ten aanzien van Vlaanderen.
Ik geef twee voorbeelden uit de beleidsnota. De inspanningen om Brusselse werklozen naar Vlaamse vacatures te voeren, mogen niet tot de verfransing van de Vlaamse werkvloer leiden. Het Vlaams strategisch gebied rond Brussel mag geen overloopgebied van Brussel worden.
Hier is een minister aan het woord die zich vooral van zijn defensieve Vlaamse zijde laat kennen en die Brussel het liefst met beide handen van de Rand afduwt.
Gelukkig vinden we in de beleidsnota ook een andere teneur. Er staan mooie voornemens in over de intergewestelijke samenwerking inzake ruimtelijke ordening en openbaar vervoer. Er wordt zowaar een lans gebroken voor goed nabuurschap. Er wordt expliciet melding gemaakt van samenwerking tussen Vlaamse instellingen in Brussel en Vlaamse instellingen in de Vlaamse Rand, zoals inzake cultuurpromotie of de uitwisseling van competenties tussen de Huizen van het Nederlands in Brussel en Vlaams-Brabant.
Intussen wordt het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand en van heel Vlaams-Brabant door de toenemende immigratiedruk steeds meer bedreigd. De ontnederlandsing schrijdt verder en zal verder blijven schrijden. Zo zindert het pagina na pagina in een rapport van de Vlaamse Regering vorig jaar. U haalde zelf tijdens de commissievergadering van vorige week aan dat de cijfers alarmerend en verontrustend zijn. U zegt dat u de gemeentebesturen zult responsabiliseren, een draaiboek zult maken voor de schepenen van het Vlaams beleid, juridisch nog eens zult laten onderzoeken of het Vlaams karakter nog beter zichtbaar kan worden op pleinen, in het straatbeeld, op markten enzovoort, een overleg met de gemeentebesturen zult starten over de oprichting van een nieuw cultureel centrum, een vuurtoren tegen de verfransing in de zuidrand, en dat u zult investeren in jeugdinfrastructuur in Sint-Genesius-Rode.
De regering tapt uit oude vaatjes. Ze neemt haar toevlucht tot beproefde recepten die nog niet hebben geholpen. Ze doet nog altijd alsof de alarmerende vooruitzichten over de ontnederlandsing nog kunnen worden gekeerd met Vlaamse vlaggen, straatnaamborden, Vlaamse gemeenten of affiches voor een breugelfestijn. Dat is niet voldoende. Er is een nieuwe aanpak nodig. Een aanpak die blijft mikken op het versterken van het Vlaams karakter van de Rand. Een aanpak die beseft dat het Nederlands steeds minder de enige taal is die van tel is in de Rand. Een aanpak die tegelijk ook duidelijk maakt dat kennis van het Nederlands in Vlaanderen waartoe de hele Rand zal blijven behoren, nodig is omdat het er de omgangstaal is, de taal van het onderwijs, de taal in bestuurszaken en de taal op de werkvloer. Een aanpak die iedereen het recht verleent om thuis welke taal dan ook te spreken, maar die ook iedereen aanspoort om Nederlands te leren.
De Vlaamse Regering verkiest het hoofd in het zand te steken. Open Vld vraagt de regering zich dringend te herpakken door grotere investeringen te doen in het onthaalbeleid in de Rand, door het werkingsgebied uit te breiden van de Rand tot het werkingsgebied van Vlabinvest en door opnieuw massaal taalcursussen Nederlands te geven.
Minister, u viel uit de lucht toen ik u in de commissie aansprak over de lange wachtlijsten voor NT2 in Vlaams-Brabant. Ik heb het daar ook met minister Smet over gehad. Ik heb mensen gehoord die les Engels geven in Vlaams-Brabant. Zij hebben mij aangesproken over het feit dat het gevolg van die lange wachtlijsten is dat mensen zich inschrijven voor cursussen Frans en Engels in Vlaamse taalcentra. Is dat het nieuwe onthaal- en inburgeringsbeleid dat de Vlaamse Regering wil voeren in de Rand?
De evolutie van de verdere ontnederlandsing en internationalisering is onafwendbaar. Vlaanderen zal de komende decennia diverser, meertaliger en internationaler worden. We willen erover waken dat het Nederlands niet opnieuw wordt bedreigd. De Vlaamse Regering heeft de sleutels om dat te verhinderen zelf in handen: onderwijs, beroepsopleiding, permanente vorming en sociaal-cultureel werk. Op die terreinen zullen de volgende jaren opnieuw forsere inspanningen geleverd moeten worden, zeker in Vlaams-Brabant. Het Vlaams karakter van heel Vlaams-Brabant kan zich geen 5 jaar stilstand permitteren. Mijn fractie zal er de komende jaren dan ook op toezien dat dat niet gebeurt. (Applaus bij Open Vld)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.