Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Brussel 2009-2014.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties en moties van wantrouwen die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
De heer Arckens heeft het woord.
Waarde collegas, na rijpe beraadslaging heeft het Vlaams Belang de volgende punten ingediend wat betreft Brussel. Brussel dient zowel op politiek als op economisch vlak als hoofdstad van Vlaanderen te fungeren, zowel in het binnen- als in het buitenland. Een permanente aanwezigheidspolitiek van Vlaanderen in Brussel is een absoluut eerste punt op de agenda.
Met het oog op een efficiënte aanwezigheidspolitiek in Brussel in alle instellingen die gefinancierd worden door de Vlaamse Gemeenschap, moet het embleem van die Vlaamse Gemeenschap, zijnde de Vlaamse Leeuw, duidelijk zichtbaar worden aangebracht. Het kan niet zijn dat daarover een wedstrijd moet worden gevoerd. De Vlaamse Leeuw moet daar hangen.
Inzake de bevolkingsvlucht moet een beleid worden gevoerd om traditionele maar ook andere Brusselse Vlamingen in Brussel te doen blijven wonen. We weten allemaal welke demografische evoluties zich in Brussel zullen voordoen. Dat moeten we in het oog houden.
Het kerntakendebat met de VGC moet worden gevoerd zonder dat de Vlaamse Gemeenschap hierbij het verbrusselingsdiscours van de VGC moet bijtreden. De zogenaamde taskforce moet zo vlug mogelijk operationeel worden.
De Nederlandstalige culturele instellingen moeten worden gewezen op hun taken. Hun eerste en voornaamste taak is het promoten van de eigen identiteit en het onthaal van de Brusselse Vlamingen. Pas daarna kunnen zij zich richten tot andere gemeenschappen.
Om de kwaliteit van het Nederlandstalige onderwijs te verbeteren dienen taaltoetsen ontwikkeld te worden die meten of kinderen over een voldoende basiskennis beschikken om met goed gevolg de lessen te volgen en voor de kinderen die het Nederlands onvoldoende machtig zijn moeten taalbadklassen mogelijk worden gemaakt. Er dient een effectief voorrangsbeleid te worden gevoerd voor kinderen uit Nederlandstalige gezinnen die van het Nederlandstalige onderwijs in Brussel willen gebruikmaken. Het decreet betreffende gelijke onderwijskansen moet dan ook, zo niet afgeschaft, dan toch grondig worden herbekeken. Verder dient te worden nagegaan op welke wijze Vlaanderen kan meewerken aan de kwaliteitsverbetering van de lessen Nederlands in het Franstalige onderwijs in Brussel, zonder daaraan financiële consequenties voor Vlaanderen te verbinden.
Er dient te worden samengewerkt, collegas, met de VGC om actief op zoek te gaan naar initiatiefnemers voor Vlaamse voorzieningen in Brussel, maar ondertussen moet er dringend werk worden gemaakt van de bouw, de erkenning en de subsidiëring van nieuwe Vlaamse rusthuizen en voorzieningen voor bejaarden. Een oud zeer zijn de taalwetten in de zorginstellingen van Brussel. Die moeten uiteraard worden afgedwongen. Een correcte tweetaligheid moet worden gegarandeerd bij de spoedgevallendiensten, de mugs en de bicommunautaire ziekenhuizen. Dat duurt al zo lang. Zeg eens eerlijk, verwijzen we dit naar de Griekse kalenden of gaan we er deze legislatuur, minister, werk van maken?
D e mogelijkheid van de vestiging van een tweede Vlaams ziekenhuis in Brussel moet worden aangehouden. Er moet worden gezorgd voor een volwaardige toepassing van de Brusselnorm, zeker in het beleidsdomein welzijn. En dat is op dit ogenblik absoluut nog niet het geval. In de opvangvoorzieningen die door de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden gesteund, moet een voorinschrijvingsrecht voor Nederlandstalige kinderen worden ingevoerd en moeten eentalig Nederlandstalige opvangplaatsen voor kinderen worden gecreëerd. Inzake inburgering moet in voldoende taallessen worden voorzien. De Vlaamse Gemeenschap moet zorgen voor het aanbod, maar de kosten van de opleiding moeten door de betrokkenen worden betaald. Ten slotte moet de taalwetgeving volledig worden toegepast, waarbij de tweetaligheid van de ambtenaar en niet die van de dienst moet worden geëist. Dat moet bij de aanwervingen gebeuren, en zeker voor de brandweer en de MUG. Bij niet-naleving moet de betrokken instelling worden gestraft met de intrekking van de erkenning of de subsidie. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Voorzitter, als we over Brussel spreken, dan is het belangrijk om aan de toekomst te denken, en dan vooral over de manier waarop onze hoofdstad in Vlaanderen wordt bekeken.
Ik vertel u graag een anekdote die ik in de commissie al heb verteld, maar die me vorig jaar zo ongelooflijk heeft getroffen dat ik ze hier wil herhalen. Tijdens de nieuwsuitzendingen in de aanloop naar de verkiezingen probeerde de VRT op een bepaald moment iets aan de mensen uit te leggen wat voor velen moeilijk te begrijpen is: hoe het er in Brussel aan toegaat tijdens verkiezingen, onder meer voor welke parlementen een Brusselaar allemaal mag stemmen. De VRT had daartoe een extra journalist ingehuurd. Hij werd geïntroduceerd door Martine Tanghe. Zij slaagde erin de journalist aan te kijken alsof hij een special envoy van de regering van Swaziland was. Brussel, zo zei ze, daar horen we zo weinig van. Hoe komt dat toch?
Ik werd razend kwaad, want het is aberrant dat een journaliste die zelf verantwoordelijk is voor de nieuwsgaring op een openbare zender zich verbaast over het feit dat er zo weinig over Brussel wordt gesproken. Vandaag moeten we ons daarover minder zorgen maken, maar het is toch godgeklaagd dat Brussel alleen maar in het nieuws komt als er negatief nieuws te melden is.
Het is nu ten overvloede bewezen dat Brussel een groot imagoprobleem heeft. Er moet op dat vlak nog een geweldige inspanning worden geleverd. Minister, ik was erg blij dat u in de commissie liet opmerken dat Franstaligen het gemakkelijk hebben over la Communauté Bruxelles-Wallonie, of over Wallo-Brux. Waarom zouden we dat voorbeeld niet overnemen? Niets verhindert ons om het vaker te hebben over Vlaanderen-Brussel of Brussel-Vlaanderen. Wij moeten meer benadrukken dat Brussel onze hoofdstad is en dat dit zo moet blijven.
We moeten dus naar de toekomst kijken. Ik ben erg blij dat sprekers hier en elders het geregeld hebben over de demografische kortetermijntoekomst van Brussel: er komen minstens 200.000 mensen bij. Dat is een verschrikkelijke uitdaging. Maar het is ook een kans voor Vlaanderen. Ik vind het daarom jammer dat u het hebt over het gebrek aan plaatsen. U hebt het over het capaciteitsdebat: wat kan het Nederlandstalige onderwijs nog aan, en vooral, wat willen wij nog aankunnen? Ik heb het hier over onze ambitie.
Nu er zo veel inwoners bijkomen, is het belangrijk ervoor te zorgen dat ze Nederlands kunnen leren.
Vooral dat onderwijs, die parel aan de Vlaamse kroon in Brussel, moet nog worden versterkt. Enkel op die manier zullen wij ervoor kunnen zorgen dat het Nederlands deskundig wordt aangeleerd aan onze kinderen. U weet allemaal dat dit in het Franstalig onderwijs wel eens minder goed gebeurt. Het kan natuurlijk een optie zijn dat wij ook eens overleggen met de verantwoordelijke van het onderwijs van de Franse Gemeenschap om te zien of wij iets samen kunnen doen. Laat ons het positief bekijken, aan Franstalige kant bestaat de wil om iets te doen aan hun lamentabele talenonderwijs.
Ten slotte zou ik graag hebben dat de VUB, mijn alma mater die mij zeer dierbaar is, niet wordt gereduceerd tot een soort van bijhuis van de universiteit van Gent, waar enkel nog masters na masters zouden worden gedoceerd. Ik zou niet graag meemaken dat het universitaire landschap in Vlaanderen wordt opgedeeld tussen Gent en Leuven en dat de VUB daarvan het slachtoffer zou worden. De VUB is een unieke universiteit. Ik zou het graag gunnen aan de jonge mensen van achttien jaar die naar Brussel komen, aangetrokken door de VUB, dat ze op die manier Brussel leren kennen en beleven. Dat wil ik de mensen die na mij, na ons, komen, gunnen. (Applaus bij CD&V, N-VA en Groen!)
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, minister-president en minister, uit de discussies van de afgelopen dagen is duidelijk gebleken dat goede samenwerking tussen de instanties en entiteiten in de hoofdstad ontzettend belangrijk is. Dit adagium geldt voor allerlei beleidsdomeinen. Daarom vraagt Open Vld dat de Vlaamse Gemeenschap een duidelijk samenwerkingskader zou hanteren met de bevoorrechte partners, in eerste instantie de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC).
Onder een goede samenwerking versta ik vooral goede afspraken, informatiedoorstroming en coördinatie, en geen proliferatie van allerhande structuren zoals steunpunten, platforms en raden, waardoor beleid en besluitvorming alleen maar ondoorzichtig worden. Een kerntakendebat voor Brussel dringt zich op. Taken moeten verdeeld worden en doelstellingen moeten duidelijk zijn, wil men kunnen nagaan of de genomen maatregelen wel de beoogde resultaten bereiken.
Vorige week had ik het tijdens het actualiteitsdebat over het spijbelprobleem in Brussel. De Vlaamse Gemeenschap moet mee bepaalde grootstedelijke fenomenen helpen opvangen, uiteraard binnen het kader van de daartoe vastgelegde bevoegdheden, en dit met een realistische visie. Het besef dat u niet altijd bij machte bent om de problemen zelf op te lossen, minister, mag u er niet van weerhouden uw verantwoordelijkheid ten volle op te nemen. We moeten in Brussel tijdig inspelen op de demografische verwachtingen en de uitdagingen die dit met zich zal meebrengen. De internationalisering van deze stad noopt tot openheid en een creatief beleid. In het bijzonder het onderwijs moet rekening houden met de komende leerlingentoename en met diversiteit. Het zou zeer onverstandig zijn de internationalisering als een probleem of een bedreiging te zien. Idem voor het streven naar een bewuste gemeenschapskeuze van de burger, zoals vermeld in de beleidsnota.
Bij het ontwikkelen van het beleid dient men te vertrekken vanuit de behoeften en de verzuchtingen van de burger, ongeacht zijn taal. Het Nederlandstalige onderwijs is in die zin een troef, geen last.
Ik zou dan ook uw aandacht willen vragen voor het hoger onderwijs in Brussel, in het bijzonder voor de specifieke rol die bepaalde instellingen daarin vervullen, met name de VUB. Het potentieel van Brussel als studentenstad moet beter gepromoot worden en het Nederlands moet in de hoofdstad merkbaar aanwezig blijven. Daarvoor zijn structurele en weldoordachte maatregelen nodig, geen holle slogans, losse ideetjes, tv-serietjes of godbetert wapperende Vlaamse Leeuwen. Audiovisuele promotie kan wervend lijken, maar levert niet altijd het gewenste resultaat op.
Concreet zou ik u willen vragen, minister, om blijvend inspanningen te leveren inzake voldoende praktische taallessen Nederlands voor specifieke beroepssectoren. Het gratis maken van de NT2-lessen voor mensen die in Brussel gedomicilieerd zijn, juichen we toe. De lessen Nederlands zijn een succes, en we zijn ervan overtuigd dat de trend zich zal voortzetten. We zijn er ook van overtuigd dat die lessen Nederlands broodnodig zijn.
Naast een reeks andere zaken die aan bod kwamen in de commissie, verzoekt Open Vld u om de uitbreiding van het aanbod van niet-gesubsidieerde kinderopvang te stimuleren en om werk te maken van een evaluatie van de woonzorgzones en van het Kenniscentrum Woonzorg. Wij hopen dus dat u onze aandachtpunten indachtig zult zijn in uw Brusselbeleid. (Applaus)
De heer Delva heeft het woord.
Minister, collegas, de beleidsnota Brussel 2009-2014 kan op onze goedkeuring rekenen. Ik zal straks een aantal elementen meedelen die CD&V als positief ervaart.
Gezien de zorgwekkende ontwikkelingen in Brussel de laatste weken, waar we vorige week in de plenaire vergadering een actualiteitsdebat over gehouden hebben, krijgt deze beleidsnota een bijzonder reliëf en een hoge actualiteitswaarde. Ik heb vorige week al gezegd dat ik ervan overtuigd ben dat Vlaanderen een belangrijke rol kan spelen op diverse domeinen in onze hoofdstad. We moeten dat niet onderschatten. Vlaanderen investeert veel in Brussel. Ik denk bijvoorbeeld aan het onderwijs, de culturele instellingen, het welzijnsbeleid, de inburgeringsinitiatieven enzovoort. Al die beleidsinitiatieven kunnen in Brussel mee het verschil maken. Ik wil dan ook van de gelegenheid gebruik maken om iedereen op te roepen om meer dan ooit in de bres te springen voor onze hoofdstad.
Een drietal elementen is voor ons heel belangrijk in de beleidsnota Brussel. Daar wordt ook naar verwezen in de motie die ter stemming voorligt.
De beleidsnota legt terecht sterk de nadruk op het belang van een sterke band tussen Vlaanderen en Brussel. Er worden maatregelen aangekondigd om deze band verder te verstevigen en uit te diepen. Zeer belangrijk voor ons is dat dit gebeurt in samenwerking met alle betrokkenen. Als er een zaak duidelijk is geworden de afgelopen weken, dan is het wel dat er in Brussel meer dan ooit samenwerking nodig is en dat Vlaanderen het goede voorbeeld moet geven door volop in te zetten op samenwerking met de Vlaamse Gemeenschapscommissie, het middenveld, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest enzovoort.
In de nota staan de specifieke instrumenten voor het Brusselbeleid. Een daarvan is de Brussel-norm: dat betekent dat minstens 5 percent van de uitgaven van de Vlaamse Gemeenschap bestemd is voor Brussel. Verder is er de Brussel-toets: dat betekent dat ervoor gezorgd wordt dat de Vlaamse regelgeving ook in Brussel kan worden toegepast.
De nota kondigt ook een aantal nieuwigheden aan voor de volgende 5 jaar. Ik som er een aantal op die ik belangrijk vind. Er is sprake van een sterkere samenwerking met en betrokkenheid van het Vlaamse verenigingsleven in al zijn verscheidenheid in Brussel. We zijn blij dat het werkveld als dusdanig wordt erkend. Het zal een krachtige partner zijn tijdens de komende jaren.
Verder is er een versterkte samenwerking met de VGC en een uitbreiding van de respectieve taken via het kerntakendebat. Over de timing hebben we een aantal weken geleden gepraat in de commissie Brussel waar u een duidelijk tijdpad naar voren hebt geschoven.
Een derde element dat opvalt, is de inhaaloperatie voor de welzijnsvoorzieningen in Brussel. De heer Arckens alludeerde er al op. We moeten op dat vlak nog een tandje bijsteken voor Brussel. Ik denk meer specifiek aan kinderopvang en seniorenvoorzieningen.
Vervolgens: een structurele samenwerking vanuit Vlaanderen met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Want hoe je het ook draait of keert, Brussel ligt naast Vlaanderen. Wij moeten verder en harder samenwerken op het vlak van mobiliteit, tewerkstelling enzovoort.
Een laatste element waar we blij mee zijn, is de evaluatie van het inschrijvingsbeleid in de Nederlandstalige scholen in Brussel. We staan in Brussel voor heel wat grote uitdagingen, zowel in het Franstalige als in het Nederlandstalige onderwijs. Een aantal elementen verdienen daarbij zeker onze aandacht. Ik citeer er drie. Ten eerste: is het wel zo dat de huidige instrumenten en beleidsopties daadwerkelijk de sociale mix in de scholen in Brussel versterken? We hebben er daarstraks, naar aanleiding van een actuele vraag van mevrouw Meuleman, al over kunnen praten. Ik heb daar de grootste twijfels bij. Ten tweede: hoe plaatsen we ons tegenover de bevolkingsexplosie die er in Brussel aankomt, wetende dat onze scholen vandaag vol zitten? Ten derde: hoe kunnen we ervoor zorgen dat het Nederlandstalige karakter van de scholen toch bewaard blijft?
Ik wil het tot slot nog even hebben over het hoger onderwijs. De heer Van Der Taelen en mevrouw Brusseel hebben al een lans gebroken voor de VUB. Ik zou graag hetzelfde doen voor onze tweede universiteit in Brussel, die veel te weinig voor het voetlicht treedt, namelijk de Hogeschool-Universiteit Brussel (HUB), die in Brussel ook een belangrijke rol speelt en die in de komende jaren zal blijven spelen.
Collegas, ik denk dat de beleidsnota ons kan helpen om een antwoord te bieden op de gigantische uitdagingen die in Brussel op ons afkomen. Daarom zullen wij deze beleidsnota volop steunen. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de N-VA heeft de meerderheidsmotie over de beleidsnota Brussel mee ingediend. De accenten daarin zijn duidelijk. Naar aanleiding van deze bespreking wil ik er een aantal accenten uitlichten.
Globaal bekeken, getuigt dit beleidsdocument van een duidelijk engagement van Vlaanderen ten aanzien van Brussel, en dat juichen wij als N-VA-fractie alleen maar toe. Brussel is de hoofdstad van Vlaanderen. Wij zijn niet van plan om Brussel los te laten en aan zijn lot over te laten, zeker in deze periode. Denk maar aan de discussie van vorige week. De stad kent haar problemen.
De bespreking van de beleidsnota vond plaats in een andere tijdsgeest. De beslommeringen van de voorbije weken werden daar niet bij betrokken, maar er waren wel heel wat engagementen waar wij blij om zijn. Zo is er het behoud van de Brusseltoets in het hele plan, een instrument waar wij als fractie achter staan. Het komt erop neer dat men zo veel mogelijk rekening houdt met de implicaties van Vlaams beleid wanneer het over Vlamingen in Brussel gaat. Vooral in het licht van een toekomstig basisdecreet rond Vlaamse sociale bescherming noem het maar het nieuwe sociale beleid zal de Brusseltoets zeer belangrijk zijn.
Ook zijn we verheugd dat het principe wonen waar je werkt als beleidsonderwerp in deze beleidsnota is opgenomen. De N-VA heeft er altijd voor gepleit om een actief Vlaams woonbeleid op te nemen in onze Brusselvisie. Vooralsnog blijft dat op de woningmarkt eerder beperkt tot knelpuntberoepen en gericht op Vlaamse ambtenaren, maar niettemin is in deze nota een aanzet tot uitbreiding opgenomen. Die zouden wij graag mee gerealiseerd zien.
Ook de zesde strategische doelstelling, die stelt: Het maximaal uitoefenen van de eigen bevoegdheden impliceert ook het maximaal zoeken naar samenwerkingsverbanden die de effectiviteit van de eigen beleidsacties kunnen versterken, ondersteunen wij, omdat ze precies past in de wens om tot meer synergieën in en rond Brussel te komen. Uiteraard doen we dat met behoud van de identiteit en herkenbaarheid van elke instelling en elke gemeenschap.
Wat de passage over de Brusselse diversiteit betreft: wij ontkennen deze Brusselse realiteit helemaal niet. Samen met de minister zien en erkennen wij die realiteit en pleiten we ervoor om ze te bekijken door de bril van de interculturaliteit.
Daartegenover de gebeurtenissen en het debat van vorige week hebben dat aangetoond pleiten we ervoor dat er de komende jaren een degelijk inburgeringsbeleid in Brussel wordt gevoerd. We hebben het tijdens de bespreking van de beleidsnota in de commissie aan bod gebracht. Dit kan zeker nog worden versterkt, ook in synergie met de minister bevoegd voor inburgering, maar we nemen aan dat iedereen ervan overtuigd is dat dit moet gebeuren.
We willen deze beleidsnota ook ondersteunen in de uitoefening van de gemeenschapsbevoegdheden in Brussel. Dit moet de komende jaren worden verstevigd. Er is een strategische visie ontwikkeld die zal uitmonden in een totaal actieplan. Dat zal stap voor stap gebeuren in samenspraak met het parlement. Die stappen zijn al gezet.
Na het krokusreces zullen we een gedachtewisseling hebben met mensen van het Nederlandstalig basisonderwijs. We hopen dat dit een eerste goede aanzet is in een lange rij, want de gemeenschapsbevoegdheden voor Brussel, daar geloven we echt in.
Straks bespreken we de beleidsnota Vlaamse Rand. We koppelen die aan elkaar. Het is het verhaal van Parijs en Brussel: als het daar regent, druppelt het hier. Het verhaal van Brussel en de Vlaamse Rand is net hetzelfde. Een degelijk Vlaams beleid voor Brussel moet ook rekening houden met een degelijk Vlaams beleid voor de Vlaamse Rand. We zien die twee wat meer naar elkaar toegroeien, uiteraard mits respect voor de beide entiteiten. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
De heer Bouckaert heeft het woord.
Voorzitter, e en beter moment om de beleidsnota over Brussel en de Vlaamse Rand rond Brussel te bespreken was moeilijk denkbaar, want de hoofdstad van Vlaanderen is niet uit het nieuws te branden. De veiligheidproblemen horen natuurlijk niet tot de bevoegdheden van dit parlement, maar blijkbaar is veiligheid de enige hefboom die het bestuur in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in beweging kan brengen.
Wat de creperende vissen in de Zenne niet vermochten, zullen een hoopje racketeers en een leeggeschoten kalasjnikov misschien wel vermogen. Daarom is LDD al zeer verheugd dat de Brusselse eminenties het in overweging nemen om de functie van hun gouverneur in vraag te stellen. Alle begin is moeilijk, maar als dit de aanzet is om van de hoofdstad een bestuurlijk geheel te maken, dan juichen we dit toe. Het nieuws over de weigering om de politiezone één te maken beslissing van onze federale non-regering , stemt daarentegen veeleer tot pessimisme.
Het is een voordeel dat we hier de beleidsnotas van zowel Brussel als van de Vlaamse Rand rond Brussel bespreken, want de Vlamingen van buiten Brabant ik ben er zo een realiseren zich misschien te weinig dat de olievlek van Brussel niet is gestopt, en dat de Vlaamse gemeenten in de Rand onder dezelfde sociale en taaldruk staan, die in nog geen 100 jaar in 19 Brusselse gemeenten de Vlaamse meerderheden hebben verjaagd.
We moeten uit de geschiedenis onthouden dat die nieuwe Franstalige meerderheid voor een groot deel uit verfranste Vlamingen bestaat. We mogen de fouten van het verleden niet opnieuw maken. Daarom moeten we de situatie in en rond Brussel zeer goed in het oog blijven houden, om de migratiestromen niet te onderschatten, om de invloed van onze inbreng in te schatten, en om voortdurend te evalueren of die inbreng van een Vlaamse overheid nog zin heeft.
Die observatie, die objectieve kijk op de ontnederlandsing van de Vlaamse Rand moet echt de leidraad worden voor ons beleid, ook in Brussel. De problemen in Brussel en in de Vlaamse Rand zijn trouwens zeer verweven met elkaar. Hoe minder Nederlands er in Brussel wordt gebruikt, hoe sneller de ontnederlandsing van de Rand zal toeslaan. Als Vlaanderen geen inspanningen meer levert om Brussel tweetalig te houden, dan maakt dat het de Vlaams-Brabanders bijzonder moeilijk om hun eigenheid te bewaren.
Daarom is investeren in Brussel ook investeren in Vlaanderen. Daarom ook zal LDD alle moties steunen die uitgaan van bezorgde Brusselse en Vlaams-Brabantse collegas, en die niet tegenstrijdig zijn met wat LDD met Brussel voorheeft.
Ook LDD heeft de indruk dat Brussel verder verfranst, dat de naleving van de taalwetgeving de laatste zorg is van de openbare besturen en dat het manna uit Vlaanderen alleen maar dient om vooral de allochtone bevolking die door de Franstaligen in de kou wordt gelaten, wat op te vangen, zowel in de scholen als in de jeugdverenigingen en in de zorg. Naast de verdere ontvlaamsing, is er de toenemende onveiligheid, de vuilheid, de verkeersonvriendelijkheid en de torenhoge werkloosheid, vooral bij jongeren.
De inspanningen voor het onderwijs zijn uiteraard zeer belangrijk omdat ze een investering zijn in de toekomst, maar LDD wil zich niet laten vangen aan de tweetalige of andere immersiescholen. In de afgelopen halve eeuw hebben de Franstalige Brusselaars getoond welke waarde ze hechten aan tweetaligheid. Taalwetten worden miskend en de mensenrechten van Vlamingen worden soms makkelijker miskend dan die van een asielzoeker. En toch zijn het net die vreemdelingen die het tij kunnen doen keren: zij hebben geen taalvoorkeur en niet de ingebakken culturele arrogantie van de Brusselse bourgeois.
Wie Brussel kent, weet dat de schoolbevolking zeer specifiek is, ook weer met die nieuwe generaties van ongeschoolde allochtone ouders, die door falend migratiebeleid steeds weer worden aangevoerd. In schoolnoden vertaalt zich dat in een behoefte aan meer beroeps- en technisch onderwijs, en daarvoor zie ik geen aanzet in de beleidsnota. Als er ergens in Vlaanderen een experiment met een hoger beroepsonderwijs moet worden opgezet, dan moet dat in Brussel zijn. Het kan een kwaliteitslabel zijn, met een uitstraling voor het hele Vlaamse scholennet. De jeugdwerkloosheid wordt op die manier dubbel bestreden: door een hoge opleiding en door betere tweetaligheid.
Hetzelfde gebrek aan inzicht is er bij de zorg voor kinderen en jongeren. Brussel heeft een eigen aanpak van bijzondere jeugdzorg nodig, daarom is de afzonderlijke aanpak een positief punt in de beleidsnota. Maar waarom kan Vlaanderen geen initiatieven nemen voor instellingen van bijzondere jeugdzorg, waarom in Brussel niet uitpakken met heropvoedingsinstellingen, of zoals in het Engels, een bootcamp? Brussel moet zijn eigen jeugd kunnen opvangen. Er staan massas openbare gebouwen te verkrotten, en het heeft geen zin te wachten op de Franse Gemeenschap. Die bewijst alle dagen dat ze hiervoor geen aandacht heeft, of weigert de juiste therapie toe te passen. Een eerste Vlaamse heropvoedingsinstelling, een bootcamp, met een strenge aanpak, om de losgeslagen jongeren een structuur te geven in hun leven: het kan voor de Franstaligen een signaal zijn dat ze hun stad en hun jeugd niet verder mogen laten verloederen, en dat er een andere aanpak mogelijk is. In onze buurlanden heeft de formule haar nut bewezen.
Een andere groep die ik te weinig zie opduiken in de beleidsnota, is die van kleine zelfstandigen en winkeliers, van oudsher de basis van de Vlaamse aanwezigheid in Brussel. We kunnen proberen om die jonge Vlaamse afgestudeerden in Brussel huurcheques te geven. (Opmerkingen van de heer Ludwig Caluwé)
Op het vlak van de mobiliteit kan de Vlaamse Regering meer doen vanuit de Brusselse Rand dan vanuit Brussel zelf. Dit verloopt best gecoördineerd. Het is onthutsend dat er op de Heizel op dit ogenblik aan een vernieuwingsproject wordt gewerkt, zonder dat Vlaanderen er van op de hoogte is. Het bouwen van een transferium voor enkele tienduizenden autos op de bekende parking C, die op Vlaams grondgebied ligt, zou een perfect middel zijn om het autoverkeer in de binnenstad te ontlasten. Maar de stad Brussel heeft al moeite om met het eigen Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te overleggen, wat zou ze dan met Vlaanderen kunnen praten? Toch is dat de enige weg om Brussel een werkbare toekomst te garanderen. Het initiatief zal dan weer van Vlaanderen moeten komen, maar waarom niet?
We maken ons geen zorgen in dit beleidsplan over de inspanningen die geleverd worden voor media, cultuur en imago. Alleen vragen we ons bij LDD af, of deze inspanningen wel ten goede komen aan de gewone Vlaamse Brusselaars, en niet alleen aan het elitaire kransje van Brusselse artiesten, dat het eigenlijk ook wel zonder subsidies zou kunnen rooien. Maar dat is een vraag die we niet alleen in Brussel opwerpen.
Om af te ronden: we zullen de situatie in Brussel en in de Rand nauwgezet blijven volgen, en vooral nagaan of deze regering de inspanningen die ze heeft aangekondigd, ook effectief doet. Het START-plan voor de economische ontplooiing van de Vlaamse oostrand is daar al een dubieus voorbeeld van. Het ja dat we vandaag geven, is bijzonder voorwaardelijk. Alleen zijn we er ons wel degelijk van bewust dat we zowel in Brussel als in de Rand aan hetzelfde zeel zullen moeten trekken om er de Vlaamse eigenheid te vrijwaren, en zo mogelijk een nieuw elan te geven. (Applaus bij CD&V en LDD)
De heer Van Eyken heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, ministers, geachte leden, in de beleidsnota Brussel gaat het over multiculturele projecten, over het aanvaarden van de eigenheid van de andere culturen, over het samenleven. Als we dat vergelijken met de beleidsnota over de Rand, zien we een groot verschil. Daar zal ik straks op terugkomen, als we die beleidsnota bespreken.
Minister, er ontbreekt iets in uw beleidsnota. U pleit voor meer samenwerking als het gaat over de mobiliteit, maar concreet zie ik niet veel. Vroeger had u in Brussel Mobiliteit onder uw hoede. Ik stel vast dat er weinig samenwerking is tussen De Lijn en de MIVB voor het organiseren van het openbaar vervoer binnen Brussel. Als minister bevoegd voor Brussel en gezien de ervaring van uw vorig mandaat, zou u een goede link kunnen vormen om daar verbetering in te brengen.
U ijvert voor overleg. Ik zie echter dat er bij uw collega van Openbare Werken sprake is van de heraanleg van het afrittencomplex in Jezus-Eik, op de E411, en ik moet dan horen dat Brussel daar niet bij wordt betrokken, hoewel dat afrittencomplex toch ook zijn invloed heeft op Brussel. Bij de heraanleg van de ring hoor ik ook dat er tegenwind is van Brussel en dat er geen overleg is met Brussel. Dat is wel heel jammer.
Ik pleit er ook voor dat er voort werk wordt gemaakt van het samenwerkingsakkoord tussen de VDAB en ACTIRIS voor de werkzoekende en het bevorderen van de mobiliteit op de arbeidsmarkt. Ik vond dat initiatief van uw voorganger, Frank Vandenbroucke, op dat gebied werkelijk heel goed.
Wat ik ook wel terugvind in die beleidsnota, zijn cultuur en onderwijs. Er wordt gezegd dat de Nederlandstalige scholen verzadigd zijn, dat er teveel anderstaligen zijn en nog te weinig kinderen die uit een Nederlandstalig nest komen. Dus gaat het niveau van het onderwijs in die scholen achteruit, zo wordt gesteld. Ik vind daadwerkelijk dat daar een oplossing voor moet worden gevonden, maar stellen dat de kwaliteit van het Nederlandstalig onderwijs langzaam om zeep wordt geholpen door de aanwezigheid van een groot aantal Franstaligen, of anderstaligen, in de klassen vind ik niet correct. Ik vind die voorstelling niet erg diplomatisch. Sociologisch gezien is dat natuurlijk wel te verklaren. Brussel is, zoals gezegd, multicultureel, en er zijn nog weinig gezinnen die eentalig zijn. Meestal zijn de gezinnen taalgemengd, wat zich ook uit in de onderwijsinschrijvingen.
Wat natuurlijk wel opvalt, is dat de trend helemaal is veranderd ten opzichte van een paar decennia geleden. Toen stuurden de Nederlandstaligen massaal hun kinderen naar Franstalige scholen. Nu moet ik vaststellen dat het omgekeerde het geval is. Het besef bij de ouders dat hun kinderen in de toekomst voordeel hebben bij het kennen van meerdere landstalen, is duidelijk. Ik wil dat onderstrepen en ik vind dat goed. Ouders zoeken dan naar alternatieven en die vinden ze bij de Nederlandstalige onderwijsinstellingen in de Rand.
Een ander punt is het succes van de taalcursussen in Brussel. In Brussel worden die echter niet verplicht gesteld. Er hangen ook geen straffen aan vast. Mensen worden ervan overtuigd dat deze cursussen het best worden gevolgd, dat het hen iets bijbrengt en het is een positief beleid in verband met taalpromotie. Het beleid in de Rand van minister Bourgeois is over een andere boeg gegooid.
Er zou ten slotte meer aandacht moeten worden besteed aan de veranderingen die in Brussel plaatsvinden. De aanzet van een dialoog tussen de federale overheid en de Brusselse verantwoordelijken, hierbij gesteund door de beleidsverantwoordelijken van de beide gemeenschappen, kan ertoe leiden dat de hoofdstad van dit land, de hoofdstad van Europa en de regio een harmonieus geheel vormt.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.