Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is de algemene bespreking van het ontwerp van decreet.
Mevrouw Coppé, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, collegas, in de commissie voor Welzijn werd op dinsdag 5 januari 2010 het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden besproken. Deze wijziging werd aangenomen met acht stemmen voor, één tegen en vier onthoudingen.
Het huidige VIPA-decreet ( Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) van 1994 blijkt moeilijk of niet verzoenbaar met een aantal aanvragen tot subsidiëring van infrastructuurdossiers. Deze wijziging komt er op vraag van de sector. Ze beoogt op de eerste plaats het faciliteren van de subsidiëring van projecten in de sector van persoonsgebonden aangelegenheden die in de vorm van een pps worden opgezet en uitgevoerd en waarbij de voorziening niet noodzakelijk als bouwheer van het project optreedt. Het is geenszins de bedoeling om de eigenlijke zorgactiviteit te privatiseren.
Concreet wil de voorliggende wijziging volgende aanpassingen realiseren: het vervangen van het historisch geladen begrip initiatiefnemer door het begrip aanvrager; het decretaal verankeren van de eisen in hoofde van de aanvrager; het schrappen van de definities leasing en financier; in de mogelijkheid voorzien om de aankoop van infrastructuur zonder verbouwingswerkzaamheden te subsidiëren; het opnemen van het principe dat een voorziening die een subsidie wenst te krijgen in het kader van de VIPA-regeling slechts moet kunnen aantonen dat zij gedurende een periode die minstens gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur met de minimale periode van 20 jaar voor onroerende goederen, het genotsrecht zal hebben op de infrastructuur die het voorwerp uitmaakt van de aanvraag tot subsidie; het inbouwen van het verbod op ongeoorloofde verwantschap tussen de aanvrager en de eigenaar van de gronden of degene die zakelijke rechten heeft op de gronden waarop het project wordt gepland; het voorzien in de mogelijkheden voor de Vlaamse Regering om met proefprojecten te werken; het werkbaar maken van de waarborgregeling voor woon-zorgcentra waarvoor geen subsidies worden aangevraagd bij het VIPA; het mogelijk maken van prefinanciering in de sector van de ouderenvoorzieningen en de thuiszorgvoorzieningen.
In de commissie was er algemeen een zeer positieve indruk en een positieve kritiek op het ontwerp van decreet. Pps in VIPA wordt verwelkomd omdat het wordt ingevoerd op vraag van de sector. Wel was er discussie over het criterium ongeoorloofde verwantschap in subsidiabele pps-constructies. De Open Vld-fractie diende dan ook een amendement in op artikel 10. De commissieleden Van der Borght en Gysbrechts pleitten voor het schrappen van het verbod op verwantschap en voor het invoeren van een controlesysteem om na te gaan in welke mate de gebruikstoelagen marktconform zijn. Volgens het antwoord van de minister in de commissie is dit amendement operationeel onhaalbaar. Het amendement verduidelijkt daarbij niet wat bedoeld wordt met marktconform karakter van de gebruiksvergoedingen. De minister beloofde echter het criterium ongeoorloofde verwantschap te specificeren in de uitvoeringsbesluiten met de bedoeling te verhinderen dat de middelen op een kunstmatige manier worden verschoven. (Applaus)
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Minister, voorzitter, collegas, we hebben het ontwerp van decreet, dat de verslaggever goed en bondig heeft weergegeven, besproken in de commissie. Omdat het een zeer belangrijke decreetswijziging is, houd ik eraan om onze visie hier kort weer te geven.
Wij betreuren als Open Vld dat er geen fundamentele discussie wordt gevoerd over het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). Nochtans zijn er tal van argumenten die daarvoor pleiten. Zo blijken veel initiatiefnemers in de zorgsector VIPA-middelen links te laten liggen en zelf de volledige investeringskost op zich te nemen. Op die manier vermijdt men lange aanbestedingsprocedures en allerhande extra uitgaven voor studiebureaus, die zorgstrategische plannen moeten opmaken om aan het VIPA voor te leggen.
Bouwen met het VIPA vereist dat men hogere infrastructuurnormen respecteert dan als men met eigen middelen bouwt. Die hogere normen wegen op de bouwkost en komen vooral ten goede van architecten en aannemers, die zich uiteraard niet geremd zien door enige budgettaire beperkingen van de initiatiefnemer, gelet op het feit dat de overheid toch in grote mate de investeringskost subsidieert.
Dan zwijgen we nog over de administratieve procedures die doorlopen moeten worden: het indienen van financieel-technische en zorgstrategische plannen, het verkrijgen van een goedkeuring van het dossier door de coördinatiecommissie en vervolgens het verkrijgen van een principieel akkoord. Nadien moeten de initiatiefnemers elk jaar opnieuw de jaarlijkse gebruikstoelage aanvragen bij het VIPA, welteverstaan degenen die in het systeem van de alternatieve financiering zitten. Geen wonder dus dat specialisten in de sector, gaande van de VVSG tot de banken, de nadelen van het VIPA belichten.
Met de wijziging van dit decreet diende zich een goede opportuniteit aan om eerst uitvoerig een diepgaande studie te organiseren naar de zwaktes en de sterktes van het VIPA om zo de elementen die vatbaar zijn voor aanpassing of verbetering te kunnen aanduiden. Die kans heeft de regering niet gegrepen, en dat betreuren wij enorm.
Dit ontwerp van decreet heeft wel de verdienste dat het voor het eerst een echte pps-formule integreert in de VIPA-reglementering. De alternatieve financiering kon men bezwaarlijk als een pps-formule beschouwen, omdat alleen de manier van subsidieverlening werd gewijzigd. De formule die hier voorligt, laat toe dat in het hele zorgproces elkeen doet waarin hij goed is. De exploitant van het rustoord concentreert zich op het verlenen van zorg en ondersteuning. De bouwheer ontwerpt, bouwt en zorgt eventueel voor het onderhoud.
Het ontwerp komt dan ook tegemoet aan een oude eis van Open Vld, namelijk dat bij het sluitend toekennen van een investeringswaarborg de exploitatie van het rustoord en de eigendom van de grond en de gebouwen niet langer tot dezelfde rechtspersoon moeten behoren. Die vereiste maakte dat tot nu toe geen beroep werd gedaan op de formule.
Collegas, in het decreet zijn er twee elementen die ons verontrusten en waarvoor ik uw aandacht vraag. Ten eerste is er de regeling van de prefinanciering. Voorzieningen kunnen starten met de bouw van een voorziening en, indien zij daarbij de VIPA-reglementering respecteren, kunnen zij op een later ogenblik alsnog in aanmerking komen voor een investeringswaarborg of -subsidie. Met andere woorden, voorzieningen prefinancieren hun investering zelf en proberen later de nodige subsidies binnen te rijven. Op zich vind ik dat niet slecht, maar het decreet zegt zeer duidelijk dat er geen garantie is dat het VIPA ook effectief over de brug zal komen met een waarborg of met subsidies.
Dit is natuurlijk geen ongevaarlijk procedé. Indien VIPA op een later tijdstip budgettair zo onder druk komt te staan, is het perfect denkbaar dat het niet langer kan tegemoetkomen aan zulke vragen. Hoe gaan OCMWs, vzws en private spelers de financiering van dergelijke projecten in de praktijk moeten begroten, zonder enige concrete garantie op subsidie? Men schept met andere woorden verwachtingen die initiatiefnemers incalculeren bij het ondernemen van projecten. Als die verwachtingen dan niet worden ingelost, creëert men natuurlijk een aanzienlijk budgettair probleem. En misschien nog erger, men zadelt toekomstige ministers van Welzijn op met een politiek probleem.
Een tweede probleem is de voorwaarde die men stelt voor het verkrijgen van investeringssubsidies; namelijk de patrimoniumvennootschap en de exploitant van het rustoord moeten twee verschillende rechtspersonen zijn. Er mag geen verwantschap bestaan tussen beide. Met verwantschap verwijst men naar het zitten in de raden van bestuur van beide organisaties. De bedoeling is te vermijden dat niet-marktconforme prijzen worden aangerekend door de patrimoniumvennootschappen aan de exploitant. Die doelstelling onderschrijft Open Vld. We vragen ons wel af of de methode van de Vlaamse Regering om dit te vermijden wel de goede is. Wij zijn er alvast van overtuigd dat dit niet het geval is.
Vooreerst moet een maatregel zijn doel bereiken. Hier is dat niet het geval. Blijkbaar wil de regering alleen maar onderzoeken of aangerekende prijzen marktconform zijn indien er verwantschap is. Als er geen verwantschap is en we kunnen ons in Vlaanderen in bepaalde vzws en zuilen heel wat constructies indenken waarbij volgens de maatstaven van de Vlaamse Regering geen verwantschap bestaat wel, dan is het blijkbaar zonder enig probleem toegelaten prijzen aan te rekenen die niet marktconform zijn.
Vervolgens vraag ik me af of het wel een efficiënte maatregel is, of de methodiek makkelijk te hanteren valt. Het antwoord is duidelijk neen. Gaat men nu echt waar in elke pps-constructie alle leden van de raad van bestuur van de patrimonium- en van de exploitatievennootschap onderzoeken op verwantschap? Zoiets kan enorm arbitrair worden bepaald en laat ruimte voor regelingen à la tête du client. Tijdens de bespreking in de commissie is erop gewezen dat verwantschap zelfs moeilijk te vermijden is wanneer bijvoorbeeld lokale besturen werken met autonome gemeentebedrijven. Zulke maatregelen leiden er alleen maar toe dat men nog meer ambtenaren zal moeten inzetten om onzinnige dingen te gaan controleren. Voor Open Vld is dit dan ook niet aanvaardbaar.
We hebben met de steun van de volledige oppositie in de commissie een amendement ingediend, waarmee we terugkeren naar de essentie en voorzien in een controlemechanisme op de prijzen om erover te waken dat de prijzen inderdaad marktconform zouden zijn. Ik denk niet alleen dat die maatregel veel efficiënter is, maar iedereen ook op gelijke wijze behandelt, en in elk geval heel wat minder administratieve rompslomp met zich zal meebrengen dan wat in dit ontwerp wordt voorgesteld. Het amendement werd spijtig genoeg verworpen door de meerderheid. Er wordt dus gekozen voor een inefficiënte en kosteninducerende maatregel die uiteindelijk niet eens garandeert dat de doelstelling wordt bereikt. Vanuit die optiek zal Open Vld zich bij de stemming onthouden. We zullen met veel interesse opvolgen, minister, hoe u in de praktijk zult omgaan met dit instrument.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, we zullen dit ontwerp van decreet niet goedkeuren om zes redenen. De eerste is een principiële, ideologische reden. We zijn altijd een heel koele minnaar geweest van pps in de welzijns- en gezondheidssector. In 2006 hebben we de alternatieve financiering mogelijk gemaakt door een eerste wijziging van het VIPA-decreet. Ik hoor van de vereniging van de social-profitondernemers, Verso, heel wat vragen en klachten. Er is minder zekerheid door die vorm van debudgettering voor de voorzieningen. Ze moeten een groot risico nemen. Het is voor kleinere voorzieningen minder vanzelfsprekend om met het VIPA te investeren.
We hadden gedacht dat, voor we een volgende stap zouden nemen, die van Design Build Finance Maintain (DBFM), we de eerste stap toch grondig zouden evalueren. Dat is niet gebeurd. Ik kan me dan ook niet van de indruk ontdoen dat men een decreet maakt om in te gaan op enkele individuele vragen en bezig is met bricolage in plaats van ernstig werk om de toekomst van de investeringen in de welzijns- en gezondheidssector te garanderen.
Bovendien blijven er na de besprekingen heel wat onduidelijkheden. De M van DBFM staat voor maintain, dat is het onderhoud. In de welzijns- en gezondheidssector kunnen de normen al eens wijzigen en cours de route. Wat als de normen wijzigen? Wie zal dat onderhoud en die wijzigingen doen? Het antwoord zal zijn dat je dat in de overeenkomst moet bepalen. Ik denk niet dat de sector gewoon is of de mankracht heeft om keihard te onderhandelen met de grote spelers van DBFM. Dat blijft onduidelijk.
Er is ook de ongeoorloofde verwantschap tussen de aanvrager en de eigenaar, waar mevrouw Van der Borght het al over had. We hebben samen een amendement ingediend om dat op een andere manier te regelen. Dat is niet gevolgd, en daar heb ik het moeilijk mee.
Men spreekt over proefprojecten. DBFM gaat ervan uit dat iedereen doet wat hij of zij het beste kan. Degenen die het beste gebouwen kunnen neerzetten, zetten gebouwen neer. De mensen uit de welzijnssector exploiteren en doen de verzorging. Misschien is dat in een kantoor nog wel het geval, maar in de welzijns- en gezondheidssector kun je die twee niet uit elkaar trekken. De manier waarop je een gebouw neerzet, zowel qua indeling als qua look and feel, heeft alles te maken met de manier waarop je later de verzorging van die personen doet. Die twee uit elkaar trekken is absoluut geen goed idee. Daarom zullen we dit ontwerp van decreet niet goedkeuren.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Degenen die de prefinanciering verkiezen, lopen uiteraard een beperkt risico, omdat een externe de overheid niet kan engageren voor subsidies die zullen worden gegeven. Die bepaling is ontstaan op het moment dat er grote achterstanden waren bij het VIPA. Ondertussen is dat niet meer het geval, behalve voor de ziekenhuissector. Het is een mogelijkheid en geen verplichting, dat degenen die weten dat een financieel-technisch plan rond is, weten dat ze in VIPA zullen worden gehonoreerd. Dat is geen juridische zekerheid. Ze zijn daar niet toe verplicht, maar ze kunnen dat risico nemen. Ze moeten de toestand van het VIPA zelf inschatten en zich afvragen of er een tijdsdruk is die dat kan verantwoorden.
De ongeoorloofde verwantschap zullen we moeten specificeren in een besluit, en op een rechtszekere manier. Ik kan begrip opbrengen voor uw argumentatie, maar dit is een ontwerp van decreet dat door de vorige Vlaamse Regering is goedgekeurd. Die verkoos toen die formule. Ik heb alleszins niets toegevoegd aan het compromis of het evenwicht dat toen was gevonden.
Uiteraard zullen we criteria moeten bepalen om een aantal experimenten te doen om daaruit te leren. Dat is heel duidelijk. Ik ben het er niet helemaal mee eens dat deze formule geen maatwerk of klantvriendelijke concepten met zich zou kunnen meebrengen. Dat lijkt me niet echt het geval te zijn. Nogmaals, mevrouw Vogels, niemand verplicht de initiatiefnemers om deze formule te kiezen. Dat is optioneel. Het is gewoon een kwestie van een aantal kansen te kunnen grijpen, op een ogenblik dat het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) voor belangrijke uitdagingen staat, zeker wat de ziekenhuissector betreft. In die sector wachten allerlei initiatieven op belangrijke beslissingen over de mogelijke aanwending van subsidies.
Voorzitter, we zullen moeten leren uit een aantal goed beheerste en gekozen experimenten, om te zien of die formule succesvol kan zijn, maar nogmaals, ze voegt iets toe en doet geen afbreuk aan de bestaande reglementering.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2009, nr. 113/1)
De artikelen 1 tot en met 12 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.