Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, het debat is geopend.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mijnheer de minister, dames en heren, nu veel van onze collega's in het buitenland verblijven, zullen wij het over een binnenlandse aangelegenheid hebben. Het is een onderwerp dat de laatste maanden permanent de pers haalt, namelijk de kinderopvang, of laat ons liever zeggen: het gebrek aan kinderopvang.
Ik wil u feliciteren, mijnheer de minister, met het feit dat u de Vlaamse Regering hebt kunnen overtuigen om meer middelen vrij te maken voor de kinderopvang. Die felicitaties zijn gemeend. Alleen, ben ik zo kwaad geworden toen ik hoorde welk compromis u zou willen financieren met dit mooie geld. Mijn centrale vraag is: waar wil u in godsnaam met de kinderopvang in Vlaanderen naartoe?
Ik denk dat we absoluut verkeerd bezig zijn. Een jaar geleden stonden we hier ook. Mevrouw Vervotte was toen nog dienstdoend minister. Zij was er toen ook in geslaagd om van de Vlaamse Regering extra geld los te peuteren: 18 miljoen euro werd toen in een plan flexibele kinderopvang gestoken. Dat was een compromis tussen de meerderheidspartijen. Open Vld, met mevrouw Ceysens als fractieleider, had eindelijk door dat kinderopvang thuis mogelijk was via dienstencheques. CD&V hamerde op gemandateerde voorzieningen die er zouden voor zorgen dat er later en vroeger kinderen zouden worden opgevangen. Sp.a kon er zich in vinden omdat er doelgroepwerknemers zouden worden ingezet.
Ik heb u onlangs een vraag gesteld over de uitvoering van dit intussen één jaar oude plan, mijnheer de minister. Ik moet zeggen dat ik alleen maar kwader geworden ben, want dit geld is niet besteed aan kinderopvang. De cijfers zijn onthutsend, collega's. U hebt het ook in de media gelezen - twee dagen voor ik het antwoord van de minister kreeg, stond het al in de krant, dat gebeurt nogal wel eens - het aantal dienstencheques dat intussen werd verkocht, is nul. Nul.
De heer Gatz heeft het woord.
De regering heeft de afgelopen dagen beslist om het systeem van de dienstencheques eenvoudiger te maken. Zou dat geen oplossing zijn? Of een deel van de oplossing?
U zit in de regering. U hebt het systeem vorig jaar goedgekeurd. Ik heb toen al gezegd dat het niet haalbaar of realistisch was. Ik krijg nu gelijk. Er zijn er nul verkocht.
Dat zei u om andere redenen. U bent er principieel tegen. Dat is een ander debat.
Dat is een ander debat; dat gaan we nu niet voeren.
In het plan flexibele kinderopvang waren 111 voorzieningen gepland, 18 zijn er ingestapt in het systeem. Het aantal doelgroepwerknemers in dienst, lieve vrienden van sp.a + VlaamsProgressieven, is nul. Nul.
Dat wil dus zeggen dat van de 18 miljoen die vorig jaar werd ingeschreven in de begroting voor de uitbreiding van kinderopvang, er geen nul, maar tien percent werd uitgegeven, mijnheer Sannen. Dat vind ik erg, want vorig jaar gaf uw meerderheid aan de bevolking de indruk dat er vooruitgang werd geboekt, dat er oplossingen werden geboden. Vandaag is daar niets van waar: het is één grote flop geworden.
Mijnheer de minister, als ik vandaag zie dat er een nieuw compromis gemaakt is, deze keer voor meer dan 28 miljoen, dan denk ik: in godsnaam, waar zijn we mee bezig? Hoe realistisch is dit plan? Ik overloop het even. U zet met de CD&V opnieuw in op de erkende voorzieningen: 5,3 miljoen euro en 1000 bijkomende plaatsen. Dat lees ik in de media. Is dit realistisch? Hoeveel van die plaatsen hebt u geprogrammeerd in de kinderdagverblijven en hoeveel in de diensten voor onthaalouders? U weet dat de eerste veel duurder zijn dan de tweede. Als u plaatsen programmeert in de diensten voor onthaalouders, dan weet u net zo goed als ik dat het vandaag heel moeilijk is om bijkomende onthaalouders te vinden en dat er nog altijd geen oplossing is voor het statuut van de onthaalouders. Paars-groen heeft destijds een eerste sui-generisstatuut gemaakt en er werd beloofd dat het na vijf jaar zou worden geëvalueerd, maar er wordt nog altijd op die evaluatie gewacht. U kunt vandaag dus weer zeggen: "bijkomende plaatsen in de erkende en gesubsidieerde sector", maar als het gaat over diensten van onthaalouders, dan zijn die plaatsen niet zeker en bijzonder precair.
De VLD stelt: "6,05 euro, de uitbreiding van de zelfstandige kinderopvang". Om wat te doen? Meer kinderen opvangen door de capaciteit van de zelfstandige kinderdagverblijven op te trekken van 22 naar 28? Wordt de leefbaarheid van de zelfstandige kinderdagverblijven daarmee verzekerd? Hun economische leefbaarheid is immers het grote probleem. De sector zelf heeft de grootste twijfels, en in mijn ogen terecht, want als de capaciteit wordt uitgebreid, dan zal men - overigens terecht - moeten beantwoorden aan bijkomende normen. Ik hoor altijd spreken over de brandveiligheid. Brandveiligheid wil zeggen: zware investeringen. Uitbreiding betekent ook extra personeel. Op dit moment kan een zelfstandig kinderdagverblijf de personeelskost niet ophoesten en als het die wel ophoest, worden de mensen onderbetaald, gewoon omdat de kinderdagverblijven anders economisch en financieel niet leefbaar zijn. Hoe realistisch is het om te denken dat er door deze maatregelen extra plaatsen zullen komen in de zelfstandige kinderopvang? Ik heb daar de grootste twijfels bij.
Sp.a heeft de belofte van voorzitter Gennez op 1 mei, gerealiseerd gezien: 17,5 miljoen euro voor de toegankelijkheid als de kostprijs van de dagprijs in de zelfstandige voorzieningen geplafonneerd wordt. Een 'sociale maatregel' noemt men dat. Collega's, toegankelijkheid heeft niet alleen te maken met financiële toegankelijkheid. Toegankelijkheid heeft ook te maken met de drempels die door de voorziening worden ingebouwd. Op dit moment kan elke voorziening autonoom beslissen welke kinderen ze aanneemt of niet aanneemt.
Als u zegt dat u de zelfstandige kinderdagverblijven extra zult subsidiëren voor de kinderen die ze opnemen als er met een vast plafond wordt gewerkt, dan is dat maar haalbaar als dat vast plafond hoog genoeg ligt. Als het te laag ligt, zullen de zelfstandige kinderdagverblijven hun rekening maken en dan zullen ze zeggen dat ze er absoluut geen voordeel bij hebben.
Als u de zelfstandige kinderdagverblijven oplegt dat ze ook per dag de prijs moeten berekenen, in plaats van, zoals nu, per maand, dan nemen de onzekerheid en de onleefbaarheid toe. Het is dan de vraag of ze in het systeem zullen stappen.
Ik meende te horen dat de minister zei dat dit bedrag, 17,5 miljoen, genoeg was om een op drie ouders te steunen die met hun kinderen in de zelfstandige kinderopvang terecht willen kunnen. Ik heb sp.a horen beweren dat het om twee op drie kinderen ging. Allicht heeft dit alles te maken met de hoogte van het plafond. Als het plafond laag wordt gelegd, dan zult u weinig opvang van kansarme kinderen krijgen, want dan is dat niet rendabel voor de zelfstandige kinderopvang. Als het plafond hoger wordt gelegd, is het wel haalbaar, maar het gevolg is dat u minder mensen zult kunnen helpen. Ook daarover krijg ik graag een beetje duidelijkheid. Hoe zeker bent u dat u dit bedrag zult kunnen uitgeven om sociale maatregelen te treffen?
Mijnheer de minister, het is alsof u soms bezig bent met een kleurtje te zetten op de muren van een huis waarvan de fundamenten nog niet af zijn. Het oogt mooi om naar te kijken, maar het is bijzonder gevaarlijk om er te wonen omdat de kwaliteit niet is gegarandeerd.
Wij hebben geen vooroordelen tegen welke opvang ook. Voor ons staat het kind centraal en staat de kwaliteit centraal. Voor ons is het de vraag waar u met de kinderopvang in Vlaanderen naartoe wilt. Ik heb sp.a en VlaamsProgressieven vandaag nog horen pleiten voor kinderopvang als recht voor elk kind, die gratis is. Ik vind dat een heel nobel doel. Ik ben er ook absoluut voorstander van omdat voor mij kinderopvang meer is dan het passen op kinderen van ouders die uit werken gaan. Kinderopvang is een pedagogisch project en een pedagogische visie. U zit nog altijd in de meerderheid in Vlaanderen en zelfs in Antwerpen. Weet u dat in Antwerpen de meerderheid van sp.a-VlaamsProgressieven in de stedelijke crèches, alleen nog kinderen toelaat van werkende ouders? Dat staat een beetje haaks op uw visie en de visie van sp.a. Dromen mag wel, maar als u tot de meerderheid behoort, moet u proberen om uw dromen te realiseren, anders heeft het weinig zin om in die meerderheid te blijven.
Mijnheer de minister, ik hoor dat u de zelfstandige kinderdagverblijven wilt uitbreiden van 22 kinderen naar 28 kinderen. We kennen die zelfstandige kinderdagverblijven als de minicrèches, die zijn gevestigd in een huis in de rij. De vraag is of het in die omstandigheden verstandig is om van 22 naar 28 kinderen te gaan. Is er aan Kind en Gezin advies gevraagd of dit pedagogisch en kwalitatief verantwoord is? Je zou de parallel kunnen trekken met de kleine en de grote kleuterklassen. De accommodatie van die minicrèches is absoluut niet van die aard dat je in kleine leefgroepen kunt werken.
Daarnaast is er nog de kwaliteit van het personeel. U zult mij niet horen zeggen dat een diploma alleen betekent dat er garantie is. Elders verworven competenties zijn even belangrijk. In een erkend kinderdagverblijf moet iedereen een diploma hebben, maar een onthaalouder moet aan geen enkele vereiste voldoen en in de zelfstandige sector is ook geen diploma vereist. Dat lijkt me van het goede te veel. Hoe kan Kind en Gezin op dit moment de kwaliteit garanderen in al die diverse vormen van kinderopvang?
Aan sp.a wil ik nog het volgende zeggen: hoe kunt u verantwoorden dat u nu een aantal maatregelen neemt voor de zelfstandige sector, goed wetende dat de verloning van al die mensen die hetzelfde werk doen, totaal verschillend is en de arbeidsvoorwaarden totaal verschillend zijn? Voor hetzelfde werk een verschillend loon. In een erkend kinderdagverblijf gelden de VIA-akkoorden, onthaalouders hebben een sui-generisstatuut en de meeste mensen in de zelfstandige kinderopvang worden onderbetaald omdat het economisch niet haalbaar is om ze meer te betalen. Ik vind het weinig socialistisch om daar geen aandacht voor te hebben.
Mijnheer de minister, hoe haalbaar is deze keer het compromis, goed voor 28,3 euro? Zullen we hier over een jaar opnieuw staan om te zeggen dat het resultaat nul is of kunt u nu garanderen dat uw voorstel gebaseerd is op cijfers, onderzoek en realiteit?
Waar wilt u in godsnaam met de kinderopvang in Vlaanderen naartoe?
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw en mijnheer de minister, mijnheer de minister-president, geachte collega's, terecht is hier gezegd dat kwaliteitsvolle kinderopvang een recht is voor elk kind. Dit is een heel terecht uitgangspunt in dit actualiteitsdebat dat niet enkel gaat over nieuwe maatregelen maar ook over de toekomst van de kinderopvang in Vlaanderen. Kinderopvang is een recht voor elk kind, maar vandaag helaas nog steeds geen realiteit.
De Vlaamse Regering heeft vorige vrijdag nieuwe maatregelen aangekondigd. Ik kijk ernaar uit om over de concrete invulling meer toelichting te krijgen. Ik wil u feliciteren voor het extra budget dat u hebt gekregen om een aantal concrete maatregelen te nemen, zoals we hebben kunnen lezen in de media. Wat de invulling betreft, moeten we alweer spreken van een politiek compromis met blijkbaar voor elk wat wils. Na de discussie van de laatste weken, waarin duidelijk werd dat er binnen de meerderheid absoluut geen eensgezindheid was maar dat integendeel de meningen sterk verdeeld waren, is er nu plots, out of the blue, een oplossing gekomen. Twee weken geleden profileerde sp.a zich plots als gezinspartij en lanceerde een reeks maatregelen Tussen haakjes: dat komt weinig geloofwaardig over voor een politieke partij die al jaar en dag, zowel federaal, tot juni vorig jaar, als op Vlaams vlak aan de macht is geweest en gedurende al die jaren niets maar dan ook niets voor het gezin heeft ondernomen. Maar, hoop doet leven, en vandaag wilt sp.a ook de kinderopvang inkomensafhankelijk maken.
De heer Sannen heeft het woord.
Mevrouw Dillen, u zou eens een analyse moeten maken van alle maatregelen die minister Vandenbroucke heeft genomen in het onderwijs ten aanzien van gezinnen en voor gelijke kansen van de kinderen in die gezinnen. Dan moet u toch wel een andere stelling innemen.
Dat is toch wel heel beperkt, het beperkt zich tot het onderwijs. Wanneer we kijken naar de ondersteuning zelf, horen we heel veel blabla en aankondigingen, maar concreet vanuit de sp.a is er niets gebeurd. Ik spreek over de laatste tien tot twintig jaar, want zolang is uw partij al overal aan de macht, federaal, spijtig genoeg voor u, niet meer. Het is ook daar dat belangrijke beslissingen moesten worden genomen. Ook daar is er gedurende al die jaren niets gebeurd.
Positief is het idee om de kinderopvang inkomensafhankelijk te maken. Open Vld was wel aanvankelijk tegen en vond dat dat absoluut niet kon. Geen sprake van, luidde onmiddellijk de reactie. CD&V kwam weinig of niet tussenbeide in de concrete voorstellen. Alleen minister Vanackere heeft heel duidelijk gezegd: het is niet haalbaar want het is onbetaalbaar, extra geld wil ik inzetten voor extra plaatsen.
Vandaag is er een akkoord: de Vlaamse Regering gaat investeren in kinderopvang. De mogelijkheid wordt gecreëerd - en ik sta daar achter - om de zelfstandige kinderopvang inkomensafhankelijk te maken want zo krijgen ook gezinnen met een laag inkomen de mogelijkheid om een beroep te doen op de private sector. Dat is allemaal positief, zeker gelet op de zeer lange wachtlijsten binnen de gesubsidieerde sector.
Met de aangekondigde maatregelen heb ik geen enkel probleem, maar onze fractie mist toekomstvisie. Wij zien geen strategie op lange termijn. Ook blijven er een aantal heel belangrijke knelpunten en onopgeloste vragen. Op de eerste plaats wordt in 1000 bijkomende plaatsen in de gesubsidieerde opvang voorzien. De vraag is of dit haalbaar is. Ik verwijs naar een discussie van enkele weken geleden naar aanleiding van de aankondiging van 3500 bijkomende plaatsen, waar de sector onmiddellijk teleurgesteld op reageerde en stelde dat alles veel te rooskleurig werd voorgesteld. In totaal bleek het niet te gaan om 3500 nieuwe plaatsen - in een aantal was reeds voorzien bij de bespreking van de begroting 2008 - maar ging het eigenlijk om 1600 plaatsen. Ik wil van u, mijnheer de minister, klaar en duidelijk weten hoeveel en welke bijkomende plaatsen er nu effectief op het terrein zullen worden gecreëerd, ten eerste via de begroting en ten tweede via bijkomende inspanningen.
In de private sector gaat u meer mogelijkheden realiseren via financiële stimuli. Zal het verlies aan inkomsten door de bijdragen inkomensafhankelijk te maken, volledig worden gecompenseerd?
We kunnen er niet omheen dat er een heel ernstige dreiging boven dit dossier hangt. Ik spreek zeer duidelijk over de fiscale dreiging. Uw voorstel is wel een goed voorstel voor de zoekende ouders, maar vandaag niet met zekerheid voor de sector zelf. Men spreekt terecht van een vergiftigd geschenk, want de overheidssubsidies zullen mee worden belast, met als concreet resultaat dat de helft van de subsidies zullen verdwijnen via de bedrijfsbelasting.
Mijnheer de minister, wanneer de zelfstandige sector geen zekerheid heeft wat betreft de fiscale gevolgen, wanneer ze niet met volledige zekerheid weten dat ze niet de helft van de subsidies via de bedrijfsbelasting opnieuw moeten afgeven, zal uw oproep aan de zelfstandige opvang om in het systeem te stappen, geen gevolg krijgen. De aangekondigde maatregelen zullen dan ook dode letter blijven, met als gevolg dat we opnieuw in een vicieuze cirkel terechtkomen en dat mensen met een laag inkomen die op een wachtlijst staan in de gesubsidieerde sector, opnieuw uit de boot dreigen te vallen en geen plaats zullen vinden in de zelfstandige sector.
Ik vermoed dat u zich bewust bent van het probleem, maar dat u zich er te vlug van afmaakt door te verklaren dat de Vlaamse Regering er bij de federale regering op zal aandringen om ook de zelfstandige kinderopvang vrij te stellen van bedrijfsbelasting. Dat is weliswaar een heel goed initiatief, en ik zal u daarin steunen, maar wat als de federale regering daar niet op wil ingaan? Dan zal de zelfstandige sector de grote dupe zijn van de nieuwe maatregelen. Dat is voor ons onaanvaardbaar. Wij vinden dat u eerst de zekerheid moet hebben dat de federale regering zal ingaan op uw verzoek tot vrijstelling van bedrijfsbelasting en dat u pas dan deze maatregelen op Vlaams niveau mag uitwerken.
Een ander knelpunt zijn de belemmerende regels die zullen worden weggewerkt in de private sector. Ik had daar graag wat meer toelichting over gekregen. Om welke concrete belemmeringen gaat het hier? Heeft dit betrekking op de hoog oplopende kosten ten gevolge van het feit dat de inspectie alsmaar hogere eisen stelt? Gaat het over de uitbreiding van het aantal kinderen dat vandaag terecht kan in de zelfstandige minicrèches?
Ik vind ook nergens garanties dat de mensen die vandaag reeds een beroep doen op de zelfstandige kinderopvang, in de toekomst geen hogere bijdragen zullen moeten betalen. Ik hoor de Open Vld graag zeggen dat er in dit dossier alleen maar winnaars zijn en geen verliezers. Ik hoop dat ze gelijk hebben. Maar op welke wijze wordt er voor deze groep van tweeverdieners voldoende zekerheid voorzien?
Mijnheer de minister, we kunnen niet om het dossier van de dienstencheques heen. Er wordt aangekondigd dat het systeem van de dienstencheques nog voor het zomerreces zal worden hervormd, omdat er blijkbaar nog geen enkele keer gebruik van is gemaakt. U hebt aangekondigd dat u de bestaande barrières gaat wegwerken. Loopt deze meerderheid rond met de gedachte om het systeem af te schaffen en de middelen te besteden aan bestaande initiatieven? Of wordt dit een toegeving aan de liberalen ter compensatie van hun toegeving betreffende het inkomensgebonden maken van de bijdragen in de private sector? Zullen deze dienstencheques vervangen worden door de eis, ook al van liberale kant, om opvangcheques in te voeren om de zelfstandige opvang te betalen?
Vandaag is er hierover geen enkele duidelijkheid. Nochtans past ook dit in een totale visie op de toekomst van de kinderopvang.
Op basis van de conceptnota van Kind en Gezin wilde uw voorganger, mevrouw Vervotte, het veranderende opvanglandschap, de nieuwe opvangvormen en de nieuwe opvangbehoeften stroomlijnen. Zo zijn de CKO's opgestart en ondersteund door Kind en Gezin. Als mijn informatie klopt, zullen die dit najaar worden geëvalueerd in functie van "de verdere uitbouw van een Vlaamse kinderopvang die toegankelijk is voor alle gezinnen". Hoe zal dat definitief worden ingepast in het landschap van de kinderopvang? Waarom wacht u niet nog enkele maanden tot de resultaten van de evaluatie bekend zijn?
Een volgend belangrijk dossier is het statuut van de onthaalouders. Onze fractie heeft reeds herhaaldelijk een pleidooi gehouden voor een volwaardig statuut voor de onthaalouders. Ook uw partij, mijnheer de minister, heeft dat naar aanleiding van de vorige verkiezingen duidelijk beloofd: "We gaan voor een volwaardig statuut van de onthaalouder." We zijn nu vier jaar verder en er is op het terrein nog steeds niets veranderd om een volwaardig statuut te kunnen geven. Ik dring erop aan dat u daar werk van maakt.
Nog een laatste knelpunt, mevrouw de voorzitter. Waarom niet tegelijkertijd, als we hier spreken over de toekomst van de kinderopvang in Vlaanderen, nadenken over de ondersteuning van ouders die zelf, vrijwillig en bewust hun kind wensen op te voeden, maar vandaag die keuze niet hebben bij gebrek aan voldoende inkomsten en dus verplicht worden om uit werken te gaan?
Mijnheer de minister, ik hoorde u er vorige zaterdag graag voor pleiten dat ouders lang genoeg de tijd moeten krijgen om zelf voor hun jonge kinderen te zorgen. Dat is een terecht pleidooi, maar dan moet u ook inspanningen doen en mag het niet bij intenties en woorden blijven. U hebt de plicht om hieraan iets te doen. Wij hebben een heel concreet voorstel voor het toekennen van een volwaardig statuut voor de thuiswerkende ouder die bewust, vrijwillig wil thuisblijven voor de opvoeding van de kinderen.
Mijnheer de minister, mevrouw de voorzitter, ik heb hier tien belangrijke, blijvende knelpunten aangehaald. Ondanks het feit dat verschillende maatregelen afzonderlijk de steun krijgen, denk ik dat de beslissing van vrijdag een gemiste kans is. Ik mis een visie, ik mis een totaalplan.
Mijnheer de minister, ik besef dat de kinderopvang in Vlaanderen heel complex is en de samenleving ook steeds meer eisen stelt aan kinderopvang. Maar ik denk toch dat er nood is aan een totaalvisie, aan een heldere visie op de opdrachten van de kinderopvang en de basisprincipes die zij moeten realiseren. Ik vraag u hiervan werk te maken en eerst in dit Vlaams Parlement een debat ten gronde te voeren over de vraag waar we in Vlaanderen met de kinderopvang naartoe willen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Martens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, mijn betoog zal natuurlijk schril afsteken tegen dat van de voorgaande sprekers. Als lid van de oppositie zijn zij het uiteraard aan zichzelf verplicht om misschien formeel wel te zeggen dat zij de minister feliciteren, maar in dezelfde adem een groot verhaal te brengen van ongeloofwaardigheid. In wezen is de strategie van beide sprekers doorzichtig: een soort van schuldgevoel opdringen aan een van de partners, die dat helemaal niet verdient, want hij heeft integendeel verdienstelijke bijdragen geleverd voor dit plan.
Mijnheer Martens, dit is hier het parlement. Ik denk niet dat we behoefte hebben aan een soort preek over wat we wel of niet mogen doen.
Het zou me benieuwen om, in plaats van die beschouwingen, u te horen antwoorden op de concrete vraag waarom het plan flexibele kinderopvang niets heeft opgeleverd. Wat zegt u erop dat de regering vorig jaar 18 miljoen euro uittrok voor kinderopvang en er niets mee is gebeurd?
Mevrouw de voorzitter, we moeten hier alles in tien minuten proppen, terwijl het eigenlijk een materie is die een veel langere discussietijd vereist, maar dat is een andere zaak. We zullen daar in de commissie nog wel eens de kans toe krijgen.
Mijnheer Martens, ik ontken dat wij hier een soort show opvoeren om de regering een schuldgevoel aan te praten. Ik heb hier tien heel concrete knelpunten aangehaald, waarvoor vooral uw partij altijd oplossingen heeft beloofd. Ik heb het verkiezingsprogramma bij, dus ik kan eruit voorlezen.
Tot op vandaag is er voor die tien knelpunten die ik heb aangehaald geen antwoord gegeven. Ik denk dat dat niets te maken heeft met aan uw Vlaamse Regering een schuldgevoel op te dringen. Dat zou ik helemaal niet doen en zeker niet durven. Het gaat hier om heel concrete tekortkomingen. Ik vraag u hoe deze Vlaamse Regering, en vooral de minister van Gezin, als de minister van de partij die grote beloften heeft gedaan, concreet zal antwoorden en alle knelpunten zal wegwerken.
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw Vogels, u zegt voor de tweede keer dat de flexibele en occasionele kinderopvang nog niets heeft opgeleverd. Voor de helderheid van het debat wil ik uitleggen dat de cijfers die u citeert, betrekking hebben op het opstartjaar 2007. Voor 2008 raamt Kind en Gezin dat er meer dan 9 miljoen van de 10,3 miljoen euro zal zijn vastgelegd. Ook bij Sociale Economie wordt meer dan de helft vastgelegd. Wilt u alstublieft geen derde keer herhalen dat occasionele en flexibele kinderopvang een dode mus is? In 2007 citeert u cijfers van de opstart. In 2008 werkt dit wel degelijk. Over de dienstencheques zullen we het straks hebben. Zeg niet elke keer opnieuw dat dit een dode mus is!
Mevrouw Vogels, ik stel vast dat u bijzonder nerveus reageert. Ik heb het recht om mijn eigen analyse te maken van dit debat. Het is uw goed recht om een bepaalde positie in te nemen, zoals het mijn goed recht is om daar een oordeel over te vellen. Het is uw vrijheid om daar een bepaald predicaat op te kleven, zoals het de mijne is om daar ook een predicaat op te kleven.
In elk geval verschil ik grondig van mening met de vorige sprekers. De minister heeft al een klein stukje van het antwoord gegeven en zal straks op de andere vragen antwoorden. Hem kennende zal hij dit pertinent, ad rem en met overtuigende gegevens doen die traceerbaar zijn tot op het terrein. De cijfers staan voor een realiteit. Ik voel me trouwens niet geroepen om in de plaats van de minister te antwoorden. Ik de job ooit gedaan, maar het is goed geweest. Ik ben blij dat ik dat niet meer moet doen en dat minister Vanackere dat vandaag doet. Ik stel alle vertrouwen in het antwoord dat hij straks zal geven.
De appreciatie van mijn fractie is grondig anders. We menen vele redenen te hebben om bijzonder tevreden te zijn. Er zijn niet alleen de cijfers, maar die staan ook voor een praktijk. Recent zijn hier nog drie actuele vragen gesteld. Uit dit alles blijkt dat er een krachtig beleid wordt gevoerd dat erop gericht is de beschikbaarheid substantieel te verhogen. Als we de aantallen meten aan de ambitie die de Vlaamse Regering bij haar aantreden had, dan stellen we vast dat ze boven die ambitie zit. Het betekent dat de regering beseft dat die ambitie op dat moment niet voldoende was om aan een maatschappelijke vraag te beantwoorden. Naarmate er budgettaire ruimte is, wil ze een uitgesproken sociale inspanning doen, of dit nu is voor de bijzondere jeugdzorg, de betaalbaarheid van studies via het verhogen van de studietoelagen, of de uitbreiding van de kinderopvang.
Dat laatste is nodig als we rekening houden met de evolutie in de nataliteit en de activering van mensen naar de arbeidsmarkt. Met wat voorligt, zetten we reuzenstappen vooruit. We kunnen niet anders dan daar tevreden over zijn. Tegelijk is er ook aandacht voor de betaalbaarheid. Er is niet alleen een uitbreiding in de gesubsidieerde sector. Ook de zelfstandige sector krijgt de kans om zich in te schrijven in een stelsel waardoor ook mensen met minder financiële mogelijkheden daar een antwoord op hun vraag om kinderopvang kunnen vinden. Dat is niet van geringe betekenis. Er is nog een achterliggend debat dat men niet in termen van antinomieën moet formuleren, maar moet overstijgen. Men formuleert en accentueert nogal eens graag de tegenstelling tussen de bijdrage die kan worden geleverd door de non-profitsector en de profitsector. De waarheid is dat de non-profitsector gelukkig een aantal kenmerken heeft van de profitsector en omgekeerd. De een hoeft niet tegenover de ander te staan. Ouders vragen capaciteit en betaalbaarheid. Voor bepaalde groepen is dat laatste bijzonder relevant.
Wie de gevraagde kinderopvang aanbiedt, is voor de ouders eigenlijk niet relevant. De ouders vragen dat het op een kwalitatieve wijze wordt aangeboden. Dit betekent dat er een globaal kader moet zijn. Dit keurmerk moet niet verstikkend of bovenmatig stringent zijn. Het moet handelbaar zijn en een antwoord op de vragen op het terrein bieden. De mensen moeten op een adequate manier worden ingezet om de nodige kwaliteit bij de kinderopvang te verzekeren.
Er wordt nu door de Vlaamse Regering een aantal inspanningen geleverd. Ze zet hierbij ook stappen in de richting van de zelfstandige kinderopvang. Ik ben er niet blind voor dat een aantal problemen op een ander bestuursniveau moeten worden opgelost. Ik ben evenwel van mening dat we toch al belangrijke stappen voorwaarts zetten. De zelfstandige sector zou die stappen als een positieve uitdaging moeten zien. Ik hoop dat dit ook zal gebeuren.
Wat de problematiek van de kinderopvang betreft, mogen we trouwens niet alles van de Vlaamse Regering verwachten. Dit beleid inzake kinderopvang maakt deel van het gezinsbeleid uit. Dit beleid heeft veel aspecten en vraagt om de mobilisatie van veel krachten. Die mobilisatie moet zich deels ook op het federale bestuursniveau afspelen.
Ik denk daarbij aan de verlofregeling en over de wijze waarop mensen hun levensloopbaan kunnen uittekenen. In een gezin moeten de taken tussen man en vrouw worden verdeeld. Een eenoudergezin moet op een behoorlijke manier in een inkomen voorzien. Al deze mensen moeten verschillende partners vinden om hun persoonlijke ambities en die van hun gezin waar te maken. De kinderopvang is er hier eentje van. Het gaat hier echter zeker niet om de enige partner.
Het is belangrijk dat ook de andere overheden voor hun verantwoordelijkheden worden geplaatst. In het licht van de discussie die nu wordt gevoerd over een toekomstige staatshervorming, moeten we nagaan welke bevoegdheden maximaal naar de Vlaamse overheid kunnen worden overgeheveld. Het is niet onbelangrijk dat dit thema op tafel blijft liggen. We moeten zien of er mogelijkheden zijn.
De keuzes die nu zijn gemaakt, laten de kinderopvang toe arbeidsmarktondersteunend te werken. Voor veel mensen is het gebrek aan kinderopvang immers een rem op de toetreding. Ik ben ervan overtuigd dat er een sterke sociale dimensie is in de maatregelen van de regering. Dit is relevant voor de kansengroepen. De voortdurende zorg om de kwaliteit zal ertoe leiden dat de kinderopvang meer dan het bieden van onderdak aan kinderen zal inhouden. Het zal tegelijkertijd om een vorm van opvoedingsondersteuning gaan. Kinderopvang houdt niet in dat ouders hun kinderen, bij wijze van spreken, parkeren en op een bepaald ogenblik weer komen ophalen. De ouders kunnen hier een pedagogisch milieu vinden. Er kan een actieve dialoog worden gevoerd. De ouders kunnen, over de grenzen van de opvangtijden heen, worden begeleid en ondersteund. Op die manier kan een goed verhaal voor de gezinnen worden geschreven. Het gaat er niet om of die gezinseenheden groot of klein zijn of om hoe ze zijn samengesteld, het gaat erom dat ze gedeeltelijk de humus van onze samenleving vormen. Het is bovendien belangrijk voor de arbeidsmarkt en voor de sociale cohesie dat op dit vlak substantiële stappen voorwaarts kunnen worden gezet.
Hiermee zijn niet alle problemen opgelost. Een aantal bestaande problemen dateren uit mijn tijd. Mijn opvolgers, met inbegrip van mevrouw Vogels, zijn er niet in geslaagd die problemen op te lossen.
Ik denk hierbij aan het Fonds voor Collectieve Uitrusting en Diensten. Op het ogenblik dat toenmalig premier Dehaene hier oren naar had, is een inspanning geleverd. De vakorganisaties die het fonds spijzen, waren bereid om voor een zeker evenwicht tussen de gewesten te zorgen. Dit is een moeilijke discussie. Er was een enorme scheeftrekking. Vooral dankzij de inspanningen van toenmalig premier Dehaene is die situatie beduidend verbeterd. Het is duidelijk dat de opdrachten van het FCUD eigenlijk integraal tot de bevoegdheid van onze eigen gemeenschap behoort en daar een plaats zou moeten krijgen. Tegen het einde van die legislatuur hadden we een bepaald niveau bereikt. Ik heb hier zelf nog aan kunnen meewerken. Sindsdien is niet veel meer gebeurd. Ik ben blij dat dit opnieuw wordt scherpgesteld.
De problematiek van de globale overzichtelijkheid van het aanbod van kinderopvang is belangrijk. Voor de ouders moet alles hoe dan ook overzichtelijk zijn. Dit moet liefst ook voor de andere administraties en overheden het geval zijn. Ik denk hier wel op de eerste plaats aan de ouders. De centra voor kinderopvang kunnen een soort dispatching organiseren. We willen zo de toegankelijkheid voor de ouders vergroten. Op die manier willen we hen wegwijs maken door deze niet altijd even duidelijke situatie.
We zullen in de toekomst zeker ook de discussie over de marktwerking moeten blijven voeren. In de zorgsector wordt deze globale vraag niet altijd op dezelfde wijze gesteld. De marktwerking is niet identiek in de ouderenzorg, in de gezondheidszorg, die al sterk geëconomiseerd is, en in de kinderopvang.
We moeten ons echter ook geen illusies maken over wat daar als output uit kan voortkomen. Ik verwijs naar het debat dat recent in Nederland werd gevoerd. Als voorbereiding van deze gedachtewisseling heb ik een en ander erop nagelezen. Eigenlijk wordt in Nederland geopteerd voor een meer vraaggestuurde aanpak. Een derde wordt betaald door het bedrijfsleven en twee derde door de overheid en de ouders. Het aandeel van de overheid wordt daarbij mee bepaald door het inkomen van de ouders die vragen om kinderopvang.
Hoe dan ook is gebleken dat de kern van de zaak bij kinderopvang de goede relatie met de ouders is. Het blijkt ook dat ouders niet gemakkelijk veranderen juist omdat de kwaliteit van de relatie essentieel is. De inspanning moet erop gericht zijn dat de bijkomende plaatsen die we creëren, plaatsen zijn waar goede relaties tussen mensen kunnen worden ontwikkeld.
Samengevat kan ik zeggen: een dikke proficiat voor de Vlaamse Regering en voor minister Vanackere in het bijzonder. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, mevrouw en heren ministers, beste collega's, als het goed is, mag het ook gezegd worden. De Open Vld-fractie is blij met de maatregelen en het debat over de kinderopvang. U weet dat we al jaren pleiten voor de creatie van bijkomende plaatsen in de kinderopvang. Hoe men het ook draait of keert, wie een job wil combineren met kleine kinderen, heeft daarbij hulp nodig. Die hulp bestaat uit een kwalitatieve, een betaalbare en een toegankelijke opvang. Die vormt een noodzaak om als ouder ook economisch je steentje bij te kunnen dragen. We zijn nu eenmaal niet allemaal supermensen die alles tegelijk aankunnen.
Collega's, we hebben dus plaatsen nodig. Véél plaatsen. Want de vraag is groot en het aanbod blijkt te klein te zijn. Wat voor duizenden gezinnen in Vlaanderen sinds lang een trieste realiteit is, lijkt nu ook in de politiek langzaam door te dringen: er is een tekort aan opvangplaatsen. Dat is voor elke zichzelf respecterende moderne samenleving onaanvaardbaar!
Het probleem zet de natuur der dingen soms compleet op zijn kop. Op sommige plaatsen in Vlaanderen moeten gezinnen eerst een opvangplaats hebben en kunnen ze dan pas zwanger worden. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Uit een onderzoek van Market Analysis & Synthesis, dat vorig jaar werd uitgevoerd in opdracht van Kind en Gezin, blijkt dat bijna 10 percent van de geïnterviewde ouders geen kinderopvang vindt. Nog eens 7 percent vindt weliswaar kinderopvang, maar die voldoet niet aan de wensen met betrekking tot de opvangtijden en -dagen. Dit betekent dat 17 percent van de geïnterviewde ouders daardoor te maken krijgt met negatieve gevolgen voor het werk of de opleiding. Die gevolgen variëren dan van het niet voltijds kunnen gaan werken, het noodgedwongen opnemen van ouderschapsverlof of onbetaald verlof, tot zelfs helemaal niet kunnen gaan werken. Toch spreken de cijfers over de Vlaamse economie en de nood aan arbeidskrachten voor zich: willen we meer mensen aan het werk krijgen zonder dat dit ten koste moet gaan van de levenskwaliteit van ouders én kinderen, dan moeten we ervoor zorgen dat mensen hun job beter kunnen combineren met hun gezinsleven.
Het nijpend tekort aan kinderopvang heeft er vooralsnog niet toe geleid dat jonge ouders ontmoedigd geraken en de spreekwoordelijke schouders laten zakken. Integendeel. Sinds enkele jaren gaat het geboortecijfer in Vlaanderen opnieuw in stijgende lijn. Maar dat betekent uiteraard wel dat een capaciteitsuitbreiding voor kinderopvang bijna van dag tot dag noodzakelijker wordt.
Tot daar de probleemstelling. Nu de gekozen oplossingen, die ons blij stemmen.
Omdat de Vlaamse Regering met de beschikbare middelen het beste resultaat wil bereiken, kiest zij er terecht voor om het zelfstandige initiatief in de kinderopvangsector verder te stimuleren. Wat de dagopvang betreft, is 40 percent van de opvangplaatsen in Vlaanderen reeds in handen van zelfstandige initiatieven. Daarbij nemen vooral de minicrèches het grootste aandeel voor zich. Het stimuleren van de zelfstandige opvanginitiatieven heeft als voordeel dat het de overheid minder kost. Terwijl een plaats in de gesubsidieerde kinderopvang de overheid jaarlijks een kleine 10.000 euro kost, ontvangt een zelfstandige minicrèche slechts een kostenvergoeding van 520 euro per plaats per jaar. Bovendien is die tussenkomst beperkt tot 22 plaatsen, en wordt ze enkel uitgekeerd als de voorziening aan een aantal kwalitatieve criteria voldoet.
Investeren in de zelfstandige kinderopvang is voor onze fractie dan ook niet alleen een kwestie van geloof in het vrije initiatief, maar ook een kwestie van een optimale besteding van overheidsmiddelen om een belangrijke maatschappelijke nood te lenigen. Er werd dan ook in middelen voorzien voor het creëren van 3000 extra plaatsen in de minicrèches.
Voor Open Vld was het echter ook noodzakelijk om de financiële en economische leefbaarheid van zelfstandige initiatieven te versterken. Want hoewel de zelfstandige minicrèches een groeiend succes kennen, zijn er ook vele initiatiefnemers die er al na enkele jaren de brui aan geven. Uit een onderzoek van het Hoger Instituut voor de Arbeid (HlVA) van 2004 blijkt dat amper 15 percent van de minicrèches een inkomen per voltijdse equivalent genereert dat hoger is dan het netto-inkomen van een kinderverzorgster in een gesubsidieerd kinderdagverblijf. De opbrengsten per opvangdag per opgevangen kind bedragen voor een gesubsidieerd kinderdagverblijf 54,7 euro; voor een zelfstandig kinderdagverblijf is dat slechts 16,4 euro. Daarom heeft Open Vld niet alleen gepleit voor meer bijkomende plaatsen in de zelfstandige opvang, maar ook voor een betere financiële ondersteuning en minder administratieve lasten voor de zelfstandige sector.
Dankzij de nieuwe maatregelen wordt het voor de minicrèches mogelijk om 28 kindjes op te vangen in plaats van het huidige maximum van 22 kindjes. Op die manier kunnen ze rendabeler werken met dezelfde personeelsomkadering. Mevrouw Vogels heeft er vragen bij, maar vandaag is het zo dat de mincrèches het gewoon niet kunnen om 23 kindjes op te vangen. Als ze dat toch doen, dan straffen ze zichzelf en verliezen ze de vergoeding. De nieuwe maatregelen maken het mogelijk om in de minicrèches tot 28 kindjes op te vangen, en voor elk kindje krijgt men dan de vergoeding. De onkostenvergoeding van 520 euro per plaats per jaar zal voor alle plaatsen, met een maximum van 28, gelden.
Naast de zelfstandige minicrèches zijn er ook zelfstandige kinderdagverblijven. Zij kunnen vandaag meer dan 22 plaatsen aanbieden, maar ze komen niet in aanmerking voor een onkostenvergoeding. De Vlaamse Regering maakte komaf met deze ongelijkheid en besliste ook voor de zelfstandigen in een onkostenvergoeding van 520 euro per plaats, met een maximum van 28 plaatsen, te voorzien. We zijn daar blij mee.
Tot slot wordt in budgettaire ruimte voorzien voor 3000 nieuwe plaatsen in de minicrèches. Dit alles moet in totaal 6000 plaatsen opleveren, met een kostenplaatje van 6 miljoen euro. Voor deze budgettaire inspanning danken we minister van Begroting Dirk Van Mechelen. Om het ondernemerschap bij startende zelfstandigen te stimuleren, wordt geld vrijgemaakt voor administratieve en bedrijfseconomische begeleiding. Wie als zelfstandig kinderverzorger aan de slag gaat, focust zich vandaag terecht op de goede zorgen voor het kind, maar verliest daarbij soms de bedrijfseconomische aspecten van de sector uit het oog.
En het is absoluut onaanvaardbaar dat zij zich uit de naad werken om aan het eind van de maand nauwelijks iets over te houden. Naast de hogervermelde financiële duw in de rug zien we dan ook een rol weggelegd voor onder andere het VLAO-netwerk. Dat moet ervoor zorgen dat aan het eind van de rit de financiële rekening klopt.
Er wordt bovendien een kapitaal van maar liefst 10 miljoen euro vrijgemaakt om startende ondernemers in de sector van de kinderopvang op weg te helpen bij het starten van hun zaak. We zorgen voor een toegankelijke financiering van onkosten zoals investeringen voor infrastructuur, hygiëne en veiligheid. In Nederland zorgde de oprichting van zo'n fonds voor duizenden nieuwe opvangplaatsen. En ook bij ons zou de werking van een kinderopvangfonds een nieuwe dynamiek kunnen geven aan de sector.
Dit hele pakket van bijkomende ondersteuning en stimulansen moet ertoe leiden dat de zelfstandige sector economisch leefbaar wordt.
Onze fractie is ook verheugd met het engagement dat minister Vanackere op onze vraag genomen heeft om de reglementering inzake buitenschoolse kinderopvang opnieuw te bekijken. Regels mogen niet ten koste gaan van kinderen. Mijnheer de minister, ik kijk alvast uit naar uw voorstellen en ben ervan overtuigd dat de aanpassingen voor nieuwe plaatsen en een nieuwe dynamiek zullen zorgen.
Voor Open Vld is ook de betaalbaarheid van de kinderopvang belangrijk. De gesubsidieerde sector hanteert inkomensgebonden bijdragen die sociaal zwakkeren moeten toelaten om een beroep te kunnen doen op betaalbare kinderopvang. We verwelkomen dan ook de duizend bijkomende plaatsen in de gesubsidieerde sector.
Er worden eveneens middelen uitgetrokken voor de zelfstandige kinderdagverblijven die vrijwillig willen instappen in het systeem van inkomensgerelateerde bijdragen. Mijn fractie is tevreden met de garantie dat ouders wier kinderen in deze kinderdagverblijven worden opgevangen, in de toekomst niet meer zullen moeten betalen dan wat ze vandaag betalen. Dat risico was reëel in het voorstel dat aanvankelijk op tafel lag.
Uiteraard mag de initiatiefnemer niet de dupe zijn. De overheid moet dan ook haar verantwoordelijkheid nemen en het inkomensverlies compenseren.
Mevrouw Dillen, mijn partij beseft dat de sociaal zwakkeren in de maatschappij ondersteund moeten worden. Die bezorgdheid delen we met u en met allen uit dit halfrond. Die bezorgdheid mag echter niet ten koste gaan van de modale tweeverdiener.
Tot slot wil ik nog even terugkomen op het systeem van de dienstencheques in de kinderopvang. Overdreven regelneverij heeft van het Vlaamse systeem van dienstencheques een tot mislukken gedoemd systeem gemaakt. Nochtans waren de uitgangspunten zeer nobel. De vraag was hoe we ervoor kunnen zorgen dat de doelgroep van eenoudergezinnen op een betaalbare manier aan flexibele opvang geraakt.
Eenoudergezinnen hebben het waarschijnlijk het moeilijkst om werk en gezin te combineren. We mogen die mensen niet in de kou laten staan omwille van partijpolitieke weerzin tegen het gebruik van dienstencheques.
We kijken uit naar de uitvoering van het federale regeerakkoord over de verbreding van het toepassingsgebied van de federale dienstencheque naar occasionele kinderopvang. Wij stellen voor om een einde te maken aan het verborgen gebruik van dienstencheques voor kinderopvang. Dienstencheques worden vandaag al gebruikt om na schooltijd op de kinderen te passen, een boterham te smeren en het huis op te ruimen tot de ouders terug zijn van hun werk. Het bestaat, dus laten we het legaliseren en ophouden met treuzelen. Zodra de federale collega's zich in uitvoering van het regeerakkoord tot Vlaanderen richten voor de uitbreiding van het toepassingsgebied, zal op onze banken volmondig 'ja' klinken.
Uiteraard is dat geen excuus om de remmen op het Vlaamse systeem van dienstencheques nog langer te laten bestaan. Het stemt onze fractie zeer tevreden dat op korte termijn zal worden gewerkt aan een gebruiksvriendelijk en efficiënt systeem van Vlaamse dienstencheques. De nodeloze complexiteit van de procedure moet worden afgeschaft. Het debat daarover wordt momenteel gevoerd binnen de regering.
Minister Vanackere, u hebt alvast onze steun voor deze hervorming. (Applaus bij de meerderheid)
Ik wil even ingaan op uw uitspraak dat achter vele Vlaamse huisgevels de dienstencheques worden gebruikt voor kinderopvang. U zegt dat mensen dienstencheques gebruiken om na de uren kinderen op te laten vangen, een boterham voor hen te laten smeren enzovoort. Bij mijn weten is dat buitenschoolse kinderopvang en heeft dat niets te maken met flexibele kinderopvang zoals die destijds was bedoeld, namelijk extreem laat of extreem vroeg. Als u er nu voor pleit om buitenschoolse kinderopvang te organiseren via dienstencheques, dan slaat u wel een heel andere weg in. Ik zou het interessant vinden te horen of de minister het eens is met uw visie. Dan zult u in veel meer geld moeten voorzien dan in die 18 miljoen euro, die weliswaar nu niet wordt uitgegeven. Als u aan buitenschoolse kinderopvang wilt doen met dienstencheques, dan zult u veel geld uitgeven. Graag had ik de reactie van de minister daarop. Volgt hij Open Vld ter zake?
Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte ministers, geachte leden, we debatteren vandaag omdat er een revolutie is in het kinderopvanglandschap. Sommigen proberen daar een polemiek van te maken, maar wij vinden dat het gaat over maatregelen die gestoeld zijn op een grote zin voor realiteit en rechtvaardigheid. En ja, mevrouw Vogels, voor sp.a en ook voor haar kartelgenoot zou kinderopvang een recht moeten zijn en dus kosteloos moeten worden aangeboden, net als onderwijs. Ook ik heb die droom, maar vandaag staan we met beide voeten op de grond. Als we vandaag een decreettekst zouden kunnen goedkeuren om dat te realiseren, als we het geld ervoor zouden vinden, als we een meerderheid zouden vinden, dan zou ik volmondig meestemmen. We kunnen vandaag blijven doorbomen. We zouden kunnen starten met een tabula rasa en u vermoeien met onze visie op een ideale wereld, maar zo doen we het vandaag niet. We hebben gekozen voor een realistisch sociaal model. Vandaar: geen grote theorieën, conceptnota's of plannen die niet worden uitgevoerd, maar voor de eerste keer een baanbrekende én haalbare maatregel, die niet uitgaat van de tegenstelling tussen private en gesubsidieerde instellingen, maar wel van de stelling dat ouders niet mogen opdraaien voor het falen van de overheid om voldoende kwaliteitsvolle en betaalbare kinderopvang aan te bieden.
Een degelijk kinderopvangbeleid steunt voor ons op drie basisprincipes: betaalbare en toegankelijke opvang, voldoende aanbod en een kwalitatieve opvang. Om te beginnen wil ik een aantal vaststellingen maken. Er werd hier al naar verwezen: kinderopvang is al lang niet meer het soloterrein van de overheid. Sinds 2000, in de vorige zittingsperiode, is het aandeel van de zelfstandige opvang in het totale opvangaanbod exponentieel gegroeid. Ter illustratie: in de vorige zittingsperiode ging 61 percent van de extra plaatsen naar de zelfstandige opvang. Die trend is in deze zittingsperiode nog versterkt. Daarbij werd voorzien in een regelgevend kader, kwaliteitscontrole en een financiële stimulans voor de zelfstandige sector. Mevrouw Vogels, u hebt zelf nog voorzien in dat laatste.
We steunen bij het uitbreidingsbeleid terecht op de Europese Barcelonanorm en proclameren hier fier dat we die halen. We baseren ons daarvoor op cijfers waarbij in één moeite door ook de zelfstandige kinderopvang wordt meegeteld. We vinden dat oké, maar willen dan ook een beleid voeren dat ervoor zorgt dat elke plaats die wordt meegeteld, onze sociale principes kan hanteren.
Het landschap van zelfstandige opvanginitiatieven is niet enkel commercieel. Ook vzw's, openbare besturen, het gemeenschapsonderwijs enzovoort richten minicrèches op. Dat kan deels worden verklaard door het feit dat de infrastructuur niet altijd voldoet aan de strengere normen van de gesubsidieerde crèches. Ook zijn er geen erkenningen beschikbaar omdat het uitbreidingsbeleid niet voldoende snel volgt. Het gaat zeker ook over initiatiefnemers die willen kiezen voor een sociaal model met inkomensgerelateerde bijdragen, maar daarvoor geen ondersteuning krijgen van de overheid. Kortom, ouders die er op tijd bij zijn en een dosis geluk hebben, slagen erin hun kinderen in de gesubsidieerde sector in te schrijven, waar de prijzen geplafonneerd zijn en afhankelijk van het gezinsinkomen. Minder fortuinlijke ouders moeten dan hun toevlucht zoeken tot de zelfstandige sector, waar ze gemiddeld meer moeten betalen. Andere ouders beslissen dat het in dat geval beter is om thuis te blijven, als werkloze, of om deeltijds te werken.
Dat is niet altijd een bewuste keuze van de ouders. Elke bijkomende plaats waar geen sociale tarieven gelden, maakt dit gebrek aan keuze nog sterker.
Vandaar ons eerste principe: betaalbare en toegankelijke opvang. Sp.a nodigt met haar voorstel, dat nu een maatregel is geworden, de zelfstandige initiatieven uit om over te schakelen op het sociaal en solidair systeem, met name het inkomensgerelateerde ouderbijdragesysteem van Kind en Gezin. Via een call kunnen zelfstandige initiatieven hierop intekenen. Zij die instappen, zullen op een correcte en billijke wijze voor hun sociaal gedrag gecompenseerd worden. Ik verwijs hiervoor nog graag even naar het beleidsplan Kinderopvang van minister Vogels van maart 2000, waarin ik lees: "Als bovendien de ouderbijdragesystemen door de hele sector heen analoger worden uitgebouwd, versterkt dat op zijn beurt de coherentie van het opvanglandschap." Dat is de stap die wij vandaag zetten. Ons voorstel is een grote stap in de goede richting: in de richting van een beter toegankelijke en betaalbare opvang, voor iedereen en overal. Vandaag kunnen wij bijna de helft van de plaatsen in de zelfstandige sector betaalbaar maken. Dat zijn 14.000 gezinnen. We kunnen blijven dromen van het ideale model, maar dit was dus de echte keuze waar we voor stonden.
Ten tweede: voldoende aanbod. Kinderopvang als recht betekent ook dat er voldoende aanbod is. Voldoende aanbod is een plaats voor ieder kind dat daarom vraagt. Wij zullen dan ook de minister steunen in de verdere uitbreiding van de kinderopvang. We vinden het vanzelfsprekend én sociaal dat de bijkomende plaatsen gaan naar initiatieven die willen werken met inkomensgerelateerde ouderbijdragen, zelfstandig of niet.
Tot slot moet er meer kwaliteit en coherentie in de kinderopvang komen. Mijnheer de minister, uw voorgangster gaf een aanzet met het conceptuele kader voor de vernieuwing van de Vlaamse kinderopvang. Wij willen méér en herhalen daarom nog eens onze voorstellen voor meer coherentie.
Eerste voorstel: één loket per gemeente, waar de ouders snel een plaats in de kinderopvang kunnen vinden, zonder dubbele wachtlijsten, vele bezoeken en nutteloos zoeken. Een coherent landschap, geregisseerd door de gemeente. Ten tweede: een flexibel vergunningssysteem, transparanter en coherenter, met ruimte voor innovatieve concepten op het vlak van infrastructuur. Ik denk daarbij aan bijvoorbeeld het gedeelde gebruik van schoolgebouwen of jeugdinfrastructuur. Ook een goed doordachte normering is nodig, zonder overdreven betutteling.
Conclusie: ja, voor ons moet kinderopvang een recht zijn én kosteloos, net zoals het onderwijs. De visie is duidelijk, het beleid dat vandaag ter discussie staat, zet stappen in de goede richting maar is geen eindpunt. Onze droom blijft bestaan. (Applaus bij sp.a + VlaamsProgressieven)
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mijnheer de minister, mevrouw de minister, beste collega's, onze N-VA-fractie is uiteraard heel tevreden dat de Vlaamse Regering opnieuw meer geld uittrekt voor kinderopvang. Hier is al dikwijls gesteld dat Vlaanderen de Barcelonanorm met gemak haalt. Maar we mogen daar geen genoegen mee nemen. Als 10 percent van de ouders geen voorschoolse kinderopvang vindt en 6,6 percent niet de gewenste kinderopvang, dan is het duidelijk dat de maatschappij meer kinderopvang vraagt. Als bovendien blijkt dat onder die 10 percent ouders die geen opvang vonden, gemiddeld meer mensen met een laag inkomen, een lage opleiding of eenoudergezinnen vallen, dan speelt hier een gigantisch mattheuseffect. Minister Vanackere heeft hier zelf al op gewezen in de pers. Daarom is het nodig dat de Vlaamse Regering voor hen inzake kinderopvang meer inspanningen doet. Mijn partij staat hier volledig achter. Bovendien kan de Vlaamse economie alle arbeidskrachten die hierdoor vrijkomen, heel goed gebruiken.
De N-VA-fractie wil enkele kanttekeningen maken bij de recente aankondigingen. Vooreerst plaatsen wij grote vraagtekens bij de slaagkansen van het inkomensafhankelijk maken van de zelfstandige sector.
Als een maatregel wordt voorgesteld, mag dit opnieuw geen slag in het water zijn, zoals de dienstencheques voor kinderopvang. De vraag naar kinderopvang is momenteel zo groot dat de zelfstandige sector gemakkelijk de beschikbare plaatsen ingevuld krijgt, ongeacht de relatief grote prijsverschillen met de gesubsidieerde sector. Het is dan ook zeer de vraag of veel privé-initiatieven happig zullen zijn om in dit verhaal mee te stappen als daar enkel meer papierwerk aan verbonden is en weinig of geen extra inkomen per opgevangen kind.
Bij de uitwerking en invulling van deze maatregel zal men dus zeer zorgvuldig te werk moeten gaan, dit om de administratieve overlast zo beperkt mogelijk te houden. Daarbij dient uiteraard ook verzekerd te worden dat de vermindering ten volle aan de ouders toekomt en niet deels gerecupereerd wordt door de opvanginitiatieven via prijsverhogingen.
Ten tweede, collega's, mijnheer de minister, moet Vlaanderen zich de fundamentele vraag stellen of prioritair niet alle aandacht moet gaan naar de uitbreiding van het aanbod. Zoals minister Vanackere het onlangs stelde: wat zijn die 10 percent ouders die geen opvang vinden en de 6 percent die geen passende opvang vinden, gebaat bij het feit dat de overige opvang in bepaalde gevallen meer inkomensgerelateerd zal worden? Bovendien zou een van de ideeën zijn dat men de instellingen vrijwillig zou vragen om in te stappen in de tariefstructuur van Kind en Gezin. Maar dan speelt een zeker 'lottofenomeen'. De ouders met kinderen in opvanginitiatieven die ingaan op het aanbod, hebben het grote lot gewonnen. De anderen hebben pech.
Mevrouw Stevens, ik wil u een paar vragen stellen want ik denk dat u de maatregel niet goed begrepen hebt. De maatregel is wel degelijk dat de inkomensgebonden bijdragen van Kind en Gezin worden gevolgd. Dat kan niet betekenen dat er prijsverhogingen zijn, dus ik snap uw kritiek daarop niet.
De verhouding tussen kinderopvanginitiatieven die werken met de inkomensgerelateerde bijdrage en degene die dat niet doen, is nu 60/40. Door deze maatregel kunnen we die spanning verkleinen. Vandaag heeft men 6 kansen op 10 om de lotto te winnen, morgen zal men 8 kansen op 10 hebben. Dat is alleen maar positief. Ik begrijp uw kritiek niet.
Het is niet bedoeld als kritiek, maar het blijft een feit dat twee mensen niet winnen met de lotto. Moeten we die aan de kant laten staan? De slaagkansen stijgen van zes naar acht, maar twee vallen er nog altijd uit de boot. Ook die groep verdient onze aandacht.
Een ander aspect: enerzijds is er de terechte vraag van ouders naar voldoende aanbod. Deze Vlaamse Regering moet daarop inspelen. Dat kan via allerlei maatregelen naar de gesubsidieerde en de privésector. Maar ook de leefbaarheid en het statuut van diegenen die kinderopvang verzorgen, verdient onze aandacht. De N-VA heeft al meermaals de nadruk gelegd op het statuut van de onthaalouders die aan een dienst zijn verbonden. Zij hebben nog steeds geen volwaardig statuut en voor vele jonge mensen, zowel vrouwen als mannen, die overwegen onthaalouder te worden, blijkt dat een aanzienlijke drempel.
Niet alle kinderen kunnen aarden in een druk en groot opvanginitiatief.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Ik deel volledig uw bezorgdheid, mevrouw Stevens, in verband met het volwaardige statuut van de onthaalouder. Maar u moet wel consequent zijn. Het is heel mooi om dat hier voor de camera's op de publieke tribune te komen verdedigen, maar wanneer in de commissie over een voorstel in die zin wordt gestemd, stemt u tegen. U neemt hier een vrij hypocriete houding aan.
Dit is een plenaire vergadering. Hier is het voorstel nooit voorgelegd, enkel in de commissie.
Mevrouw Stevens, ik weet dat u in de commissie geen stemrecht hebt, maar u steunde het voorstel ook niet. Het zou misschien interessant zijn om wanneer er in de toekomst dergelijke initiatieven in de commissie worden besproken en u het ernstig meent, minstens uw morele steun aan de voorstellen te geven.
Ik heb altijd mijn morele steun gegeven, iedere keer, maar soms heb ik andere verplichtingen. Ik was ook aanwezig op de betoging van de onthaalouders en ik heb de vragen aan de minister over het statuut ondersteund - maar dit even terzijde.
Mijnheer de minister, ik herhaal het: de N-VA heeft al meermaals de nadruk gelegd op het statuut van de onthaalouders die aan een dienst zijn verbonden. Zij hebben nog steeds geen volwaardig statuut en voor vele jonge mensen, zowel mannen als vrouwen, die overwegen om onthaalouder te worden, blijkt dit een belangrijke drempel te zijn. Niet alle kinderen kunnen aarden in een druk en groot opvanginitiatief. De onthaalouders kunnen een belangrijke rol spelen in de diversifiëring van het aanbod. Ook in de plattelandsregio's en de kleinere gemeenten waar andere privé- of gesubsidieerde initiatieven soms achterwege blijven, spelen zij een rol.
De N-VA wil een divers opvanglandschap waar alle initiatieven kunnen floreren. Daarom wil de N-VA dat ook de onthaalouders niet vergeten worden nu ook het federale niveau, meer bepaald minister Milquet, zich bereid heeft verklaard om werk te maken van een sociaal statuut. Voor het federale niveau betreft het een relatief eenvoudige wijziging, de financiële consequenties komen vooral op de schouders van de Vlaamse overheid terecht. We verwachten dat dit een aandachtspunt wordt als de FCUD-middelen in het kader van het eerste pakket van de staatshervorming, naar Vlaanderen zouden komen.
Dames en heren, een ander belangrijk punt voor ons is dat uit de reactie van de koepel UnieKo, die de zelfstandige opvanginitiatieven groepeert en vertegenwoordigt, blijkt dat de helft van de subsidies teruggegeven zal moeten worden in de vorm van bedrijfsbelasting.
Mijnheer de minister, u antwoordde daarop dat u erop zult aandringen bij de federale overheid om ook de zelfstandige kinderopvang vrij te stellen van bedrijfsbelasting. Het is volgens u: "inderdaad wat gek dat we eerst subsidies uitdelen en dat ze die dan voor de helft moeten terugbetalen". Mag ik aannemen dat u verwacht dat de federale overheid geen belastingen heft op de subsidies vanwege de Vlaamse overheid of, met andere woorden, dat enkel de totale inkomsten van de zelfstandige kinderdagverblijven min de subsidiebedragen belast worden? Dit is dus geen volledige belastingsvrijstelling, maar wel een vrijstelling voor wat het subsidiegedeelte betreft.
Ten slotte wil ik vanuit het verkiezingsprogramma van de N-VA voor de Vlaamse verkiezingen van 2004, nog enkele voorstellen aandragen die de kosten van de kinderopvang draaglijker zouden maken. Daarbij wordt niet zozeer geld gestoken in meer kinderopvang, maar wij willen meer algemene maatregelen ten bate van de ouders. We denken aan de verhoging van het kindergeld, bijvoorbeeld 300 euro voor het eerste kind en 400 euro voor het tweede en alle volgende kinderen, aan premies voor de kosten van kinderopvang, waarbij wie thuis blijft de premies kan innen als loon, en aan de uitbreiding van het zwangerschapsverlof tot zeven maanden. Akkoord, het eerste en het laatste voorstel zijn, voorlopig toch nog, federale bevoegdheden. De uitbreiding van het ouderschapsverlof zou wel een ferme drukverlichting betekenen voor de voorschoolse opvang.
Dames en heren, ik ben heel blij met de aandacht voor de grote steden, waar de noden relatief gezien ook groter zijn. Mag ik hopen dat Brussel daarbij wordt gerekend? Welke concrete initiatieven zult u, zelf toch ook een Brusselaar, nemen, teneinde de Vlaamse kinderopvang in Brussel ook mee op te nemen in dit uitbreidingsbeleid? (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mevrouw Moens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw en mijnheer de minister, geachte collega's, de vraag naar kinderopvang is nog nooit zo groot geweest. Door het schrijnende tekort en de grote prijsverschillen zijn mensen vaak sociaal en financieel genoodzaakt tijdelijk hun baan op te geven. Ik ben dan ook zeer blij dat wij hier vandaag dit debat kunnen voeren, zeker omdat er in de huidige opvang een grote discriminatie is tussen de gesubsidieerde instellingen en de zelfstandige sector.
De voorbije 15 jaar groeide de zelfstandige sector tien keer sneller dan de gesubsidieerde sector. Ondanks de subsidies en maatregelen die vooral de gesubsidieerde instellingen ten goede kwamen, heeft de zelfstandige sector tot op vandaag als enige de tekorten in het landschap weten te beperken.
De Vlaamse regering weet dat het opvangtekort groot is en besliste dan ook om bijkomend 30 miljoen euro uit te trekken voor extra en betaalbare plaatsen. Concreet betekent dit ruim 3,05 miljoen euro voor ongeveer 6000 extra plaatsen in de zelfstandige sector en 5,3 miljoen euro voor 1000 plaatsen in de gesubsidieerde sector.
Een eerste bedenking, mijnheer de minister: hoe meer plaatsen, hoe minder geld? Maar voor de zelfstandige onthaalouders maakt u toch nog meer geld vrij: zo'n 3 miljoen euro om te voorzien in de onkostenvergoeding en 17,5 miljoen euro voor zelfstandige onthaalouders die hun prijzen inkomensgerelateerd maken. Toch blijven die zelfstandigen klagen en zijn ze niet gelukkig. Dat komt omdat de Vlaamse centen die u hen biedt, voor de helft via de belastingen zullen terugvloeien naar de federale overheid.
Wij stellen ons dan ook de vraag, mijnheer de minister, hoe u met deze extra middelen de zelfstandige sector zult motiveren en mensen die eventueel initiatieven willen nemen om als zelfstandige onthaalouder aan de slag te gaan, kunt motiveren. Hoe bent u zo zeker dat u zoveel plaatsen in de zelfstandige sector zult kunnen creëren?
Ook bij de uitbreiding van de minicrèches van 22 naar 28 plaatsen, hebt u een aantal dingen over het hoofd gezien. Bijvoorbeeld, de regelgeving inzake brandbeveiliging is compleet verschillend voor instellingen met 22 plaatsen dan voor instellingen met meer dan 25 plaatsen.
Uw visie op het probleem zal opnieuw haar doel missen. Ik zeg opnieuw, omdat de maatregel die anderhalf jaar geleden werd genomen, voor het invoeren van dienstencheques voor éénoudergezinnen met kinderen onder 4 jaar, eveneens haar doel heeft gemist. Tot op heden maakte niemand gebruik van deze cheques. Wij vragen ons af hoe u dit systeem zult hervormen.
Ten slotte hoorde ik graag wat u denkt over het functioneren van de inspectieorganen en dan vooral over de manier waarop de controles gebeuren in de verschillende instellingen. Natuurlijk moet elke sector garant staan voor een algemene uitstekende dienstverlening en moet alles en iedereen worden gecontroleerd, maar dan wel iedereen. Dit gebeurt vandaag niet. Gesubsidieerde instellingen worden een tweetal weken op voorhand verwittigd van de controle. Aangesloten onthaalouders aan de diensten krijgen geen inspectie van het Agentschap Inspectie, enkel van haar dienstverantwoordelijke.
De zelfstandige onthaalouder daarentegen krijgt onverwacht controle, vaak met twee personen voor een hele dag. Dit is zeker niet de goede gang van zaken, men kan hier eigenlijk zelfs spreken van discriminatie! Ik denk dan ook dat dit debat slechts de aanzet is tot een veel ruimer te voeren debat.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, voor Lijst Dedecker is er eigenlijk maar één oplossing om niet alleen de kinderopvang voor iedereen toegankelijk en betaalbaar te maken maar ook om de vraag naar meer plaatsen mogelijk te maken: werk met opvangcheques en onkostenvergoedingen, gekoppeld aan de bezettingsgraad voor de hele sector. Door middel van inkomensgerelateerde opvangcheques zal ook de zelfstandige sector zienderogen uitbreiden en openbloeien. Ouders zullen pas dan ook toegang krijgen tot het opvanginitiatief van hun keuze waardoor ook de sociale mix zal toenemen. Ik verwijs graag naar een studie van de beroepsvereniging UnieKO die duidelijk aantoont dat er wel degelijk oplossingen bestaan, oplossingen waar iedereen die met kinderopvang te maken heeft, beter van wordt.
Als de zelfstandige sector leefbaar en betaalbaar wordt voor iedereen, wordt ook elk initiatief, elk kind, elke ouder, gelijk voor de wet. De discriminatie in de regelgeving en in de betoelaging is momenteel groot en werkt averechts ten aanzien van de doelstelling die we allen nastreven: meer en goedkopere kinderopvang. Daarom, mijnheer de minister: durf de paraplu boven de verzuilde kinderopvang dichtklappen en geef mensen die echt gemotiveerd zijn en zich echt willen inzetten om als zelfstandige te beginnen, daartoe ook de kans.
De heer Caron heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, waar moeten we naartoe met de kinderopvang? Dat is de vraag van het debat. Ik wil deels in navolging en deels onafhankelijk van mijn kartelcollega mevrouw Roex, zeggen dat ik een utopie heb. Die bestaat erin dat we een kinderopvang hebben in Vlaanderen die voldoet aan de vraag, die als een basisvoorziening kan worden beschouwd, die kwaliteitsvol is, die uitgaat van het recht in hoofde van het kind en die gratis is. Ik wil het woord 'gratis', dat een beetje beladen is, uitdrukkelijk gebruiken. Gratis, zoals het kleuter- en lager onderwijs dat is. Dat is een principe van een basisvoorziening.
Ik bekijk dat niet alleen vanuit een economisch motief, waarde collega's, met name ouders die hun kinderen parkeren omdat ze willen werken, maar vanuit een overtuiging dat een kinderopvang een derde opvoedingsmilieu is, naast het gezin en naast de school, dat waardevol is. Het is waardevoller dan alleen die economische functie. Het heeft met name een belangrijke pedagogische functie. Mijnheer Martens, u hebt dat zelf ook onderstreept. Het heeft ook een sociale functie: het draagt bij tot integratie, tot contact tussen mensen, tot ervaring in contactname en -uitwisseling, niet alleen van de kinderen zelf maar ook van de ouders.
Mijnheer Caron, ik wil even wijzen op de woorden van uw fractievoorzitter, de heer Sannen. Hij maakte de opmerking dat al het geld komt van de belastingbetaler. Hoe graag je ook het woordje 'gratis' gebruikt, houd in het achterhoofd dat het van ergens komt.
Ik verdedig dat met plezier, mevrouw Van der Borght. Ik ben het helemaal met u eens. Het is een keuze die we maken in de samenleving in wat we doen met publieke middelen die we via belastingen en andere middelen innen, en hoe we die herverdelen ten dienste van de bevolking. Voor ons is kinderopvang daarin een prioriteit.
Ik wil, wat de ouders betreft, daar keuzeneutraal in zijn: de ouders kiezen om zelf hun kleine kinderen thuis op te voeden of schakelen daarvoor de kinderopvang in. Ik wil ook niet dat een of ander milieu daarin bevorderlijk is of bevoordeeld wordt. Daarom moeten we in voldoende kinderopvang voorzien en daarom moet wellicht het federale niveau er ook voor zorgen dat bijvoorbeeld het ouderschapsverlof langer kan zijn, zodat die keuze inderdaad neutraal is.
Is het gratis of is het betaalbaar, mevrouw Van der Borght? Het zal meer kosten dan vandaag voor de belastingbetaler, om uw woorden te gebruiken. Het Centrum voor Gezins- en Bevolkingsstudies heeft een paar jaar geleden berekend dat een kind dat door een collectieve kinderopvangvoorziening wordt opgevangen, in vergelijking met een kind dat thuis door de ouders wordt opgevoed, voor de samenleving minder kost.
En waarom is dat? Omdat iemand die werkt, ook een bijdrage levert aan de samenleving, de overheid en de belastingen. Er zijn dus belangrijke terugverdieneffecten. Ik meen te weten dat uw partij dat in andere dossiers al vaak naar voren heeft geschoven.
Ik zou de fiscale aftrek van het federale niveau graag ronduit afschaffen, want het is een asociale maatregel. Wie heeft er belang bij fiscale aftrek? Niet de eenoudergezinnen met een inkomen van 1100 euro en twee kinderen, maar mensen die veel verdienen. Als we de hele som van de fiscale aftrek voor kinderopvang zouden kunnen inzetten in Vlaanderen om zowel in de kwaliteit als in het aantal opvangplaatsen te investeren, zouden we grote stappen vooruit zetten en zouden we bovendien een veel socialer systeem krijgen dan vandaag. Helaas hebben we wellicht nog een zoveelste stap in de staatshervorming nodig om dat te kunnen realiseren.
Ik pleit voor gratis, maar desnoods stapsgewijs, zoals onze collega's van de sp.a ook voorstellen voor de zelfstandige opvang - stapje voor stapje. Begin met die mensen die het het meest nodig hebben, voor wie de uitkeringsval of de werkloosheidsval een groot probleem is. En als je de vergelijking maakt tussen enerzijds een uitkering ontvangen en anderzijds gaan werken en de kosten maken, stel je vast dat er inderdaad een val is. Veel ouders blijven dan ook thuis, en dat is niet goed - niet voor de kinderen, niet voor de ouders en niet voor de samenleving. Daar moeten we ons dus absoluut voor inzetten.
Er is ook een sociaal aspect. Het draagt immers ook bij tot herverdeling en biedt mannen en vrouwen de kans om zelf te kiezen hoe ze hun leven indelen, of ze willen werken, hoeveel ze willen werken, en of ze daar ook een inkomen mee willen verdienen. Ik ben er mij van bewust dat het een utopie is, en dat we dit stapsgewijs zullen moeten aanpakken.
Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om mijn waardering uit te spreken voor de zelfstandige kinderopvang. De zelfstandige kinderopvang is hier voorwerp van veel discussie, maar ik vind het een heel mooie, zelfstandige job voor veel jonge mensen. Daar is een markt voor. Die mensen doen dat met veel bezieling, maar ze verdienen er ook geen fortuinen mee. U hebt gelijk, mevrouw Van der Borght, dat het te maken heeft met idealisme. Het is een combinatie van enerzijds zelfstandig zijn, en anderzijds iets doen voor de samenleving en daar je brood mee verdienen. Dat is mooi. Laat ons die zelfstandige kinderopvang dan ook ten volle waarderen. Met deze maatregelen is dat dan ook gebeurd, mijnheer de minister.
Mijn laatste utopie is een sterkere rol voor de gemeentebesturen. Gezien de nabijheid van de lokale besturen bij de ouders en de kinderen en de noden die er in elke gemeente zijn, zou de regisseursrol van de gemeenten veel sterker kunnen worden uitgebouwd dan vandaag. Er is vandaag al lokaal overleg en er worden CKO's opgericht, maar laat ons meer middelen en bevoegdheden geven aan de lokale besturen. Laten we hen responsabiliseren. Zij kunnen in het verhaal van voldoende en kwaliteitsvolle opvang een heel grote rol spelen. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, na al deze zeer behartigenswaardige overwegingen wil ik even nagaan waar het hier eigenlijk over gaat. Er zijn hier zeer interessante zaken verteld. Het ging over dromen en utopieën en alles wat in de politiek heel belangrijk is. Maar een andere brandstof van de politiek zijn de budgetten. De enige manier om een utopie dichterbij te brengen, is ervoor te zorgen dat men niet alleen dromen en discoursen heeft, maar ook budgetten.
Ook de leden van de oppositiefracties zijn begonnen met een felicitatie voor de huidige budgettaire realiteit. Deze Vlaamse Regering heeft inderdaad, op het moment dat ze marges heeft, alles samen meer dan de helft van die marge ingezet op een van de belangrijkste uitdagingen in de huidige Vlaamse samenleving, namelijk ervoor zorgen dat onze Vlaamse gezinnen hun kinderwens kunnen combineren met de wens om te participeren aan het economische leven. Het feit dat wij daar meer dan de helft van onze marge voor inzetten, kan niet als een verkeerd signaal worden beschouwd.
Ik wil straks wel ingaan op vragen, onder andere van mevrouw Vogels en mevrouw Dillen, over wat de achterliggende visie is en of ik wel nagedacht heb over hoe ik de middelen ga inzetten. Ik weet één ding: als men een idee heeft en geen budget, schiet men er voor ouders nog minder mee op dan wanneer men beschikt over een budget en, naar onze mening, ook over een visie, en dat mag dan parlementair gechallenged worden.
Voor alle duidelijkheid wil ik één cijferreeks nog eens meedelen, omdat het telkens opnieuw terugkomt. Dit debat is hoe dan ook een synthese van twee zaken, mevrouw Stevens heeft het nog eens samengevat: het komt erop neer dat we moeten kijken of er voldoende plaatsen zijn en of die plaatsen voldoende betaalbaar zijn.
Over het voldoende aantal plaatsen wil ik toch even een optelsom maken, zodat het misschien wat transparanter is, want het is veel eenvoudiger dan men het soms voorstelt. In de initiële begroting 2008 hebben we extra middelen ingeschreven, 1 miljoen euro, in te zetten om 1900 plaatsen bij te maken in de minicrèches. Dat zijn echte plaatsen, die trouwens al gecreëerd werden. Dat is een eerste punt: 1900 plaatsen die meteen in de begroting 2008 stonden. Bij de eerste begrotingscontrole hebben we 8,3 miljoen euro bijkomend ingezet. Het zwaartepunt van dat bedrag ligt bij de gesubsidieerde sector. Alles samen gaat het om 1600 plaatsen, waarvan het merendeel, namelijk 1100, in de gesubsidieerde sector en in de sector van de onthaalouders en nog eens 500 plaatsen in de minicrèches. Op dat ogenblik, met die 1600 bijkomende plaatsen na de eerste aanpassing, stond de teller op 3500 voorspelde plaatsen extra in de kinderopvang. Dat is niet zo bijzonder moeilijk. Tegen dan hebben we 9,3 miljoen euro meer uitgegeven ten opzichte van wat vorig jaar de gewoonte was.
Nu doen we een nieuwe operatie en zetten we opnieuw extra geld in. Een nieuwe inzet op capaciteit in de tweede begrotingscontrole van 5,3 miljoen in de zogenaamde klassieke sector, de gesubsidieerde sector en onthaalouders, en nog eens 3 miljoen euro in de sector van de minicrèches. Dat extra geld, zowat 8,3 miljoen euro waarover vorige vrijdag is beslist, er bovenop, maakt dat we in totaal, als we het allemaal optellen - 1900 bij het begin, 1600 bij de begrotingscontrole en nog eens 6700 plaatsen bij de tweede begrotingscontrole - een budget hebben om 10.000 plaatsen bij te maken.
Nu hebben verschillende mensen me gevraagd of ik de garantie heb dat die plaatsen er allemaal zullen komen. Dames en heren, ik heb één garantie: als ik geen budget heb, zullen ze er zeker niet komen.
Natuurlijk is een deel van wat we hier budgettair inschrijven, gepland in de veronderstelling dat initiatiefnemers daarop willen inspelen. In het bijzonder waar het gaat over de zelfstandige sector, die de voorbije jaren echt een dynamiek heeft gekend en die we met deze maatregelen ook ondersteunen, gaan we er redelijkerwijs vanuit dat dit tot 10.000 extra plaatsen mag leiden.
In ieder geval is het omgekeerde, geen geld inschrijven, niet zo zinvol. Waarom niet? Er is - en mevrouw Van der Borght heeft ernaar verwezen - een heel recente studie van market analysis & synthesis in opdracht van Kind en Gezin, dus onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat een op de tien ouders vandaag nog vruchteloos zoekt naar kinderopvang. Een heel aantal ouders moeten enorm veel telefoontjes doen vooraleer ze opvang vinden en in veel gevallen hebben ze daarover pas heel laat zekerheid.
Een van de storende elementen is dat uitgerekend de zwakste groepen, namelijk de lage inkomens, de eenoudergezinnen en de gezinnen met lage opleidingsniveaus, oververtegenwoordigd zijn in de 10 percent die eruit valt. Dat is eigenlijk schokkend, en ook een interpellatie ten aanzien van onder andere de sector van de gesubsidieerde kinderopvang, die, onder andere op basis van het inkomensgebonden zijn, in staat zou moeten zijn om het mattheuseffect tegen te gaan.
Men schijnt mij te willen diplomeren als kampioen van de ene of andere sector. Elke vorm van kinderopvang is voor mij waardevol als die kwalitatief is. Ik rijd voor geen enkele van de sectoren. Voor alle duidelijkheid, ook de gesubsidieerde opvang zal moeten aantonen dat hij slaagt in zijn opdracht om de zwakste groepen voldoende aan hun trekken te laten komen. Het geeft geen pas dat de 10 percent die er niet komt, voor een belangrijk deel mensen zouden zijn uit de doelgroepen.
Sinds 2004 zijn er veel meer kinderen geboren dan was gedacht bij de opmaak van de meerjarenbegroting bij het regeerakkoord. De ambitie van het regeerakkoord om in 5000 extra plaatsen te voorzien, volstond niet. Het is duidelijk dat de realiteit veel sterker is. Sinds het begin van de legislatuur zijn er meer dan 10.000 plaatsen bijgekomen, dus dubbel zoveel als in het regeerakkoord was opgenomen. Voeg daarbij de extra 10.000 plaatsen, en u kunt niet ontkennen dat de Vlaamse Regering zwaar heeft ingezet op deze problematiek die essentieel is voor de combinatie tussen arbeid en gezin. Het is nu eenmaal zo dat de informele opvang - jammer genoeg - zich wat minder ontwikkelt dan we zouden willen. Er is dus behoefte aan extra formele opvang.
Als ik optel wat er sinds het begin van de legislatuur is bijgekomen, dan staat de teller voor mij op een stijging van meer dan 15 percent. Als we maar driekwart kunnen realiseren van wat nu budgettair is vastgelegd, dan zullen we in deze legislatuur 26 percent meer hebben ingezet op extra plaatsen voor kinderen.
Er wordt mij gevraagd naar mijn visie. De visie is niet zo bijzonder ingewikkeld. Om ervoor te zorgen dat ouders deelnemen aan het arbeidsproces, moet er kwalitatieve kinderopvang zijn. Daar moeten we gewoon voor zorgen. Ik gebruik het woord 'kwalitatief' omdat dit deel uitmaakt van een verstandige visie.
Er wordt me gevraagd waarom ik niet wacht op de evaluatie van de CKO-werking. Die 10 percent ouders willen liever ook niet te lang meer wachten. U kunt niet anders dan met mij vaststellen dat het de beste weg is dat een regering ingrijpt in een realiteit en middelen inzet op extra capaciteit. De heer Caron wijst er terecht op dat de CKO's een zware rol geven aan de lokale besturen. Dit zal ons belangrijke dingen leren. Het zal ons misschien ook inspireren voor een volgende legislatuur om een decreet Kinderopvang op te maken dat een landschap kan stroomlijnen waarvan ik erken dat het in sommige opzichten ingewikkeld is. De complexiteit komt niet alleen van de occasionele en flexibele opvang. In 2004 zaten we al met een bijzonder complexe realiteit. Die is de vrucht van een gezamenlijke politieke verantwoordelijkheid. Misschien is het wel wenselijk om een en ander te stroomlijnen.
Het is belangrijk om te kijken naar de bijdrage die elke sector kan leveren. Mevrouw Van der Borght wijst terecht op de cijfers. U kunt de 40 percent vanuit de zelfstandige sector niet meer wegdenken, als u dat al zou willen. We moeten dus met elke sector aan de slag en ervoor zorgen dat het kwalitatieve opvang betreft. De zelfstandige opvang verzet zich helemaal niet tegen het idee dat opvang kwalitatief moet zijn. Ze vragen - en hebben wat dat betreft gelijk - dat dit niet met overdreven regelneverij gebeurt. Het moet gebeuren met aandacht voor het resultaat, en we moeten daarin voldoende attent en flexibel zijn. We zullen dat ook doen.
De genomen maatregelen brengen de twee sectoren in zeker opzicht ook wat dichter bij elkaar. Ten eerste werken we naar meer homogene vergunningscriteria. Dat is een kwalitatief aspect. Ten tweede wordt er nu een element van betaalbaarheid geïntroduceerd.
Nu heeft de zelfstandigensector voor het eerst in alle duidelijkheid verklaard die logica te willen volgen. Hoewel de betrokkenen het misschien niet altijd eens zijn over de gekozen instrumenten, zijn ze nu bereid de ouders in overeenstemming met hun inkomen een bijdrage te laten betalen. Ik vind dit een belangrijke stap voorwaarts.
Uit het beruchte onderzoek blijkt dat de kostprijs van de kinderopvang veel ouders kopbrekens bezorgt. We kunnen enkel blij zijn dat nieuwe stappen worden gezet.
De scheiding tussen zelfstandige en gesubsidieerde opvang is vanuit politiek oogpunt eigenlijk niet bijzonder zinvol. De essentiële termen zijn 'kwaliteitsvol' en 'financieel toegankelijk'. Hier kan eventueel een derde, voor sommige mensen zeer belangrijke, term aan worden toegevoegd. Het moet voor de mensen die voor de opvang instaan namelijk ook een beetje leefbaar blijven. Voor de ouders is de kwaliteit en de betaalbaarheid essentieel.
We investeren in de kwaliteit. Weinigen hebben naar de bijkomende begeleiding van zelfstandige starters verwezen. Het gaat niet enkel om de organisatie van zakelijke begeleiding. We kijken ook naar een aantal kwalitatieve pedagogische aspecten die een bijdrage aan de kwaliteit van de opvang moeten leveren.
We voorzien in 17,5 miljoen euro. Het is de bedoeling de betaalbaarheid voor de ouders zonder overdreven administratieve lasten te verzekeren. In zeker opzicht leveren we een bijdrage aan de leefbaarheid van de sector. De zelfstandige initiatieven die momenteel met behulp van te lage bijdragen van de ouders moeten functioneren, zullen hun leefbaarheid hierdoor zien stijgen.
Aangezien hier verschillende vragen over zijn gesteld, wil ik kort op de situatie van de onthaalouders ingaan. Er wordt wel eens gezegd dat ik hier niets aan doe. Sommigen vragen zich af of het realistisch is te verwachten dat meer mensen onthaalouder zullen willen worden.
Om te beginnen wil ik opmerken dat ik wel iets doe. Ik heb in een bijkomende impuls van 780.000 euro voorzien. Dit geld is bedoeld om de indexering van de bijdragen en van de vergoedingen voor de onthaalouders te vervroegen. De inflatie speelt iedereen parten. Dit geldt uiteraard ook voor de onthaalouders. In de bestaande regeling, die nog van de tijd van mevrouw Vogels dateert, wordt een indexering pas op 1 januari van het daaropvolgende jaar doorgevoerd. Aangezien een dergelijke regeling in tijden van grote inflatie best hinderlijk kan zijn, heb ik dit vervroegd en de sector een bijkomend bedrag van 780.000 euro toebedeeld.
Wat de bedrijfsvoorheffing betreft, merk ik op dat we bij de federale overheid een fiscale immunisering van de onkostenvergoeding bepleiten. Of we dit zullen bekomen, valt nog af te wachten. De Vlaamse Regering heeft in elk geval duidelijk gesteld dat dit moet gebeuren.
Een laatste voorbeeld is het invoeren van de mogelijkheid voor onthaalouders om samen te werken. Het gaat hier niet langer om een experiment, maar om een recurrente werkvorm. Dit is een nieuwe stap in de goede richting. We hebben bijzondere waardering voor het werk van de onthaalouders.
Ter afsluiting zal ik de zaak even samenvatten. Er is hier gezegd dat het om een politiek compromis gaat. Er is voor elk wat wils. Ik ervaar dat bijna als een eresaluut. Hoe wordt het probleem omschreven? Ouders vinden niet gemakkelijk genoeg opvang. Indien ze opvang vinden, is dat in sommige gevallen best duur. De Vlaamse Regering voorziet, indien ze over marges beschikt, in bepaalde bedragen.
Ik maak even het optelsommetje. In het begin is in 1 miljoen euro voorzien. Bij de eerste begrotingscontrole is hier 8,3 miljoen euro aan toegevoegd. Nu wordt dit budget nogmaals aangevuld. In totaal gaat het om een bijkomende investering van 38,1 miljoen euro in deze sector. Die investering bestaat uit 17,6 miljoen euro voor de uitbreiding, uit 17,5 miljoen voor de betaalbaarheid en uit 3 miljoen euro voor maatregelen die de zelfstandigensector moeten versterken.
Ik zie niet in wat het probleem is. Volgens mij gaat het hier om een mooie synthese. De Vlaamse Regering houdt rekening met het essentiële en investeert keihard. We willen de Vlaamse gezinnen in hun kinderwens ondersteunen. We willen ervoor zorgen dat ze een kwalitatieve kinderopvang vinden.(Applaus bij de meerderheid)
Ik heb natuurlijk nog heel wat onbeantwoorde vragen. Het laatste woord is hierover ongetwijfeld nog niet gezegd.
Wat ik wel heel interessant vond, mijnheer de minister, is dat u zegt dat uw visie over kinderopvang heel duidelijk is. Als zoveel ouders zeggen dat ze een kwalitatieve opvang wensen omdat ze anders niet kunnen gaan werken, dan is dat voor u de drijfveer.
Dat is natuurlijk een wereld van verschil met wat ik hier mevrouw Roex of de heer Caron heb horen zeggen. Zij gaan uit van een totaal andere visie: kinderopvang ligt niet in het verlengde van de wensen van de markt. De markt heeft veel of weinig werkkrachten nodig, vraagt veel of weinig flexibiliteit. Kinderopvang is een maatschappelijke opdracht en een recht voor elk kind. Zoals de heer Caron heeft gezegd, biedt ze een belangrijke pedagogische meerwaarde.
Mijnheer de minister, u hebt ook veel besognes met opvoedingsondersteuning en wat weet ik nog allemaal. In tijden waarin heel wat ouders er alleen voor staan om hun kind op te voeden, in tijden waarin heel veel kinderen geboren worden in gezinnen waar men thuis geen Nederlands praat, wordt de kinderopvang maatschappelijk belangrijker dan ooit. Op die manier kan men de kinderen veel meer startkansen bieden dan als ze niet in de kinderopvang terecht zouden kunnen. Dat is eigenlijk de kern van het debat.
Wat is kinderopvang? Voor ons moet die duidelijk vertrekken van het kind. Ze is er om op maat van het kind meer kansen te geven en om ervoor te zorgen dat het een goede basis heeft om zijn leven uit te bouwen.
Blijkbaar is er binnen deze meerderheid toch een wereld van verschil over de manier van denken betreffende de kinderopvang. Dat is een interessante conclusie.
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. U kunt er niet omheen dat er een politiek compromis is gesloten, waarop vooral Open Vld en sp.a hun stempel hebben gedrukt. Nog geen week geleden stonden deze twee coalitiepartners lijnrecht tegenover elkaar. (Opmerkingen van de heer Bart Caron)
Jawel, mijnheer Caron! In Knack stond een heel duidelijk artikel waarin mevrouw Roex en mevrouw Van der Borght heel uitdrukkelijk hun standpunt hebben gegeven. Ze stonden lijnrecht tegenover elkaar. U gaat dat toch niet ontkennen!
Ze hadden beter mij geïnterviewd. (Gelach)
Daar kan ik onmiddellijk op repliceren. U hebt een interview gegeven in verband met de aanpassing van de bijdrage aan het inkomen. Ook u hebt klaar en duidelijk tegen de media gezegd dat daar geen sprake van is, dat daar geen middelen voor zijn. (Opmerkingen van minister Steven Vanackere)
Dat hebt u geantwoord. U kunt dat niet ontkennen. Dat zei u nog geen twee weken geleden.
En toen waren er middelen. Op het ogenblik dat ik geconfronteerd werd met de vraag hoe het zat met de betaalbaarheid, heb ik geantwoord dat er geen middelen waren. Ik wil inzetten op de capaciteit. Als er extra geld is om iets te doen aan die betaalbaarheid, dan zeg ik daar geen neen op. Toen kwamen de middelen er. Dat is een normale manier om politiek te voeren.
Als een minister moet antwoorden dat hij het een perfect idee vindt zonder dat er budgetten voor zijn, dan is hij fout bezig. Bij het vastleggen van de prioriteiten voor én de capaciteit én de betaalbaarheid, kan ik alleen maar vaststellen dat de collega's bereid zijn geweest om middelen te zoeken, zodat beide gerealiseerd kunnen worden.
Mijnheer de minister, als u intellectueel eerlijk bent, moet u toegeven dat u hebt gezegd dat als er extra middelen zijn, die naar extra plaatsen gaan. Geef me even de tijd en ik citeer wat u in het interview hebt gezegd.
Voor alle duidelijkheid wil ik zeggen dat ik de piste die hier vandaag wordt geopend om de bijdragen in de gesubsidieerde én in de zelfstandige sector inkomensafhankelijk te maken, volledig steun.
Ik heb echter geen antwoord gekregen op een heel belangrijke vraag die daar rechtstreeks aan is gekoppeld. U hebt gesteld dat u een oproep zou doen aan de zelfstandige sector, zodat die kan instappen in wat ik het systeem-Kind en Gezin zou noemen. Als er vooraf geen definitieve oplossing is voor het probleem van de fiscaliteit, zal de zelfstandige sector daar niet op ingaan. Ze wil niet het risico lopen om er volgend jaar bij de afrekening van de belasting mee geconfronteerd te worden dat de helft van de subsidies terugvloeien via de bedrijfsbelasting.
Ik vraag u dus expliciet om zo vlug mogelijk een akkoord met de federale regering af te sluiten zodat deze subsidies volledig worden vrijgesteld van bedrijfsbelasting. We steunen u helemaal in dat streven. Die zaak moet eerst worden opgelost.
Ik heb tien knelpunten, die ik hier evenwel niet zal herhalen. Ik denk dat het belangrijk is om daar in de commissie, en niet in dit debat waarvoor slechts een beperkte tijd is uitgetrokken, grondig op in te gaan. Er zijn immers een aantal zaken waarop u in het beperkte tijdsbestek van vandaag niet kunt antwoorden. Zo moet de vraag worden beantwoord wat de toekomst van de dienstencheques is. Ik heb gelezen dat daar nog voor het zomerreces een antwoord moet op komen. En hoe zit het met de proefprojecten op basis van de conceptnota van Kind en Gezin, de fameuze CKO's die in september worden geëvacueerd? Ik zou nog andere voorbeelden kunnen geven. Daarover moeten we een debat ten gronde kunnen voeren.
Ten behoeve van mevrouw Dillen wil ik verwijzen naar mijn uiteenzetting van zo-even. Ik heb duidelijk gezegd dat het voor ons niet kan dat men zal werken met inkomensgerelateerde bijdragen waardoor ouders die vandaag reeds kinderen in de opvang hebben, meer zullen moeten betalen dan wat ze nu betalen. We hebben ook altijd gezegd dat de zelfstandige initiatieven die inkomensverlies zouden lijden, een compensatie moeten ontvangen. Aan beide voorwaarden is voldaan.
Ik wil nog even antwoorden op wat mevrouw Dillen heeft gezegd. Als we vorige week met ons standpunt nog tegenover mekaar in Knack stonden, in de rubriek 'JA/NEEN', kunnen we vandaag naast mekaar staan als 'JA/JA'. Dat is het mooie van een compromis: het is een geheel van maatregelen waarin iedereen zijn gading vindt, maar ook een duidelijke stap in één richting, die niet voor tegenstellingen zorgt. We hebben elkaar gevonden.
Uiteraard heb ik nog onbeantwoorde vragen. Ik deel dan ook de mening van de collega's om het debat uit te diepen in de commissie.
Mevrouw Moens zal dan wel aanwezig moeten zijn als de commissie vergadert. We zien ze daar niet veel.
Ik kan ook nog wel lezen, mevrouw Van der Borght.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Het debat is gesloten.
Motie van aanbeveling
De voorzitter: Door mevrouw Vogels is een motie van aanbeveling aangekondigd. Ze moet uiterlijk vrijdag 6 juni 2008 om 17 uur zijn ingediend.
Het Parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Actualiteitsmoties
De voorzitter: Door mevrouw Moens en de heer Verstrepen werd tot besluit van dit actualiteitsdebat een actualiteitsmotie ingediend. Ze zal worden gedrukt en rondgedeeld.
Door mevrouw Dillen is een actualiteitsmotie aangekondigd. Ze moet uiterlijk om 16.30 uur zijn ingediend.
Het Parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het incident is gesloten.