Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Verstrepen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn actuele vraag gaat in se niet over het voorkooprecht, want dat is een ander groot debat. Ik was ontgoocheld deze week, mijnheer de minister, ik had verwacht uw foto te zien in P-magazine, maar ere wie ere toekomt, minister Anciaux staat erin. Hij is de 'founding father' van het geknoei van het voorkooprecht. Zo heeft hij toch een eretitel.
Mijnheer de minister, er had toch een foto van u bij mogen staan omdat u weet dat het een knoeiboel was en is. Dat hebben we al dikwijls besproken in dit parlement. De pogingen om die knoeiboel te herstellen doen wenkbrauwen fronsen. Ik ben heel benieuwd naar uw antwoord hierop.
Ik wil uw ministerieel besluit van 8 mei 2007 over het voorkooprecht van minister Anciaux te berde brengen, waarin u erkent dat het ongeldig was. Dan wilde u het aanpassen met terugwerkende kracht, alleen in Antwerpen dan nog, omdat daar een rechtsprocedure lopende was. Enerzijds zegt u ongeldig, maar anderzijds zegt u dat de gronden en aankopen die in het voorkooprecht gebeurden, wel geldig blijven. Dat is een heel eigenaardige redenering. Alles wat daarvoor gebeurde, is dus ongeldig, maar wel geldig in de uitvoering.
Dit komt niet van mij. In Antwerpen is er een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg, dat heel duidelijk zegt dat de verwerende partij, indien ze zich steunt op het ministerieel besluit van 8 mei 2007, daar geen rekening mee kan houden. De verwerende partij beschikt aldus niet over wettige voorverkooprechten zodat ze er geen gebruik van kan maken.
Dat is wat een rechter oordeelt in een rechtbank van eerste aanleg. Dat staat letterlijk in het vonnis. (Opmerkingen van minister Marino Keulen)
Ik vermoedde al dat u over het vonnis beschikt. Het gaat dus over een oordeel van de rechtbank. De scheiding der machten ligt ons toch allemaal heel na aan het hart.
Inderdaad, dat is absoluut het geval.
Samengevat komt het erop neer dat de boel onwettig is en dat de rechter oordeelt dat uw ministerieel besluit van mei 2007 zelfs niet ter verdediging als argument kan worden ingeroepen.
Daar gaat het niet over.
Daar gaat het wel over.
Het is onwettig, maar is het onkunde of gebeurde het met voorbedachten rade? Ik wil weten of u met opzet politiek tussenbeide bent gekomen, ja of neen? Deed u het omdat u wist dat er een procedure liep in Antwerpen en dat er alleen in Antwerpen een regeling met terugwerkende kracht van uw hand naar voren werd gebracht en nu wordt verworpen door de rechter? Ik meen dat de rechter toch wel over enige wettigheid beschikt om daarover te oordelen.
Ik wil het niet hebben over de discussie over wat er vanaf nu zal gebeuren, want daarover werd gestemd in dit parlement, dat weten we allemaal. Ik wil ergens anders naartoe, dat kunt u ook lezen in de vragen die ik heb overhandigd. Er zijn in deze totale potpourri van onwettigheid, waarbij er lopende procedures zijn en u hebt geprobeerd om de knoeiboel op te lossen met een ministerieel besluit dat verworpen wordt voor de rechtbank en waarin wij niet mogen tussenkomen wegens de scheiding der machten, een aantal mensen die gelijk hebben gekregen. Zij zeggen dat het om een ongeldig voorkooprecht gaat. Er wordt nog in beroep gegaan, maar dat is het verdere verloop van dit verhaal.
Ik maak me nu een bedenking. Die mensen hebben gelijk gekregen: ongeldig voorkooprecht. Dat staat hier letterlijk in. Ik vraag me bijgevolg af wat we zullen doen aan de schade die particulieren hebben geleden. Worden ze vergoed voor de geleden schade? Als we de cijfers bekijken, blijkt het over zeer weinig gebruik te gaan. Ik maak van de gelegenheid gebruik om te vragen hoe u dat evalueert. U moet begrijpen dat ik dan een heel pakketje wil.
Ik hoop en ik vermoed dat u me straks een heel duidelijk antwoord zult geven, maar is het toeval dat dit nu net slaat op Antwerpen terwijl enkel en alleen in Antwerpen een procedure lopende was? Andere steden werden met het ministerieel besluit niet aangeraakt. Dat doet wenkbrauwen fronsen in deze zaak waarbij particulieren het slachtoffer zijn geworden. Ik vraag me af wat u zult doen met de mensen die tussen 1999, de ellende van Anciaux, de herstelpogingen die er zijn geweest en het nieuwe decreet van april van dit jaar, zitten. Wat gaat u doen met de mensen die in die ellende zitten? Zijn ze eraan voor de moeite of hebben ze gelijk gekregen en zegt u dat er nog eens iets moet worden aangepast? U bent niet naar de Raad van State gegaan met deze zaak en u wist goed genoeg waarom: de Raad van State zou er een negatief advies over gegeven hebben.
Minister Keulen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer Verstrepen, hier zitten een groot aantal actieve leden van de commissie voor Wonen en ik zie dat ze nu de wenkbrauwen fronsen en zich afvragen waarover u het eigenlijk hebt. Ik ga het heel duidelijk uitleggen, want er is niets aan de hand. Het gaat om iets wat deze week in P-magazine heeft gestaan. In dat artikel wordt mijn kabinet geciteerd, maar over deze zaak heeft niemand van P-magazine met mijn kabinet contact gehad.
Waarover gaat het? Het is heel simpel. Wat ik doe voor de toekomst, geldt niet voor het verleden. Dat kan niet en dat wil ik ook niet. Iedereen die een beetje juridisch onderlegd is, weet dat niets retroactief kan worden geregulariseerd, want dat is wat u insinueert. Ik denk trouwens dat niemand uw betoog begrijpt, er is alleen de ondertoon dat we proberen om iets wit te wassen of te regulariseren. Dat is niet het geval.
Waarover gaat het nu? Bert Anciaux heeft in 1999 bij het aantreden van de regering-Dewael gedurende bijna een half jaar de portefeuille Huisvesting beheerd. Het probleem daarbij was dat Bert Anciaux een Brusselaar is en hij institutioneel dus geen gewestbevoegdheden mocht uitoefenen in Vlaanderen. Om die reden heeft Johan Sauwens die portefeuille na een half jaar overgenomen, want zo kon dit institutionele probleem opgelost worden.
Nu, een minister van Wonen kan altijd een recht van voorkoop op vraag van een lokaal bestuur, in dit geval de stad Antwerpen, toekennen. Zo'n recht van voorkoop betekent dat de minister toekent dat bepaalde instanties - de openbare besturen - een recht van voorkoop krijgen om vastgoed te verwerven. Die openbare besturen zijn dan de stad of de gemeente, het OCMW of de huisvestingsmaatschappij.
Het recht van voorkoop is er precies om iets te kunnen doen op het vlak van stadsvernieuwing en -ontwikkeling en om de problematiek van verkrotting, leegstand en verloedering te kunnen aanpakken. Er moet altijd een notie van algemeen belang zijn. De minister doet dat niet eenzijdig vanuit Brussel, het moet altijd vanuit het lokale niveau worden gevraagd.
Wat is nu het conflict? Ik zal het duidelijk uitleggen, zodat iedereen het nu begrijpt. In Berchem was er een vennootschap die een woning wou kopen in een bepaalde wijk. De huisvestingsmaatschappij De Ideale Woning stelde dat zij voor diezelfde woning haar recht van voorkoop wou laten gelden. Een pluim voor de advocaat van de vennootschap die de woning wou kopen, want die stelde dat er geen probleem was met het recht van voorkoop, maar dat er wel een institutioneel probleem was. Hij zei dat het toegekend was door een minister die eigenlijk geen gewestbevoegdheden mocht uitoefenen in Vlaanderen. Het ging dus om juridische institutionele spitstechnologie.
Wij hebben daar tijdens die procedure hoogte van gekregen. In mei 2007 hebben we dan een nieuw ministerieel besluit genomen, precies om dat institutionele probleem in de toekomst te vermijden. Ik kan uiteraard niets uit het verleden regulariseren. En dat is net de ondertoon in uw betoog, mijnheer Verstrepen. U laat uitschijnen dat ik bepaalde zaken probeer toe te dekken. Ik kan en ik wil geen zaken uit het verleden regulariseren. Het ministerieel besluit van mei 2007 was net bedoeld om dergelijke zaken in de toekomst te vermijden. Ik heb het principe van de goede huisvader gehanteerd, niet meer of niet minder. Daar is absoluut niets mis mee.
De rechter heeft gezegd dat ik dat eigenlijk niet mocht doen, omdat ik bij het nemen van dat ministerieel besluit geen advies heb gevraagd aan de Raad van State. De zaak komt nog voor in beroep. Wij zullen daar uitleggen dat voor dat soort ministeriële besluiten nooit een advies van de Raad van State wordt ingewonnen. Dit is de mening van één rechter in eerste aanleg. Het is geen jurist op het kabinet. Meerdere juristen hebben eensluidend gezegd dat ik voor dat type van ministeriële besluiten geen advies moet vragen bij de Raad van State.
Ik ben een heel koele minnaar van de rechten van voorkoop. Eigenlijk ben ik daar een tegenstrever van. U komt nooit in de commissie voor Wonen, mijnheer Verstrepen, en dat is jammer. U houdt uw betoog vaag, om niet in een technische discussie terecht te komen. Maar het is nu eenmaal een technische materie, ik kan het ook niet helpen.
We hebben dat intussen fors aan banden gelegd in de commissie. Het was een parlementair initiatief, met de steun van het kabinet, om te bepalen dat bij particulieren en gezinnen die nog geen eigendom hebben, het recht van voorkoop nooit voorrang kan geven aan bijvoorbeeld een huisvestingsmaatschappij, de stad of het OCMW. De particulieren en gezinnen die nog geen woning hebben, gaan voor. Op die manier hebben we het recht van voorkoop al een pak minder stringent gemaakt.
We hebben het recht van voorkoop intussen ook beperkt in de tijd. Vroeger gold dat onbeperkt in de tijd, nu wordt er een plafond bepaald voor het aantal jaren.
Voor wat de schade betreft, moeten die mensen naar de rechter gaan. Dat is heel eenvoudig. Het is immers niet zeker dat de rechter in beroep de rechter van eerste aanleg bijtreedt. Het kan perfect dat de rechter zegt dat hij het, op basis van de continuïteit van het bestuur, laat voor wat het is en dat hij de huisvestingsmaatschappij gelijk geeft.
Het verhaal van fraude en zaken die niet juist zijn, klopt echt niet. Ik ben eigenlijk wel blij dat u die vraag stelt. Het geeft aan dat u er altijd een verdacht parfum overheen wilt gieten, omdat het anders mediatiek niet interessant is.
Het kan dus goed zijn dat de rechter in beroep de huisvestingsmaatschappijen gelijk geeft. Het kan ook dat de vennootschap gelijk krijgt. Dat wil echter nog niet zeggen dat die mensen die woning krijgen, want intussen heeft de huisvestingsmaatschappij daar al van alles mee gedaan. Dan zal men aan die mensen een schadevergoeding moeten betalen. Als er andere mensen zijn die vinden dat ze schade hebben geleden - tot nog toe zijn die nog niet komen opdagen - moeten zij naar de burgerlijke rechtbank stappen en daar hun zaak aankaarten. Zij moeten dan aan de rechter proberen duidelijk te maken dat ze als particulier of gezin schade hebben geleden.
Het zal altijd de rechter zijn die soeverein beslist of er al dan niet schade is geleden. Ik trek dus geen potpourri recht. Het gaat over een institutioneel probleem, niet meer en niet minder. Wat ik heb gedaan, doet elke goede huisvader, namelijk zorgen dat institutionele problemen worden opgelost.
Mijnheer de minister, ik vind het woord 'fraude' een zwaar beladen woord. Ik heb dat woord niet gebruikt. U hebt het over de letterlijke toepassing en de spitsvondige juridische toepassingen, en op dat vlak hebt u gelijk. U zit daar een beetje mee verveeld, en niet alleen u. U hebt het over goed bestuur en over een degelijke overheid. Wanneer die overheid decreten en besluiten uitvaardigt ten aanzien van de burger, dan zouden die perfect in elkaar moeten zitten. Wanneer een burger na het vinden van een punt of een komma zijn gelijk kan halen voor een rechtbank, dan schort er iets aan de besluitvorming op het niveau van de regering.
Wat het verhaal-Anciaux betreft, had ik gezegd dat ik heel die uitleg niet zou doen. Ik vind het sympathiek dat u de moeite doet om het helemaal uit te leggen. Bij mij gaat het in essentie over dat ene deel. Ik weet dat u moeite hebt gedaan in de commissie. Het is niet omdat ik niet fysiek in de commissie aanwezig ben, dat ik de zaken niet volg. Sommigen gaan alleen voor het streepje. Ik vind het nogal een flauw argument te zeggen dat men bij dat onderwerp fysiek in de commissie aanwezig moet zijn.
Mijnheer de minister, ik heb dat dossier doorgenomen. Ik blijf erbij dat ik het een vreemd dossier vind. U moet daarin uw verantwoordelijkheid nemen. Wanneer het hof van beroep oordeelt dat een rechter in eerste aanleg gelijk heeft, dan zit u met een probleem. Dan kunnen alle mensen die zich benadeeld voelen, reageren.
Die hebben zich nog altijd niet gemanifesteerd sinds 1999.
U verwacht dus dat niemand daarop zal reageren en dat het bij die ene zal blijven. U gelooft dus dat niemand wakker zal schieten wanneer de overheid in dezen ongelijk krijgt. Ik neem daarvan akte. Ik vrees dat het wel eens anders zou kunnen uitdraaien wanneer die uitspraak wordt bevestigd.
De heer Penris heeft het woord.
Mijnheer de minister, u weet dat ik een kritische hoeder probeer te zijn van uw beleid inzake sociale huisvesting. Ik maak u verwijten wanneer de huurprijzen in de sector exponentieel de pan uitswingen. Ik maak u verwijten wanneer ik vaststel dat de woonkwaliteit niet altijd is wat u ons probeert voor te spiegelen. Ik heb ook problemen met de vervreemding die in grote delen van de socialehuisvestingssector bestaat en wordt gehandhaafd, mede door uw beleid.
Wat echter uw standpunt inzake voorkooprecht betreft, moet ik u voor een keer bijtreden. We hebben het debat over dit probleem onlangs ten gronde gevoerd in de commissie en in deze plenaire vergadering naar aanleiding van het decreet dat door uw meerderheid is tot stand gekomen. We hebben ons toen minstens even kritisch uitgelaten over het principe van het voorkooprecht. Eigendomsrecht is een vrij fundamenteel recht in onze samenleving en kan alleen worden doorkruist wanneer echt heel hoge belangen op het spel staan. In sociale huisvesting, zeker wanneer die wordt beschouwd als een soort van volkshuisvesting, kan men zeggen dat er hogere belangen in het geding zijn. Wij hebben dan ook de indieners van dat voorstel van decreet gevolgd met een kritische noot. Die noot heb ik van de heer Verstrepen of van mevrouw Moens, die de commissie gedurende drie jaar wel heeft bijgewoond zonder echt actieve inbreng, nooit gehoord, en dat betreur ik.
De ondertoon van wat de heer Verstrepen zegt, is zeer duidelijk. Er zijn juridische fouten gemaakt in dit dossier. Maar die zijn of worden rechtgezet door de rechtbank. De politici moeten daar nu niet meer op terugkomen.
Het verhaal van het voorkooprecht is, misschien jammer genoeg voor u, in dit halfrond afgesloten. Er waren kritische bedenkingen van zowel de liberale als onze fractie. Ik stel voor om niet meer te diep in te gaan op de zaak. Laten we nuttig gebruik maken van het voorkooprecht. Gisteren was onze commissie op uitnodiging van de Vlaamse Bouwmeester aanwezig bij de voorstelling van een nieuw boek. Daarin werden heel interessante socialewoningprojecten voorgesteld die men zonder dat recht niet had kunnen realiseren. Ik verwijs naar het voorbeeld van de Brugse Poort.
De heer Decaluwe heeft het woord.
Mijnheer Verstrepen, ik heb gedurende drie of vier minuten heel geconcentreerd naar u geluisterd. Ik heb u echter niet begrepen. Alles wordt weer eens met een LDD-sausje overgoten. Er is een sfeerschepping van fraude. Alles zou verkeerd gegaan zijn.
Er waren inderdaad juridische fouten. In 1999 zat mijn partij in de oppositie. Ik ben toen naar de Raad van State gestapt. Ik heb ook gelijk gekregen. Minister Anciaux heeft dan ook zijn bevoegdheden inzake Huisvesting moeten afgeven. Dat is pas oppositie voeren!
Gelukkig heeft minister Keulen in zijn antwoord duidelijk gemaakt waar uw vraag eigenlijk over ging. De analyse van de heer Penris is daarover ook bijzonder duidelijk.
Mijnheer Verstrepen, om een splijtende vraag te kunnen stellen, moet u eerst over een goede dossierkennis beschikken. Spijtig genoeg heb ik die bij u niet kunnen vaststellen.
Wat hier gebeurt, is inderdaad niet erg moedig. Er wordt geciteerd uit P-magazine en er wordt een verhaal gebracht waarvan niemand het begin en het einde ziet. Mijnheer Verstrepen, ofwel hebt u een zaak en gaat u er keihard op door, ofwel is dat niet het geval en houdt u ze voor uzelf.
In deze heb ik me absoluut niets te verwijten. Er was een institutioneel probleem. Minister Anciaux mocht die bevoegdheid niet uitoefenen. Na een aantal maanden heeft toenmalig minister Sauwens ze overgenomen.
Ik tref nu regelingen voor de toekomst om dat institutionele probleem op te lossen. Zaken uit het verleden regulariseren kan en wil ik niet. Wat niet kan en wat ik absoluut niet wil, is de rechtsgang beïnvloeden. In dat vonnis wordt daar ook helemaal geen gewag van gemaakt. De rechter maakt gewoon de bedenking dat ik een ministerieel besluit heb genomen en daarover geen advies heb gevraagd aan de Raad van State. Nogmaals, dat gebeurt vaak omdat dat mag. We zullen ons bij de rechter in beroep verdedigen.
Tot nu toe is er één firma die zegt dat ze schade heeft geleden. Die zaak wordt behandeld, zoals dat ook in een rechtsstaat betaamt. Ik ben ook de eerste verdediger van de rechtsstaat, zeker als het om belangen gaat van mensen die door een fout optreden aan de verliezende kant staan.
Die mensen moeten hun schade bewijzen. Als ze gelijk krijgen, bekomen ze een compensatie. Tot dusver gaat het om één firma. Als er nog anderen zijn die zich gedupeerd voelen, kunnen ze naar de rechtbank stappen. Ze moeten dan wel een goed dossier hebben.
Het is niet omdat de rechtbank in eerste aanleg een beslissing in de ene zin neemt, dat een andere rechtbank die later overneemt. Dat kan, maar is niet noodzakelijk zo. Daar oordeelt de rechtbank gelukkig soeverein over. We zullen zien wat de uitkomst is.
Ik heb in deze vooral gehandeld als een goed huisvader.
Ik heb zeer geamuseerd geluisterd naar wat de vaste leden van de commissie hebben gezegd. Mijnheer Decaluwe, het klopt dat u daarmee begonnen bent. Ik ga het hier echter niet hebben over iets dat u in het verleden hebt gedaan. Ik heb doorgenomen wat u hebt ondernomen. Dat was zeer goed. Absoluut!
Mijnheer Penris, uw reactie verbaast me een beetje. Uiteindelijk gaat het hier niet over het voorkooprecht. Ik wil het daar wel eens over hebben. Ik heb die discussie hier echter niet opnieuw willen opstarten. U moet wel goed luisteren naar wat ik zeg.
Bij mij en bij LDD gaat het om de slachtoffers. U mag proberen de perceptie te creëren dat wij er een soepje van maken. Als u zegt dat niemand het begrijpt, dan ligt dat meer aan u dan aan Lijst Dedecker.
Mijnheer de minister, een overheid moet een voorbeeld stellen. Het gaat om goed bestuur. Deze slogan wordt holler dan hol en wordt meer en meer gebruikt. Goed bestuur omvat ook de uitvoering van besluiten, decreten en dergelijke.
Het gaat hier om een welomlijnd geval. Een burger heeft zijn recht gehaald. Dat het hier om een vennootschap gaat, doet er eigenlijk niet toe. Er is geknoeid, maar niet hoofdzakelijk door u. Dat heb ik in het begin al gezegd.
Niet hoofdzakelijk door mij? Ik heb niet geknoeid.
Daarover verschillen we van mening. Dat noemen we een meningsverschil. (Rumoer)
Dat pik ik niet. Dat is laster. (Rumoer)
Dat noemen we een meningsverschil. (Rumoer)
Mijnheer Verstrepen, dat is rexisme. U uit beschuldigingen die u niet hard maakt. Indien u over een dossier beschikt, moet u naar de feiten verwijzen. (Rumoer)
Het gaat hier om uitspraken van de rechtbank. (Rumoer)
Mijnheer Verstrepen, lees het vonnis.
Mevrouw de voorzitter, ik stel voor dat we de leden van het Vlaams Parlement het vonnis bezorgen. Zo kunnen alle geïnteresseerden het lezen en zien dat wat hier wordt gezegd, niet klopt. (Rumoer)
In het vonnis van de rechtbank staat duidelijk dat het niet als verdediging kan worden gebruikt. Dat zijn de woorden van de rechter.
Mijnheer Verstrepen, dat is niet waar. U citeert een rechter fout. Dat kan toch niet. (Rumoer)
Mijnheer de minister, blijf nu eens rustig. (Rumoer)
Mijnheer Verstrepen, ik laat dat niet over me heen gaan. Ik laat me niet zo maar betichten. U doet valse uitspraken. (Rumoer)
Mijnheer de minister, u mag me blijkbaar wel in een adem betichten van het feit dat ik daarnet het woord 'fraude' zou hebben gebruikt. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
Dat is evenzeer liegen. (Rumoer)
Ik denk dat ik tot nu toe vriendelijk ben geweest. (Rumoer)
Mijnheer de minister, u gaat uit uw dak omdat ik vanuit mijn fractie - die er een is - kritiek geef op de manier waarop een burger in een zaak betreffende het voorkooprecht is behandeld. (Rumoer)
Mijnheer Verstrepen, u draait de zaak weer om. U valt me hier persoonlijk aan. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Gaat het om de bewoordingen? Hebben we een boekje met de woorden die we mogen gebruiken? (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Mijnheer Decaluwe, u weet alles van sfeerschepping. U hebt dat vanuit de oppositie jarenlang zelf gedaan met getuigenissen over licenties die niet klopten. Wie bent u me om me hierover de les te lezen?
Het gaat hier om een vonnis.
Mijnheer Verstrepen, we zullen dat vonnis aan alle leden van het Vlaams Parlement en aan alle geïnteresseerden bezorgen. Dan zal blijken dat uw manier van citeren de waarheid geweld aandoet. (Rumoer)
Ik citeer letterlijk.
Mijnheer Verstrepen, ik stel vast dat u regelmatig beschuldigende woorden nogal los gebruikt.
Oei, het moraliserend verhaaltje van de dag. (Rumoer)
Mijnheer Verstrepen, ik zou toch willen voorstellen dat u enige voorzichtigheid aan de dag legt.
Ik vraag welke woorden ik dan los gebruik. Het is makkelijk zoiets te zeggen.
Mijnheer Verstrepen, ik heb al herhaaldelijk vastgesteld dat u woorden als 'fraude' en 'liegen' gebruikt, bijvoorbeeld vorige week op deze tribune.
Mevrouw de voorzitter, in dat geval wil ik het verslag zien. U moet dan maar aanduiden wanneer ik het woord 'fraude' heb gebruikt. (Rumoer)
Mijnheer Verstrepen, daar gaat het niet over. U hebt gezegd dat de rechter mij veroordeelt.
Ik stel in het algemeen vast dat er nogal gemakkelijk met bepaalde woorden, zoals 'liegen', wordt omgesprongen. Verschillende leden hebben me hierover al aangesproken.
Mijnheer Verstrepen, misschien hanteert u een andere definitie. (Rumoer)
Ik zal hier geen andere definitie aan geven. Ik pik dit ook niet. Op deze plek kies ik mijn woord- en taalgebruik zelf en zoals ik het wil. Ik heb niemand vals beschuldigd. Ik moet hier wel een en ander in de andere richting aanhoren. Wanneer ik zeg dat ik twijfel en letterlijk citeer, moet ik me voor mijn taal verantwoorden.
Mijnheer Verstrepen, u legt uw twijfel in de mond van de rechter. Dat is niet correct. U mag twijfelen. U mag niet zeggen dat de rechter zoiets zegt.
Dat staat hier letterlijk. Ik heb het voorgelezen. Moet ik er ook een interpretatie aan geven?
Mijnheer Verstrepen, in dat geval moet u de tekst voorlezen.
Mevrouw de voorzitter, ik denk dat de heer Verstrepen een belangrijk punt heeft aangekaart. Hij heeft een vaktijdschrift aangehaald waarin het voorkooprecht minstens in vraag wordt gesteld. Ik stel voor dat dit debat tijdens de eerstvolgende nuttige commissievergadering ten gronde wordt voortgezet. Ik denk dat we hier veel uit kunnen leren.
Dat lijkt me een goed voorstel. Ik nodig de commissievoorzitter uit om dit debat te agenderen.
Ik ben het niet eens met het feit dat me hier wordt voorgeschreven op welke manier ik moet praten.
Ik vind het woordgebruik in het Vlaams Parlement voldoende belangrijk om er aandacht voor te vragen.
Mevrouw de voorzitter, in dat geval moet u alle verslagen nalezen. U moet het woordgebruik van alle fracties bekijken en niet enkel van een partij die achter het cordon zit en die in dit parlement wordt uitgescholden met woorden die ik zelfs niet in de mond neem. U hebt me niet te zeggen welke woorden ik niet mag gebruiken.
Bij dezen is de aandacht van iedereen daarvoor gevraagd, mijnheer Verstrepen, en is het incident gesloten.