Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, het debat is geopend.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, de voorbije dagen regende het opnieuw alarmerende berichten over het gebrek aan plaatsen in gesloten jeugdinstellingen, waarbij het Brusselse parket liefst 17 zware minderjarige criminelen, van wie sommigen goed bekend zijn bij justitie, opnieuw moest laten gaan, opnieuw de straat onveilig moest laten maken. Vooral de Franse Gemeenschap, maar ook Vlaanderen, gaat niet vrijuit. Sinds begin dit jaar heeft Everberg al 150 minderjarige crimineeltjes moeten weigeren, evenveel als in heel 2007. We zijn terug aanbeland in de situatie van 2002, de startperiode van Everberg.
De problematiek van het gebrek aan opvangplaatsen in de gesloten instellingen in Vlaanderen is een oud zeer. Al meer dan tien jaar klagen jeugdrechters regelmatig in de media het gebrek aan plaatsen aan, meestal naar aanleiding van spectaculaire dossiers waar jeugdrechters jonge criminelen moeten laten gaan. Het gaat om draaideurcrimineeltjes, zoals ze in Nederland genoemd worden, die sneller het politiekantoor uit dan in zijn, ook al hebben ze een lang strafregister.
"We zitten eivol. Elke plaats is bezet, elke dag van het jaar. De Vlaamse gemeenschapsinstellingen barsten al jaren uit hun voegen", klonk maandag opnieuw de gefrustreerde noodkreet vanuit de jeugdmagistratuur. En ze zijn het terecht beu telkens opnieuw te moeten herhalen dat er geen plaats is.
Het gaat hier duidelijk om een structureel probleem dat al jaren aansleept, maar ook in omvang toeneemt. Terecht is hierover grote publieke verontwaardiging.
Mijnheer de minister, u hebt nu crisisoverleg gevoerd met de minister van Justitie en uw Franstalige collega. Op korte termijn zullen er in Vlaanderen 35 nieuwe plaatsen worden gecreëerd in de oude gevangenis van Tongeren voor jongeren die herhaaldelijk zware criminele feiten hebben gepleegd. Op korte termijn is dit echter niet echt een oplossing. We hebben immers gehoord dat het nog minstens zes maanden zal duren vooraleer Tongeren operationeel is.
Wat zal gebeuren indien volgende week opnieuw zware jongeren worden opgepakt?
Mijnheer de minister, volgens de media hebt u vrij sceptisch gereageerd. U wilt "onder geen beding horen dat Dewael Tongeren verbouwt tot een jeugdgevangenis". Ik vraag me af waarom u dat niet wilt horen.
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, voor de duidelijkheid moet ik hier vermelden dat een journalist de naam van minister Vandeurzen door mijn naam heeft vervangen. De minister van Justitie heeft tijdens de persconferentie nadrukkelijk verklaard dat hij van Tongeren geen jeugdgevangenis wil maken. Hij heeft dat standpunt ook toegelicht. De woorden van minister Vandeurzen zijn door een journalist in mijn mond gelegd.
Ik ben in elk geval benieuwd welk standpunt de minister omtrent het eventueel uitbouwen van een jeugdgevangenis in zijn antwoord zal innemen.
Vanuit Franstalige hoek is onmiddellijk een dubbele reactie gekomen. Deze reactie laat aan duidelijkheid niet te wensen over. De Franstalige bijzondere jeugdzorg is tegen gesloten centra en pleit voor een ander antwoord op de jeugddelinquentie. Op deze manier wordt de tegenstelling tussen verschillen in benadering tussen Vlaanderen en Wallonië opnieuw blootgelegd. De Franstalige bijzondere jeugdzorg pleit opnieuw voor het pamperen en bijgevolg de facto voor de straffeloosheid. De reactie van de MR heeft eveneens een communautair tintje. De MR heeft onmiddellijk een voorstel van bijzondere wet ingediend opdat de bevoegdheden inzake het openen en het beheren van centra voor minderjarige criminelen opnieuw op het federale bestuursniveau zouden terechtkomen. De gemeenschappen zouden enkel voor het beschermingsaspect van de jeugdbijstand bevoegd blijven. In het licht van de toekomstige staatshervorming kan deze reactie tellen.
De minister beschikt over een globaal plan, dat onder meer in bijkomende plaatsen voor criminele jongeren en voor jongeren in een problematische opvoedingssituatie voorziet. Dit plan volstaat niet en moet worden bijgewerkt en versneld doorgevoerd. Mijn fractie vraagt hier prioritair aandacht aan te besteden.
Ik weet dat het een illusie is te denken dat bijkomende plaatsen en repressie alles zouden oplossen. Zonder deze maatregelen zal het echter zeker niet in orde komen. Vlaanderen moet de criminele jongeren eindelijk duidelijk maken dat het gedaan is met de straffeloosheid. Ze mogen geen enkele kans meer krijgen om het politiekantoor langs de voordeur sneller te verlaten dan te betreden.
De tijd van het pamperen moet voorbij zijn. We moeten gevaarlijke jongeren tijdelijk uit de samenleving verwijderen en heropvoeden. We mogen deze discussie niet langer uit de weg gaan. Specialisten stellen terecht dat veel jeugdbeschermingsmaatregelen contraproductief zijn en dat nauwelijks resultaten worden geboekt. Ze geven hier twee redenen voor. Ten eerste, het gebrek aan een strenge heropvoeding die duidelijk maakt dat dergelijk gedrag onaanvaardbaar is. Ten tweede, de tijd van de plaatsing is veel te kort om op een ernstige wijze aan een degelijke reïntegratie te werken. Dit is nochtans noodzakelijk. Daarover kan geen discussie bestaan.
We zouden misschien eens naar Nederland kunnen kijken. We zouden het Nederlandse systeem, met inbegrip van de beruchte kampen en instellingen, kunnen bestuderen. De minister is het politie en justitie verschuldigd in voldoende plaatsen en in heropvoeding te voorzien. De politie aanvaardt niet langer gevaarlijk werk te verrichten en jongeren in gevaarlijke omstandigheden op te pakken om vervolgens vast te stellen dat deze jongeren onmiddellijk worden vrijgelaten. De minister is dit ook de samenleving verschuldigd. De samenleving is terecht verontwaardigd om de straffeloosheid. De mensen eisen een veilige samenleving. De heer Desmet heeft het terecht als volgt verwoord: "Een rechtsstaat kan niet toestaan dat zelfs op de elementaire veiligheid op de openbare weg niet langer wordt toegezien. Als de zekerheid niet langer bestaat dat crimineeltjes gezocht, opgespoord en bestraft worden, sloopt men een belangrijk fundament van de rechtszekerheid van de burger, een van de belangrijkste kerntaken van de overheid."
Mijnheer de minister, wat is uw standpunt over de instelling in Tongeren? Op welke wijze zult u het globaal plan op een versneld uitvoeren en aanpassen? Op welke wijze wilt u voldoende plaatsen waarborgen? Bent u bereid de discussie over de heropvoeding te openen? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Moens heeft het woord.
Heren ministers, collega's, afgelopen weekend mochten we in de pers vernemen dat het Brusselse parket noodgedwongen een vijftiental jonge delinquenten moest vrijlaten wegens plaatsgebrek in de jeugdinstellingen. Mijnheer de minister, dat is niet uitzonderlijk, want wekelijks worden er wel meerdere jongeren opgepakt, verwezen naar de jeugdrechter en daarna weer op vrije voeten gesteld. Het opvangtekort voor jonge criminelen is al jaren een aanslepend probleem. De jeugdinstellingen zitten eivol. Elke plaats is voortdurend bezet. Jaarlijks willen de jeugdrechters ongeveer drieduizend jonge delinquenten plaatsen, maar er worden al bijna evenveel plaatsingen geweigerd omwille van plaatsgebrek. De laatste Vlaamse cijfers dateren van 2006. Toen werden er 1001 Vlaamse jongeren geplaatst. Daarvan werden er 995 geweigerd wegens plaatsgebrek. Leg dit maar uit aan de slachtoffers.
Tijdens het spoedoverleg tussen de bevoegde ministers werd besloten om op korte termijn voor een zeventigtal bijkomende plaatsen te zorgen. 'Korte termijn' betekent hier zes maanden. Op langere termijn zou het om een tweehonderdtal plaatsen gaan. Wat zal er intussen met deze jongeren gebeuren? Zullen de jeugdrechters tot dan de opgepakte jonge criminelen telkens moeten vrijlaten? Lijst Dedecker vraagt het zich af. Hoe komt het, mijnheer de minister, dat er ofwel eerst doden of gewonden moeten vallen, ofwel dat er eerst gestaakt moet worden door het personeel, of dat er eerst nog anderen aan de alarmbel moeten trekken, vooraleer de bevoegde ministers wakker worden geschud? Wij vragen het ons af.
U verklaarde, mijnheer de minister, dat er in Vlaanderen een veertigtal plaatsen zouden bijkomen. U verklaarde ook dat u niet hebt stilgezeten. Wat realiseerde u dan wel de afgelopen jaren, en wat zijn uw plannen voor de toekomst? Wij horen het graag.
Mijnheer de minister, zeg straks alstublieft niet dat u zit te wachten op de federale regering om beschikbare ruimten te krijgen. Vlaanderen beschikt over voldoende leegstaande gebouwen die kunnen dienen voor de opvang van deze straatcrimineeltjes. Tot op heden bleef u aan de zijkant staan en nu roept u: "Ik ben ermee bezig!" Welnu, mijnheer de minister, sta op, word wakker, doe iets. Een overheid, een samenleving die zichzelf respecteert, heeft de plicht om op kordate wijze op te treden.
Voor Lijst Dedecker moet er vooral worden gezorgd voor heropvoeding, re-integratie en resocialisatie van probleemjongeren op basis van orde, tucht en discipline. Het bijbrengen van waarden en normen onder psychologische, pedagogische en psychiatrische begeleiding, met verplichting tot werken en studeren, is primordiaal. Dit is de enige oplossing die niet alleen de samenleving, maar ook de betrokken jeugddelinquenten ten goede komt. In welke begeleiding voorziet u voor deze jongeren?
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het probleem van het tekort aan plaatsen voor de opvang en begeleiding van jongeren die een delict hebben gepleegd, is voldoende bekend. De vorige spreker, collega Dillen, heeft al concreet de problemen toegelicht. De Vlaamse Regering nam in het verleden reeds een hele reeks initiatieven op korte, middellange en lange termijn om dit probleem aan te pakken. Dat alles leidde in februari 2006 tot de afkondiging van het Globaal Plan Jeugdzorg 2007-2009 dat is uitgewerkt door toenmalig minister Vervotte. Dat plan is volop en zelfs versneld in uitvoering, en daartoe zijn ook de nodige middelen vrijgemaakt.
Ik wil mevrouw Moens dus een beetje tegenspreken. De minister zit helemaal niet te slapen. Mevrouw Moens zetelt niet in de commissie voor Welzijn, en dat verklaart misschien waarom ze niet volledig op de hoogte is. In elk geval is dit dossier in het parlement al herhaaldelijk besproken en ook aangepakt. In dat kader heeft de Vlaamse Regering op 19 juli 2007 beslist om in de gemeenschapsinstelling in Mol tien extra gesloten plaatsen voor meisjes en tien extra open plaatsen voor jongens te creëren. Die moeten er medio 2008 zijn. De minister verklaarde op 29 januari in de commissie dat hij achter het Globaal Plan blijft staan, dat het versneld wordt uitgevoerd en dat we op de goede weg zijn. Hij stelde ook dat deze koers best wordt gehandhaafd. Ten slotte vond hij dat men best wacht tot de effecten van het plan zich laten voelen vooraleer conclusies te trekken, en dat men amper zes maanden na de start ervan niet mag concluderen dat de situatie die eraan ten grondslag ligt nog niet is opgelost.
Met dat in het achterhoofd ben ik erg verrast dat de minister akkoord gaat met het voorstel om de oude gevangenis in Tongeren te heropenen. Die is gebouwd in 1844! Ze is vandaag een gevangenismuseum, en wordt tijdelijk gebruikt als opslagruimte van het Gallo-Romeins Museum. Die gevangenis moet een "nieuwe" gesloten instelling voor 37 jonge delinquenten worden. Het is daarbij de bedoeling dat deze jongeren, zoals in de instelling in Mol, uitgebreid worden begeleid en onderwijs kunnen volgen, en daarvoor zal de Vlaamse overheid instaan. De verbouwing moet nog eind dit jaar gerealiseerd zijn, hoewel de gevangenis enkele jaren geleden is gesloten omdat ze volledig is afgeleefd. Voormalig minister van Justitie Onkelinx vond een verbouwing veel te duur en wou daarom de boel gewoon sluiten.
Mijnheer de minister, hoe past het voorstel om de oude gevangenis van Tongeren om te bouwen tot een instelling voor jonge delinquenten in het Globaal Plan Jeugdzorg? Leent dit gebouw zich daartoe? Welke delinquenten heeft de overheid dan voor ogen? Welke timing wordt vooropgesteld? Is dit bedoeld als een blijvende oplossing? Welk budget is nodig om in de nodige omkadering en begeleiding vanwege de Vlaamse overheid te voorzien? Is dat geld er? Heeft dit gevolgen voor de piste die is aangekondigd in uw beleidsbrief om in de provincie Antwerpen op zoek te gaan naar een uitbreiding van de residentiële capaciteit voor delictplegers? De Franse Gemeenschap kiest voor een versnelde samenwerking met de privésector. Overweegt u een gelijkaardige versnelde aanpak? Wat is op dit ogenblik de stand van zaken met betrekking tot de samenwerking met de privésector?
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, dit weekend trok het parket aan de alarmbel omdat het vijftien jonge boefjes moest vrijlaten wegens plaatsgebrek in de gesloten instellingen.
Dat kan niet. Wie een misdrijf pleegt, moet daarvoor worden gestraft. U had gelijk om snel te reageren op dit soort van berichten. Ze voeden immers zowel het gevoel van onveiligheid als van straffeloosheid.
Alleen leek de manier waarop u samen met uw federale collega reageerde, mijnheer de minister, nogal veel op paniekvoetbal. Allicht heeft uw collega Vandeurzen nog zondag aan zijn administratie de opdracht gegeven om na te gaan of nergens een leegstaand gebouw van Justitie beschikbaar was. Als ik de kranten mag geloven, is hij 'with a little help from his friend' Patrick Dewael uitgekomen bij de afgeschreven gevangenis van Tongeren. Het is een heel merkwaardige beslissing want de gevangenis dateert van 2 eeuwen geleden en werd in de loop van de 20e eeuw gesloten wegens de totaal afgeleefde staat waarin ze verkeerde. Termen als mensonwaardig waren niet uit de lucht gegrepen. De gevangenis was lang een schandvlek op het gevangenisbeleid van de federale regering.
Vandaag in de 21e eeuw gelden andere normen en waarden want deze gevangenis wordt nu opnieuw in gebruik genomen, niet langer voor volwassenen, maar voor jongeren. Het zegt veel over de wijze waarop we in deze samenleving aankijken tegen kinderen en jongeren. We hadden het er gisteren nog over in de commissie, mijnheer de minister. Dit is een voorbeeld van de manier waarop het zeker niet moet.
In Tongeren wordt plaats gemaakt voor 37 jongeren. Als ik het bericht in de krant erop nalees, zijn het plaatsen gebaseerd op het model van Everberg. Dat betekent dat de federale overheid de gebouwen en de infrastructuur levert en de Vlaamse Gemeenschap voor de ondersteuning zorgt. Klopt dat? Wordt het een instelling op de maat van Everberg? Als dat zo is, zijn uw diensten dan al ter plaatse gaan kijken of de oude gevangenis inderdaad beantwoordt aan de kwalitatieve normen die wij van een dergelijke instelling vragen? Dat zou ik echt graag weten.
Zijn er in uw begroting middelen ingeschreven om in de omkadering van deze 37 plaatsen te voorzien?
Daarnaast zullen tegen eind juni 2008 nog 20 extra plaatsen ter beschikking worden gesteld in Mol, niet in een oude gevangenis, maar in containers. Het zegt veel over de manier waarop we tegen onze jeugd aankijken. U vergroot andermaal de capaciteit van Mol. Daardoor verhoogt de druk op deze site, de kans op conflicten neemt toe en de kans op begeleiding neemt af. De crisis en de druk op het personeel vergroten er alleen maar door.
Ik vraag me af welke visie achter dit uitbreidingsbeleid schuilgaat. Zelf ben ik tot twaalf maal toe door uw voormalige collega Merckx over Everberg ondervraagd. Ik zou mooie citaten van mevrouw Merckx kunnen voorlezen over hoe CD&V het totaal anders zou aanpakken. CD&V doet het echter veel minder goed. In plaats van in bijkomende en kwalitatieve capaciteit buiten de provincie te voorzien, gaat men zich beroepen op een afgeleefde gevangenis en op containers.
U schudt het hoofd, mijnheer de minister, en zult het straks ongetwijfeld weerleggen. Hoe komt u aan het getal 57 voor het aantal bijkomende plaatsen? Er moet een logica achtersteken. U veronderstelt dat met 57 bijkomende plaatsen het probleem is opgelost. De artikelen die maandag in de krant stonden, zullen dan niet meer voorkomen en het parket zal nooit meer de moeilijkheden meemaken waarmee het nu werd geconfronteerd.
Ik hoop dat u daar een goede uitleg voor hebt, maar ik betwijfel het. Ik wil toch verwijzen naar de bijdrage die Jenneke Christiaens en Els Dumortier, beide van de vakgroep Criminologie van de VUB, deze ochtend publiceerden in De Standaard. Zij leggen eigenlijk de vinger op de echte wonde.
Er is in dit land nog altijd geen jeugdsanctierecht. Dat wil zeggen dat de rechter nogal vrijelijk kan bepalen welke maatregelen hij uitspeelt voor welke normoverschrijding. Dat wil ook zeggen dat de echte regels van de voorlopige hechtenis voor jongeren niet gelden. De eerste vraag van de beide medewerkers van de vakgroep is of het in een rechtsstaat, waar men eigenlijk in de gevangenis moet nadat men een straf heeft gekregen, wel nodig is om ook die jongeren onmiddellijk naar de gevangenis te sturen. Als het gaat over jongeren die een gevaar betekenen voor hun omgeving: ja. Als het nodig is voor het onderzoek: ja. Maar het is de vraag - en, mijnheer de minister, ik baseer me daarvoor op de rapporten van Everberg - of het inderdaad nodig is om al die jongeren in voorlopige hechtenis te nemen.
De echte problemen liggen niet zozeer in het feit dat het parket niet voldoende plaatsen heeft. Mijnheer de minister, het probleem is nog veel groter bij de jeugdrechters. Mevrouw de voorzitter, ik citeer een passage: "De ene keer mag een jongere op een ambulante maatregel rekenen, dan wordt hij weer overgeplaatst naar een andere begeleiding, om dan weer een residentiële plaatsing te krijgen in een open setting, die dan bij gebrek aan plaats uitmondt in een plaats in een gesloten instelling. Als er dan echt een gevaarlijke crimineel komt, dan moet degene die in de gesloten instelling de plaats bezet terug naar de open instelling, en als daar geen plaats is, gaat hij terug naar huis."
Ik heb ooit een jeugdrechter horen zeggen: we zouden op één dag alle jongeren die overal in Vlaanderen in instellingen zitten, moeten samenbrengen op een heel groot marktplein, bijvoorbeeld in Sint-Niklaas, en dan de juiste jongere op de juiste plaats zetten in de instelling. Dat is het fundamentele probleem. Het heeft geen zin om aan het einde gesloten capaciteit bij te maken, als men er niet in slaagt om de juiste jongere de juiste opvang te geven.
Mijnheer de minister, op dit moment voert u een beleid dat reageert op alarmsignalen. Soms komen die van het parket en dan komen er gesloten plaatsen bij. Soms komen die van de consulenten en dan komt er wat begeleiding bij. Er zit totaal geen lijn in wat u op dit moment doet.
Een belangrijke reden waarom de instellingen vol blijven zitten, is wat men tegenwoordig in Nederland de draaideurcriminelen noemt: Jongeren die in Mol zitten, na drie maanden naar huis gaan zonder voldoende begeleiding en opvang, na een paar maanden opnieuw in Mol komen en op die manier recidivist zijn.
Mijnheer de minister, hoeveel van alle jongeren die op dit moment in Vlaamse instellingen verblijven, gesloten of open, zijn al meer dan één keer in een gemeenschapsinstelling opgenomen? Wat is het percentage recidive?
De heer Dehaene heeft het woord.
Mevrouw Vogels, u zegt dat er geen lijn in zit en er geen plan is. Hebt u al gehoord van het Globaal Plan?
Absoluut, maar dat Globaal Plan, mijnheer Dehaene - en het is niet de eerste keer dat ik dat zeg - is een opsomming van bijkomende capaciteit. Waarom zoveel extra plaatsen in een dagcentrum? Waarom zoveel extra residentiële plaatsen? Dat is gebaseerd op drijfzand en niet op sluitend onderzoek en een globale visie. Een globaal plan is goed, maar als er geen globale visie achter zit, staat men nergens en blijft men klungelen zoals men vandaag bezig is.
Ik zal u eens een kopie bezorgen van het Globaal Plan.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte heren ministers, geachte collega's, het eerste uitgangspunt is dat we als samenleving voor elk geval van zware criminaliteit antwoorden moeten bieden. Als we geconfronteerd worden met zware criminaliteit, fronsen we allemaal onze wenkbrauwen en denken we na over de manier waarop we dat kunnen aanpakken. Mevrouw Vogels, het is precies de verdienste van het Globaal Plan dat het ervoor zorgt dat we op een globale manier over bijzondere jeugdzorg nadenken. Het is veel meer dan cijfers alleen, er is nagedacht op welke manier de bijzondere jeugdzorg verder moet ontwikkelen in onze samenleving. We hebben in dit parlement reeds verscheidene keren over bijzondere jeugdzorg gedebatteerd de voorbije maanden. Minister Vanackere heeft toegezegd dat hij het Globaal Plan versneld zal uitvoeren. Wij rekenen erop dat dit effectief zal gebeuren.
De Vlaamse overheid heeft een waaier aan mogelijkheden als ze geconfronteerd wordt met jongeren die ontsporen. We moeten heel die waaier ontplooien. Er zijn de opvoedingsondersteuning, preventie, preventieprojecten en de gemeenschapsvoorzieningen. Dit weekend heeft minister Vandeurzen aangekondigd dat hij een federaal detentiecentrum wil oprichten. Dat is niet nieuw, dat was al afgesproken. Minister Onkelinx had dit federale detentiecentrum moeten oprichten maar ze heeft dat nagelaten. Minister Vandeurzen heeft dat vastgesteld en een voorstel gedaan om op twee plaatsen, namelijk Tongeren en Saint-Hubert, federale detentiecentra op te richten.
Het is een beetje onduidelijk. Komt er in Tongeren een federaal detentiecentrum? Of komt er een soort Everberg waar jongeren door het parket in een soort voorlopige hechtenis naartoe kunnen worden gestuurd? Ik had begrepen dat Everberg zou worden omgebouwd tot federaal detentiecentrum voor Vlaanderen, een beslissing van minister Onkelinx. Tongeren is in mijn ogen iets totaal anders, maar de minister zal dat beter weten.
Minister Vanackere heeft het woord.
Ik sta te popelen om u dat uit te leggen. Straks zal ik duidelijk toelichten dat Tongeren wel degelijk past in de verplichting van de federale overheid die ze heeft opgenomen in het protocol om er een federaal detentiecentrum op te richten. Ik geloof trouwens dat dat in de betere media in alle duidelijkheid zo is geformuleerd.
Wat zijn betere media?
Minister Vandeurzen heeft, op het ogenblik dat hij minister werd, vastgesteld dat er nog niets gedaan was om een dergelijk federaal detentiecentrum op te richten. Het voordeel van de beslissing van minister Vandeurzen is alleszins dat er een voorstel is. Mijn eerste uitgangspunt was dat de samenleving op elk geval van zware criminaliteit een antwoord moet geven. De minister doet een voorstel om op twee plaatsen een federaal detentiecentrum op te richten, namelijk in Tongeren en in Saint-Hubert. Dat zal verder moeten worden uitgewerkt, uiteraard in overleg met de Franse Gemeenschap en met minister Vanackere. Ik veronderstel dat dat in de komende periode wel zal gebeuren en dat de minister daar een antwoord op zal geven.
De heer Stassen heeft het woord.
Mevrouw Claes, u moet me eens uitleggen wat de verhouding is tussen al die centra op Vlaams niveau, een detentiecentrum en Everberg. U hebt gezegd dat het een sluitstuk is van een geheel. Waar zit dat sluitstuk in? Op welke manier zou het de problemen die zich zondag in Brussel hebben voorgedaan, hebben opgelost, gegeven het feit dat Everberg waarschijnlijk ook vol zou zitten? Dan zouden we ertoe komen dat op een doodgewone zondag een rechter iemand zomaar kan opsluiten in een detentiecentrum. Is dat de bedoeling van deze regering?
De minister kan daar uiteraard beter op antwoorden, maar ik dacht dat het alleszins de bedoeling was van minister Vandeurzen dat in dat federaal detentiecentrum uit handen gegeven jongeren zouden kunnen worden opgenomen. Minister Vanackere heeft beslist de gemeenschapsinstellingen uit te breiden. Uiteraard hebben we daarmee een totaalbeeld. Er is het onderdeel van de preventie. Er zijn de gemeenschapsinstellingen. Er is het federaal detentiecentrum. Dat geeft diverse mogelijkheden, die uiteraard verband houden met de verschillen in zwaarte van de straffen.
Mevrouw Claes, ongetwijfeld kent u Limburg heel goed. Vindt u het normaal dat een gevangenis die werd afgeschreven voor volwassen criminelen omdat ze totaal uitgeleefd is, nu zal worden gebruikt voor jongeren? Is dat het beleid van CD&V van de eenentwintigste eeuw?
Minister Dewael zou dat voorstel niet hebben gedaan aan minister Vandeurzen als dat helemaal niet haalbaar zou zijn geweest.
Het is dus eigenlijk minister Dewael die het voorstelt, en niet minister Vandeurzen?
Ik heb begrepen dat minister Dewael aan minister Vandeurzen heeft voorgesteld om de gevangenis van Tongeren opnieuw in gebruik te nemen, na de nodige aanpassingen. Daar de Vlaamse overheid mee verantwoordelijk is voor de hulpverlening in dat centrum, zal ze ook de nodige kritische blik kunnen werpen op die gevangenis van Tongeren, zodat ze ook zal kunnen evalueren of dat een zinvolle mogelijkheid is.
Mijnheer de minister, past dit in het Globaal Plan voor de Bijzondere Jeugdzorg, en hoe ziet u dit? Ziet u het federaal detentiecentrum ook als een sluitstuk? Wat is de bijdrage - en dan niet financieel, maar vooral inhoudelijk - van de Vlaamse overheid? Zult u mee bekijken of het voorstel van minister Vandeurzen een zinvol voorstel is? Wat is de inhoudelijke bijdrage van de Vlaamse overheid aan dit centrum?
De heer Verstrepen heeft het woord.
Mevrouw Claes, ik heb de vragen van Groen! gehoord. Ik begrijp niet goed wat u de hele tijd aan het vertellen bent. U hebt het over het federale niveau. Als het echter over de essentie gaat, stelt u wel een paar vragen, maar wat gaat CD&V nu doen op Vlaams niveau? Ik hoor dat niet. U discussieert nu al de hele tijd over federale gevangenissen.
Moet ik het opnieuw uitleggen?
Doet u dat nog eens.
We hebben het Globaal Plan voor de Bijzondere Jeugdzorg, dat maakt dat er sprake is van diverse voorstellen. Als het gaat over zware criminaliteit, dan bevinden we ons helemaal op het einde. Ik veronderstel echter dat het niet uw bedoeling was me dat opnieuw te laten uitleggen.
Ik heb de indruk dat u het niet wilt begrijpen. U ziet dat heel eenvoudig. Mevrouw Moens heeft gezegd: heropvoeden, orde en tucht, discipline, dat is het enige dat nodig is. Ik ben ervan overtuigd dat een samenleving als de onze veel ingewikkelder in elkaar zit. Anders hadden we het niet nodig gevonden om in dit parlement al meermaals te debatteren over de bijzondere jeugdzorg. Als het allemaal zo eenvoudig was, dan was het allemaal al heel lang opgelost.
U maakt zich heel snel druk. Ik stel vast dat een pittige discussie met u echt wel kan.
Ik denk dat Lijst Dedecker wel meer en andere dingen heeft gezegd, maar ik vind dat mijn collega dat dan maar even moet zeggen en dat u daarnaar moet luisteren. Ik vraag gewoon dat u het even uitlegt. U vertelt hier allerlei dingen, terwijl geen hond begrijpt wat u nu eigenlijk wilt doen. Het is dus terecht dat ik u vraag dat even uit te leggen.
U moet daar niet zo pinnig over doen: dit is een parlement, dit is democratie, en niet meer dan dat. Ik begrijp dat u zich wat in het nauw gedreven voelt en niet verder komt dan een zwart-witverhaaltje, dan de bewering dat wij alleen maar normen en waarden willen. Ik dacht dat dat ook in uw verkiezingsprogramma stond, maar ik kan me natuurlijk vergissen. Misschien heb ik het weer niet begrepen.
Mevrouw Moens heeft het woord.
Mevrouw Claes, u zegt dat ik vooral kies voor heropvoeding, re-integratie en resocialisatie van probleemjongeren. Hoe zou CD&V dat dan aanpakken? Waarom wilt u centra oprichten voor de probleemjongeren? Om ze verder te blijven pamperen?
Ik zal nog één keer uitleggen wat het Globaal Plan inhoudt. Het heeft de verdienste om alle soorten criminaliteit bij jongeren een juiste plaats te geven. Dat gaat van opvoedingsondersteuning, over preventie tot opsluiting. Het plan biedt voor elke vorm van delinquent gedrag een aangepaste aanpak. Daar hebben we al verschillende keren over gedebatteerd. Minister Vanackere heeft toegezegd om het Globaal Plan te evalueren en vervroegd uit te voeren. Dat is onze wens.
Aan minister Vandeurzen vraag ik of zijn voorstel past binnen het Globaal Plan. Is dit het sluitstuk ervan? Gaan we de zwaarste criminelen op die manier ook sanctioneren? Voor mij en voor heel CD&V is het niet zo simpel om alle jongeren te sanctioneren en op te sluiten. Wij verkiezen een totale aanpak van preventie tot opsluiting, met daartussenin een breed gamma.
Mevrouw Claes, het Globaal Plan heeft zijn verdiensten. Zolang men niet weet waar welke jongere op welke hulpverlening wacht - en dat weten we nog altijd niet -, blijft het Globaal Plan ergens in het luchtledige hangen.
Ik heb samen met de twee VUB-criminologen geconstateerd dat ondanks het mooie Globaal Plan de meeste jongeren in de bijzondere jeugdzorg op de verkeerde plaats zitten. Sommigen krijgen veel te veel hulpverlening en anderen te weinig. Het hele systeem slibt dicht. Het Globaal Plan is goed, maar op dit moment werkt het niet.
Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, ik heb al verscheidene keren Nederland horen vernoemen. Gisteren in de commissie voor Welzijn werden we ook met Nederland vergeleken: onze zelfmoordcijfers bij jongeren liggen 2,5 keer hoger - dit geheel terzijde.
Ik heb slechts een neerslag bij van alle debatten over jeugd, jeugdzorg, Globaal Plan enzovoort, die werden gevoerd sinds ik in 2004 in het parlement kwam zetelen. De federale wetgeving op de jeugdbescherming van 1965 is pas gewijzigd in 2002 en in mei en in juni van 2006. Dat is hier in drie verdragen goedgekeurd.
Wat was de premisse van de oorspronkelijke wet van 8 mei 1965? Bij wat nu voorligt, en de drie Vlaamse verdragen, situeert de problematiek op twee vlakken: voorvallen in de thuissituatie en voorvallen door het gedrag van de jongere. Hoe moet de maatschappij daarop reageren? Die vraag keert steeds weer terug. De aanpak moet op twee poten gestoeld worden, en daarvoor zijn er drie verdragen die onze kerntaken omvatten. Die taken zijn ouderstage, financiering en begeleiding. Dan is er nog de pijler: ingrijpen waar nodig. Ik meen dat het Globaal Plan de eerste ouderstage vastgelegd heeft voor maart 2009. Dat kan worden uitgebreid. Dat zou een zeer goed instrument zijn om eventueel misgelopen opvoeding recht te zetten. Het is een herstelgerichte aanpak.
Voormalig minister Vervotte heeft duidelijk gesteld dat er capaciteit bijkomt in Mol. Er is ook overlegd en er zijn vragen gesteld over de opportuniteit om in Vlaanderen een gesloten instelling zoals Everberg te bouwen. Tijdens de discussies werd de problematiek van de begeleiders van Everberg aan de orde gesteld, namelijk de taalmoeilijkheden. Ik wacht op het antwoord van minister Vanackere inzake Everberg, Tongeren enzovoort.
Eén zaak is zeker: als de ouders de opvoeding van minderjarigen niet aankunnen, als het beleid en de opvoeding falen door inertie, laksheid en gebrek aan verantwoordelijkheid, als onderwijs er zijn schouders niet onder kan zetten, dan moeten we optreden. Volgens Open Vld moet de maatschappij de instrumenten versneld aan de jeugdrechters verschaffen om het Globaal Plan van 2006 toe te passen. We moeten hen vragen hoe jongeren moeten worden geplaatst. Zo voorkomen we dat veel jongeren er niet op hun plaats zitten. De overheid moet dan de nodige capaciteit beschikbaar stellen. Dan kan er met een tweesporenbeleid worden gewerkt: preventief, proactief, herstelgericht, ouderstage en waar nodig sanctioneren. (Applaus bij Open Vld en CD&V)
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, het is niet de eerste keer dat we discussiëren over de bijzondere jeugdzorg. Het is een teken dat dit thema leeft bij alle fracties. We hebben getracht om oplossingen te zoeken voor dit probleem.
Mijnheer de minister, pas twee weken geleden hebben we dit thema aangesneden naar aanleiding van een ander actualiteitsdebat. Het voorbije weekend konden we de noodkreet van de jeugdrechters en de visie van een bepaalde vakbond uit de sector horen. Ze zeggen: 'Geef ons de middelen om echt op te treden tegen zware jeugdcriminaliteit.'
Onze fractie is hierin heel duidelijk. Bijzondere jeugdzorg is geen of-ofverhaal, het is een en-enverhaal. We moeten ervoor zorgen dat de mensen die de beslissingen moeten nemen, de jeugdrechters en de magistraten, over voldoende kanalen beschikken zodat ze de noodzakelijke sanctie of begeleiding kunnen uitspreken. Ze moeten ook de zekerheid hebben dat de genomen beslissing effectief kan worden uitgevoerd.
Mijnheer de minister, u kondigt een nieuw globaal plan bijzondere jeugdzorg aan in opvolging van het initiatief van uw voorgangster, minister Vervotte, dat ze in 2006 in de steigers heeft gezet. Laten we vooral niet vergeten het huidige plan snel te evalueren. Een aantal maatregelen hebt u al versneld. Zonder die duidelijke evaluatie, die meet of de budgettaire inspanningen ook de gestelde beleidseffecten genereren, snellen we ons doel volledig voorbij. Laten we daar nu werk van maken.
Het was duidelijk dat het aantal minderjarigen in de bijzondere jeugdzorg steeg. Dit was trouwens ook de probleemstelling van minister Vervotte bij het Globaal Plan. Ik had daarom graag van u vernomen of het plan het tij heeft doen keren. Werden de stijgende wachtlijsten teruggedrongen?
Het Globaal Plan kondigde een integrale, globale aanpak aan gaande van preventie, onder meer via opvoedingsondersteuning, tot curatieve ingrepen via plaatsing en een uitbreiding van de capaciteit. Laten we vooral blijven werken aan de nodige evaluaties en laat ons dit heel snel doen.
Betrokkenen uit de sector, de jeugdrechters en de magistraten trekken vandaag aan de alarmbel en onmiddellijk proberen wij oplossingen te vinden. Ik denk dat het belangrijk is om hiermee te stoppen en om vooral structurele oplossingen te zoeken voor het probleem van de wachtlijsten in de bijzondere jeugdzorg. Het is toch niet goed dat men denkt dit probleem te kunnen aanpakken via het plaatsen van jongeren in musea! Het is vooral belangrijk, mijnheer de minister, dat wij vanuit Vlaanderen, vanuit de Vlaamse Gemeenschap meer middelen inzetten. Laat het heel duidelijk zijn, het is onze maatschappij waarin we met bepaalde feiten worden geconfronteerd en wij zijn ervan overtuigd dat de jongeren die dergelijke feiten plegen, ook duidelijk moeten voelen dat hun gedrag niet kan. Er is vooral kwalitatieve capaciteit nodig, geen blindelingse capaciteit.
Het is belangrijk dat we kiezen voor de gestructureerde bijzondere jeugdzorg. Jongeren moeten vooral preventief begeleid kunnen worden, bijvoorbeeld via wijkwerking in moeilijke wijken, via projecten in die buurten, via het onderwijs en via opleidingen. Vandaag worden we geconfronteerd met projecten die wegens financiële omstandigheden worden stopgezet, waardoor heel wat ervaringen, knowhow en vooral heel wat positieve effecten verloren gaan. Laten we vooral dit aanpakken. Laten we de jeugdrechters de middelen en instrumenten aanreiken die noodzakelijk zijn om wat onder meer in het Globaal Plan voorzien is, degelijk uit te voeren.
Enkele maanden geleden kondigde u twintig extra plaatsen in Mol aan. Hoe zit het met de timing? We konden ook lezen - maar misschien gaat het om een misverstand - dat u in nog eens twintig extra plaatsen in Mol zou voorzien. Is de infrastructuur daarvoor toereikend? Kan de infrastructuur dit aan? Hoe ziet u dit concreet?
Ik wil nog even wijzen op de problematiek van de oneigenlijke plaatsing. Het gaat om kinderen en jongeren die niet thuishoren in de gesloten instellingen, maar in psychiatrische instellingen en mpi's. Als we deze jongeren in de juiste thuisomgeving kunnen brengen en hen de zo noodzakelijke begeleiding en verzorging geven, dan zouden we het probleem van de plaatsingen al voor een stuk oplossen.
Mijnheer de minister, voor ons is dit heel duidelijk een en-enverhaal. We moeten dit heel structureel aanpakken, van bij de preventieve begeleiding en preventieve projecten tot aan de heel belangrijke sancties: begeleiding van bij het begin, de juiste plaatsing van de jongeren en geen oneigenlijke plaatsingen. Ik wil dan ook eindigen met een paar duidelijke, concrete vragen. Hoe zit het met het akkoord over de forensische K-bedden? In welke mate werd de jeugdpsychiatrie erbij betrokken? Hoe wordt u bij het federale luik betrokken om tot de akkoorden te komen en om de problematiek van de oneigenlijke plaatsing een vorm te geven en op te lossen met het oog op de toekomst? (Applaus bij sp.a + VlaamsProgressieven)
De heer Caron heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, heren ministers, collega's, we zouden eigenlijk de fundamentele vraag moeten stellen of we jeugdgevangenissen moeten hebben en of de federale overheid die wel moet bouwen of verbouwen. Laat het duidelijk zijn dat alle criminologen zeggen dat jeugdgevangenissen of federale detentiecentra niet de oplossing zijn.
De oplossing is wél de uitbreiding van gemeenschapsinstellingen, zowel in de privésector als in de gesloten gemeenschapsinstellingen. Investeer in de toekomst van jongeren, zo niet investeert u, zo zeggen alle specialisten, in recidive en in een criminele carrière. Aan u de keuze.
Tot hun achttien jaar zijn wij bevoegd voor deze jongeren. De federale detentiecentra vormen een oneigenlijk gebruik, omdat Wallonië onvoldoende geld investeert in bijzondere jeugdzorg. Laat dat duidelijk zijn. Eigenlijk zouden we dat niet mogen laten gebeuren.
Moeten we die jongeren dan allemaal maar hun gang laten gaan? Natuurlijk niet. We moeten een antwoord bieden, en dat antwoord moet divers zijn. In het vandaag al vaak geciteerde opiniestuk staat dat we een rist maatregelen moeten gebruiken, van ambulante begeleiding tot en met opsluiting in gesloten inrichtingen als het moet. Denk niet dat opsluiting uw probleem oplost. U parkeert het probleem tot ze achttien zijn, dan komen ze in de volwassenengevangenis en gaat hun criminele carrière verder.
Dat zijn geen oplossingen. We moeten dus investeren in de achttien jaren die voor de potentieel criminele carrière van jongeren komen. Daarom moeten we investeren in contextbegeleiding, ambulante zorg en semiresidentiële opvang. U mag niet alleen aan gesloten voorzieningen denken. We hebben heel veel private open voorzieningen die schitterend werk leveren. Die moeten we uitbreiden. En we moeten investeren in de ambulante zorg.
Ik hoop dat u dat beaamt, mijnheer de minister. Dan kunnen we veel mensen inzetten. Het is relatief goedkoper, omdat je niet in overnachtingen en verblijfsgebouwen moet investeren. Op die manier kunnen we snel anticiperen.
Ik nodig u uit om eens een bezoek te brengen aan het Oranjehuis in Kortrijk of aan Youth At Risk. Dat zijn projecten die dergelijke methodieken in de praktijk brengen en die aantonen dat de slaagkansen van jongeren wat dat betreft veel groter zijn.
We moeten er eens over nadenken of we in Vlaanderen op dezelfde manier willen blijven werken. Nu hebben we enerzijds een pak middelen voor de bijzondere jeugdzorg en anderzijds een instroom aan jongeren. Die twee zijn echter niet compatibel met elkaar. Als er grote problemen zijn, gaan we bijtanken aan de instroom. De vraag is of we dat niet moeten omkeren. Moeten de zorgvragen en de noden van de samenleving met betrekking tot de zorg voor jongeren en kinderen niet de financiële instroom bepalen, zoals bij de gezondheidszorg? Stel je eens voor dat iemand naar het ziekenhuis gaat met een ernstig probleem en daar te horen krijgt: "Komt u over drie maanden nog eens terug. Dan zal er misschien een plaats vrij zijn voor u."
Mijnheer de minister, ik zal samen met alle partijen een voorstel van resolutie indienen. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
In dat voorstel van resolutie zal staan dat de bijzondere jeugdzorg moet worden gefinancierd op basis van de zorgvragen, en dat de antwoorden op de problemen niet mogen worden gebaseerd op de financiële middelen die vandaag voorliggen. (Applaus bij sp.a + VlaamsProgressieven)
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, sommige mensen gewagen vandaag van paniekvoetbal en het plots aankondigen van maatregelen. Anderen zeggen dat ik wakker moet worden. Ik heb het gevoel dat debatten soms worden gevoerd aan de hand van een soort steekvlamcommunicatie.
Ik neem het overigens niemand kwalijk dat men, wanneer men wordt geconfronteerd met een situatie die terecht als onaanvaardbaar wordt beschouwd, daarover een debat wil voeren. Sommigen schijnen te vergeten dat er intussen hard wordt gewerkt - ook in dit parlement - aan het vinden van een beter inzicht rond de oplossingen voor de huidige problemen.
Collega's, wat ik hier nu ga vertellen, kan niet garanderen dat volgend weekend niet meer zal gebeuren wat er vorig weekend is gebeurd. Om te beginnen gaat het over plaatsen die niet konden worden gevonden in de gemeenschapsinstellingen van de Franse Gemeenschap. Wat wij vanuit de Vlaamse Gemeenschap ondernemen, zal niet verhinderen dat, als Franssprekende jongeren criminele feiten plegen op het grondgebied van Sint-Genesius-Rode, jeugdrechters moeten vaststellen dat er geen plaats is in een gesloten gemeenschapsinstelling in de Franse Gemeenschap.
Ondanks wat wij ondernemen, is het ook voor de Vlaamse Gemeenschap niet mogelijk om te garanderen dat er tussen nu en enkele maanden een wondermiddel wordt gevonden waardoor dit soort incidenten definitief tot het verleden hoort.
Ik wil onderlijnen dat in deze materie duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden liggen. Het gaat daarbij om verschillende verantwoordelijkheden. We hebben even een debat gehad waarin er een vermenging scheen te ontstaan tussen het federale detentiecentrum en de gemeenschapsinstellingen. We moeten daar een duidelijk onderscheid tussen maken.
Op basis van de federale jeugdbeschermingswet en het federaal detentiecentrum bestaat er een logica waaruit blijkt dat de federale ministers van Justitie - minister Onkelinx als voorgaande en minister Vandeurzen als huidige minister - beloofd hadden om tegen 1 januari 2009 de gemeenschappen te garanderen dat er een federaal detentiecentrum zou komen waarin uit handen gegeven jongeren zouden worden opgenomen. Dat zijn jongeren die naar de strafrechter worden verwezen en dus ouder zijn dan 16 en waarvan de jeugdrechter denkt dat een aantal opvoedkundige maatregelen zullen falen.
Die uithandengeving kan alleen voor jongeren die al onder de jeugdrechter vielen en bij minderjarigen die de eerste maal dat ze worden geconfronteerd met het gerechtelijke apparaat, al meteen bijzonder zware misdrijven hebben gepleegd.
Vandaag is dat federaal detentiecentrum er nog niet. De verantwoordelijken daarvoor moeten dan ook in het federaal parlement worden ondervraagd.
Mijn voorgangster, mevrouw Vervotte, heeft een protocol afgesloten met haar collega van de Franse Gemeenschap en met de minister van Justitie. De bedoeling was dat er een eentalig federaal detentiecentrum zou komen in Everberg. Ook voor Florennes was er een eentalig Franstalig detentiecentrum gepland. Op het ogenblik dat minister Vandeurzen zijn verantwoordelijkheid nam binnen de federale regering stelde hij vast dat op zijn minst het centrum van Florennes vandaag geen haalbare kaart is. Hij heeft de verdienste gehad om zijn collega's een voorstel voor te leggen dat minstens de geest van het protocol moet respecteren. En deze geest is dat er capaciteit komt voor een federaal detentiecentrum. Minister Vandeurzen kondigt nu aan dat hij voor een overgangsperiode, dus tot het federaal detentiecentrum er is, binnen afzienbare tijd een capaciteit van tweemaal 35 jonge mensen die uit handen worden gegeven realiseert.
Minister Vandeurzen heeft voorgesteld de infrastructuur van de gevangenis van Tongeren te bekijken. Ik ga hier niet in detail vertellen wat ik daarvan vind. Het gaat om een nieuw voorstel waarin de huidige federale regering, in tegenstelling tot de vorige, minstens erkent dat ze een engagement heeft aangegaan en op zoek is naar oplossingen. Ik zal erop toezien dat de uitgangspunten van de Vlaamse Regering en van het Vlaams Parlement kunnen worden uitgevoerd.
Wij hechten veel belang aan de infrastructuur, de omkadering, de pedagogische, herstelgerichte en responsabiliserende mogelijkheden, vanuit een zekere welzijns- en jeugdbeschermingslogica. We zullen op een constructieve manier besprekingen voeren met de federale regering. Er is nog geen bezoek geweest, mevrouw Vogels. Het voorstel is ovenvers, het dateert van eergisteren. Vanmorgen was er wel een eerste interkabinettenoverleg waarbij we duidelijk hebben afgesproken dat we tijdens een plaatsbezoek moeten uitmaken of dit een realistisch scenario is.
Dit getuigt toch echt van slecht bestuur. Met zijn allen aan de media communiceren dat er voor het eind van het jaar wordt gezorgd voor bijkomende capaciteit in een afgeschreven gevangenis in Tongeren, en dan hier komen zeggen dat het een piste is die moet worden bekeken, maar dat u zelf nog niet bent gaan kijken ter plaatse, dat is toch je reinste crisiscommunicatie! Dat is toch onverantwoord! De hele Vlaamse publieke opinie denkt vandaag dat jongeren tegen het einde van het jaar in een afgeschreven gevangenis worden gehuisvest. U moet hier vandaag de verantwoordelijkheid nemen en zeggen of dit waar is of niet. Dit is echt geen aanvaardbaar antwoord.
Er is nog een ander punt. Ik ben niet de hoeder van mijn broeder. Het feit dat er zoveel achterstand is bij de ombouw van de instelling van Everberg heeft uiteraard ook veel te maken met de aanslepende regeringsvorming. De federale overheid heeft ongeveer een jaar plat gelegen en is vandaag niet in staat om veel te doen.
Mijnheer de minister, wat dat betreft, moet ook uw partij een deel van de verantwoordelijkheid opnemen.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik moet mevrouw Vogels bijtreden. Mijnheer de minister, uw antwoord ontgoochelt me. Dit is een duidelijk bewijs van slecht bestuur. U zegt nu dat u ter plaatse gaat kijken of de oplossing in Tongeren haalbaar is. Zowel minister Vandeurzen, uzelf als - uiteraard - minister Dewael, die graag met de pluimen gaat lopen, kondigden de beslissing met veel poeha aan.
Gisterenavond hebben we op Radio 1 een uitvoerig interview kunnen horen met een architect, die blijkbaar al ter plaatse was geweest. Hij heeft een heel uitvoerige uitleg gegeven. Hij zei dat het niet haalbaar was om de site tegen het einde van het jaar om te vormen. Zes maanden waren volgens hem veel te kort. Hij besloot met te zeggen dat men zijn uiterste best zou doen om het project zeker te realiseren.
Mijnheer de minister, ofwel zijn alle vorige nieuwsberichten niet correct, ofwel is wat u hier zegt niet echt geloofwaardig.
Mevrouw de voorzitter, ik vraag met aandrang niet moedwillig verwarring te scheppen. (Opmerkingen van mevrouw Marijke Dillen)
Het is echt niet ernstig aan deze minister te vertellen dat hij iets zou hebben gecommuniceerd over de gevangenis van Tongeren. Ik heb daar niets over gezegd.
Trouwens, er is een goede reden waarom de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin daar niets bijzonders over meedeelt. De vorige federale regering heeft niets gedaan om Florennes tot een goed einde te brengen. Daardoor is men in Everberg in de penarie geraakt. De nieuwe minister van Justitie wordt dan voor voldongen feiten gesteld. Hij stelt gewoon vast dat de vorige regering niet heeft gerealiseerd wat ze heeft beloofd. Hij vertelt dan aan de Vlaamse en Franstalige gemeenschapsministers dat hij van plan is een nieuwe piste te ontwikkelen.
Ik heb dat vernomen. Ik kondig dat niet met veel bombarie aan. Ik bespreek die zaak trouwens ook niet in het Vlaams Parlement. Dit is niet de plaats waar de verantwoordelijkheid ligt om die zaak tot een goed einde te brengen. We moeten er hier wel op toezien dat als het federale - en onthou die term goed - detentiecentrum tot stand komt, de Vlaamse prioriteiten op dat vlak tot hun recht komen.
Men moet me hier echter niet komen vertellen dat er paniekvoetbal wordt gespeeld als ik als verantwoordelijk minister van de Vlaamse Gemeenschap vertel dat ik, net zoals u, en waarschijnlijk met een paar uur voorsprong, vernomen heb dat de federale regering opnieuw wil zorgen voor een versnelling bij het uitvoeren van een belofte van de vorige regering. Ik zal op een constructieve, maar ook gepaste kritische wijze kijken of deze infrastructuur beantwoordt aan de geest van wat is overeengekomen tussen minister Vervotte, minister Fonck en de federale minister van Justitie.
Mevrouw Moens en anderen hebben hier verwarring gezaaid. Ik wil hier graag opheldering brengen over het federale detentiecentrum. Als aandeelhouder zijn we minstens geïnteresseerd in wat de federale overheid wil doen. Ik wil ook toelichten wat onze eigen verantwoordelijkheid is inzake de gesloten instellingen.
We moeten beide zaken echter goed uit elkaar houden en ze niet moedwillig met elkaar verwarren.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik begrijp er eigenlijk niets meer van. Heeft minister Vandeurzen dit eigenhandig beslist? Hebt u dit haast in de krant moeten lezen? Als ik het goed heb begrepen, heeft de instelling in Tongeren consequenties voor uw begroting. Ik kan me niet voorstellen dat u een federaal minister vrij spel hebt gegeven. Heeft een federaal minister in uw plaats beslist dat u in de afgeschreven gevangenis van Tongeren 37 plaatsen moet inrichten? Dat kan ik niet geloven. U moet eerlijk zijn en kleur durven bekennen. U moet durven toegeven dat u hier akkoord mee bent gegaan.
Mevrouw Vogels, hebt u even tijd om naar mijn antwoord te luisteren? De federale overheid had eigenlijk beloofd in Everberg te voorzien in infrastructuur voor de exclusief Nederlandstalige opvang van jongeren die uit handen zijn gegeven. In onze meerjarenbegroting hebben we in voldoende budgetten voor de begeleiding van die jongeren in Everberg of op een alternatieve locatie voorzien. Iedereen wist al op voorhand dat het met de instelling te Everberg niet de goede kant uitging.
Voor de budgetten voor de begeleiding maakt de locatie evenwel geen verschil. De Vlaamse overheid is er steeds van uitgegaan dat de federale overheid haar verplichtingen zou nakomen en in voldoende capaciteit zou voorzien om jongeren die uit handen zijn gegeven ergens te huisvesten. Normaal gezien zou dit in Everberg moeten gebeuren. Om redenen die ik net heb toegelicht, zal dat voor 2012 allicht niet in Everberg gebeuren. De Vlaamse overheid weet perfect dat in een federaal detentiecentrum jonge mensen zitten die begeleiding door de Vlaamse Gemeenschap nodig hebben. Nu blijkt dat de locatie te Everberg op korte termijn niet zal worden gerealiseerd, zoeken we alternatieven. Wat de budgettaire gevolgen van de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Gemeenschap betreft, blijven we evenwel op koers.
Ik begrijp het niet meer.
Mevrouw Vogels, u hebt niet veel zin het te snappen. U hebt belang bij een ingewikkeld verhaal.
Mijnheer de minister, wordt de gevangenis in Tongeren nu al dan niet een federaal detentiecentrum? Indien dit het geval is, biedt dit centrum helemaal geen oplossing voor jongeren die door de procureur worden geplaatst. Een federaal detentiecentrum is een plaats waar jongeren die naar de volwassenenrechter zijn doorverwezen hun straf moeten uitzitten. Dit heeft niets te maken met jongeren die voor een handtassendiefstal worden opgepakt en door de procureur dringend ergens moeten worden ondergebracht. We moeten duidelijk zijn. Wordt de locatie in Tongeren een gevangenis of een gemeenschapsinstelling zoals in Mol?
Mevrouw Vogels, we moeten allebei wat rustiger worden. U onderbreekt me snel om te zeggen dat u iets niet begrijpt. Daardoor hebt u niet de tijd om het einde van mijn zin te horen. Ik begrijp dan ook dat u het niet kunt begrijpen.
De instelling in Everberg is het gevolg van een belofte van de federale overheid met betrekking tot jongeren die uit handen zijn gegeven. We stellen vast dat de federale overheid deze plaatsen niet voor 2012 kan realiseren. Pas dan zullen de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap over de nodige infrastructuur beschikken. Wat ons betreft, zal die infrastructuur in Everberg gevestigd zijn.
De minister van Justitie wil in Tongeren een tijdelijke oplossing tot stand brengen. Op die manier wil hij zijn eigen engagementen nakomen. In het protocol staat immers dat de federale overheid een federaal detentiecentrum voor jongeren die uit handen zijn gegeven tot stand wil brengen. Het is duidelijk dat de vestiging in Tongeren slechts een tijdelijke oplossing is. Bovendien gaat het hier om een oplossing die de perfecte situatie moet vervangen. Indien de vorige federale regering haar belofte was nagekomen, zou er in Everberg ruimte zijn voor jongeren die uit handen zijn gegeven en zouden we ons in de perfecte situatie bevinden. Aangezien deze mogelijkheid tot pakweg 2012 is verdaagd, stelt de minister van Justitie voor deze jongeren de komende jaren tijdelijk op een andere locatie, met name de gevangenis van Tongeren, op te vangen.
De Vlaamse overheid bekijkt de voorstellen van de minister van Justitie. We hopen dat de federale overheid haar verplichtingen zal nakomen. Tijdens de besprekingen van het protocol zullen we nagaan hoe we hier constructief op kunnen inspelen. We zullen rekening houden met de Vlaamse verantwoordelijkheden. We zullen voor voldoende middelen zorgen om in de gepaste begeleiding te voorzien.
Dat is toch zo simpel als het kan zijn. Tot daar het aspect federaal detentiecentrum.
Ik wil ook over onze verantwoordelijkheid spreken. Het is wel zo dat het leeuwendeel van de media-aandacht - en ik begrijp dat ook wel - uitging naar de problematiek van dat federale detentiecentrum en naar het idee van de gevangenis van Tongeren. Maar dan is er nog een ander aspect, en dat heeft te maken met de capaciteit in de gemeenschapsinstellingen.
Wat is vandaag in Vlaanderen de situatie als we spreken over de plaatsing van jongeren in de gemeenschapsinstellingen op basis van de Jeugdbeschermingswet? Er zijn vandaag in Vlaanderen 222 plaatsen. Dankzij de beslissing van de Vlaamse Regering vorige zomer om twintig plaatsen in te planten in de Gemeenschapsinstelling te Mol, zullen we tegen einde mei, begin juni in Mol deze twintig nieuwe plaatsen operationeel kunnen maken. We komen daarmee op een totaal van 242 plaatsen. Dat heeft mij onder andere doen zeggen dat in minder dan één jaar tijd de Vlaamse Gemeenschap twintig extra plaatsen zal hebben gerealiseerd. Van die 242 plaatsen zullen er in totaal 136 open zijn en 106 gesloten.
Ik wil insisteren op het feit dat men voorzichtig moet zijn met die woorden, want een open plaats in een gemeenschapsinstelling is toch wel sterk gestructureerd. Ik zou niet willen dat men denkt dat dit plaatsen zijn zonder controle. We blijven, zoals trouwens afgesproken en in het vooruitzicht gesteld, zoeken naar bijkomende mogelijkheden, en we blijven zelfs het aanbod op de privémarkt onderzoeken om te zien of we extra capaciteit kunnen realiseren. Ik wil wat dat betreft liever naar dit parlement komen op het ogenblik dat ik iets gerealiseerd heb dan u hier iets aankondigen.
Er is - en daar wil ik zwaar op insisteren - een groot probleem inzake de capaciteit in de gemeenschapsinstellingen door het feit dat daar een opnameplicht bestaat. Als je kijkt naar de samenstelling van de geplaatste jongeren, stel je vast dat er een moeizame uitstroom is van jongeren met een psychiatrische problematiek, maar ook van jongeren met een gerelateerd drugsprobleem. Mevrouw De Wachter heeft daar in een eerder debat al op gewezen. Die jongeren worden door de jeugdrechters in de gemeenschapsinstellingen geplaatst omdat er voor hen geen geschikt aanbod voorhanden is, omdat er een tekort bestaat aan gesloten plaatsen kinder- en jeugdpsychiatrie. Daar zitten we opnieuw met een gedeeltelijke federale verantwoordelijkheid. Wegens de opnameplicht van de gemeenschapsinstellingen blijven die jongeren daar veel te lang.
We hebben dat nagekeken. Van de 37 jongeren bij wie een psychiatrische problematiek wordt vastgesteld, bestaat bijna de helft uit mensen die langer dan zes maanden, tot veertien maanden, in een gemeenschapsinstelling verblijven. Dat is een onaanvaardbare bezetting van plaatsen door jongeren die eigenlijk elders een plek zouden moeten vinden. Wie spreekt over de problematiek van de opnamecapaciteit en mij vraagt wanneer ik nog eens wat plaatsen zal bijmaken, moet beseffen dat we ook moeten kijken naar de instroom en doorstroom van jongeren. We kunnen hier immers bij wijze van spreken zeventien extra plaatsen -of in ieder geval kansen - creëren indien het federale niveau erin zou slagen zijn verplichtingen op het niveau van de psychiatrie na te komen.
Naast die twee eerste hoofdstukken, het federaal detentiecentrum en de logica van wat wij binnen de gemeenschapsinstellingen doen, is er ten slotte nog de capaciteit in het kader van de Everbergwet. Daar moeten we erkennen dat De Grubbe, Everberg dus, eigenlijk een soort overloopcapaciteit is voor die jongeren voor wie men geen plaats vindt in een gemeenschapsinstelling. Het is juist - mevrouw Dillen wees er in haar inleiding op - dat er ook in De Grubbe weigeringen zijn: dit jaar alleen al 140. Mag ik even insisteren op het feit dat dertig van die 140 jongeren Nederlandstalige jongeren zijn?
U hebt dat ook gezegd. Ik wil hier alleen het fundamentele probleem aansnijden dat in de Franse gemeenschapsinstellingen geen plaats was om afgelopen weekend de jongeren op te vangen. Het cijfer van 140 is in dezelfde zin grotendeels het gevolg van weigeringen van de Franse Gemeenschap.
Uw opdeling van de cijfers zijn juist. Op dit ogenblik gaat het over 150 plaatsen. Dat is vandaag, eind april dus, al evenveel als we in het gehele jaar 2007 konden optekenen. Ik hou mijn hart vast voor het totaalcijfer voor het ganse jaar.
U hebt helemaal gelijk. Meer zelfs: zelfs één geval waarbij een jeugdrechter meent dat een jongere in een gesloten instelling zou moeten worden opgevangen maar dat die jongere wegens plaatsgebrek in een niet-gesloten opvang van de bijzondere jeugdzorg moet worden opgevangen, of nog erger, dat men hem gewoon moet vrijlaten, is niet aanvaardbaar.
Ik stel wel voor dat we niet grossieren in droombeelden. In dat verband wil ik citeren uit het verslag van een expertencommissie. Het dateert uit 2005: "Er is een penologische grondregel dat uitbreiding van opsluitingscapaciteit de verzadiging voor de centra voor opsluiting niet vermindert, integendeel zelfs. Uitbreiding leidt tot een kettingreactie die heel vaak wordt waargenomen. De gerechtelijke actoren maken vaker en routinematiger gebruik van opsluitingen; de nieuwe instellingen geraken snel verzadigd, zodat men neigt te grijpen naar nieuwe instellingen."
Ik waarschuw dus voor het idee dat er een getal op de uitbreiding kan worden geplakt Sommigen hebben me daarnaar gevraagd. Ze vragen garanties dat dit soort incidenten niet meer zal gebeuren. Ik zeg u dat dergelijke fricties nog heel lang zullen bestaan. In dat verband ben ik mevrouw Claes en de heer Caron dus dankbaar dat ze benadrukken dat we het globale plaatje in het oog moeten houden. De hele samenleving moet weten dat de capaciteit tot opsluiting slechts het topje van de ijsberg is. We moeten de kern van de zaak in ogenschouw nemen. Er is daarover al eerder gedebatteerd. Daaruit bleek onder meer dat een groot aandeel van de jongeren die criminele feiten plegen al op zeer jonge leeftijd - op de leeftijd van vier tot zeven jaar - herkenbaar problematisch gedrag vertoont. Als de samenleving dus geen preventieve oplossingen verzint, en met de jongeren en de gezinnen aan de slag gaat op het ogenblik dat ze nog niet tot gewelddaden zijn overgegaan maar alle lampjes wel op oranje en rood springen, dan blijven we dweilen met de kraan open.
Bij wijze van besluit wil ik nogmaals onderlijnen dat in het niet-gesloten aanbod de Vlaamse Gemeenschap haar verantwoordelijkheid opneemt. Men zei me dat mevrouw Fonck een beroep doet op privévoorzieningen. Het gaat niet over een vrijheidsberoving in privévoorzieningen, maar wel over iets wat we in Vlaanderen al twintig jaar doen in de vorm van onthemingsprojecten, zoals bedevaarten naar Santiago de Compostella. Het gaat in dit geval over jonge delictplegers die in Afrika aan ontwikkelingshulp doen.
Verder is de samenwerking met de privésector al lang een realiteit. Ik geef twee voorbeelden. Er is de proeftuin met De Overstap in Antwerpen, waarbij jonge delinquenten sterk worden omkaderd. En er is Youth At Risk, dat ik al heb bezocht. Ik heb er de jongeren gefeliciteerd die het rechte pad worden opgetrokken dankzij de goede omkadering van bijzonder veel vrijwilligers. We zullen nog dit jaar een gelijkaardige proeftuin voor een zestigtal meisjes creëren. Ik zou het nog kunnen hebben over de herstelgerichte maatregelen of meer zeggen over Youth At Risk, maar ik zal dat niet doen.
Het tweede Globaal Plan is, naast het versnellen van het eerste Globaal Plan, inderdaad een absolute noodzaak om als samenleving met deze problematiek om te gaan. Ik heb het ook op de persconferentie gezegd die snel is bijeengeroepen op het kabinet van de minister van Justitie. Ik heb er eerst enkele minuten gesproken over het preventiebeleid van de Vlaamse Gemeenschap omdat ik dat aspect levensbelangrijk vind. Slachtoffers van geweld zeggen terecht dat ze zich tegen deze jonge mensen beschermd willen zien. Ze hebben gelijk als ze ons dat vragen, maar we moeten ze recht in de ogen durven kijken en zeggen dat zelfs als er nood is aan bescherming tegen sommige jonge mensen, we als samenleving ook moeten investeren in het vermijden dat jonge mensen in de criminaliteit terechtkomen. Dat doet men niet alleen met gesloten instellingen, maar met een sterk preventief beleid met het accent op de ondersteuning van gezinnen, op ambulante werkvormen en op situaties waarbij de jongeren niet worden geïsoleerd uit hun gemeenschap en familie, maar waarbij we met hen aan de slag gaan om te vermijden dat ze in de penarie terechtkomen. (Applaus)
Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Voor alle duidelijkheid wil ik nog zeggen dat onze fractie altijd uw Globaal Plan heeft gesteund. Ik heb nooit gezegd dat u niets hebt gedaan, maar we hebben altijd tegelijkertijd gewaarschuwd voor het feit dat het Globaal Plan absoluut onvoldoende was. Dat hebben we van bij het begin heel duidelijk gesteld.
Helaas - en ik triomfeer nu niet - heeft de actualiteit ons gelijk gegeven. Ik verwijs naar de feiten van het vorige weekend en naar de regelmatige noodkreten van de Vlaamse jeugdmagistraten.
Ik blijf beklemtonen dat Vlaanderen het niet langer pikt dat minderjarigen, en zeker recidivisten die zware feiten hebben gepleegd, onmiddellijk met de glimlach het politiekantoor kunnen verlaten en de politieagenten gewoon uitlachen. Ze mogen langs de grote voordeur weer naar buiten. Ze wrijven in hun handen en kunnen onmiddellijk de straat opnieuw onveilig maken.
Voorts heb ik met volle aandacht geluisterd naar uw uitleg over het federale detentiecentrum. Het is heel positief dat er plaatsen bijkomen. Ik hoop dat er zo vlug een oplossing wordt geboden. Maar ik wil er u op wijzen dat we in Vlaanderen een heel belangrijke bevoegdheid ter zake hebben en dat we in Vlaanderen op onze strepen moeten blijven staan. We moeten er op termijn voor zorgen dat we de hele verantwoordelijkheid zelf opnemen en een eigen Vlaams detentiecentrum uitbouwen.
.
Ik heb spijtig genoeg geen antwoord gekregen op mijn vraag over de opening van de discussie over de heropvoeding. Alleen het opsluiten van de jongeren kan absoluut geen oplossing bieden. Integendeel, we moeten in Vlaanderen eindelijk een ernstig wetenschappelijk debat durven wijden aan de nood van een degelijke heropvoeding. Ik heb verwezen naar het Nederlandse voorbeeld. Gevaarlijke jongeren, zeker recidivisten, die we tijdelijk uit de samenleving verwijderen, moeten we tegelijkertijd de kans geven om degelijk heropgevoed te worden.
Ik verwijs hier naar een studie die is uitgevoerd door professor Van Acker in Nederland. Hij stelde dat uit nader onderzoek over projecten voor jonge recidiverende criminelen blijkt dat er absoluut geen vooruitgang wordt geboekt, dat de projecten eigenlijk zinloos zijn en dat na uitstroom meer delicten worden gepleegd dan voorheen. Maar op dit ogenblik is nog geen officieel onderzoek gevoerd in Vlaanderen. Hij stelt echter dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat het hier in Vlaanderen beter zou zijn dan in Nederland.
Vandaag blijkt dat heel wat jeugdbeschermingsmaatregelen onvoldoende zijn, en dat bevestigen heel wat specialisten. Er worden veel te weinig resultaten geboekt. Dat komt door het gebrek aan strenge heropvoeding en ook, en ik heb dat al herhaaldelijk in dit parlement gezegd, omwille van het feit dat de duurtijd van de plaatsing absoluut onvoldoende is. Ik weet dat het niet onder uw verantwoordelijkheid valt, het is de verantwoordelijkheid van de magistraten. Maar er is een langere duurtijd nodig voor de plaatsing in gesloten instellingen, willen we komen tot degelijke resultaten.
Ik verwijs bijvoorbeeld naar de terechte pleidooien van de vorige directeur van de gesloten instelling in Mol, toch een man met zeer veel ervaring, die al talrijke malen aan de alarmbel heeft getrokken.
Mijnheer de minister, nog steeds hebben we in Vlaanderen geen degelijk jeugdsanctierecht. Ik verwijs hierbij nogmaals naar uw Vlaams regeerakkoord, waarin een van de belangrijkste beleidsdoelstellingen voor Welzijn was: de overheveling van het jeugdsanctierecht naar Vlaanderen. We zijn vier jaar verder en nog altijd is er niets van terechtgekomen. Het staat zelfs niet meer op het lijstje dat we de voorbije dagen mochten vernemen van premier Leterme.
Ik zou toch willen aandringen dat u in het overleg de eerste minister wijst op zijn verantwoordelijkheid. Hij was toen minister-president, hij heeft het Vlaams regeerakkoord mee opgesteld en draagt daar een belangrijke verantwoordelijkheid voor. In het kader van de staatshervorming die in juli op tafel ligt, moeten we vanuit Vlaanderen eisen dat een van de belangrijke prioriteiten uit uw regeerakkoord ook realiteit wordt. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de minister, ik wil u danken voor het duidelijke antwoord, waar ik volledig achter sta. Het Globaal Plan Bijzondere Jeugdzorg is heel goed en een goede aanzet. Ik ga ook akkoord met het feit dat het werk nog niet af is. Er moet nog heel wat gebeuren. Er zijn al tal van inspanningen gebeurd, maar de maatschappij heeft een aantal noden en die zijn groot. Natuurlijk proberen we kort op de bal te spelen, maar we staan nog niet zo ver, dat is duidelijk.
Mijnheer de minister, u hebt ook duidelijk verwezen naar de verantwoordelijkheid van het federale niveau. Het was uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de vorige regering, maar nu zitten we met de brokken die opgeruimd moeten worden. Het is niet de eerste keer dat we op het Vlaamse niveau de steken moeten oprapen die de federale regering laat vallen. Zoals nu ook weer met de gevangenis in Tongeren dat niet helemaal past in de visie van het Globaal Plan?
De gevangenis van Tongeren is veeleer bedoeld als een tijdelijke maatregel, daar ga ik mee akkoord. Maar binnen de Belgische politiek bulkt het van de tijdelijke oplossingen. Ik kan verwijzen naar bijvoorbeeld Everberg, dat ook bedoeld was als een tijdelijke oplossing, maar ondertussen zitten we er nog mee. We zijn al meer dan vijf jaar bezig, dus kan men niet meer spreken van een tijdelijke oplossing, en er steken natuurlijk al andere tijdelijke oplossingen de kop op.
Ook het federale niveau draagt een verantwoordelijkheid. Het wordt stilaan tijd om te stoppen met tijdelijke oplossingen te bieden en structureel te werken.
Federaal minister Vandeurzen wil eindelijk zijn verantwoordelijkheid opnemen en de handen uit de mouwen steken. Hij heeft de vraag voorgelegd om plaatsen te creëren, maar blijkbaar is het weer een tijdelijke oplossing. Ik denk dat het belangrijk is om ook binnen de federale regering te zorgen voor een Globaal Plan, in overleg met u, mijnheer de minister.
Op mijn vraag wat u vindt van de privé-initiatieven wou u nu niet verder ingaan, omdat de tijd blijkbaar nog niet rijp is. Ik kan dat wel begrijpen, maar in uw beleidsbrief van vorig jaar kwam duidelijk aan bod dat u ging kijken wat privé-initiatieven konden doen in dit kader. In januari, ondertussen drie maanden geleden, hebt u aangegeven dat het zou bekeken worden en dat het nog niet klaar was. We zijn ondertussen eind april, kunt u geen tipje van de sluier oplichten?
In uw beleidsbrief staat ook dat u een oproep zou doen voor kandidaturen. Is die oproep al gelanceerd? Zijn er al kandidaturen binnengekomen? Of was de termijn nog niet volledig verstreken?
Ik zal dit zeker verder opvolgen in de commissie voor Welzijn.
Mijnheer de minister, onze fractie had begrepen, als gesproken wordt over private samenwerking, dat u niet dacht aan projecten, maar veeleer aan een pps-structuur.
U hebt het over Tongeren. Ik denk dat ik goed het onderscheid heb begrepen tussen Mol, een gemeenschapsinstelling, en Tongeren, een federale instelling. Zou het niet mogelijk zijn om uit te zien naar een betere begeleiding voor de jongeren die daar terechtkomen? Het is een veel voorkomende opmerking dat jongeren die in die gesloten instellingen zitten, er eerst en vooral niet lang genoeg blijven, en dat ze niet de vereiste begeleiding krijgen en eventueel op onderwijsvlak meer begeleiding zouden moeten krijgen. De duur is een bevoegdheid van de rechters. Ten aanzien van de doorstroming, zou ik ondersteunende maatregelen willen vragen om het kind op de juiste plaats met de juiste omkadering te krijgen.
Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Het is me echter nog altijd niet duidelijk of u nu al dan niet betrokken bent bij en akkoord gaat met Tongeren, na wat ik van mevrouw Claes en van u heb gehoord. U gaf een citaat over het belang van preventie, wat ik volledig onderschrijf. Maar u bent begonnen met te zeggen: "Ook op de persconferentie bij Justitie heb ik dat gezegd." Dus was u erbij toen dat aan de pers is verteld. Als ik mee een persconferentie geef, dan sta ik achter de dingen die men daar zal zeggen of ken ik ze op voorhand. Laat me toe om - heel onbeleefd - te zeggen dat het een beetje een tsjevenantwoord is. Het is me absoluut niet duidelijk of CD&V en minister Vanackere mee kiezen en zorgen voor die instelling in Tongeren, of niet.
Uiteindelijk moet Everberg het federaal detentiecentrum worden. Dat kan niet voor 2012, zegt u, dus zal men voorlopig investeren in Tongeren. Waarom die omweg? De investering in Tongeren zal heel veel geld kosten, waarom dan niet ineens in Everberg investeren? Die logica ontgaat me totaal.
Bij de ingediende vragen stond nog een vraag, die ik nog eens citeer: "Vanuit Nederland waait het woord draaideurcriminelen over, een ander woord voor recidive. Hoeveel van de jongeren die momenteel in Vlaamse instellingen verblijven, open of gesloten, zitten er niet voor het eerst? Met andere woorden: wat is het percentage van jongeren vandaag dat recidiveert?" U hebt daar niet op geantwoord. Misschien hebt u het antwoord nog ergens tussen uw papieren zitten, ik zou het wel graag kennen.
Mijnheer de minister, u hebt een uitgebreid antwoord gegeven. Ik wil nog even blijven stilstaan bij de conclusies die u trekt en die u, net zoals onze fractie, belangrijk vindt. U hebt aangegeven dat het belangrijk is om van bij het begin de zaak globaal aan te pakken. Bij de projecten om probleemwijken leefbaar te maken, bij jongeren die nog niet echt met een probleem kampen, is preventie even belangrijk als andere maatregelen. We hopen dat Vlaanderen daar de nodige structurele middelen tegenover zet.
U hebt heel nadrukkelijk gewezen op het feit dat de problematiek absoluut niet alleen kan worden opgevangen door het creëren van bijkomende plaatsen. Er zijn andere zaken die momenteel heel problematisch zijn, waar we absoluut een oplossing voor moeten vinden. Ik heb u daar in het verleden al vaak over geïnterpelleerd, namelijk de kinderen met psychiatrische problemen die in de gesloten gemeenschapsinstellingen terechtkomen terwijl ze daar absoluut niet thuis horen. Dergelijke kinderen en jongeren blijven heel wat langere tijd aanwezig in de gemeenschapsinstellingen als jongeren die er wegens criminele feiten in verblijven.
Ik verklaar me nader. U hebt er zelf naar verwezen. Het is bewezen dat kinderen met psychiatrische problemen vaak langer dan een jaar in die instellingen verblijven. Bij jongeren die daar zitten wegens criminele feiten, gaat het vaak maar over drie maanden. Dat zijn de zogenaamde draaideurcriminelen. Mijnheer de minister, we moeten zeer dringend naar een oplossing daarvoor zoeken.
U hebt niet meteen geantwoord op mijn vraag over het overleg tussen de federale en de Vlaamse overheid over de forensische K-bedden. Ik vraag dat u met uw federale collega tot een oplossing komt. Dat is vooral belangrijk voor de toekomst. Die kinderen met psychiatrische problemen worden immers volwassen. De jongste dagen hebben we opnieuw de noodkreet kunnen horen dat geïnterneerden zeer lang in gevangenissen worden opgenomen. Dat heeft een absoluut negatief gevolg voor hun levenswijze. We hebben het hier dus over kinderen, maar dat fenomeen is er zeker ook in de volwassenenwereld. Willen we daar iets aan doen, dan moeten we beginnen bij die zeer jeugdige doelgroep en zeer snel een oplossing vinden. Ik had daar van u graag enige duidelijkheid over gekregen. Wat is de stand van zaken in dit dossier en met betrekking tot uw federale collega?
Everberg, Tongeren en morgen misschien weer iets anders: uiteindelijk is dat crisispolitiek. Dat is niet goed. Mijnheer de minister, ik ben dan ook blij dat u een tijd geleden hebt aangekondigd dat er een tweede globaal plan komt en dat het eerste al sterk loopt. Laten we dus voort investeren. Zoals u zegt: met crisispolitiek antwoorden op crisissituaties, zal het probleem niet ten gronde oplossen.
Mevrouw Dillen, u hebt verwezen naar een stuk van Juliaan van Acker. De professor heeft niet gezegd dat, van de jongeren die beschermende maatregelen hebben genoten, er meer recidiveren. Dat kan overigens ook niet, objectief gezien. Wel heeft hij gezegd dat twee derde ervan hervalt. Dat klopt. Hij vindt dat ingrijpen op dat moment bijna hopeloos is. Hij stelt dat er moet worden ingegrepen in het gezin, zoals de minister overigens zegt. Ik citeer: "Van vroeg af aan zie je wat er gebeurt, omdat daar de opvoeding faalt." Men kan alleen gezinsmatig - contextueel, zoals dat dan heet - ingrijpen, met respect voor de waardigheid van de mensen.
Mijnheer de minister, de rechtsformule van de uithandengeving vind ik een oneigenlijke formule. Ik ben er altijd tegen geweest. We hebben daar met velen hard over gediscussieerd naar aanleiding van de nieuwe jeugdbeschermingswet. Velen waren er ook tegen, maar we hebben het niet gehaald. Het is wel zo dat die rechtsformule uit die wet moet worden gehaald, wil Vlaanderen een volwaardig jeugdsanctierecht kunnen genereren. Dan zouden we die gekke toestanden met federale detentiecentra, Everberg en gesloten Vlaamse instellingen niet nodig hebben. Dan zouden we een coherent Vlaams beleid kunnen voeren, van de preventie tot en met de bestraffing. Dat is het doel waarnaar we moeten streven.
Ik heb heel goed geluisterd naar het debat. Ik vind het vooral belangrijk dat het parlement achter de uitvoering van dat tweede globaal plan staat. Iedereen heeft gezegd dat preventie heel erg belangrijk is. Er is ook wat duidelijkheid gegeven over wat dat federaal detentiecentrum mag inhouden.
Mijnheer de minister, ik wil mijn blijvende bezorgdheid beklemtonen over de manier waarop de Vlaamse overheid mee gaat zorgen voor die jongeren in dat federaal detentiecentrum. Als jongeren die een zwaar feit hebben gepleegd, worden opgesloten, blijft het opvoedingsaspect net zo goed belangrijk. Dat blijft een Vlaamse bevoegdheid. Die Vlaamse bijdrage aan het federaal detentiecentrum is dus cruciaal. Als jongeren die zware delicten hebben gepleegd, worden opgesloten, zullen ze immers niet hun hele leven opgesloten blijven.
Mevrouw Stevens, ik heb het al gezegd, de mogelijke oplossing van Tongeren maakt uiteraard geen deel uit van een globaal plan. Tongeren maakt geen deel uit van onze primaire taak binnen onze verantwoordelijkheid. Het gaat om een federale verantwoordelijkheid. Van ons wordt verwacht dat we inspringen inzake begeleiding en inzake hetgeen wat wij ten aanzien van die jongeren dienen te verzekeren.
De samenwerking met privépartners is al volop aan de gang. De overgrote meerderheid van de Vlaamse jeugdbescherming is privé. Vanuit de socialprofitsector komen dergelijke privé-initiatieven tot stand. Voor de exploitatie van gesloten plaatsen kunnen we echter het overheidsmonopolie niet opheffen. Dat bedoelde u wellicht ook niet.
Mevrouw Hoebeke, we zullen alle mogelijke formules onderzoeken, ook de pps. Maar het creëren van extra capaciteit is niet in eerste instantie een budgettair probleem of het vinden van privépartners. Het probleem is aangepaste infrastructuur en de organisatie van een kwaliteitsvolle opname. Als dat gerealiseerd is, staan we open voor alle mogelijke financiële constructies. Ik ben het met u eens, mevrouw Hoebeke, de begeleiding van die jongeren, dat is de echt zware taak. Daarvoor moet men jammer genoeg ook bijzonder veel centen opbrengen. Ik heb er een aantal bezocht. Het gaat niet meer over jongeren die gewoon naar de klas kunnen. Ze hebben haast individuele begeleiding nodig om een gewoon leertraject te volgen. Eenvoudig is dat niet. Het is hoogintensieve begeleiding. Die investering is de moeite waard als we daarmee die jongeren terug op het juiste pad krijgen.
Mevrouw Vogels, de persconferentie had tot doel duidelijkheid te verschaffen aan de media en dus ook aan de publieke opinie. Drie ministers spraken daar voor en over hun eigen overheid en verantwoordelijkheid. Ze zegden wat ze willen ondernemen in dit ingewikkelde federale land waar de verantwoordelijkheid op dit vlak gedeeld is. Minister Vandeurzen zei dat hij ten opzichte van zijn twee gemeenschapscollega's achterstand had in de uitvoering van een engagement van de federale overheid. Hij zei dat hij dat zou onderzoeken en snel tot een tijdelijke oplossing wou komen. Als u fair oordeelt, moet u aanvaarden dat ik niet geacht word alles te endosseren. Ik word wel geacht om op een constructieve manier te luisteren naar dat voorstel en om daarbij onze belangen te bewaken. Het is heel duidelijk: maandag heb ik vernomen dat de federale overheid, de ministers Dewael en Vandeurzen, overweegt de gevangenis van Tongeren te gebruiken.
U zit overal in de oppositie, u kunt in elk parlement uw verhaal kwijt. Ik wens een duidelijk onderscheid te maken tussen de thema's die hier terecht worden aangekaart, en de andere die men in het federale parlement moet aankaarten. U hebt het over engagementen van de federale overheid. Die moet u in de Kamer bespreken.
Ik hoop dat het parlement zich voor het tweede globaal plan zo sterk mogelijk zal engageren. Het geldt voor de periode 2009-2014. Dat zal niet mijn globaal plan zijn. Net zoals voor de personen met een handicap willen we beschikken over een basisplatform waarmee men in een volgende legislatuur aan de slag kan. Hopelijk lukt dat over meerderheid en oppositie heen. Hopelijk is de enige kritiek dat het niet ver genoeg gaat.
Op die manier kunnen we de energie verzamelen om bij een volgend regeerakkoord, wie er ook verantwoordelijkheid draagt, te beseffen dat we dit probleem niet op een zondag of een maandag kunnen oplossen, maar door volgehouden werk, waarbij we onze partners een horizon geven over een langere termijn.
Mijnheer de minister, u hebt niet geantwoord op twee belangrijke vragen. Bent u bereid mee te werken aan een maatschappelijk debat over een strengere heropvoeding? Zult u maatregelen nemen om het jeugdsanctierecht over te hevelen? Het staat in het regeerakkoord, uw meerderheid heeft dat beloofd en onze fractie zal u daarin steunen. De tijd dringt, u hebt nog amper een jaar. Voor de staatshervorming hebt u nog maar enkele weken.
Elk maatschappelijk debat vindt ook plaats in dit parlement. Daarvoor zijn we altijd beschikbaar, elke woensdag als het moet. De minister-president en minister voor Institutionele Hervormingen zal bevestigen dat het regeerakkoord telt voor ons, van het begin tot het einde.
Er valt niets toe te voegen aan wat eerder is gezegd.
Mijnheer de minister-president, zullen de meerderheidsfracties ervoor zorgen dat het jeugdsanctierecht bij de staatshervorming naar Vlaanderen wordt overgeheveld?
We zullen er alles voor doen om dat naar Vlaanderen over te hevelen, zoals in het regeerakkoord staat. We zullen zien wat daarvan het resultaat is. Maak u geen zorgen.
Uw partij zit wel in de meerderheid.
Ik ben minister-president en handel met dit parlement, en daar heb ik al zorgen genoeg mee.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Het debat is gesloten.
Actualiteitsmoties
De voorzitter: Door mevrouw Moens en de heer Verstrepen en door mevrouw Dillen en de heren Dewinter, Van Hauthem, Van Nieuwenhuysen en Van Overmeire werden tot besluit van dit actualiteitsdebat moties van aanbeveling ingediend. Ze zullen worden gedrukt en rondgedeeld.
Het parlement zal zich daar straks over uitspreken.
Het incident is gesloten.