Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, er worden in ons land nog heel veel vrouwen geconfronteerd met geweld, veel meer dan mannen, als het gaat over psychologisch, fysiek, seksueel geweld in de thuissituatie of op het werk. Vaak is het bij vrouwen ook veel ernstiger geweld. We zien dat één op de drie vrouwen in ons land al te maken heeft gehad met partnergeweld, waarvan 15 procent fysiek, en zelfs één op de dertien seksueel geweld.
Als we kijken, zien we toch wel een verschil. Het zijn namelijk vooral vrouwen in kwetsbare posities die veel meer onderhevig zijn aan dat geweld. Dat zijn vrouwen die werkloos zijn, niet kunnen werken, het financieel moeilijk hebben, gezondheidsproblemen hebben. Als die combinatie voor komt, zien we dat blijkbaar de helft van de vrouwen aangeeft dat ze slachtoffer zijn geweest van seksueel geweld door hun partner. Dat zijn echt wel zeer frappante cijfers. We zien ook dat er een verschil is tussen gewesten: in Wallonië en Brussel zijn de cijfers nog slechter.
Minister, ik vind zulke cijfers echt niet te tolereren. We weten heel goed wat de impact is van geweld. De gevolgen zijn vaak echt niet te overzien, zowel op korte termijn als op lange termijn, niet alleen voor het slachtoffer zelf, maar ook voor het hele gezin. Weet dat ook heel wat kinderen daar getuige van zijn. We weten allemaal dat men dat levenslang meedraagt.
Vaak wordt er niet over gesproken, zijn er veel schaamte- en schuldgevoelens, gaat men zich isoleren. Men zwijgt erover. Het is vaak de laatste druppel die de emmer doet overlopen, die er eigenlijk voor zorgt dat het geweld pas aan het licht komt. Ik vind echt dat we zeer, zeer kordaat moeten optreden en de nodige maatregelen moeten treffen. Er worden al heel wat zaken gedaan, maar mijn vraag na deze onthutsende cijfers is vooral: wat gaan u en uw collega’s binnen de regering doen, om ervoor te zorgen dat dat partnergeweld zoveel mogelijk wordt voorkomen en aangepakt?
Minister Rutten heeft het woord.
Ook hier gaat het over een studie, voorzitter, een studie die besteld is en gefinancierd is, zowel door collega Demir, als door mevrouw Crevits, als door mezelf. Het is een voorstel dat breed gedragen is, en waarbij we willen weten wat de juiste data waren. Trouwens, voor degenen die het nog zou interesseren: die studie is sinds gisteren beschikbaar. Die staat op de website. Ze kan ook door iedereen worden gelezen. Ze is gecoördineerd door Statistiek Vlaanderen.
De cijfers zijn nog steeds onthutsend. Het is niet dat we niet weten dat er een probleem is. Helaas, te vaak slaan we de krant open en zien we het. Heel wat vrouwen worden in ons land geconfronteerd met huiselijk geweld, met grensoverschrijdend gedrag.
De belangrijkste boodschap – en u zegt het heel juist, mevrouw Saeys – is een boodschap aan de vrouwen die zich in die situatie bevinden, of het nu om fysiek of psychisch of verbaal geweld gaat: weet dat dit niet normaal is, weet dat je niet alleen bent, weet dat er hulp is. De eerste stap is de stap naar een vertrouwenspersoon om hulp te vragen. Dat is het begin van zo’n keten.
Wat zien we in Vlaanderen? Door goed samen te werken, doordat het federale niveau de straffen verzwaard heeft, doordat er wordt ingezet op preventie door mevrouw Crevits, doordat er meldingen zijn, doordat er Veilige Huizen zijn, doordat er niet in hokjes wordt gedacht, maar goed samengewerkt, weten vrouwen waar ze terechtkunnen. In Vlaanderen – elke vrouw is er één te veel – kunnen we cijfers voorleggen die de goede kant uitgaan. Het is nog altijd veel, maar er is zeker elders nog werk aan de winkel.
Wat gaan we doen? We maken dat meldpunt heel concreet bekend. Morgen start er een grote communicatiecampagne van het Vlaams Mensenrechteninstituut dat dit Vlaams Parlement heeft opgericht, waar slachtoffers terechtkunnen. Ik pak de resultaten van deze studie mee naar de Interministeriële Conferentie. Het is heel belangrijk om aan te geven dat Brussel en Wallonië veel hogere cijfers hebben en dat er daar nog meer werk aan de winkel is. Ook daar moeten we samenwerken.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dank u, mevrouw Rutten.
Als ik het onderzoek bekijk, komen daar twee vormen in voor van intimidatie. Dat zijn enerzijds cijfers rond stalking en anderzijds rond intimidatie op het werk. Ik schrok echt van de cijfers. Een kwart van de vrouwen is in haar leven geconfronteerd geweest met stalking. Met seksuele intimidatie op het werk is één op drie vrouwen geconfronteerd en één op de vijf mannen. Dat is toch wel vrij onthutsend, vind ik. Mijn vraag is, zeker naar de minister van Werk, of er daar bijkomende maatregelen worden genomen om seksuele intimidatie op het werk verder aan te pakken.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Geweld op vrouwen is een groot probleem, dat zien we ook in deze studie. In België wordt één op drie vrouwen geconfronteerd met geweld. In Vlaanderen is dat één op vier van de vrouwen die met fysiek, psychisch of seksueel geweld wordt geconfronteerd. Dat is zeer veel. U zegt, minister, dat we dit niet normaal mogen vinden. We moeten het signaal geven dat dit niet normaal is. Deze week kwam er opnieuw een strafzaak in Gent naar voren waarbij een dader-recidivist die al veroordeeld was met uitstel voor verkrachting, vervolgens nog twee keer dader was van verkrachting en nogmaals een straf met uitstel kreeg. Er heerst nog altijd straffeloosheid rond geweld op vrouwen. Dat zien we deze week opnieuw. Dat is een probleem, dat geeft een sfeer van straffeloosheid. Dat verhoogt de drempel voor vrouwen om klacht in te dienen, om verder te gaan met de gepleegde feiten. Dat moet echt stoppen. Er moeten specifieke politie-eenheden komen en een einde aan de straffeloosheid.
Vrouwen moeten weten dat er hulp is, zegt u. Een van de belangrijkste zaken is het nummer 1712, een zeer laagdrempelige hulplijn waar vrouwen snel bij hulpverlening terechtkomen, maar de lijn is enkel op weekdagen en van 9 tot 17 uur bereikbaar. Dat is een Vlaamse bevoegdheid. Minister, zal die hulplijn snel de klok rond bereikbaar zijn voor vrouwen die geconfronteerd worden met geweld? (Applaus bij de PVDA)
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik sloeg deze ochtend de krant open en ik las: “Ik steek u kapot, ik snij u in duizend stukjes, ik steek het huis in brand.” Een paar uur geleden verscheen een andere zaak, een man plaatste een gps-tracker en videorecorder om te controleren of zijn vrouw vreemdging; als ze niet van hem was, zou ze van niemand zijn.
In het voorbije jaar is in Vlaanderen 662 keer een tijdelijk huisverbod van veertien dagen opgelegd en nadien veelal uitgebreid tot een contactverbod, maar dergelijke verboden worden gewoon genegeerd en het slachtoffer krijgt nergens gehoor. Dat is een trieste situatie. Minister, mijn vraag is niet meteen wat u daaraan gaat doen, maar wel wat u en deze regering de afgelopen jaren in hemelsnaam gedaan hebben om het te voorkomen, blijkbaar helemaal niets. U moest beschaamd zijn.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, en ook collega Blancquaert, dit zijn natuurlijk nieuwe cijfers, maar we weten al heel lang dat die cijfers ongelooflijk onthutsend zijn. Collega Schryvers en ikzelf hebben daar in de commissie Justitie al veel vragen over gesteld. We bespreken dat heel vaak. Maar dat er niets is gebeurd, is gewoon complete onzin. Er is de laatste jaren op dat vlak vanuit Vlaanderen heel veel gebeurd. Denk aan de Veilige Huizen, denk aan het feit dat er honderd bijkomende mensen zijn aangetrokken en aan de behandeling van het verdubbelde aantal meldingen, denk aan de slachtofferapplicatie die er komt, denk aan het feit dat er veel meer dan vroeger tijdelijke huisverboden worden opgelegd, denk aan de sensibiliseringsacties en dergelijke meer. Op dit vlak moeten de handen in elkaar worden geslagen met de collega-ministers, om nog veel meer te doen, om ervoor te zorgen dat de slachtofferapplicatie er snel komt. Dat zal de enige manier zijn waarop we de slachtoffers werkelijk kunnen helpen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Geweld moet altijd en te allen tijde worden veroordeeld. Het is zeker zo dat deze regering een aantal stappen heeft gezet om de slachtoffers van geweld meer mogelijkheden te geven. Als er zulke hoge cijfers zijn van partners die kloppen op de andere partner, betekent dat ook dat er in de maatschappij nog veel mensen zijn die vinden dat dit aanvaardbaar is, dat er mensen zijn die denken dat dit zomaar kan. Een algemeen signaal vanuit de maatschappij is van groot belang. Er zijn mensen die vinden dat er omstandigheden zijn waarin een kind kan worden geslagen. Wij zullen als maatschappij een heel duidelijk signaal moeten geven: er zijn geen omstandigheden waarin het oké is om geweld te gebruiken tegen je kinderen of tegen je partner. Die zijn er niet. Er is hulp voor mensen die zich willen laten helpen. Slachtoffers moeten zich laten helpen, maar ook daders, om te stoppen met geweld te plegen. Wij kunnen daar van alles voor voorzien, maar we moeten ook allemaal samen elke vorm van geweld ten aanzien van partners maar ook ten aanzien van kinderen veroordelen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De cijfers over de diverse vormen van geweld zijn hallucinant. Als ik alleen al denk aan het fysiek geweld: 15 procent van de Belgische vrouwen is al slachtoffer geweest van fysiek partnergeweld. Zoals collega Saeys daarnet al zei: het is heel frappant dat het veel meer voorkomt bij mensen in kwetsbare posities, zeker vrouwen. Het gaat dan onder meer over vrouwen die niet in staat zijn om te werken of die werkloos zijn, die een moeilijke financiële situatie of een slechte gezondheid hebben. Minister, die vaststelling, zwart op wit, maakt voor mij heel duidelijk dat iedereen die werkt met die doelgroepen, veel alerter moet zijn voor het mogelijke voorkomen van partnergeweld en signalen moet kunnen herkennen en daarvoor voldoende opgeleid moet zijn. Ik denk dan bijvoorbeeld aan zorgverleners, maar ook aan schuldbemiddelaars, maatschappelijk werkers van een OCMW, et cetera. Op welke manier wordt daar werk van gemaakt?
Minister Rutten heeft het woord.
Dank u wel, collega’s van – ik denk wel – alle verschillende partijen, voor jullie invalshoeken en aanvullingen. Het is een heel belangrijk debat. De cijfers zijn inderdaad schokkend. Elke vrouw en in een ruimere betekenis elke persoon die thuis te maken krijgt met geweld, of het nu fysiek of psychisch: dat is gewoon onaanvaardbaar. Je moet je veilig kunnen voelen. Dit is een prioriteit.
Ik ga even in op wat we deze legislatuur al hebben gedaan. Ik merk dat op de verschillende niveaus alle neuzen in dezelfde richting beginnen te staan. Belangrijk om te zeggen is dat de maximumstraf voor verkrachting is opgetrokken van tien naar vijftien jaar. Er is ondertussen een wet op feminicide. Het voorbeeld waarnaar u verwijst, moorden specifiek op vrouwen en gendergerelateerde dodingen en geweld dat daaraan voorafgaat: dat was geen beleidsaandachtspunt en dat is het nu gelukkig wel. In Vlaanderen zijn er Veilige Huizen en zorgcentra geopend. Op maximum één uur rijden van waar iedereen in Vlaanderen woont, moet je in zo’n zorgcentrum terechtkunnen.
Er zijn meldpunten, er is het Vlaams Mensenrechteninstituut, er wordt aan preventie gedaan. Maar, collega’s, als we deze cijfers zien, is het duidelijk niet genoeg of nog niet genoeg. We zijn de tanker aan het keren. Elk slachtoffer is er een te veel.
Ik ga in op een aantal punten. Er werd verwezen naar oorzaken. Die staan ook in die studie. We moeten daar omzichtig mee omgaan, maar toch. We zien dat in een afhankelijke situatie zitten, afhankelijk zijn van je partner en socio-economisch niet op je eigen benen kunnen staan, je kwetsbaarheid ontzettend vergroot. Mijn boodschap aan meisjes, aan vrouwen en bij uitbreiding aan iedereen is: zorg dat je op je eigen benen kunt staan. En als je denkt dat dat niet kan, weet dan dat er mensen zijn die je kunnen helpen. Zet die stap naar de hulpverlening om los te komen van die afhankelijke situatie. Daarom is het zo belangrijk dat we inzetten op onderwijs. Daarom is het zo belangrijk dat we inzetten op vorming. Daarom is het zo belangrijk dat we vrouwen aan het werk krijgen, zodat ze niet afhankelijk moeten zijn en bij wijze van spreken hun hand moeten openhouden om boodschappen te kunnen doen of een huis te hebben waarin ze kunnen wonen. Dat is de eerste belangrijke vaststelling.
De tweede belangrijke vaststelling – helaas gaat die samen met die afhankelijkheid – is dat sommigen bepaalde genderrollen in onze samenleving en ingebakken verwachtingen nog altijd cultiveren. De man moet sterk, fysiek en stoer zijn, en de vrouw moet luisteren, aan de haard. Ik hoopte eigenlijk dat we anno 2024 konden zeggen dat we daar stilaan van af waren, maar het omgekeerde is waar, collega’s. In plaats van dat dat soort van ingebakken patronen verdwijnen, maken ze opnieuw opgang en worden ze door sommigen zelfs gepromoot. Dat hangt natuurlijk allemaal aan elkaar, en dat kan echt niet.
Collega Schryvers heeft ernaar verwezen: de hulpverlening heeft een belangrijke taak voor specifieke doelgroepen die in een kwetsbare situatie zitten. Soms gaat het over personen met een handicap die zich minder goed kunnen weren of die zich in een bepaalde gezondheidstoestand bevinden waardoor ze minder weerbaar en daardoor extra kwetsbaar zijn. Het is belangrijk om de oorzaken in kaart te brengen en vervolgens samen te werken om die problemen aan te pakken.
Tot slot heb ik nog een opmerking. De collega van de PVDA is weg. Ik ben natuurlijk minister en deel van de uitvoerende macht. Rol ik regelmatig met de ogen als ik uitspraken van rechters zie? Absoluut. Maar ik heb mij te onthouden van commentaar, want ik ken de concrete context niet. Ik weet niet op basis waarvan de rechter heeft geoordeeld. Ik weet ook niet of er nog een beroep mogelijk. Ik kan mij soms alleen maar afvragen hoe het toch mogelijk is en hopen dat men in beroep gaat. Het allerbelangrijkste lijkt mij dat we de tanker aan het keren zijn en dat het signaal is dat je dit niet moet ondergaan, dat er hulp is. Als we allemaal samenwerken, krijgen we deze problematiek onder controle. (Applaus van Maurits Vande Reyde)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, of het nu gaat over psychisch, fysiek, seksueel geweld, en waar het ook gebeurt, op het werk, in de gezinssituatie, intrafamiliaal, tussen broers, zussen, naar kinderen toe, naar ouders toe, naar partners toe: geweld tout court kunnen wij niet tolereren, niet toelaten, niet als maatschappij, niet als medemens en ook niet als politici. Dat kunnen wij niet.
Er worden maatregelen genomen, maar ik denk dat we nog verder zullen moeten gaan, afgaand op de cijfers. We weten immers ook dat er nog heel wat onder de waterlijn zit, want er wordt niet vaak gesproken. Dat is vaak het grote probleem, dat het eerst serieus moet escaleren alvorens men het geweld ziet en er iets aan kan gebeuren. (Applaus van Maurits Vande Reyde)
De actuele vraag is afgehandeld.