Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet over de ondersteuning van de amateurkunsten.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Ook dit ontwerp van decreet zullen we vanuit onze fractie goedkeuren, omdat dit ontwerp van decreet de amateurkunsten meer kansen biedt en meer zichtbaarheid en erkenning geeft door een meer divers palet aan ondersteuningsmogelijkheden te voorzien, en ook antwoorden biedt op de verschillende noden van de grote maar zeer diverse en dynamische groep amateurkunstenaars. Het geldt dan zowel voor individuele amateurkunstenaars als voor amateurkunstengroepen, zowel voor startende liefhebbers als voor ervaren kunstbeoefenaars met een hoge artistieke competentie, voor artiesten met de internationale ambitie om te excelleren en van kunstbeoefening mogelijk hun beroep te maken. Het is dus een heel brede groep.
Collega's, dit decreet heeft een grote impact op een heel groot aantal Vlamingen en Brusselaars. We kunnen het niet altijd zo benoemen, maar dankzij een bevolkingsonderzoek naar amateurkunstenbeoefening uit 2019 kunnen we dat voor dit decreet wel. Daaruit is gebleken dat maar liefst 44 procent, bijna de helft van de Vlamingen dus, ouder dan 14 jaar, amateurkunsten beoefent. Collega's, in absolute cijfers komt dat dus neer op 2 miljoen amateurkunstenbeoefenaars, en we vinden dat zij een correcte ondersteuning vanuit Vlaanderen verdienen.
Het vorige ontwerp van decreet dat we behandeld hebben, over die bovenlokale cultuurwerking, is een heel recent ontwerp van decreet. Dit decreet, collega's, is het oudste culturele sectordecreet. Het werd de voorbije twintig jaar regelmatig gewijzigd, maar het was wel duidelijk dat een grondige herziening nodig was. Dit nieuwe amateurkunstendecreet heeft oog voor het unieke DNA van de amateurkunsten, het hand in hand gaan van het artistieke, het verbindende en een educatieve component. Die amateurkunsten zijn gericht op actieve kunstbeoefening van een breed publiek. Ze brengen mensen samen, ze verbinden, ze dragen zo bij tot gemeenschapsvorming. Dat zijn allemaal doelstellingen die wij heel belangrijk vinden. Die amateurkunsten creëren ook leeromgevingen waarin kunstbeoefenaars hun talenten kunnen ontdekken en ontwikkelen. Door de hybride werking zijn die amateurkunstorganisaties ook de gedroomde partner voor het sociaal-cultureel middenveld, voor deeltijds kunstonderwijs, voor professionele kunsten, cultuureducatie, erfgoed, enzovoort. Veel kinderen en jongeren zijn ook lid van amateurkunstenorganisaties. Dus ook in het jeugdbeleid vullen zij een essentiële, zij het minder zichtbare, rol. In totaal zijn er dus ruim 2 miljoen leden. Op het leren en het welzijn van die 2 miljoen leden hebben die amateurkunstenorganisaties een heel positieve impact. Ook dat verdient ambitieus Vlaams beleid.
We zijn als fractie vooral tevreden met dit ontwerp van decreet omdat de cruciale rol van de verschillende koepelorganisaties, want ook binnen de amateurkunsten zijn er verschillende disciplines, bevestigd wordt. Zij blijven centraal staan in de ondersteuning op maat van de amateurkunstenbeoefenaar met de focus op innovatie, talentontwikkeling en positieve beeldvorming van hun discipline. Elke koepelorganisatie kan daarbij autonoom eigen accenten leggen in hoe ze de zes decretale kernopdrachten zou invullen en samen zou werken met andere actoren uit de culture-, jeugd- of onderwijssector. Dit alles gebeurt in dialoog met de Vlaamse overheid in een beheersovereenkomst die opgesteld zal worden op basis van de beleidsplannen.
Daarnaast biedt dit ontwerp van decreet ook een oplossing voor het wegvallen van de provinciale middelen en de provinciale materiële ondersteuning sinds de afschaffing van het provinciaal cultuurbeleid in 2018. Na de testfase met het actieplan en het subsidiereglement Talentontwikkeling wordt nu gekozen voor een decretale en structurele inbedding, zodat onder meer de samenwerking met het deeltijds kunstonderwijs en de professionele kunsten wordt versterkt.
Dat de koepels met de zesde kernopdracht de opdracht krijgen om hiervoor een beleid te ontwikkelen, is op zich een verdedigbare keuze. Maar hier willen wij, minister-president, met aandrang vragen om dit nieuwe beleid met een heel duidelijke overheidscommunicatie te verduidelijken, zodat er na de stopzetting van het reglement Talentontwikkeling geen onrealistische verwachtingen worden gewekt in de sector.
Onze fractie zal, net zoals bij het vorige decreet, opnieuw waakzaam toekijken op de uitvoering van dit decreet. Ook hier vragen wij u opnieuw, minister-president, om de sector nauw te betrekken, zoals u ook bij de totstandkoming hebt gedaan.
Collega’s, dit ontwerp van decreet biedt heel veel potentieel, maar ik doe ook, net als bij het vorige decreet, deze oproep: de volgende regering zal hiervoor voldoende middelen moeten voorzien. Vanuit De Federatie hebben wij doorgekregen dat zij hebben berekend dat er ongeveer 2,5 miljoen euro extra nodig is. Ik ben mijn tussenkomst gestart met te wijzen op het aantal amateurkunstenaars in Vlaanderen: 2 miljoen. Als er 2,5 miljoen euro nodig is, is dat amper 1 euro per amateurkunstenaar in Vlaanderen. Dat lijkt de cd&v-fractie goed besteed belastinggeld. Dus bij dezen doe ik opnieuw een oproep aan onze opvolgers om daarvoor die middelen te voorzien.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Collega’s, ik maak mij op het einde van deze legislatuur al geen illusies meer: de debatten over cultuur die wij voeren zijn altijd iets minder geanimeerd en passioneel dan de onderwijsdebatten. Terwijl, collega’s, wij hier, voor dit ontwerp van decreet, spreken over 44 procent van de Vlamingen. Dat is het aandeel Vlamingen dat amateurkunstenaar is. Het gaat hier over 2 miljoen mensen die in Vlaanderen aan amateurkunsten doen. Dat is uw dochter of uw zoon op de tekenacademie, dat is uw kameraad die in de lokale toneelvereniging zit, of uw beste vriendin of buurvrouw die leert boetseren. Uit die pool van talent ontstaat bovendien af en toe een nieuwe professionele kunstenaar. Ik denk dan aan het nieuwe zangtalent dat we soms zien in ‘The Voice’, of aan een paar jonge gasten met een gitaar die worden ontdekt in een nieuw zaaltje. Dat toont, collega’s, de noodzaak van een sterk en ambitieus amateurkunstenbeleid in Vlaanderen.
Na meer dan twintig jaar was dat beleid echt wel eens aan een grondige herziening toe. Die herziening is effectief heel grondig gebeurd. Mijn fractie wil toch even aanpunten dat er een aantal zeer interessante nieuwe subsidielijnen in het leven zijn geroepen, zoals de meerjarige subsidie voor amateurkunstengroepen en de nieuwe internationale subsidielijnen. Dat is, als je het mij vraagt, toch een heel mooi sluitstuk op de World Choir Games die we deze legislatuur in ons land mochten organiseren.
Er is een mooi budget gegaan naar de World Choir Games. Dat kwam nog van de overdracht van de provincies. Dat budget zal nu worden toegevoegd aan de koepelorganisaties. Voor mij en voor mijn fractie is het toch wel altijd een aandachtspunt dat dat budget niet te veel blijft hangen bij de koepelorganisaties, maar dat het effectief doorstroomt naar het veld, naar al die individuele amateurkunstengroepen.
Ik juich tot slot de duidelijke verbinding met het deeltijds kunstonderwijs en met de professionele kunsten enorm toe. We weten dat dat sinds jaar en dag duurzame partners zijn van het amateurkunstenveld.
Collega’s, jullie zullen zich herinneren dat ik mij in de commissie af en toe wat heb gestoord aan de term ‘amateur’. Ik vind dat dat nog altijd een beetje een pejoratieve bijklank heeft. Maar ik heb begrepen dat de sector die naam is beginnen te dragen als een geuzennaam en dat men het nog altijd een goede naam vindt voor dit ontwerp van decreet. What’s in a name? De roos zal altijd goed blijven ruiken, zelfs met een andere naam. Wij geven dus bij dezen ook onze volmondige steun aan dit ontwerp van decreet.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik spreek opnieuw namens Meyrem Almaci. Zij juicht ook toe dat er zoveel amateurkunstenaars zijn: 2 miljoen en dat aantal neemt toe. Dat is zeer goed. Het bewijst ook dat kunst en cultuur essentieel zijn voor het welzijn en de ontplooiing van burgers. Het decreet betreffende de amateurkunsten is dus zeker geen kleintje qua impact, en verdient om na twintig jaar te worden geactualiseerd.
Het heeft de verdienste dat het de amateurkunsten meer ondersteuningskansen biedt, zowel om te excelleren als wat betreft de link die gelegd wordt met het deeltijds kunstonderwijs, en dus met talentontwikkeling. Het is dan ook nauw gelieerd aan het Bovenlokaal Cultuurdecreet. Vandaar is het ook niet toevallig dat een aantal van onze bezorgdheden terugkeren in de beoordeling van dit ontwerp van decreet.
Opnieuw loert het mattheuseffect om de hoek, en wordt er veel verwacht van de koepelorganisaties. Om met dat laatste te beginnen, het is iets wat de heer Van de Wauwer ook zei, kost de concrete uitvoering van de nieuwe kernopdracht van de koepelorganisaties geld. De Federatie berekende inderdaad dat er 2,5 miljoen euro extra nodig zou zijn. Dat is op dit moment niet voorzien. Het gaat om iets meer dan 1 euro per amateurkunstenaar, dat is dus eigenlijk toch wel iets dat niet onmogelijk zou zijn om te voorzien.
Die amateurkunstenkoepels ondersteunen een breed en divers veld. Ze krijgen een aantal nieuwe subsidielijnen waar hun leden gebruik van kunnen maken, maar voor hun nieuwe extra taken als koepel, die overigens de administratieve planlast danig verder verhogen, is geen zekerheid van extra budget. Daarbovenop komt de daling van de ondersteuningscapaciteit van het departement, waar we het daarnet ook al over hadden. Dat baart ons toch wel zorgen. Er komen extra subsidielijnen en vereisten, maar geen zekerheid qua extra middelen. Dat betekent dat het bestaande budget over meer subsidielijnen zal worden uitgesmeerd. Het gros zal blijvend naar de grote groep gaan, maar proportioneel zal het minder zijn dan vroeger, terwijl het aantal amateurkunstenaars groeit. De middelen voor excellentie worden dus noodgedwongen elders afgeroomd, aangezien het totaalbedrag niet stijgt op dit moment.
Alleen bij de amateurkunsten is excellentie maar voor een beperkte groep een streven. De meerderheid wil zich gewoon ontplooien, amuseren, verbinden, en lokaal bezig zijn. Het is een nobel streven, maar het streven mag geen risico opleveren dat het ten koste gaat van andere amateurkunstenaars die ook behoefte hebben aan een ambitieuze visie. Collega’s, in de toekomst moet hier echt de nodige aandacht aan worden besteed. Tegelijk merken we ook op dat het ontwerp van decreet de individuele amateurkunstenaar, en natuurlijk ook de feitelijke vereniging, niet meeneemt. Individuele kunstenaars en feitelijke verenigingen krijgen hierdoor minder kansen op artistieke en kwaliteitsvolle groei en ontplooiing, ondanks een toch niet onaanzienlijk aandeel in het veld. Ook daar waren amendementen vanuit onze fractie voor ingediend, maar die werden weggestemd. Vandaar de blijvende bezorgdheid omtrent het mattheuseffect.
Hoewel onze fractie de ambitie om werk te maken van de verdere bloei van het amateurkunstenveld absoluut deelt en wenst te onderstrepen, en we ook het doel en het ontwerp van decreet voor een kwaliteitsvol, dynamisch en divers veld delen, blijven we toch op onze honger zitten wat betreft de bekommernissen die het veld deelde in de hoorzittingen.
Er zijn dus grote ambities voor dit ontwerp van decreet, maar toch wel een gebrek aan middelen, een risico op mattheuseffect, te weinig aandacht voor de individuele amateurkunstenaar en de feitelijke vereniging, en de te grote verantwoordelijkheid voor de koepels zonder middelen. Dat noopt ons vandaag tot een onthouding.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ja, ik wilde eigenlijk exact hetzelfde punt als collega D’Hose maken. Als we media- en cultuurdecreten bespreken in dit gremium, in ons Vlaams Parlement, dan heerst vaak het idee dat dat maar zaken in de marge zijn. Onze minister-president weet ondertussen ook dat dat allerminst zo is. Dat is zeker zo voor dit ontwerp van decreet.
Met meer dan 2 miljoen Vlamingen, 44 procent, die een vorm van amateurkunsten uitoefenen – of dat nu in een fanfare spelen is, een lokaal toneelgezelschap, dansen, noem maar op –, kan het belang en de impact van de amateurkunsten in Vlaanderen allerminst onderschat worden.
Trouwens, steeds meer Vlamingen vinden de weg naar de amateurkunsten, want de cijfers van vandaag betekenen – in vergelijking met de meting van 2008 – een stijging van 7 procent. Er zijn dus meer en meer mensen die de weg vinden naar amateurkunsten.
Als het dus gaat over zo’n belangrijk deel van mensen hun leven, dan verdient dit decreet natuurlijk alle aandacht. Trouwens, de stijgende trend gaat alleen nog maar toenemen, want het zijn vooral de jongste en de oudste leeftijdsgroepen bij wie we zien dat er steeds meer mensen deelnemen. De stijging zit ook vooral bij de occasionele beoefenaars. Vooral persoonlijke motieven en ontspanning zijn de belangrijkste drijfveren om aan amateurkunsten te doen, en niet per se excellentie – maar daar kom ik dadelijk ook op terug.
Mensen houden het vaak ook niet bij één activiteit, maar combineren verschillende disciplines. Mensen vragen ook meer cursussen en vormingen, en ook ondersteuning vanuit hun gemeente, vooral in de steden en de centrumsteden. Mensen vragen ook meer en betere toegang tot infrastructuur en ook dat moet een aandachtspunt zijn, zowel voor Vlaanderen als voor de lokale besturen.
Belangrijk is ook dat amateurkunstenaars vaker aan passieve cultuurparticipatie doen en ook positiever staan tegenover een cultuurbeleid in het algemeen. Om dus maar te zeggen dat dit een belangrijk ontwerp van decreet is.
Na twintig jaar is het wel echt tijd voor een aanpassing. Wij hebben tijdens de hoorzitting de waardering gehoord vanuit De Federatie en de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) voor de extra impulsen die er komen voor dit veld. Appreciatie ook voor de koepels, maar het is natuurlijk belangrijk om die positief te bekrachtigen.
Het belangrijkste pijnpunt is ook al door collega Meuleman genoemd. Het ontwerp van decreet bevat grote ambities, extra subsidielijnen, maar geen extra middelen. Een onderbouwde prognose van noodzakelijke financiering naar de volgende legislatuur, is voor ons dus absoluut broodnodig, om de ambities van dit ontwerp van decreet te kunnen realiseren.
Ik kom terug op die aandacht voor excellentie en internationalisering. Dit gaat ook echt voorbij – en dat is ook tijdens de hoorzitting gezegd – aan de eigenheid van de amateurkunsten. Van die 44 procent Vlamingen die aan amateurkunsten doet, is er eigenlijk maar een heel klein aandeel dat streeft naar die excellentie. Natuurlijk heeft iedereen voor zich persoonlijk de bedoeling om het altijd beter te doen, maar die eenzijdige focus op excellentie is toch wel een bezorgdheid.
Het mattheuseffect is ook al genoemd. Door de meerjarige subsidies van drie jaar voor de groepen wordt eigenlijk alleen maar de toplaag van de amateurkunsten bediend. Er is weinig ondersteuning voor ontwikkeling, enkel voor excellentie.
Er is ook weinig aandacht voor individuele amateurkunstenaars, omdat die meerjarige subsidies enkel voor groepen bestaan.
Dan heb ik nog een kort woordje over de koepels. Die moeten een nieuw instrument ontwikkelen om hun discipline te ondersteunen, maar krijgen daar eigenlijk geen middelen voor. Onduidelijkheid is er ook nog over de functie, rol en inhoud.
Ook in dit ontwerp van decreet heeft het debat over het toelaten van feitelijke verenigingen zich aangediend. Wij hebben ook daar ter zake amendementen op ingediend. We blijven het jammer vinden dat een groot aantal feitelijke verenigingen – zoals bijvoorbeeld fanfares, dat zijn heel vaak feitelijke verenigingen – worden uitgesloten.
En dan, het pijnpunt blijft ook in dit ontwerp van decreet natuurlijk de capaciteit van het Departement CJM. Daar is de afgelopen jaren sterk op bespaard, op de apparaatskredieten, harder nog dan in de andere departementen. De oproep is dus ook hier, minister-president, dat we dit departement moeten versterken in plaats van nog meer uit te geven aan dure consultants. Dank u wel. (Applaus bij Vooruit en van Johan Danen)
De heer Meremans heeft het woord.
Er is natuurlijk al heel veel gezegd, wat ik niet ga herhalen. Uiteraard, die 44 procent … We hebben het vaak over de professionele kunsten, over het Kunstendecreet, we hebben het gehad over erfgoed en dergelijke, en die lopen ook in de picture. Terwijl wie praat of gepraat heeft met de koepels en met de sector, weet dat vanuit hen ook een grote vraag kwam van appreciatie van het werk. Collega’s, ik denk dat de vermelding in het regeerakkoord, maar ook de uitwerking van het ontwerp van decreet, in de eerste plaats een grote appreciatie is naar amateurkunsten – onze harmonieën, toneelgezelschappen, fotoclubs, dansgroepen en ga zo maar verder.
De amateurkunstensector heeft een dubbele rol, namelijk verbinden, mensen bij elkaar brengen, mensen die zich willen ontplooien en mensen die willen excelleren, die verder willen gaan en bepaalde talenten hebben die verder ontwikkeld kunnen worden. Ik vind ook dat de subsidielijnen daarop inspelen, op allerlei gebieden.
Er wordt gezegd dat het een grote verantwoordelijkheid voor de koepels is. Ik geloof dat het ook vertrouwen geven is aan die koepelorganisaties, wat we hierbij doen. Ik heb het ook gezegd in de commissie: ik denk dat er vanuit de sector toch ook wel een grote appreciatie is en dat men positief kijkt naar dit ontwerp van decreet. Er is sowieso een vervlechting van dit ontwerp van decreet met het decreet bovenlokale cultuurbeleid. We zien ook dat talentontwikkeling belangrijk is, net zoals het ondersteunen van de uitstraling internationaal. Het is ook logisch dat je bepaalde organisaties die zeer goed bezig zijn te excelleren, een extra duwtje in de rug geeft.
Er wordt vaak gesproken over budget. Collega’s, als ik dan kijk naar de afgelopen legislatuur, naar het Kunstendecreet, het Erfgoeddecreet en nog een aantal andere dingen, dan moet je mij eens uitleggen waar deze Vlaamse Regering op heeft bespaard. Het tegendeel is waar. Ik heb dat ook al eens gezegd in een vergadering bij De Federatie en er werd toen raar gekeken, maar ik zeg het u: er wordt enorm veel geld gespendeerd aan cultuur, meer dan in de voorbije legislatuur. Ik blijf dat zeggen en dat kan ook gestaafd worden.
Het is inderdaad een ambitieus decreet. De uitrol zal gebeuren door onze opvolgers. Uiteraard moet daarvoor ook het nodige budget voorzien worden. Aangezien we al bekeken hebben wat er al gespendeerd is met inhaalbewegingen en dergelijke tijdens deze legislatuur, heb ik daar wel een goed oog in. Dit ontwerp van decreet is met andere woorden duidelijk een appreciatie en een geweldige steun voor de toekomst van onze amateurkunstenaars.
Collega’s, wij zijn ook allemaal een beetje amateurkunstenaars in dit halfrond. We spelen af en toe theater, de ene wat beter dan de andere. Het gaat meestal richting Franse vaudeville, een beetje Georges Feydeau-achtig, maar ik zal jullie dan ook wel eens tegenkomen op een of ander amateurkunstenoptreden. Ik wil daar vast en zeker mijn steentje aan bijdragen. (Applaus bij de N-VA en cd&v)
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, dank jullie wel. De meeste punten die hier zijn aangehaald zijn in de commissie al uitgebreid behandeld en ik voel me dan ook niet geroepen om daar nu uitgebreid op in te gaan, maar als er pertinente onwaarheden worden gezegd, dan vind ik dat ik dat moet rechtzetten.
Mevrouw Segers, het debat loopt genuanceerd en dan is het spijtig dat u met zo’n kanjer van een onwaarheid afkomt dat we met dit ontwerp van decreet alleen op excellentie inzetten. Dat is manifest onjuist. We zetten óók op excellentie in, dat is een van de hoofdpunten van mijn beleidslijn. Ook om op brede cultuurbeleving in te zetten, maar ook op excellentie.
In dit ontwerp van decreet gaat het leeuwenaandeel naar brede kunstbeleving. De negen koepelorganisaties gaan met het leeuwenaandeel van de budgetten lopen. Ze krijgen nog bijkomende extra middelen om een impulslijn uit te werken die rechtstreeks ten goede komt aan de brede basis van amateurkunstenaars. De subsidielijn door tussenkomst voor deelname aan buitenlands initiatief geeft duidelijk aan dat het hier gaat over de brede range van amateurkunstenaars. Bij de subsidielijn internationale projecten maken we ook een onderscheid tussen de brede beoefening van amateurkunsten en de gevorderden. Het gaat inderdaad om twee lijnen meerjarige subsidies voor amateurkunstgroepen met een bepaalde reputatie en ambitie om artistiek te groeien. Dat komt erbij. Daarnaast is er ook de erkenning van een tussenkomst voor internationale ambassadeurs amateurkunsten.
Dus zeggen dat we met dit ontwerp van decreet enkel op excelleren inzetten, is manifest onjuist. Voorzitter, dat wilde ik ook even rechtzetten.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister-president, tijdens de hoorzitting, die lang duurde en waar veel partners aanwezig waren, de mensen die dagelijks in het veld staan, was dat zowat de allergrootste bezorgdheid. Ik geef absoluut toe dat het ontwerp van decreet een verbetering is, dat hebben wij ook gezegd. Het was aan aanpassing toe. Er gaat heel veel aandacht naar die ene lijn rond meerjarige subsidies voor amateurkunstengroepen die zich onderscheiden, toegekend voor een periode van drie jaar, waar je ook al individuele amateurkunstenaars van uitsluit.
Dus uiteraard, het ontwerp van decreet is een verbetering, ook voor de individuele amateurkunstenaars en de grote hoop mensen die aan amateurkunsten doen om zich te verrijken, absoluut, maar die bezorgdheid van de amateurkunstengroepen over die nieuwe lijn en de vraag naar excellentie staat haaks op wat amateurkunsten betekenen. Dat men ze toevoegt, is oké. Ik heb ook niet gezegd dat dat de enige focus is; dat hebt u mij niet horen zeggen. Ik heb gewoon gezegd dat dit de bezorgdheid is van de sector. Men kijkt er angstvallig naar en denkt hoe dit zich in de toekomst gaat ontwikkelen. Ook daar gaan we moeten monitoren welke beweging dit in gang zet vanuit het veld.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2023-24, nr. 1889/5)
– Artikel 1 tot en met 75 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.