Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het stijgend aantal scholen dat schoolzwemmen schrapt
Verslag
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, de cijfers tonen het elke keer: de afgelopen twintig jaar is in bijna een op de drie gemeenten een zwembad gesloten. Ik heb de gevolgen daarvan al meermaals in dit parlement aangekaart, en een studie van University Colleges Leuven-Limburg (UCLL) bewijst het ook. In een kwart van de basisscholen is er het afgelopen jaar gesnoeid in de zwemlessen. Een kwart het afgelopen jaar, dat is immens. De redenen die ze daarvoor geven, zijn ten eerste de steeds hoger wordende toegangsprijzen, en ten tweede uiteraard het busvervoer dat grote kosten heeft.
Voor gemeenten is het eigenlijk steeds moeilijker. Het openhouden van zwembaden wordt onbetaalbaar. Overal stijgen die inkomprijzen, of, nog erger, zwembaden sluiten omdat gemeenten niet kunnen investeren. Die zwembaden zijn op een bepaald moment tot op de draad versleten, en men moet er dan ook voor kiezen om ze te sluiten.
In de conceptnota die wij vorig jaar met onze fractie hebben ingediend, hebben we eigenlijk al oplossingen aangereikt. Een eerste belangrijke oplossing is dat er een basisfinanciering voor die zwembaden moet komen: een fonds voor gemeentelijke zwembaden. Daarnaast moeten er structurele middelen ter beschikking gesteld worden voor kleine energetische en onderhoudswerken. Waarom moet dat? Omdat je via die kleine werken de elektriciteitsfactuur naar beneden kunt krijgen, en op die manier de structurele kosten voor zwembaden kunt doen dalen.
Dat dat laatste zinvol is, minister, bewijst de eenmalige projectoproep die u hebt gedaan en die recent resultaten heeft opgeleverd. 28 zwembaden kregen dankzij Vlaamse steun energetische ingrepen. Natuurlijk is dat jammer genoeg een eenmalige oproep. Elke leerling, en bij uitbreiding elke Vlaming, moet kunnen gebruikmaken van een zwembad in zijn buurt.
Vandaar mijn vraag, minister: ziet u nood aan een structureel beleid om zwembaden te ondersteunen? (Applaus bij cd&v)
De heer De Gucht heeft het woord.
Zoals collega Warnez al aanhaalde, minister, is het cijfer dat uit het onderzoek naar voren komt, problematisch. Vandaag zijn er minder en minder leerlingen die in staat zijn om op het einde van de lagere school op een goede manier te zwemmen. De realiteit is dat vandaag minder en minder leerlingen inderdaad de nodige lessen krijgen via de school.
Er worden enkele zaken aangehaald, waar collega Warnez ook al naar verwezen heeft. Langs de ene kant heb je het feit van het vervoer naar de school. Langs de andere kant heb je het lerarentekort, want de lo-leerkracht is meestal ook de zwemleerkracht. En dan heb je de kostprijs van het geheel.
In de eindtermen staat duidelijk omschreven dat het de bedoeling is dat een kind zichzelf op het einde van de lagere school uit het water moet kunnen helpen; het moet met andere woorden in staat zijn om inderdaad te kunnen zwemmen. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is, als je de verhalen leest die in de zomervakantie wel eens gebeuren van kinderen die in een zwemvijver sukkelen en jammer genoeg het leven laten. Dat zijn zaken die niet zouden mogen in een regio zoals de onze.
Als je kijkt naar de afgelopen jaren, zie je ook dat meer en meer zwembaden in gemeentes toegaan. Met andere woorden, om naar een zwembad te gaan vergroot ook de afstand, waardoor het binnen het lesurenpakket een groter deel inneemt. Een getuigenis van een leerkracht heeft dat ook duidelijk aangetoond: als je daarnaar kijkt, en je kijkt naar het aantal uren wiskunde, het aantal uren Nederlands, en dan ook de verplaatsing die je daarbij moet doen, krijg je eigenlijk op het einde van de rit niet alles rond.
Minister, mijn vraag is dus eigenlijk vrij eenvoudig: op welke manier gaat u ervoor zorgen dat wij daar, naar de toekomst toe, een goed beleid rond kunnen uitwerken dat ervoor zorgt dat elke leerling op het einde van de lagere school kan zwemmen? (Applaus van Onno Vandewalle)
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk natuurlijk dat er twee elementen spelen. Eén is zorgen voor een voldoende aanbod in zwembaden en twee, zorgen voor een betaalbaar aanbod, betaalbaar ook voor de scholen.
Wat het eerste betreft, zijn we er de afgelopen jaren in geslaagd om de daling met betrekking tot de beschikbaarheid van het aantal zwembaden en zwemwater te doen stoppen. We zijn nu gestabiliseerd op een driehonderd zwembaden in heel Vlaanderen. Nu is het echter tijd om een remonte in te zetten, een remonte via twee sporen. Enerzijds willen we vooral verzekeren dat we die bestaande driehonderd zwembaden ook voor de toekomst kunnen vrijwaren. Vandaar dat we een investeringsprogramma zijn opgestart, waarbij geïnvesteerd kon worden in een betere energie-efficiëntie voor die zwembaden, want dat is de grote kost. Daarbij hebben we 60 procent van de factuur eigenlijk tot ons genomen. Die oproep is een succes: we hebben 18 miljoen euro geïnvesteerd in 28 zwembaden. Ik wil ook nog voor de nieuwe zwembaden met een extra investeringsprogramma komen en een voorstel doen aan de Vlaamse Regering.
Een tweede element is natuurlijk de betaalbaarheid van dat zwemaanbod voor de scholen. Daar gelden opnieuw twee elementen. Enerzijds is er het vervoer, het busvervoer waarover in de studie ook heel wat scholen klagen, niet onterecht. Daarbij weten sommige scholen zich gesteund door het lokaal bestuur, dat zorgt voor het ter beschikking stellen van een bus, waardoor zij natuurlijk hun maximumfactuur niet moeten aanspreken. Dat scheelt een slok op een borrel. Een tweede element is natuurlijk die maximumfactuur zelf. Je moet immers weten dat scholen werkingsmiddelen krijgen om één jaar gratis zwemmen aan te bieden, één jaar. De scholen die meer willen doen, moeten dat doen binnen die maximumfactuur van 105 euro. Dan weet je natuurlijk dat dat schier onmogelijk is, want die maximumfactuur werkt als een soort carcan. Dat is natuurlijk met de meest nobele doelstellingen tot stand gekomen, maar je stelt vast dat men tracht de factuur betaalbaar te houden voor een kleine minderheid en daardoor zit natuurlijk iedereen in dat carcan – en is het aanbod voor iedereen beperkt. Dat plaatst scholen voor heel moeilijke, tot onmogelijke keuzes. Ik denk vandaar toch ook dat we dat eens in alle sereniteit moeten kunnen bespreken. Zeker als je spreekt van die 105 euro, moet die maximumfactuur toch ook ter sprake kunnen komen. Je ziet nu namelijk het perfide effect dat diegenen die het zich wel kunnen veroorloven, ervoor zorgen dat hun kinderen buiten de schooluren wel kunnen profiteren van een zwemaanbod. Dat is dus een beetje een perfide werking van die maximumfactuur. Daarom zeg ik: “Kunnen we dat misschien ook eens meenemen in het debat?”
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik ben een beetje verward. U bent begonnen met te zeggen dat we de zwembaden betaalbaar moeten houden, maar eigenlijk bent u geëindigd met dat we de kosten extra moeten doorrekenen naar de ouders en dat het door hen betaald moet worden. Ik vind dat een heel contradictorische redenering die u maakt.
Minister, het gaat over scholen, maar ook over elke Vlaming. We moeten in de buurt kunnen zwemmen. U verwijst altijd naar het zwemwater. Ik verwijs liever naar de zwembaden. Als je bij ons in West-Vlaanderen langskomt … Er zijn hier dames uit de Westhoek op bezoek. Als je hun vraagt waar zij gaan zwemmen, dan moeten zij daarvoor een eindje rijden. Ik denk dat dat een probleem is waar we vandaag echt mee te kampen krijgen. We moeten voldoende zwembaden hebben. Het gaat niet over water alleen. We hebben structureel beleid nodig. U gaat straks opnieuw een eenmalige oproep doen. Daar ben ik heel tevreden mee, maar onze vraag is een structureel beleid om zwembaden in de buurt open te houden. (Applaus bij cd&v)
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, natuurlijk is het belangrijk dat er genoeg zwembaden zijn, maar die gaan er niet allemaal morgen zijn, hoewel ik dat graag zou willen. De realiteit is dat we hier de afgelopen jaren de omgekeerde beweging hebben gezien en dat de afstand groter wordt, wat betekent dat je heel veel tijdverlies hebt en je dat bijgevolg moet beperken.
De opmerking over de maximumfactuur is natuurlijk ook voor een deel terecht. Ofwel zeg je als overheid dat je daar meer in tussenkomt en moet daar een plan rond uitgewerkt worden. De vraag is dan of dat kan. Ofwel zeg je dat die maximumfactuur ervoor zorgt dat diegenen waarvoor ze is ingevoerd, daardoor eigenlijk meer benadeeld dan bevoordeeld worden. Want zoals u terecht aanhaalt, is het niet diegene van wie de ouders in het weekend of ’s avonds zwemlessen kunnen voorzien, maar is het vooral diegene van wie de ouders het niet voorzien, die op het einde van de rit niet kan zwemmen. Dat moeten we voorkomen.
Dus de vraag is op welke manier we ervoor kunnen zorgen dat het betaalbaarder is. En moet je dan niet op een bepaald moment zeggen dat we de maximumfactuur op een andere manier moeten bekijken? Ik heb dat ook al, als het gaat over cultuur, een paar keer in de commissie aangehaald. Mensen komen op den duur niet meer in contact met cultuur, met bepaalde buitenschoolse activiteiten, net omdat die maximumfactuur de scholen beperkt in de mogelijkheden die ze kan aanbieden aan leerlingen. Ik denk dat we dan fout bezig zijn.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, kunnen zwemmen staat letterlijk in de eindtermen. Het is dus iets waar scholen aan moeten voldoen. Ze moeten ervoor zorgen dat hun kinderen kunnen zwemmen, maar er is gewoon te weinig tijd en middelen, waardoor het onmogelijk is om die eindtermen te behalen. Daar is maar één iemand verantwoordelijk voor, namelijk de overheid, die te weinig middelen voorziet en die er dus niet voor zorgt dat de scholen die eindtermen kunnen behalen. Voor ons is het dan absoluut geen oplossing om te zeggen dat we die factuur doorschuiven naar de ouders. Het zijn nu al de meest kwetsbaren die er inderdaad niet in slagen om die zwemlessen buiten de school te betalen.
Minister, de vraag van mijn fractie is heel duidelijk. Zult u extra middelen voorzien om ervoor te zorgen dat scholen ervoor kunnen zorgen dat de eindterm ‘kunnen zwemmen’ wordt behaald? (Applaus bij Groen en van Kurt De Loor)
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, de schuld steken op de maximumfactuur is een beetje makkelijk om uw non-beleid eigenlijk te verstoppen, waardoor kinderen niet meer kunnen zwemmen. Kunnen zwemmen is geen luxe. Kunnen zwemmen is van levensbelang, een basisvaardigheid. Vroeger leerden wij zwemmen op school, en vandaag leer je zwemmen als je mama en papa genoeg geld hebben om je privélessen te geven. Ik herhaal nog eens de drie oorzaken waarom het niet lukt en waarom er een tekort is aan zwemwater. De eerste oorzaak is het gebrek aan zwembaden in de buurt, de tweede oorzaak de stijgende toegangsprijzen en de derde oorzaak is het snoeien in de zwemlessen door het lerarentekort. We zitten met deze Vlaamse Regering niet enkel met vervoersarmoede, maar ook met zwemarmoede. (Applaus bij Vooruit en Groen)
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik denk dat we het erover eens zijn dat de belangrijkste focus is om kinderen te leren zwemmen, en dat die vaardigheid nadien ook onderhouden moeten worden om te kunnen blijven zwemmen. Dan is er die kostprijs in de exploitatie van de zwembaden die ontzettend duur is, en die dan de problematiek van minder zwembaden en een verhoging van de prijs per zwembadbeurt creëert.
Nu, u geeft terecht aan, minister, dat er geïnvesteerd is door Vlaanderen in de bouw en renovatie van zwembaden, ook in de deelname voor energiekosten. Ik denk dat dat heel goed is. Er wordt ook ingezet op intergemeentelijke samenwerking, zodat gemeenten over de gemeenten heen de kosten kunnen verdelen. Dat is ook een goede zaak. We hopen natuurlijk, minister, dat u dat blijft doen en dat u de gemeenten blijft stimuleren om zwemwater te creëren of zwembaden bij te bouwen.
Wat betreft de kostprijs voor de scholen, is het inderdaad zo – u hebt er ook naar verwezen – dat steden en gemeenten ook wel in het kader van een flankerend onderwijs voorzien in deelname aan de kosten voor het zwemmen van scholen. Dat kan door middel van busvervoer of van een financiële ondersteuning. Hebt u er zicht op hoe dat Vlaanderenbreed georganiseerd is? Neemt u dat mee in uw beleid en visie rond de maximumfactuur?
De heer Vandewalle heeft het woord.
Voorzitter, het zijn terechte vragen van de heren De Gucht en Warnez, want de cijfers zijn alarmerend. Ze zijn al een paar jaar alarmerend. We leren dat er minder kinderen leren zwemmen. Veel ouders betalen dure zwemlessen en ondertussen – dat is de specialiteit van deze regering – zijn er wachtlijsten gecreëerd om zwemlessen te kunnen volgen. Veel ouders staan op een wachtlijst met hun kinderen voor zwemlessen. Dat is blijkbaar niet de schuld van een tekort aan zwembaden, dat is niet de schuld van het lerarentekort, het is niet de schuld van een tekort aan busvervoer, neen, het is de schuld van de maximumfactuur. Creatief, minister, creatief, denk ik, maar niet het echte probleem, dat is wel heel gemakkelijk. We gaan de factuur doorschuiven naar de ouders die nu eigenlijk al veel te veel betalen om zwemlessen te kunnen volgen.
Welk structureel beleid zult u voorzien om te zorgen dat we weer meer zwembaden hebben, het lerarentekort wegwerken en investeren in het busvervoer zodat elk kind in deze regio kan leren zwemmen op school? (Applaus bij de PVDA en Groen en van Hannelore Goeman)
Minister Weyts heeft het woord.
We gaan in dezen het Nederlandse voorbeeld niet volgen. In Nederland heeft men het zwemmen uit de minimumdoelen/eindtermen geschrapt. Men is daar trouwens aan het bekijken of men daarop terug kan komen. Dat gaan we niet doen.
Trouwens, ook de conclusie die mevrouw Meuleman trekt, namelijk dat doordat enkele scholen zorgen voor een beperking inzake zwemuren, de minimumdoelen niet overal gehaald worden … Stop toch eens met elke gelegenheid te baat te nemen om antireclame te voeren voor ons onderwijs. Dat is in dezen absoluut niet het geval.
Hebben we met deze Vlaamse Regering een serieuze inspanning gedaan? Amai nog niet. Ik heb net gezegd dat we 18 miljoen euro in zwembaden hebben geïnvesteerd, boven op de reguliere investeringsmiddelen. Van Sportspurt, een totaalbedrag van 185 miljoen euro, is ook een groot deel naar zwembaden gegaan. En nog eens daarbovenop komt men met een voorstel naar de regering met betrekking tot de creatie en het stimuleren, het aanmoedigen, van vooral lokale besturen in nieuwe zwembaden.
Maar los van een en ander – het is ter linkerzijde misschien een ongemakkelijke waarheid – moet men onder ogen zien dat die maximumfactuur ook dan nog een rol zal spelen. Ook dan nog, ook als we zorgen voor extra zwembaden, zal die betaalbaarheid spelen. Ook dan nog zullen scholen worstelen met die maximumfactuur. Ook dan nog zullen scholen die boven op dat jaar dat ze gratis aanbieden, nog een aanbod willen formuleren, dat moeten kunnen inpassen in die 105 euro van de maximumfactuur. Dat is natuurlijk een pervers effect van de carcanwerking van die maximumfactuur. Zelfs wanneer alle ouders het erover eens zouden zijn dat ze een extra bijdrage willen leveren voor een extra aanbod, zouden ze dan niet mogen. De scholen mogen dat aanbod niet doen vanwege de maximumfactuur. Dat is inderdaad, denk ik, een onbedoelde perfide werking. Dus zullen we daarover het gesprek moeten voeren.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, u zegt dat we niet naar het Nederlandse model mogen afglijden. Natuurlijk, het onderzoek van de UCLL toont eigenlijk aan dat ze daarmee bezig zijn. Een kwart van de basisscholen schrapte in het voorbije jaar de zwemklassen. Ja goed, als we zwemmen niet voor de happy few willen voorbehouden, moeten we vanuit Vlaanderen de verantwoordelijkheid nemen. Dat betekent niet dat we de kosten naar de ouders doorschuiven, dat betekent niet dat we de kosten doorschuiven naar de steden en gemeenten, dat betekent dat we structureel beleid moeten voeren, dat we structureel middelen moeten voorzien. Ik ben heel blij met de initiatieven die nog zullen komen blijkbaar. Ik hoop ook dat er structureel beleid in zit. Dank u wel. (Applaus bij cd&v)
De heer De Gucht heeft het woord.
Er moet inderdaad gekeken worden op welke manier we een structurele oplossing kunnen vinden. De realiteit is, minister, dat we vandaag inderdaad evolueren naar het Nederlandse model, en dat er vandaag kinderen zijn die in het zesde studiejaar niet kunnen zwemmen. Dat betekent dat één jaar gratis zwemmen ontoereikend is.
Maar daarnaast zijn er ook oplossingen die we op korte termijn kunnen formuleren. Een daarvan werd bijvoorbeeld aangehaald door een leerkracht lichamelijke opvoeding (lo), die zich afvraagt waarom we er niet voor zouden zorgen dat ook de redders zwemlessen mogen geven als men met een school komt. We hebben te weinig mensen die die lessen mogen geven, maar redders mogen dat niet. Dat zijn mensen die dat eigenlijk in principe zouden kunnen geven.
Er zijn te weinig uren in de zwembaden die beschikbaar zijn. We kunnen zeggen dat we meer zullen investeren in zwembaden, maar laten we elkaar ook geen blaasjes wijsmaken. Je kunt morgen bijvoorbeeld in mijn regio niet nog ik-weet-niet-hoeveel zwembaden bijbouwen. Dat is niet juist trouwens, dat we dat kunnen.
Laat ons kijken op welke manier we ervoor kunnen zorgen dat de mensen er geraken, dat het betaalbaar is, en dat mensen die lessen inderdaad krijgen, en dat we daar een beleid rond voeren dat er op korte termijn voor zorgt dat leerlingen weer kunnen zwemmen. (Applaus van Willem-Frederik Schiltz)
De actuele vragen zijn afgehandeld.