Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het aantal vroegtijdige schoolverlaters
Actuele vraag over de zorgwekkende toename van het aantal schoolverlaters
Actuele vraag over de schoolprestaties en getuigschriften van jonge kinderen
Actuele vraag over de stijging van het aantal vroegtijdige schoolverlaters
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, we hebben vernomen dat er steeds meer kinderen de lagere school verlaten zonder getuigschrift en dat ze dus eigenlijk niet voldoen aan de minimumvereisten die wij van hen verwachten om in te stromen in de A-stroom van het secundair.
Als we naar de profielen van die leerlingen gaan kijken, zien we dat er heel veel leerlingen zijn die thuis weinig of geen Nederlands praten en dus van thuis uit ook minder ondersteund worden en dat er steeds meer leerlingen zijn met leerproblematieken of leerstoornissen. Als we naar die groep kijken, dan zouden we eigenlijk van een heel groot deel van die leerlingen intellectueel mogen verwachten dat zij wel aan die leerplannen kunnen voldoen. Toch slagen zij er om een of andere reden niet in om binnen een bepaalde periode het getuigschrift te behalen.
Een heel belangrijk en cruciaal element in ons onderwijs is de brede basiszorg en de verhoogde zorg. Via het decreet Leersteun hebben we ook ingezet op het versterken van die brede basiszorg en die verhoogde zorg, want het is via die zorg en ondersteuning dat we proberen om alle kinderen mee te krijgen.
Minister, nu we daarop hebben ingezet: hoe evalueert u die eerste resultaten en hoe denkt u in de toekomst nog verder bij te sturen?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister en collega’s, een diploma halen is een ticket voor ‘tomorrow’, niet voor een of ander hip festival, maar wel voor een goed leven. Jammer genoeg haalt een op de zeven dat ticket en dat diploma niet.
Het is zelfs zo dat we heel goed weten welke leerlingen er meer kans hebben om dat diploma niet te halen. In het beroepssecundair onderwijs is dat zelfs 22,7 procent en binnen het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso) is dat zelfs meer dan de helft van de leerlingen, namelijk 60 procent.
Het is fout om te zeggen dat heel specifiek die centra in de fout zouden zijn en die mensen of leerlingen niet goed begeleiden. Het is net daar dat expertise zit. Ik denk dat wij allemaal denken dat daar het einde van de waterval zich bevindt en net daar die leerlingen opraken.
De cijfers zijn een nieuwe wake up-call. We weten eigenlijk al lang dat dit een grote uitdaging is. Minister, ik heb een keer de archieven nagekeken. Ik denk dat het de twintigste keer is dat ik de vraag stel om de meest kwetsbaren niet uit het oog te verliezen. De vraag is al gesteld bij het actieplan rond schoolverlaters en er zijn kleine stapjes gezet.
Ik denk niet dat we er zullen raken met enkel de lat hoger te leggen. Ik denk dat we verder moeten kijken. In het verleden heb ik al gevraagd om extra middelen te voorzien, net voor die meest kwetsbare doelgroep. Ik heb ook gevraagd om meer op maat te kunnen werken, wat toen niet werd ingelost.
Ik herhaal dus heel graag mijn vraag naar flexibiliteit, want dat is wat we nodig hebben, namelijk flexibiliteit en op maat kunnen werken voor die specifieke leerlingen. Ik verwijs graag naar wat mogelijk is in het volwassenenonderwijs, waar we kunnen werken met modules.
Minister, mijn vraag is heel concreet: bent u bereid om mee op zoek te gaan naar kansen die we kunnen geven aan die meest kwetsbaren? Ben u bereid om op maat van elke leerling te werken?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, collega’s, we zijn bijna aan het einde van deze legislatuur en dan wordt er al eens een bilan opgemaakt. Als je dan kijkt naar het bilan van vijf jaar de N-VA op Onderwijs, van twintig jaar de N-VA in de Vlaamse Regering, minister, dan kunt u daar in alle eerlijkheid en als u eerlijk bent met uzelf, toch zelf niet tevreden mee zijn.
Wat hebben we de voorbije dagen gezien in de kranten? Eerst en vooral het nieuws dat het aantal kleuters dat niet naar het eerste leerjaar mag, in stijgende lijn zit. Ten tweede, collega’s, het aantal kinderen dat geen diploma lager onderwijs behaalt, is op zes jaar tijd verdubbeld. En dan ten slotte vandaag in het nieuws: het aantal jongeren dat zonder diploma het secundair onderwijs verlaat, de vroegtijdige schoolverlaters, is met 14 procent, een op de zeven, veruit het hoogst in tien jaar tijd.
Minister, die groepen leerlingen, zowel die kleuters als de lagereschoolkinderen als de secundaireschoolkinderen die de school verlaten zonder diploma, zijn onze meest kwetsbare leerlingen. Dat zijn niet de aso-leerlingen met hoogopgeleide ouders, want daar ligt het cijfer op 3,5 procent. Ik wijs op het verschil met de leerlingen uit het beroepsonderwijs, het deeltijds beroepsonderwijs. Daar zitten we met cijfers van een op de twee in het deeltijds beroepsonderwijs.
Minister, vijf jaar de N-VA op Onderwijs, en het aantal kwetsbare leerlingen dat is achtergelaten in ons onderwijs was nog nooit zo hoog. Ik word daar heel boos van, want dat is erg voor die leerlingen, maar dat is ook heel erg voor Vlaanderen. Dat heeft een hoge maatschappelijke en een hoge economische kost. En dat is het resultaat van een discours dat ouders beschuldigt, dat beweert dat armoede geen probleem is van de school en niet moet worden opgelost, en van een discours dat zegt dat we dat wel zullen oplossen met taal en met extra toetsen, taaltoetsen en andere toetsen. Maar daar staat geen ondersteuning tegenover, minister. U laat de scholen in de kou met die toetsen zonder ondersteuning en duwt kwetsbare leerlingen gewoon weg.
Minister, wat zult u doen om dat beroepsonderwijs verder te versterken en om die steeds groter wordende groep kwetsbare leerlingen die u achterlaat, weer op te vangen? (Applaus bij Groen)
De heer De Witte heeft het woord.
Ministers, collega's, het aantal kinderen zonder diploma stijgt. In het basisonderwijs is er zelfs een verdubbeling op amper zes jaar tijd. En uiteraard zijn er verschillende oorzaken, maar er zijn er een aantal die ik regelmatig hoor, van leerkrachten, van mensen op het veld, en die ik even op tafel wil leggen.
De eerste is natuurlijk het lerarentekort. Dat lerarentekort zorgt ervoor dat klassen alsmaar groter worden. Klassen van 25 leerlingen zijn geen uitzondering meer. En natuurlijk is het heel moeilijk om onderwijs op maat te geven als je in een klas staat met meer dan 25 leerlingen.
De tweede oorzaak is de stijging van de diversiteit van de leerlingen, niet alleen op het vlak van taal en achtergrond, maar ook op het vlak van zorgnoden. Een leerkracht uit het zesde studiejaar vertelde mij deze voormiddag dat hij twee jaar lang een kind met dyslexie in de klas heeft gehad en dat hij dat niet heeft gezien. Hij voelde zich daar zeer schuldig over, maar hij vroeg zich ook af waarom ze geen extra bijscholing krijgen om dat soort problemen te detecteren en te signaleren. Ze hebben daar nood aan, zeker in deze context.
Een derde oorzaak is de explosie van de bijlesindustrie. Heel veel leerlingen die achterop geraken, doen een beroep op private bijlessen om zich bij te werken. Het probleem is echter dat je dan een deel van de groep verder vooruittrekt, maar dat een ander deel blijft zitten. Een deel kan dat ook totaal niet betalen. Met die bijlesindustrie laten we eigenlijk het collectieve probleem in ons onderwijs aan ons voorbijgaan.
Minister, wat zult u doen? Het lijstje van problemen is natuurlijk veel langer, maar welke stappen zult u concreet ondernemen om ervoor te zorgen dat die uitval naar beneden gaat? (Applaus bij de PVDA)
Mevrouw Isci heeft het woord.
Minister, 9774 leerlingen, dat is een gigantisch aantal. Maar weet u eigenlijk wat dat betekent voor een leerkracht of een school? Ik kan u vertellen dat dat voor een leerkracht zeer pijnlijk is, weten dat je leerling dreigt uit te vallen, bang zijn dat die er de volgende dag niet meer gaat zijn of vroegtijdig de school gaat verlaten, en dan uiteindelijk die lege stoel. Die leerling komt niet meer terug en heeft vroegtijdig de school verlaten. Minister, ik kan u verzekeren dat dat aankomt bij leerkrachten, begeleiders en scholen. Maar dat is de realiteit waarmee veel te veel van mijn voormalige collega’s dag in dag uit te maken hebben. Vol goesting gaan ze elke dag proberen om hun leerlingen aan boord te houden, maar soms is dat niet voldoende. Net dan hebben ze nood aan ondersteuning en hulp, die er vaak niet voldoende is. Wachtlijsten, dat krijgen ze.
Collega’s, de cijfers en de getuigenissen van de scholen en leerkrachten tonen ons dat het probleem onwezenlijk is: 14 procent, dat zijn meer dan 9700 jongeren die vroegtijdig de school verlaten. Dat is een enorm aantal, en een gigantisch probleem. Het is een probleem voor die jongeren, maar niet enkel hun probleem. Het is ons probleem, want zij zijn onze toekomst en hun kansen worden vroegtijdig niet afgewerkt. Minister, leerkrachten, begeleiders en scholen verwachten van u één ding: dat u handelt, dat u komt met een plan dat werkt. Wat nu op tafel ligt, is immers eerlijk gezegd weinig geloofwaardig. Wij van Vooruit geloven dat elke jongere, elk kind recht heeft op de begeleiding die het nodig heeft om te groeien, in de kinderopvang, de basisschool en de secundaire school. Daar zorgt u helaas niet voor. Ik weet ook wat uw antwoord zal zijn. Ik weet welke ballonnetjes u gaat oplaten: een aantal subsidies, een aantal losse projecten. Maar het was toch de N-VA die ervoor zou zorgen dat er meer handen in de klas zijn, en niet in de tussenstructuren. Mijn vraag is dus concreet: wat zijn uw plannen om dit probleem structureel aan te pakken? (Applaus bij Vooruit)
Minister Weyts heeft het woord.
Geachte leden van de commissie Onderwijs, dit zijn verschillende vragen in verschillende richtingen, dus ik probeer binnen de tijd zo omvattend mogelijk te zijn, maar ik zal mogelijk in de repliek nog wel enige ruimte hebben om in detail in te gaan op sommige vragen. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik denk dat we met zijn allen elk geval betreuren van een jongere die zonder diploma de school verlaat. Mijn antwoord omvat twee grote delen. Ten eerste, vanwaar komt die stijging? Wat zijn de hypothesen daarover? Ten tweede, wat doen we daaraan?
Ten eerste moet je vaststellen dat er zowel pullfactoren als pushfactoren zijn, zowel zaken die jongeren wegleiden van het goede schoolse pad als zaken die hen wegduwen van dat pad. Op dat vlak zijn er misschien twee relevante elementen. In tijden van economische hoogconjunctuur en krapte op de arbeidsmarkt, zoals we die nu beleven, zijn er natuurlijk heel wat jongeren, vooral diegenen die in technische en beroepsopleidingen zitten, die bezwijken voor de lokroep van de privésector en vroegtijdig de overstap naar een job maken om geld te gaan verdienen. We noemen dat de groenpluk. Ik maak daar onmiddellijk de bemerking bij dat dat ook diegenen zijn die in geval van economische laagconjunctuur als eersten uit de boot dreigen te vallen. Dat moet men goed beseffen.
Ook moeten we erkennen dat we in de coronaperiode sommige jongeren zijn kwijtgeraakt. Je kunt corona en de verplichte schoolsluitingen niet wegdenken. Daar is een effect van. Dat heeft er net mee toe geleid dat ik mij altijd heb verzet tegen die verplichte schoolsluitingen. Bovendien is het ook zo dat tijdens de verplichte schoolsluitingen sommige jongeren die misschien van plan waren om uit te stappen, dat in die periode vanzelfsprekend niet hebben gedaan, aangezien ze toch thuis zaten, en dat later hebben gedaan. Dat zijn dus effecten die ongetwijfeld wel meespelen. Er zijn ten dele soms ook maatschappelijke factoren waarop we vanuit Onderwijs spijtig genoeg niet volledig vat hebben.
Maar wat doen we concreet?
Ten eerste grijpen we in bij de basis. Dat heb ik hier toch minder gehoord. Dat is net de essentie, ook als het gaat over ons debat voor een betere onderwijskwaliteit. We moeten veel meer focussen op het basisonderwijs, want als we kijken naar het secundair onderwijs, zien we dat in veel gevallen het onheil al is geschied. Voor velen komen we misschien te laat. Net daarom moet die focus op het basisonderwijs liggen, en ook het kleuteronderwijs. Dat is eigenlijk van onschatbare waarde in de volledige keten. Daar moet de strijd tegen schooluitval ook beginnen. Vandaar – ja, vergeef mij – moeten we ervoor zorgen dat elk kind start met een afdoende kennis van het Nederlands in de lagere school. Daar begint het bij. Dat is het kader waarbinnen alle andere kennis wordt verworven. Als het fout zit met dat kader, loopt het geheid fout met de verwerving van alle andere kennis. Als we toelaten dat kinderen starten in het lager onderwijs met een achterstand op het vlak van Nederlands, dan zal die achterstand enkel groter worden, niet alleen in Nederlands, maar ook voor alle andere vakken. Dat moeten we dus absoluut verhinderen, en daar vraag ik ook kamerbrede steun voor.
Ten tweede is het net in het belang van de meest kwetsbaren dat we de lat hoog leggen. Stop dus met dat discours van die lage verwachtingen dat u voedt, waarbij u zegt dat het pleidooi voor excellentie en de lat hoger leggen ten nadele van de kwetsbaren is. Het tegenovergestelde is waar, want bij uitstek voor die kinderen die thuis veel minder worden uitgedaagd of worden geprikkeld, is de enige ruimte waar zij worden uitgedaagd en geprikkeld net binnen de schoolmuren. Net daarom moeten we ervoor zorgen dat de lat hoger komt te liggen, en niet lager zoals sommigen eng bepleiten.
Ten derde moeten we inzetten op Nederlands, Nederlands, Nederlands. Mevrouw Meuleman, ik hoor daarnet vanuit de linkerzijde dat de focus op het Nederlands in het hoger onderwijs al niet meer belangrijk is, maar ook de focus op Nederlands in het lager onderwijs is blijkbaar toch niet zo belangrijk. Waarom zeg ik dat? Omdat uit de data blijkt dat bij die kinderen en jongeren die thuis niet in contact komen met Nederlands na de schooluren, de kans op schooluitval drie keer zo hoog ligt. Dat is het drievoud. Hebt u nog argumenten nodig om te gaan focussen op het Nederlands en daar kordaat in te zijn? Zelfs nadat we de KOALA-test (Kleuteronderwijs Luistervaardigheid) hebben ingevoerd in de derde kleuterklas in oktober en november, waarbij we de mogelijkheid bieden om bij heel die derde kleuterklas de kennis van het Nederlands van die kinderen bij te schaven?
Wanneer blijkt dat aan het einde van die derde kleuterklas men toch nog niet genoeg Nederlands kent om met gelijke kansen te starten aan het lager onderwijs, zouden we ook aan de klassenraad van de kleuterklas de mogelijkheid geven om de overstap van die kinderen niet toe te laten. Vandaag bepleit ik dat. Ik heb daar vooralsnog geen bondgenoten in. Ik hoop dat we daar ook consequent in zijn en uiteindelijk doorzetten.
Een tweede onderdeel is om de basisscholen te versterken. Mijnheer De Witte, u haalde een concreet voorbeeld aan over de aanpak van dyslexie, waarbij werd afgevraagd hoe leerkrachten beter kunnen omgaan met de zorgnoden. Dat is niet alleen zo in het basisonderwijs, dat is trouwens ook in het secundair onderwijs. Net op dat vlak hebben we er, door het M-decreet op de schop te nemen, met het Leersteundecreet ervoor gezorgd dat we op velerlei vlakken zorgen voor een versterking van nieuwe en bestaande leerkrachten. Zodat ze beter gewapend zijn om in de gewone klassen, in het gewone onderwijs, beter te kunnen omgaan met die zorgnoden.
Hoe doen we dat? We hebben ervoor gezorgd dat er bijscholing is, waarbij we zowel Leerpunt als de pedagogische begeleidingsdiensten (PBD's) extra middelen hebben gegeven om bestaande leerkrachten te versterken op het vlak van wat wij basiszorg en verhoogde zorg noemen in het jargon. Dat was eigenlijk om kinderen met beperkte zorgnoden beter te kunnen opvangen in de klas. Dat is zo voor de bestaande leerkrachten.
Voor de nieuwe leerkrachten hervormen we de lerarenopleiding, net om voor die basiszorg en verhoogde zorg extra aandacht te genereren. Daarom voorzien we in beide gevallen voor extra middelen.
Ten derde, zorg er ook voor dat de leerkrachten vandaag beter ondersteund worden. Ik weet dat jullie gaan zeggen dat het nog te weinig is, maar we hebben het leersteunsysteem wel hervormt, waarbij er meer doelgerichte en vakkundige leerondersteuning kan worden georganiseerd voor leerkrachten in het gewoon onderwijs. Op die manier worden ze geholpen en bijgestaan in hun taak om met die zorgnoden van kinderen en jongeren te kunnen omgaan. We hebben daarvoor ondertussen, bij benadering, 3700 mensen: 3700 mensen die enkel dat doen. Dat systeem hebben we financieel opgetrokken tot 200 miljoen euro. We komen van, denk ik, 150 miljoen euro. We gaan dus naar 200 miljoen euro, enkel om te zorgen voor een betere ondersteuning van leerkrachten zodat ze in het gewoon onderwijs kunnen omgaan met zorgnoden. Dat zijn dus concrete financiële engagementen die we genomen hebben. Ongetwijfeld zal het weerklinken dat het nog te weinig is en dat het te laat is, maar het zijn gigantische budgetten, en de budgetten zijn toegenomen.
We moeten ook die onderwijsvormen waar de schooluitval verhoudingsgewijs hoger is, versterken. Daarom leggen we de focus op het bso en het tso. Ik wil nog iets zeggen over de B-stroom. Er wordt vaak pejoratief en negatief gesproken over de B-stroom, terwijl de B-stroom voor sommige kinderen gewoon de beste oplossing en het beste onderwijs is. Je mag dat niet onderschatten. Stel je voor dat je voor 100 procent van de leerlingen alles zou gaan veranderen omdat er sommige leerlingen in de B-stroom terechtkomen. Dat wil ik absoluut niet.
We komen, in samenspraak met collega Brouns, met een actieplan waarbij we focussen op drie speerpunten. Ten eerste, zorgen voor een betere en positieve toeleiding naar beroeps- en technische opleidingen. We willen niet de discussie voeren over de waterval als ‘last resort’, als laatste keuze, maar gewoon proberen positief toe te leiden op grond van de inschatting van de talenten van elke jongere. We kunnen zeggen: “Kijk, jij hebt meer aanleg en talent voor een technische of een beroepsopleiding dan voor een klassieke aso-opleiding, start dus onmiddellijk met het tso of het bso, want dat sluit het best aan bij je kwaliteiten en talenten.”
Een tweede speerpunt is ervoor zorgen dat het aanbod aantrekkelijker wordt. Ik was deze ochtend bij de opening van Sett, een beurs waarbij innovatie en technologie voluit wordt uitgespeeld. We hebben innovatie en technologie een boost gegeven met onze Digisprong. Er waren 128 exposanten, waarbij vooral ten aanzien van technische en beroepsopleidingen de meest innovatieve technieken werden tentoongespreid, gaande tot – wat wij ondersteunen – virtual reality. Nu gaat men aan de slag in het bso en het tso met virtualrealitybrillen, niet in het aso. Zo maak je heel tastbaar dat we kwaliteitsvol onderwijs inrichten en excellent onderwijs ambiëren, ook in het bso en het tso.
Ten derde willen we inzetten op nauwe samenwerking tussen bedrijven en scholen. Dat gaat in twee richtingen. Scholen moeten enerzijds hun aanbod nog meer kunnen richten op de opportuniteiten van de lokale arbeidsmarkt, maar evengoed moeten bedrijven niet alleen materialen en machines, maar ook mensen ter beschikking stellen aan het onderwijs. Via de figuur van de gastleerkracht kunnen ze een van hun werknemers enkele uren per week laten lesgeven en kunnen ze hun ervaring en expertise delen met de nieuwe generaties. Via die weg kunnen bedrijven ook investeren in de opleiding van mensen van de toekomst.
Ik ga nog met enkele positieve elementen komen – dat is een cliffhanger. Er is ook een ‘pendant’, waarbij je vaststelt dat de cijfers van het tweedekansonderwijs in vergelijking ook toenemen. Volwassenen of jongvolwassenen gaan uiteindelijk toch voor dat diploma secundair onderwijs. De cijfers nemen daar gevoelig toe. Na de reclame nog veel meer.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Het spectrum van onze vragen is zeer breed, van lager naar secundair onderwijs. Ik hoor u toch heel graag zeggen dat het lager onderwijs, het basisonderwijs, de basis is van alle leren, en het daar natuurlijk allemaal begint. Ik betrek er graag die kleuters bij, omdat we ook daar horen dat steeds meer kleuters een jaartje extra moeten kleuteren alvorens ze naar het eerste leerjaar mogen overgaan. Ook daar is die basiszorg, die verhoogde zorg, heel erg belangrijk, om iedereen op een juiste manier te kunnen meenemen, ook als dat misschien een jaartje langer duurt.
Daarvoor hebben de scholen uiteraard die extra middelen, die extra omkadering, nodig. Die extra middelen die er gekomen zijn, zullen met heel veel dank aanvaard zijn. Daar ben ik van overtuigd. Zoals u zegt, is het nooit genoeg. Dat kan inderdaad wel zo zijn, maar met wat we hebben, kunnen we al heel veel bereiken.
In reactie op het extra kleuterjaar gaf de heer Grielens van het CLB aan dat we daarin toch niet te streng moeten zijn, en die kleuters misschien toch moeten laten starten in het eerste leerjaar. Ik ben daar zelf geen voorstander van, maar ik hoor ook graag uw standpunt.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister. De lat lag voor u vandaag heel hoog. U kreeg heel veel verschillende vragen, en ik snap dat u niet op mijn vraag antwoordde. U kreeg nog een herkansing. U kreeg extra tijd, maar bent er niet op ingegaan. Maar goed, ik luister straks wel verder.
Minister, ik denk dat we weten wie de meest kwetsbare leerlingen zijn. We weten dat uit de cijfers. We weten dat wie spijbelt, wie blijft zitten, wiens mama niet goed opgeleid of laagopgeleid is, wie in een centrumstad woont, een grotere kans heeft om geen diploma te halen. Maar, minister, eigenlijk weet men in een school al heel goed welke leerling echt wel kans maakt om het later niet te halen, om te falen in het onderwijs. Ik denk dat we moeten luisteren naar die mensen en hen ook ondersteunen. Ik heb in het verleden al aangehaald dat we net die scholen moeten ontzorgen. Dat kunnen we doen door bijvoorbeeld brugfiguren in te zetten. Dat zijn figuren die tussen de scholen en de ouders gaan werken. Ik denk dat dat, minister, voorzitter, echt een oplossing is. Ik heb de vraag hier al vaak gesteld maar nog nooit een antwoord gekregen. Ziet u daar heil in? (Applaus van Willem-Frederik Schiltz en Stijn De Roo)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, mevrouw Kleuter … (Gelach)
Mevrouw Krekels. Wat ik wilde zeggen, is dat kleuters laten blijven zitten als oplossing voor schooluitval en schoolse achterstand, niet onze oplossing is. Neen, minister. Zorg inderdaad voor betere ondersteuning. Investeer in kleuteronderwijs. Zorg dat die kleutertjes klaar zijn om over te gaan. Maar ga niet gewoon zeggen een taaltest te organiseren, en dat als ze niet slagen, ze nog een jaar blijven zitten en het dan wel opgelost zal zijn. Dat is inderdaad een probleem van uw beleid, dat gebrek aan ondersteuning, en denken dat het met toetsen en kinderen achteruitschuiven en laten zitten wel opgelost zal zijn. Dat is zo’n foute oplossing.
Wat zijn de oplossingen die wij naar voren schuiven? Herzie uw financiering. Investeer inderdaad in die scholen met de meest kwetsbare leerlingen, van in de kleuterklas. Zorg voor sterke leerlingenbegeleiding. Versterk de CLB’s. Erken de armoedeproblematiek en pak die aan, samen met de welzijnsorganisaties. Financier brugfiguren, iets wat u nooit hebt willen doen, om ouders te betrekken bij het schoolgebeuren. Pak het lerarentekort structureel aan. Ook dat is deze legislatuur niet gebeurd. En dan Nederlands, Nederlands, Nederlands. Ja, minister, praat er niet alleen over, maar zorg voor die extra ondersteuning op het vlak van Nederlands. Zorg voor die taalbadklassen. Zorg voor een geïntegreerd taalbeleid op school, maar dat is er niet gekomen. Alleen maar toetsen. (Applaus bij Groen)
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, u vecht eigenlijk als een donquichot tegen windmolens. U komt hier zeggen dat jullie voor meer kwaliteit zijn, maar niemand in het onderwijs pleit voor minder kwaliteit. Niemand zegt dat je de lat naar beneden moet halen. U haalt de lat naar beneden voor die kleuters. U zegt dat ze mogen blijven waar ze zijn, dat jullie hen niet gaan stimuleren om verder te gaan in een hoger jaar. U doet dat, minister.
Wij hebben vier problemen op tafel gelegd, en ik heb eigenlijk geen oplossing gehoord. Er zijn 2300 leerkrachten te kort in het lager onderwijs. 2300, zegt Klasse. Tussen nu en 2028, wat gaat u daaraan doen? Ik heb niks gehoord. U zegt dat jullie de budgetten voor bijscholing hebben opgetrokken. Ja, er is 30 euro bij gekomen. Het is een feit dat we in de staart van Europa zitten. We zitten in de staart van Europa. Nederland geeft 700 euro per jaar per leerkracht. Wij geven 120 euro per jaar per leerkracht. Dat is veel te weinig om competente leerkrachten bij te vormen. Mijn vraag is dus of u dat budget niet kunt optrekken zodat leerkrachten die zeggen in deze diverse context meer vorming te willen volgen, dat mogen volgen? (Applaus bij de PVDA)
Mevrouw Isci heeft het woord.
Dank u wel, minister. Bedankt voor de ballon. Ik ze zie hier vliegen, maar ze blijven helaas wel in deze bubbel hangen. Want wat zegt u eigenlijk? Opnieuw dezelfde verhalen als altijd, opgewarmd in de magnetron, met een nieuw sausje erover. U zegt dat u uw werk goed hebt gedaan. Maar helaas zeggen de cijfers iets anders. De praktijk zegt iets anders. En de onderwijsexperten zeggen iets anders. Zelfs uw collega-minister Crevits zegt iets anders. Terwijl u altijd zegt dat u goed samenwerkt met Welzijn, zegt zij dat ze nog steeds staat te wachten op een uitgestoken hand die wordt aangenomen. En ons woorden in de mond leggen, dat wij niet akkoord zouden gaan met initiatieven, vind ik er ook lichtjes over. Wij zeggen net dat het beter kan en dat het structureel moet.
Wat doet u wel? U gaat een professionaliseringsmedewerker en een projectcoördinator aanwerven in Brussel, voor anderhalve fulltime-equivalent. Voor de klas? Neen. Voor een school? Ook niet. Voor een scholengemeenschap dan? Helemaal niet. In Brussel, voor heel Vlaanderen. Dus bijna tienduizend jongeren dreigen uit te vallen, en u gaat daar anderhalve fulltimemedewerker op zetten. Gelooft u oprecht, minister, dat dat voldoende is om het probleem structureel aan te pakken? (Applaus bij Vooruit)
De heer De Gucht heeft het woord.
Collega De Gucht? U moet luisteren in de klas. (Gelach)
Mijn excuses, voorzitter.
Het is een boodschap van algemeen nut, aangezien wij blijkbaar in het reclamestukje zitten volgens de minister. Dus, een boodschap van algemeen nut: beste Vlaming, beste Vlaanderen, wij falen.
U hebt daarjuist in uw tussenkomst bij de vorige vraagstelling verschillende keren het woord ‘democratisering’ gebruikt, minister. Vlaanderen faalt in democratisering. Als je kijkt wie er uitvalt, betekent dat dat Vlaanderen faalt, want juist degenen die we het meest zouden moeten beschermen, zijn de eersten die uitvallen.
Ten eerste, minister, wilt u de leerplicht verlagen en wilt u daar ook een sanctie aan koppelen voor degenen die inderdaad niet naar de school gaan? Ten tweede – ik weet dat ik maar één vraagstelling heb, maar het is in het geheel. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ten tweede, bent u bereid om in te zetten op het terugdringen van spijbelen en daar sancties aan te koppelen? Want dat zijn degenen die ook het rapst uitvallen.
Ik weet trouwens niet waar u dat vandaan haalt dat u geen medestanders vindt in het feit dat kleuters worden getest en al dan niet extra begeleiding krijgen. Bent u daarnaast bereid om te kijken in welke mate het mogelijk is om aparte lessen te organiseren om inderdaad zowel in de kleuterschool als in het geheel van het lager onderwijs leerlingen apart te nemen tot het moment dat zij genoeg Nederlands kennen?
De heer Laeremans heeft het woord.
Het is nu duidelijk, minister, dat er in het basisonderwijs veel meer nodig is dan enkel de KOALA-screening. Zo zijn er alsmaar meer zijinstromende nieuwkomers die rechtstreeks in de hogere studiejaren instromen, zonder dat zij voldoende Nederlands kennen en zonder dat zij tegengehouden worden via een bindende toegangsproef, met alle gevolgen van dien voor leerkrachten en leerlingen.
Daarnaast is er het probleem dat leerlingen op 12 jaar nu decretaal het recht hebben om zonder getuigschrift door te stromen naar 1B, puur op basis van leeftijd. Maar voor sommige van die kinderen zou een jaar extra in het lager onderwijs zeker een betere oplossing zijn. Gaat u ervoor zorgen dat in het secundair de toelatingsklassenraad daar meer inspraak in krijgt en dat men dat systeem dus eigenlijk afschaft? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb in eerste instantie enkel algemeenheden gehoord, kritiek die weerkeert.
Mevrouw Meuleman, u refereert aan het lerarentekort en zegt dat we daar niets aan gedaan hebben met deze regering. Wel, alles kan vanzelfsprekend beter, maar niettegenstaande de krapte op de arbeidsmarkt zijn we er dan toch wel mooi in geslaagd om het aantal onderwijspersoneelsleden te doen stijgen van 186.000 naar 210.000, ‘and still counting’. Ik zal niet in detail ingaan op alle maatregelen die we genomen hebben, maar we hebben er tig genomen, en met resultaat, namelijk tot 210.000. En we gaan ervoor zorgen dat er nog bij komen.
Vooruit zegt dan dat dat allemaal veel te weinig middelen zijn. We zijn in deze regeerperiode gegaan van een budget van om en bij de 12 miljard euro in 2019 naar meer dan 16 miljard euro in 2024, en er komt nog bij. Ook daar, zeggen dat het gewoon een kwestie is van extra middelen? Neen, het is geen kwestie van extra middelen. Anders zouden we minder problemen hebben.
Mijnheer De Witte, u zegt dat er meer moet worden geïnvesteerd in bijscholing. Maar waar bent u geweest? Ik heb bij herhaling geduid dat nu net dit jaar het budget voor bijscholing voor het basisonderwijs is verdubbeld! U moet niet van neen schudden, het is ja! Plus 100 procent! Nu kunt u opnieuw zeggen dat het te weinig en te laat is. Maar het is plus 100 procent. En voor het secundair onderwijs is het plus 50 procent. Dat zijn ook weer extra middelen die erbij komen en inspanningen die we doen.
Mevrouw Meuleman, wij zijn het fundamenteel oneens in de discussie. Ik bepleit inderdaad dat we ook de mogelijkheid geven aan de klassenraad van de derde kleuterklas om kinderen tegen te houden wanneer ze niet voldoende kennis van het Nederlands hebben. U noemt dat asociaal? Ik vind niets socialer dan dat, want anders kunnen die kinderen niet met gelijke kansen starten. Wanneer u iets anders bepleit, vind ik net dat echt asociaal. Ik ben blij dat ik ook vandaag van Open Vld steun krijg toegezegd om inderdaad het vertrouwen te geven – want blijkbaar hebt u geen vertrouwen in het kleuteronderwijs en in de kleuteronderwijzers die, natuurlijk vanuit de beste optiek ten aanzien van die kinderen, beslissen … Die gaan niet zeggen: “Haha, we gaan die eens tegenhouden!” Die doen dat met de beste bedoelingen, voor de toekomstkansen, de gelijke kansen van dat kind en wanneer het nodig is. En, inderdaad, dan zeggen zij aan de ouders van dat kind: “Wij gaan dat kind nog een jaar bij ons houden, het intensiever bijspijkeren op het vlak van de kennis van het Nederlands, zodat het met gelijke kansen kan starten in het lager onderwijs.” Dus: doortastende oplossingen hebben we echt meer dan ooit nodig. Dat is net bij uitstek sociaal.
Mevrouw Vandromme, heel de discussie – en dan zitten we in het secundair onderwijs – over het pleidooi voor een flexibelere modulaire aanpak: dat heeft deze regering mogelijk gemaakt. Ik leg het uit. Ja, we moeten proberen de jongeren die echt geïnteresseerd zijn in het praktijkgerichte maximaal uit te dagen. We hebben daar natuurlijk onze opleidingen in tso en bso voor, maar we stellen vast dat dat voor sommigen nog niet uitdagend genoeg is. Zij willen nog een sterkere praktijkcomponent. Net daarvoor hebben we duaal leren. Mevrouw Crevits is in een vorige regering samen met minister Muyters gestart met de invoering van duaal leren. Zij hebben dat geleerd in het buitenland. Daarbij wordt de combinatie tussen werkplekleren en schools leren gemaakt. Maar wij vertrekken in dat systeem met enige ambitie. Desondanks weten we dat sommige jongeren daar nog niet rijp voor zijn. Voor hen hebben wij de aanloopfase uitgedokterd. Voor jongeren die nog niet klaar zijn voor het werkplekleren en de combinatie met de schoolse opdracht maken we maatwerk mogelijk. Deze regering is op dat vlak gaan versoepelen, gaan flexibiliseren en maakt net een aanpak op maat mogelijk. Het is zelfs zo dat we in die aanloopfase ervan uitgaan dat we die jongeren voorbereiden op duaal leren. Maar ook voor de jongeren die er uiteindelijk niet in slagen om in aanmerking te komen voor dat duaal leren, bieden we een oplossing op maat, modulair. Dat kan erom gaan dat we hen enkel trachten te scholen op het vlak van generieke competenties. We maken ze dus rijp voor de arbeidsmarkt, we zorgen ervoor dat ze beschikken over de basisvaardigheden daarvoor, dat ze weten wat het is om te werken, om op tijd te komen, wat structuur is. We maken het zelfs mogelijk dat men enkel een beroepskwalificatie kan verkrijgen, zelfs zonder algemene vorming. Ook dat is mogelijk. Want dat is ook de kritiek die wordt geformuleerd. Men zegt: “Er is te veel focus, zelfs nog voor die categorie, op algemene vorming. Daar ligt de lat te hoog, in vergelijking met het praktijkgerichte.” Wel, het is ook mogelijk om een beroepskwalificatie te behalen waarbij men enkel kijkt naar die elementen en niet naar algemene vorming.
Ik kan nog wel enkele voorbeelden opsommen. Zo is de combinatie en samenwerking met kringloopwinkels mogelijk. Ik denk dat we daar ver gegaan zijn in de flexibilisering maar met behoud van de ambitie.
Tot slot zijn er zelfs de naadloos aansluitbare flexibele trajecten die van Onderwijs zijn overgedragen naar Welzijn. Dat is jaarlijks 11 miljoen euro. Daarmee worden die jongeren ondersteund die alsnog, zelfs met al die mogelijkheden, dreigen uit de boot te vallen. We proberen voor elke doelgroep zo maximaal mogelijk wat te bieden.
Daarbovenop nog eens een alternatieve leerweg proberen te organiseren, lijkt me niet verstandig. Dat is wat sommigen, ook in de media, vragen: welke werkgever gaat nog aantrekkelijke werkplekken aanbieden als er al stages zijn voor bso en tso, werkplekken in het kader van duaal leren, in het kader van de aanloopfase? Welke werkplekken kun je nog bieden aan die jongeren? Ook op dat vlak is realiteitszin nodig. Ik weet dat het moeilijk is om dat oude leren en werken te verlaten, maar we moeten vaststellen dat de schooluitval daar het hoogst is vandaag met 59 procent, maar de stijging is daar de afgelopen tien jaar ook het sterkst geweest. Tien jaar geleden was dat nog 53 procent. Dat noopt ons tot een hervorming met oog voor flexibiliteit en ambitie.
De CLB’s kregen wel degelijk extra middelen om schooluitval aan te pakken. Ze kregen 7,5 miljoen euro extra om preventief in te zetten op het psychosociale welzijn van de leerling en het vroegtijdig schoolverlaten. Dat is een ‘dedicated’ opdracht voor de CLB’s. We geven hun extra middelen, ze zijn net toegekend.
Tot slot, er zijn ook positieve elementen. De alternatieve weg om een diploma secundair onderwijs te halen, wint ook aan populariteit. Heel sterk zelfs. Inzake de aanvullende algemene vorming – niet altijd bekend bij het brede publiek – in het aanbod van het volwassenenonderwijs is er de mogelijkheid om alsnog het diploma secundair onderwijs te halen. Het aantal deelnemers neemt gevoelig toe, van 7800 naar 11.300 in tien jaar tijd. We zien een kering. Een andere tweedekansmogelijkheid wordt maximaal benut, namelijk de Examencommissie. Ook daar is er een gevoelige stijging van het aantal deelnemers. Het ene vlakt het andere niet uit, maar in een ruimere context zien we toch een vorm van nuance.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Collega’s, ik vind dat jullie heel sterk over de schreef gaan met jullie reacties. We weten dat er een grote diversiteit bestaat in onze klassen. Jullie moeten erkennen dat er de voorbije legislatuur echt wel ingezet is op maximale ondersteuning van onze leerkrachten om op die diversiteit zo goed mogelijk een antwoord te geven. Zoals de minister zegt: is dat genoeg? Neen, het is nog niet genoeg. Zaken die ingericht zijn, moeten worden geëvalueerd zodat het in de toekomst nog beter kan, maar we zijn er wel mee gestart. We zetten inderdaad in op dat Nederlands omdat het een cruciale factor is – dat zien we altijd in de cijfers – om te voldoen aan de vereisten en wetten om een bepaald diploma of getuigschrift te halen.
Als een kleuter nog niet klaar is om naar het eerste leerjaar te gaan, hou hem dan nog een jaartje in de kleuterklas. Dat kan geen kwaad. Hij kan er later een jaar bij winnen. Net zo in de lagere school: het kan helpen om een jaartje langer in de lagere school te blijven om succesvol het secundair onderwijs aan te gaan. Het is helemaal niet erg om meer tijd te nemen om leerlingen klaar te stomen voor de juiste richting. Daar gaan wij voor. Verdergaan, daar gaan we ons voor blijven inzetten. We gaan de leerkrachten blijven ondersteunen om voldoende zorg maar ook voldoende uitdagingen te bieden aan alle leerlingen van de klas. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, collega’s, een op de zeven leerlingen haalt geen diploma. Een op de zeven! Dat zijn cijfers, en achter elk cijfer zit er een gezicht, een leerling, een kind, een verhaal. Dat zijn de verhalen waar de leerkrachten en de scholen elke dag mee aan de slag gaan, die ze elke dag ervaren.
Minister, ik denk dat die leerkrachten en die scholen echt het allerbeste doen om die leerlingen maximaal te begeleiden. Maar sommige leerlingen glippen door hun vingers. Door enkel te zeggen dat we de lat hoger gaan leggen, zullen we er niet komen, minister.
Eerlijk, ik ben wat ontgoocheld. U kreeg extra tijd om uw verhaal te doen en om te zeggen wat u allemaal doet, maar ik merk toch dat wat er op het veld leeft bij die leerkrachten en bij die leerlingen, blijkbaar niet tot bij u komt. De vraag is om op maat van die leerlingen toch een aanbod te doen, en dat gebeurt nu niet. Ik denk dat we echt nood hebben aan die flexibiliteit, om op maat mogelijk te maken dat er een opstap is, dat men een springplank krijgt om het diploma te halen. Dat niet doen is schuldig verzuim. (Applaus bij cd&v)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik val wel echt van mijn stoel van die oplossing van de N-VA voor schooluitval en ongekwalificeerde uitstroom: zittenblijven. Als er nu iets is wat de beste voorspeller is voor schoolse uitval en voor ongekwalificeerde uitstroom, dan is het zittenblijven. Studie na studie toont dat aan, en u weet dat, mijnheer Daniëls. Hoe meer leerlingen moeten blijven zitten, hoe minder gemotiveerd ze zijn en hoe rapper ze uitstromen. Laat die kleuters dus niet zittenblijven, maar investeer in het kleuteronderwijs. Zorg ervoor dat er kinderverzorgers zijn, dat er voldoende handen in de klas zijn, dat er met die verschillende en diverse leerlingenpopulatie aan de slag kan worden gegaan, dat taal kan bijgebracht worden aan die kindjes, en dat ze op 6 jaar klaar zijn om naar het eerste leerjaar te gaan. Maar dat gebeurt nu niet. Er zijn te weinig handen in de klas, er zijn te weinig kinderverzorgers, en dan laten we ze maar een jaartje zittenblijven. Dat is nu eens absoluut niet onze oplossing. (Applaus van Groen)
Collega’s, minister, de N-VA in het onderwijs staat echt niet voor alle Vlamingen. De N-VA is er voor de Nederlandssprekende aso-leerling met hoogopgeleide ouders, en de rest laten jullie achter. Met Groen zullen wij altijd blijven vechten voor eerlijke kansen, en eerlijke kansen voor alle leerlingen vooropstellen. (Applaus van Groen. Opmerkingen bij de N-VA)
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, u zegt dat u het budget voor bijscholing verdubbeld hebt. Ja, u hebt het verdubbeld, maar als je bijna niets hebt, dan is het natuurlijk gemakkelijk om te verdubbelen. Het budget was 60 euro, en u hebt het verdubbeld naar 120 euro. Weet u wat één studiedag in het onderwijs kost? Je zit al snel aan 300 euro. Nederland geeft 700 euro per leerkracht per jaar. Het budget is dus nog altijd veel te laag, dat is evident.
Ten tweede zegt u: “Wij voeren een sociaal beleid.” Dat hebt u gezegd. Maar u weet toch wel dat kinderen uit een arm gezin vijf keer meer kans hebben om te blijven zitten in ons onderwijs? De N-VA trekt zich daar niets van aan, totaal niets. Jullie doen daar niets rond, niets! (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Maar die spreken Nederlands, collega Daniëls, die spreken Nederlands. Kinderen uit een arm gezin in West-Vlaanderen blijven ook zitten in ons onderwijs, dat blijkt uit tal van studies. Dat is het probleem. Ons onderwijs is een ongelijkheidsmachine en dat is het probleem. (Opmerkingen)
In plaats van eenzijdig, kleingeestig, louter en alleen op het Nederlands te focussen … (Opmerkingen)
… moeten wij focussen op taalvaardigheid, en op het leerkrachtentekort natuurlijk.
Minister, ik heb nog geen woord gehoord over hoe u het probleem van de leerkrachten gaat oplossen in het basisonderwijs, voor alle leerlingen, van eender welke achtergrond, en eender welke taal. Dat is cruciaal. (Applaus bij de PVDA)
Mevrouw Isci heeft het woord.
Collega's, minister, het raakt mij persoonlijk superdiep als u hier, in commissies en overal in de media blijft beweren dat het versoepelen van de aanloopstructuur de oplossing is. Dat is niet waar. Dat klopt niet. Dat wil zeggen dat u het nog altijd niet begrijpt en dat u niet luistert naar de onderwijsmensen en naar de onderwijsexperten. Vanaf dag één hebben wij, als Vooruit, samen met de experten uit het onderwijsveld, gewaarschuwd dat jullie een belangrijke doelgroep uit het oog zouden verliezen.
Jullie moeten gebruikmaken van hun expertise. De experten blijven dat ook keer op keer, verslag na verslag, aangeven. U luistert gewoon niet.
Ondertussen merk ik op dat cd&v hier commentaar levert op een onderwijshervorming die door hun eigen minister is doorgevoerd. Nu, dat het werkveld ondertussen weet dat ze van deze regering niets meer moet verwachten, dat is een understatement. De achteruitgang en de stilstand zijn onwezenlijk. Het zal voor een volgende regering zijn om dit recht te trekken. Onze plannen staan alvast klaar. (Applaus bij Vooruit)
Collega, mag ik u feliciteren met uw eerste actuele vraag? (Applaus)
De actuele vragen zijn afgehandeld.