Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het onderzoek van het Jeugdonderzoeksplatform (JOP) naar de staat van de jeugd
Verslag
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, een paar dagen geleden kwam de vijfjaarlijkse JOP-monitor (Jeugdonderzoeksplatform) uit en die geeft altijd een duidelijk beeld van hoe het met onze kinderen en jongeren is gesteld. Er zitten heel veel interessante elementen in, maar ik wou het heel specifiek met u hebben over de jeugdsector. We zien dat heel veel kinderen de weg vinden naar het jeugdwerk, naar de sportclub en naar cultuuractiviteiten. We zien ook dat nog steeds heel veel kinderen die weg niet vinden. Het gaat dan vooral over kwetsbare gezinnen: kinderen met allochtone ouders, maar evengoed kinderen waarvan de ouders geen diploma secundair onderwijs hebben of kinderen die in kansarmoede opgroeien. Het gaat over heel veel verschillende kwetsbare groepen, maar er is een constante, namelijk dat het vaak kinderen zijn waarvan de ouders ook geen toegang hadden tot het jeugdwerk of tot de sportclub.
Ik zie dat zelf ook heel persoonlijk. Ik heb zelf twee kinderen. Van mij mogen de kinderen doen wat ze willen qua buitenschoolse activiteiten, maar ik vond het wel heel belangrijk om mee te geven dat ik graag had dat ze ofwel in de jeugdbeweging gingen ofwel in een sportclub, voor een ploegsport, omdat ik daar zelf in mijn jeugd heel veel zaken heb geleerd. Ik herken dat heel erg.
Het belang van dat jeugdwerk is extreem groot. Hoe zorgen we ervoor dat ook de kinderen die het eigenlijk misschien zelfs het meeste nodig hebben in dat jeugdwerk, in die sportactiviteiten geraken?
Er worden veel initiatieven rond genomen, maar we zien dat er nog steeds meer nodig is. Nochtans is de vraag er, want je ziet heel veel nieuwe zaken ontstaan, andere vormen van jeugdwerk, andere vormen van sport. Vaak zijn die iets vrijblijvender en krijgen ze ook geen structurele subsidies – ook dat is een aandachtspunt.
Mijn vraag is volgens mij een bekommernis van heel veel mensen hier: hoe zorgen we ervoor dat meer kinderen in de sportclub geraken, in de jeugdbeweging geraken, zodat ook zij daar vriendschappen voor het leven kunnen uitbouwen?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, ik breng een variatie op hetzelfde thema. Er stond inderdaad heel veel in de resultaten van het JOP. Zo stond er dat het mentale welzijn van onze jongeren nog altijd een aandachtspunt blijft. Dat weten we en we vestigen daar aandacht op. Daarnaast stond er dat armoedeproblematiek en twijfel of in de knoop liggen over genderidentiteit voor negatieve gevoelens zorgen. Ook dat weten we en nemen we mee. Ook stond er dat onze jongeren niet werkschuw zijn en graag bijklussen om eigen uitgaven te bekostigen. Dat is mooi meegenomen en het is fijn dat dat eens wordt beklemtoond. Verder stond er dat onze jongeren maatschappelijk geëngageerd en politiek geïnteresseerd zijn, hoewel ze zelden partijpolitiek actief zijn, collega’s. Dat zijn allemaal goede zaken en zaken die we meenemen in het beleid.
Collega Anaf stelt terecht dat we al heel wat jongeren naar het jeugdwerk krijgen. Ik heb het dan over het brede jeugdwerk: sport, cultuur, jeugdverenigingen. Het gaat over maar liefst zeven op de tien jongeren. Dat is een goed cijfer. Helaas is dat niet veel meer dan bij de vorige meting, in 2018.
Er is een tweede bijkomstigheid in die conclusie, en die is dat het spijtig is dat we merken dat, zoals collega Anaf al aanhaalde, heel wat jongeren, bijvoorbeeld met een migratieachtergrond of uit een lagere socio-economische klasse, wel de weg vinden naar het jeugdwerk, maar dat dat dan doelgroepgericht jeugdwerk is. Ons jeugdwerk weerspiegelt dus eigenlijk nog altijd niet de diversiteit van onze samenleving. Onze scholen, onze wijken, onze werkvloer zijn heel erg divers, en toch zien we een opsplitsing in die jeugdverenigingen.
Minister, mijn vraag is heel simpel: wat gaan we doen? Hoe zullen we ervoor zorgen dat ons jeugdwerk effectief de weerspiegeling is van die diversiteit?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s Perdaens en Anaf, ik dank jullie voor de vraag. Het laat toe om de JOP-monitoring 2023 wat aandacht te geven. Die heeft wat aandacht gekregen in de pers. Het is een heel goede zaak dat die hier in het parlement aan bod komt. Het is een vijfjaarlijkse bevraging van maar liefst zevenduizend jongeren – dat is een bijzonder straf werk van de wetenschappers – rond ongeveer alle belangrijke thema’s die jongeren vanaf 12 jaar aanbelangen.
Een van de merkwaardige vaststellingen is dat heel veel jongeren betrokken zijn in het verenigingsleven. Dat verwondert mij natuurlijk niet. Meer dan zeven op de tien jongeren zijn actief in het verenigingsleven. We hebben allemaal wel gevoeld dat dat verenigingsleven tijdens corona onder druk stond. Ook vandaag kampen nog heel wat verenigingen met een tekort aan vrijwilligers. Het is zeer hoopgevend om te zien dat alvast bij de jongeren dat engagement daar niet onder heeft geleden. We zien ook dat er heel veel vrijwilligers zijn, in sportverenigingen, in cultuurverenigingen, en de helft van de vrijwilligers via het jeugdwerk. Dat zijn toch positieve resultaten.
Jullie hebben hier terecht de vinger op een pijnlijke wonde gelegd die we al langer kennen. Bepaalde groepen jongeren zijn minder vertegenwoordigd in het jeugdwerk: jongeren met een migratieachtergrond, jongeren met een beperking, jongeren die uit een kansarm gezin komen, met ouders met een beperktere opleiding. Heel opvallend is dat dat ook geldt voor jongeren uit het bso: zij komen er overal, in alle aspecten van de staat van de jeugd, slechter uit. Daar moeten we inderdaad hard aan het werk.
Hoe hebben we het de afgelopen jaren gedaan en hoe zullen we er het komende jaar aan voortwerken? Ten eerste gaat het niet over het jeugdwerk alleen. Een van de vijf prioriteiten van ons jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP) is vrije tijd toegankelijk maken voor iedereen, vanuit de vaststelling in artikel 31 van het Kinderrechtenverdrag dat die vrije tijd een kinderrecht is, dat die geen bijzaak is, maar ongelooflijk belangrijk in de ontwikkeling van kinderen en jongeren. We hebben daar heel wat projecten aan gekoppeld.
Binnen het jeugdwerk gebeurt dat met de samenwerking Komaf, een samenwerking tussen de vier ‘kenniscentra’ Ambrassade, Bataljong, Jint en het Kenniscentrum Kinderrechten (KeKi). Die werken samen om binnen het jeugdwerk diversiteit en inclusie te realiseren via vormingen, intensieve begeleidingen en proeftuinen.
We hebben hier onlangs – eind vorig jaar – het geïntegreerd Jeugddecreet goedgekeurd. Dat bevat tal van elementen die deze problematiek structureel moeten aanpakken. Een van die elementen is dat het gelijkekansenbeleid een algemeen beoordelingscriterium is, zowel bij de structurele erkenning van jeugdorganisaties als bij projectmatige ondersteuning.
Heel belangrijk – en ook een belangrijke symbolische realisatie qua erkenning – is dat we een echte erkenning zullen voorzien voor organisaties die werken met doelgroepen als jongeren met een beperking en kwetsbare jongeren. Zij zullen een structurele erkenning krijgen.
Collega Perdaens, ik ben het niet helemaal eens met uw uitspraak dat dat een illustratie is van iets dat niet goed werkt. Ik denk dat we een combinatie moeten maken van enerzijds doelgroepspecifieke werkingen – zeker ten aanzien van jongeren met een beperking en ten aanzien van kwetsbare kinderen en jongeren – en anderzijds het streven naar het meer toegankelijk maken van het algemene jeugdwerk.
Hoe gaan we dat de komende maanden verder doen? Ten eerste gaan we een veertiental projecten ondersteunen die werken rond vrijwillig engagement en die er ook voor willen zorgen dat er brugfiguren ondersteund worden die bruggen leggen tussen verschillende gemeenschappen en verschillende groepen. We gaan ook heel hard werken aan het versterken van engagement en aan het toegankelijker maken van de kadervorming, om ervoor te zorgen dat ook in de leiding en bij het bestuur van die organisaties meer en meer jongeren betrokken worden uit die groepen die nu minder vertegenwoordigd zijn.
De heer Anaf heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik weet dat er geen mirakeloplossingen zijn. Ik ben zelf schepen van Jeugd geweest, en ook een aantal mensen in deze zaal zijn lokaal actief of actief geweest. Ik denk dat iedereen daarmee worstelt. Je ziet dat ook jeugdverenigingen en sportverenigingen daarmee worstelen. Vaak staan die wel open voor diversiteit, bijvoorbeeld voor mensen in armoede, maar merken ze dat ze hen zeer moeilijk bereiken. Er zijn dus geen mirakeloplossingen.
Ik wil toch nog een aantal dingen zeggen. Ik denk dat we moeten bekijken hoe we de nieuwe vormen die ontstaan, dichter bij het traditionele jeugdwerk kunnen brengen. Verder zie je dat die nieuwe vormen het vaak moeilijk hebben om, bijvoorbeeld, voldoende subsidies te krijgen, omdat je een aantal heel grote organisaties hebt die heel sterk staan en omdat de pot de pot blijft. Als er nieuwe organisaties bij komen, moeten andere iets afgeven.
Ik vond het een goede suggestie zonet van de collega van Open Vld. Ik hoor dat 20 miljoen euro eigenlijk maar ‘kleingeld’ is in de begroting. Dat is wel bijna 30 procent van alle middelen die deze Vlaamse Regering besteedt aan Jeugd. Als dat toch maar kleingeld is, geef dan 20 miljoen euro extra aan de minister van Jeugd en zorg ervoor dat ook al die nieuwe initiatieven voldoende middelen krijgen zonder dat de andere initiatieven middelen moeten verliezen. (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord, minister. Natuurlijk is het een grote stap dat we die moeilijk bereikbare jongeren kunnen toeleiden naar doelgroepgerichte werkingen. Dat is een eerste stap, maar dat is niet het einddoel. Het einddoel is toch een absoluut inclusieve jeugdwerking, waarbij we al onze jeugd in al onze jeugdwerkactiviteiten kunnen betrekken. Ik denk dat dat ook oprecht uw doel is en het doel van iedereen hier en dat we daarop dus moeten kunnen blijven inzetten.
We bereiken al heel veel van die jongeren perfect, maar we blijven zitten met die drie op de tien die we nu niet bereiken en die we ook in 2018 eigenlijk nog niet bereikten. Mijn vraag is dus hoe we ervoor gaan zorgen dat we die drie op de tien alsnog naar het jeugdwerk kunnen trekken en hen kunnen betrekken, eerst misschien via doelgroepgerichte werkingen en via compleet inclusieve gewone jeugdwerkingen – dat is allemaal prima voor mij. Hoe gaan we hen betrekken, hetzij via Jeugd, hetzij via andere domeinen? Hoe zorgen we ervoor dat ook zij die kansen kunnen genieten?
De heer Brusselmans heeft het woord.
Minister, collega's, er worden hier heel terecht enkele positieve zaken uitgelegd, zoals het engagement van onze jeugd, de werklust die ze hebben, het vrijwilligerswerk. Er zijn nog andere positieve elementen die niet genoemd zijn, zoals het feit dat het Vlaams Belang keer op keer de populairste partij is bij jongeren, ook weer in dit onderzoek.
Maar er zijn hier ook enkele negatieve elementen uit te halen die mij wel zorgen baren. Als we kijken naar drie zaken waar jongeren het negatiefst tegenover staan, dan blijkt uit het onderzoek dat dit de top drie is. Ten eerste, mensen met een andere politieke voorkeur, wat nogal problematisch is in een democratie, waar je elkaars ideeën moet kunnen bestrijden, maar natuurlijk wel, los van de politiek, nog altijd overeen moet kunnen komen. Anders heb je geen democratie meer. Maar twee en drie zijn rijke mensen en – houd u vast – joden. Ik denk dat er hier toch bepaalde mensen zijn, of toch bepaalde partijen, die heel wat boter op hun hoofd hebben. Stop dus alstublieft met voortdurend die Hamaspropaganda de wereld in te sturen, of ministers zoals Caroline Gennez, die de haat tegen joden alleen maar doen opflakkeren. Want het is effectief een probleem aan het worden. We zien het in dit onderzoek. (Opmerkingen bij Vooruit)
Ja, ik weet dat het gevoelig ligt, maar het is echt een probleem aan het worden. En als we niet oppassen, gaan er gewonden vallen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega's, ik wil me graag aansluiten bij de vraagstelling die aan bod is gekomen, namelijk de bezorgdheid rond het kunnen betrekken van elk kind. Ik denk dat het een zaak is waar al heel veel jaren in geïnvesteerd wordt. Het is ook al heel lang een prioriteit. En we weten inderdaad – de collega’s hebben er al naar verwezen – dat dat een uitdaging is en ook een uitdaging zal blijven.
Ik ben blij dat er al heel veel initiatieven zijn en dat er ook diversiteit is in de sector, waar kinderen en jongeren wel hun weg naar vinden. Er zijn heel wat handvatten. Ik zou natuurlijk wel opletten voor het instrumentaliseren van het jeugdwerk. En dat we elk kind naar het jeugdwerk gaan krijgen, dat mag ook niet de doelstelling op zich worden.
Minister, u hebt heel wat elementen aangehaald om nog extra op in te zetten. Ik wil u daar enkel toe aanmoedigen, maar wil eveneens een vraag stellen. Het jeugdwerk wordt georganiseerd voor kinderen en jongeren en ook door kinderen en jongeren. Ik wil u dus vragen om dat zeker ook te doen in overleg met het jeugdwerk dat Vlaanderen rijk is.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de extra vragen. Ik zal beginnen bij de opmerking van collega Brusselmans. Ik ben het er absoluut mee eens dat het een werkpunt is bij onze jongeren om zeker een aantal waarden mee te geven via het onderwijs, via opvoeding en ook via het jeugdwerk. Een daarvan is tolerantie. Dat lijkt mij essentieel, waar het gaat over politieke overtuiging, en uiteraard ook waar het gaat over migratieachtergrond. Daar volg ik u helemaal in.
De methodologie van het onderzoek kennende, zou het mij verwonderen dat de uitspraken van collega-ministers over de zaak-Gaza een impact hebben gehad op dit element, maar dat terzijde.
Algemeen, collega's, gaat het erover dat we er niet voor moeten zorgen dat elke jongere toegang heeft tot de KSA, de Chiro of de scouts. Het is geen betrachting van het beleid om elke jeugdwerking op elk moment divers te maken met alle groepen. Het is natuurlijk een mooi streven om dat wel te doen, maar we moeten er vooral voor zorgen dat elke jongere in Vlaanderen en in Brussel toegang heeft tot kwaliteitsvolle vrije tijd. Voor de ene zal dat de Chiro, de scouts, de KSA of een andere jeugdbeweging zijn. Voor nog een andere zal dat een sportclub zijn. Voor sommigen zal dat een doelgroepspecifieke werking zijn. We moeten er inderdaad vooral voor zorgen dat virtueel 100 procent van onze jongeren toegang heeft tot kwaliteitsvolle vrije tijd. Daarover gaat het.
En inderdaad, collega Anaf, ook wanneer er nieuwe vormen komen, wanneer er nieuwe organisaties naar voren komen, buiten de klassieke, bestaande, gevestigde waarden, die heel straf zijn in ons land, moeten we daar ook de nodige financiering voor voorzien. U weet dat we bij de begrotingsopmaak 2024 in totaal 10 miljoen euro extra middelen hebben voorzien, waaronder 6 miljoen euro recurrente middelen, precies om ervoor te zorgen dat wanneer in de toekomst op basis van het nieuwe Jeugddecreet extra organisaties erkend worden, die ook allemaal de middelen kunnen krijgen waar ze recht op hebben. Ik ga dus helemaal akkoord. Het is misschien geen 20 miljoen euro, maar het is wel 10 miljoen euro extra middelen.
Daarnaast, collega Perdaens, volg ik natuurlijk uw stelling dat we zo veel mogelijk inclusie moeten nastreven, maar ik denk wel dat het nooit voor 100 procent alleen daarover zal gaan. Neem het voorbeeld van jongeren met een beperking: voor velen van hen is een klassieke jeugdbeweging absoluut mogelijk. We hebben trouwens ook een initiatief gelanceerd om dat te doen. Maar voor sommige jongeren is er meer nood aan een specifieke werking, waarbij ze ook extra ondersteund worden. Dat is de reden waarom we zowel inzetten op het inclusief maken van onze klassieke jeugdbewegingen, maar evengoed die doelgroepspecifieke werkingen blijven ondersteunen.
Ik denk dus dat het een en-enverhaal is. Zelfs als we volledig slagen in ons opzet, gaan we nog altijd doelgroepspecifieke werkingen, zoals voor jongeren met een beperking, moeten ondersteunen, en zelfs met heel veel ambitie. Zoals gezegd is het nieuwe Jeugddecreet op dat vlak wel een kentering. In het verleden was de erkenning voor die organisaties niet structureel verankerd. Dat gebeurt nu wel, niet alleen met een erkenning, maar ook met een structurele financiering die ervoor zal zorgen dat de doelgroepspecifieke werkingen beter betoelaagd kunnen worden.
In het algemeen ben ik ervan overtuigd dat we de capaciteit van het jeugdwerk ook in de komende jaren moeten blijven versterken, om ervoor te zorgen dat elke jongere aanspraak kan maken op kwaliteitsvol jeugdwerk.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik zou willen afsluiten met nog een oproep, om ervoor te blijven zorgen dat elk kind in onze samenleving de kansen krijgt om vrije tijd te beleven, maar ook om de dingen mee te krijgen die je bij een jeugdvereniging of in een teamsport meekrijgt. Dat zijn andere zaken dan wat je op school leert. Je leert daar om samen te werken, om samen te winnen, samen te verliezen, samen op kamp te gaan. Dat zijn zaken die extreem belangrijk zijn voor elk kind. Je ziet dat er een ongelijke toegang is daarnaartoe. Het is aan ons samen, zowel de Vlaamse Regering als alle lokale besturen, over meerderheid en oppositie, om ervoor te zorgen dat we elk kind die kans kunnen bieden. Ik vind dat we ons daarvoor moeten blijven inzetten. Ik denk ook dat we nog een tandje moeten bijsteken, samen met de sector, en samen met iedereen die bereid is zijn verantwoordelijkheid daarvoor te dragen. (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, we stranden een beetje bij die drie op tien jongeren die het moeilijkst bereikbaar zijn, en die we nog altijd niet tot bij een sport- of jeugdvereniging krijgen. Zij lopen de fantastische kansen mis die ons jeugdwerk biedt, om je te ontplooien en weerbaar te maken, om deel uit te maken van een gemeenschap en te weten wat dat is. Dat zijn zaken die we iedereen toewensen. Je kunt er vrienden maken voor het leven. Iedereen die in het jeugdwerk gezeten heeft, weet dat. Dat zijn dus zaken die je iedereen toewenst, en dus zeker ook die drie op tien. Ik pleit ervoor – en mijn fractie pleit ervoor – dat we erop blijven inzetten om hen te betrekken. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.