Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Wilfried Vandaele, Willem-Frederik Schiltz, Bart De Wever en Tom Ongena over de programmatische aanpak stikstof.
De algemene bespreking is geopend.
Gelet op het feit dat dit rechtstreeks in de plenaire vergadering wordt geagendeerd, is de spreektijd per erkende fractie maximaal een uur. Die van de PVDA bedraagt dertig minuten. Als onafhankelijken iets zinnigs te zeggen hebben over dit onderwerp, hebben ze tien minuten. Als u een tussenkomst vanop de banken doet, hebt u volgens het reglement een spreektijd van maximum vijf minuten.
Sorry, collega Tobback, maar als ik zoiets zeg, dan kijk ik altijd automatisch recht naar u, maar u moet zich niet geviseerd voelen. (Lacht)
Ik ben bereid om mij te beperken tot mijn spreektijd van één uur, hoor, voorzitter.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, er is een lange voorgeschiedenis, maar het voorstel van Stikstofdecreet ligt hier vandaag ter stemming. Wij schetsen eerst enkele krachtlijnen van het voorstel decreet en van het amendement. Vervolgens geven we enkele replieken op het nieuwe advies van de Raad van State, dat eergisteren is binnengekomen. Mijn collega’s Van Rompuy en Coenegrachts zullen dat straks ook doen. Het is immers belangrijk dat onze repliek in de Handelingen wordt opgenomen.
Wij hebben aan de oppositie voorgesteld om geen ellenlange saaie voorlezing te doen, en de replieken te laten opnemen als bijlage bij de Handelingen, maar Groen en Vooruit waren het daar niet mee eens. Daardoor zijn wij dus genoodzaakt een voorleesoefening te doen waar niemand vrolijk van zal worden, vrees ik. Dat terwijl Gedichtendag eigenlijk pas morgen is. Jammer, maar helaas.
Waar de Raad van State in zijn eerste advies ons vroeg om de keuzes beter te motiveren en extra te onderbouwen, hebben we dat ook gedaan.
Dat blijkt ook uit het volume van het amendement: 250 pagina’s. Op alle suggesties van de Raad van State ingaan, konden en kunnen we echter niet. Zoals elk voorstel van decreet, is wat voorligt immers geen louter juridisch werkstuk, maar ook het resultaat van een politiek vergelijk, van een evenwicht tussen standpunten. Wat nu voorligt, is het hoogst haalbare. In dit parlement, collega’s, is er geen democratische meerderheid om een strenger voorstel van decreet goed te keuren. In dit parlement is er ook geen democratische meerderheid om een minder streng voorstel van decreet goed te keuren. Wat vandaag voorligt, is geschreven binnen de marges die de Vlaamse democratie, die Vlaamse kiezer ons heeft aangereikt.
Vandaag leggen we het grote PAS-decreet (Programmatorische Aanpak Stikstof), het algemene kader, ter stemming voor. Er komt nog een apart voorstel van decreet over de technieken om ammoniakuitstoot te verminderen, maar dat werd eerst voorgelegd aan Europa in het kader van de TRIS-aanmelding (Technical Regulation Information System).
Het Stikstofdecreet is absoluut noodzakelijk, zeker na de arresten van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Alleen zo kunnen we vermijden dat er een vergunningenstop komt voor de woningbouw, voor openbare werken, voor landbouw, voor industrie.
Zijn wij zeker, collega’s, dat het decreet niet zal worden aangevochten? Neen, uiteraard niet, dat ben je nooit, voor geen enkel regelgevend initiatief, of het nu gaat om Ruimtelijke Ordening, Welzijn, Onderwijs of wat dan ook.
De kritiek van de oppositie is zoals steeds voorspelbaar.
Er zou te weinig in zitten voor natuur en milieu. De doelstellingen voor de vermindering van stikstofdepositie zijn decretaal verankerd, collega’s: 60 procent reductie van de uitstoot in 2030 tegenover 2015 voor varkens en pluimvee; 15 procent voor vlees- en melkvee; 20 procent voor mestkalveren; 30 procent voor mestverwerkingsinstallaties. En daarbovenop komt nog eens de vrijwillige opkoopregeling voor varkens. De reductie van de varkensstapel met 30 procent tegen 2030 bedraagt 1,7 miljoen varkens minder. Er komt in 2028 een nulbemesting in natuur. Het decreet behoudt de datum van 2030 als doelstelling. Er is ook 1,2 miljard euro vooropgesteld voor natuurherstel. Is dat te weinig voor milieu en natuur? Daar zijn wij het niet mee eens.
De regeling zou alle lasten op de landbouw schuiven en de industrie ontzien. We weten dat de impact van de landbouw, via ammoniak, anders is dan die van de industrie, via NOx. Ammoniak slaat onmiddellijk neer op het natuurgebied in de buurt van de bron, bijvoorbeeld het landbouwbedrijf, en heeft dus een directere impact. Dat de industrie wordt ontzien, klopt niet. De industrie moet NOx met 45 procent verminderen, de landbouw ammoniak met 40 procent. Nieuwe aanvragen voor industrie worden vijf keer strenger beoordeeld dan vroeger.
Er is 2,4 miljard euro voorzien voor flankerend landbouwbeleid. Er komt een grondenbank voor jonge boeren. Er zijn uitzonderingen voor kleinschalige bedrijven en voor bioboeren. Voor emissiearme stallen komt er een tussenkomst van 40 procent, waar dat vroeger 30 procent was, en voor jonge boeren zelfs van 65 procent. Vandaag is dat 40 procent. Dat we dus geen oog zouden hebben voor de toekomst van de landbouw, collega’s, klopt niet.
De grote bedrijven en de grootschalige landbouwbedrijven zouden bevoordeeld worden ten koste van de kleinere. We hebben vastgehouden aan de de-minimisdrempels. Die zorgen ervoor dat niet voor elke vergunningsaanvraag, hoe beperkt de stikstofimpact ook is, een passende beoordeling moet worden gemaakt. Een passende beoordeling, collega’s, betekent een lijvig dossier opgesteld door een studiebureau. Dat vermijdt dus een enorme papiermolen. Concreet betekent dat voor de landbouw dat 44 procent van de bedrijven onder die drempel vallen en dus zonder veel gedoe hervergund kunnen worden.
De onvergunbaarheidsdrempel voor landbouw en mestverwerkers in het beoordelingskader ammoniak wordt geschrapt.
Die hield in dat de zwaarste vervuilers geen vergunning meer konden krijgen. We schrapten die onvergunbaarheidsdrempel op vraag van de Raad van State in zijn eerste advies, maar dat betekent natuurlijk niet dat al die bedrijven nu zonder moeite wel een nieuwe vergunning kunnen krijgen. Nee, voor elke aanvraag boven de de-minimisdrempel is een individuele passende beoordeling nodig. Dat geldt voor landbouw, maar ook voor industrie. Is de impact te hoog, dan is de activiteit in de feiten alsnog onvergunbaar.
Collega’s, het nieuwe advies van de Raad van State gaat op vele plaatsen voorbij aan de extra argumentatie en onderbouwing die wij, op vraag van de raad in zijn eerste advies, in ons amendement hebben opgenomen, ook waar wij ons baseren op uitspraken van het Europese Hof van Justitie en op uitspraken van de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
En zelfs voor die zaken waar de Raad van State geen commentaar op geeft, houdt hij blijkbaar een slag om de arm. Goed luisteren, ik citeer: “Uit de vaststelling dat over een bepaling in de voorgestelde regeling in dit advies niets wordt gezegd, kan niet zonder meer worden afgeleid dat er niets over gezegd kan worden en, indien er wel iets over wordt gezegd, dat er niets meer over te zeggen valt.” Dat komt uit het advies van de Raad van State. Collega’s, ik herhaal: “Uit de vaststelling dat over een bepaling in de voorgestelde regeling in dit advies niets wordt gezegd, kan niet zonder meer worden afgeleid dat er niets over gezegd kan worden en, indien er wel iets over wordt gezegd, dat er niets meer over te zeggen valt.” Het is moeilijk om de wenkbrauwen niet te fronsen als je zo’n zin leest.
De Raad van State herhaalt in het tweede advies enkele zaken die we ook al in het eerste advies lazen. Aan enkele van die algemene opmerkingen konden wij niet tegemoetkomen, collega’s, omdat ze simpelweg de uitgangspunten zelf van het decreet op de helling zetten.
Zo stelt de Raad van State vragen bij de impactscore, een wetenschappelijk systeem om de invloed van een bepaalde uitstoot op het natuurgebied in de buurt te bepalen. Wij vinden het niet onze rol als politici om vragen te stellen bij wetenschappelijke systemen of modellen. Dat gaan we dus ook niet doen. Dat laten we over aan de buiten- en binnenlandse instituten die hierop hebben gewerkt, zoals onze Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). Wij – wij althans – hebben vertrouwen in de wetenschap.
Als er één rode draad loopt door het advies van de Raad van State, dan is het opnieuw dat de maatregelen eigenlijk strenger zouden moeten zijn.
Ik zei het al: wij houden vast aan de de-minimisdrempels. Onder die drempel gaan wij ervan uit dat de negatieve impact aanvaardbaar is. In het milieueffectrapport en in de passende beoordeling van de Programmatische Aanpak Stikstof werd immers in detail doorgerekend dat de doelstellingen kunnen worden bereikt.
De Raad van State stelt ook opnieuw dat vergunnen op krediet niet kan. Voor de raad moet het stikstofbad eerst leeglopen alvorens er nieuwe vergunningen kunnen worden uitgereikt. Dat betekent dus in de feiten een vergunningenstop.
Het is echter precies de bedoeling van ons decreet om een vergunningenstop te vermijden. Dat is de hele filosofie van onze Programmatische Aanpak Stikstof: door een reeks maatregelen decretaal te verankeren, garanderen we dat het bad de komende jaren langzaam leegloopt. Daardoor kunnen we vandaag vergunningen blijven uitreiken, uiteraard onder strenge voorwaarden.
De Raad van State duwt ons in een situatie die we met ons decreet juist absoluut willen voorkomen, namelijk de Nederlandse situatie, met een totale impasse, een totale vergunningenstop.
Met het politieke compromis dat wij bereikten en dat wij herhaaldelijk juridisch lieten aftoetsen, gaan wij ervan uit dat we een werkbaar evenwicht hebben gevonden. Het is niet plezierig voor de betrokken sectoren, zeker niet, maar onvermijdelijk en in onze inschatting verdedigbaar en uitvoerbaar.
Zonder decretaal kader kan geen enkele vergunning nog op een rechtszekere manier verleend worden. “Niet voor INEOS in Antwerpen misschien”, zullen jullie zeggen, maar ook niet voor eengezinswoningen in Lier, collega’s.
Voor de Raad van State moet alles blijkbaar strenger, nog strenger. Op die mening van de raad ingaan, is vandaag althans politiek niet haalbaar, en maatschappelijk wellicht niet wenselijk.
Als dit parlement het stikstofdecreet vandaag goedkeurt, dan zal Vlaanderen de eerste regio zijn in Europa met een wettelijk verankerd stikstofkader. Nederland benijdt ons daar nu al voor. Dat zal onze bedrijven, onze landbouwers, onze aannemers, een rechtszeker kader geven en het zal de kwaliteit van onze natuur versterken, collega's, en onze gezondheid ten goede komen.
En dan, met welgemeende excuses: onze punctuele repliek op het advies van de Raad van State. Nogmaals, wij vinden het niet leuk dat wij hier door Groen en Vooruit gedwongen worden om onze repliek voor te lezen. We hadden dat liever gewoon als bijlage bij de handelingen gevoegd, maar we zullen doen wat we moeten doen, want het is uiteraard belangrijk dat die stukken beschikbaar blijven in de toekomst.
De heer Tobback heeft het woord.
Collega Vandaele blijft maar zeggen dat hij dit niet fijn vindt, maar voor alle duidelijkheid, als de collega’s van de meerderheid in plaats van het voor te lezen liever een bespreking in commissie hebben, dan zijn wij beschikbaar. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer Vandaele heeft het woord. Sorry, ik was …
U bent het die het per se op één avond in de rapte afgehandeld wilde hebben. U bent het die er geen grondig debat in de commissie over wilde. Het minste wat u dan kunt doen, collega Vandaele, is proberen om zelf met enige overtuiging – want dat u er niet vrolijk van wordt, daar kan ik nog inkomen – uit te leggen wat u hier indient. Als het echt zo tegen uw goesting is: u mag het ook terugtrekken.
Collega, als we ergens drie jaar aan werken en u noemt het holderdebolder, in de rapte, dan hebben we denk ik een andere tijdservaring.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Vandaele, u hebt hier drie jaar aan gewerkt, maar het is wel de eerste keer dat we dit hier in het parlement kunnen bespreken, de eerste keer! We hebben meerdere keren gevraagd om dit in de commissie te kunnen bespreken, maar het moest er zo snel mogelijk doorgedramd worden. Er moesten zo weinig mogelijk woorden aan vuil gemaakt worden. Dus ja, wij vinden dat u inderdaad alles rustig mag voorlezen, en wij zullen met heel veel aandacht luisteren naar uw repliek op de opmerkingen van de Raad van State. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer Vandaele heeft het woord.
Dat zullen we zeker doen, collega. Wij zullen dat met graagte voorlezen, ook mijn beide collega's. We kijken er eigenlijk al naar uit. Het zou kunnen dat u het een beetje saai en vervelend vindt, maar misschien vergis ik mij.
Dat we het debat niet hebben gevoerd, daar bent u misschien even schuldig aan als wij. Ik denk dat we al een paar keer geprobeerd hebben om het te agenderen, inderdaad niet in de commissie maar hier in de plenaire vergadering. Maar er zijn toen allerlei obstructies opgeworpen, waardoor dat hier niet is besproken. (Opmerkingen bij Groen en Vooruit)
Als u dan alle actuadebatten, collega's, samentelt die we aan dit thema hebben gewijd, en dan nog zegt dat het hier nooit besproken is, dat is natuurlijk belachelijk.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Vandaele, dit is de eerste keer dat we hier een aangepast voorstel van decreet zien. De Raad van State heeft maandag het advies gegeven. Dus het is nu de eerste keer dat we dit kunnen bespreken. Wat wij gedaan hebben, is gewoon ons parlementair werk.
Er waren heel veel indicaties dat dat juridisch broddelwerk was. Na het eerste advies van de Raad van State waren er zoveel vragen. U hebt dat dan in de achterkamers van dit Vlaams Parlement met een deel parlementsleden uit dit parlement, en een aantal regeringsleden, bedisseld. Wij hebben dat nooit kunnen zien. Wij hebben er meerdere keren vragen over gesteld. En ja, als we dan opnieuw een advies van de Raad van State vragen, nadat u het hele voorstel van decreet hebt herschreven, dan lijkt ons dat niet meer dan deftig parlementair werk om ervoor te zorgen dat wat hier gestemd wordt, juridisch robuust is. En ja, het moet gezegd worden: de Raad van State heeft het aan flarden geschoten. Dus wat hier op tafel ligt, is helemaal niet juridisch robuust. (Applaus bij Groen en Vooruit)
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, wij waren wel akkoord om dit toe te voegen aan de handelingen. En ik vind het belangrijk, want als ik nu zie hoe het debat start, dan zijn we nog voor een tijdje weg. Ik denk dat we eerder moeten doorgaan met de essentie van het verhaal, dan inderdaad met een voorleesuurtje van collega Vandaele en anderen.
Ik heb er trouwens ook al voor gepleit, daar ben ik wel akkoord met de collega's, om de normale parlementaire weg van dit voorstel van decreet te volgen. Mevrouw Demir heeft het altijd het belangrijkste dossier van deze legislatuur genoemd. En inderdaad, nu wordt het op één avond gedaan. Maar of we dat nu nog honderd keer zeggen, of duizend keer, het zal niets veranderen aan het feit dat het vandaag gestemd wordt. Ik zou zeggen: laat ons doorgaan met de essentie.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik zal de repliek op het tweede advies van de Raad van State gedeeltelijk brengen. Ik zou willen vragen om daarbij niet onderbroken te worden, omdat het belangrijk is dat dit een consistent verhaal blijft bij de handelingen.
U hebt het recht om dat te vragen.
Het nieuwe advies van de Raad van State formuleert een veelheid aan opmerkingen en kanttekeningen, niet enkel juridisch-technisch, zoals u waarschijnlijk is opgevallen, maar ook beleidsmatig.
De meerderheidsfracties in het Vlaams Parlement vinden dat hun amendement een weloverwogen antwoord vormt op de opmerkingen die de Raad van State in zijn eerder advies van 2 oktober 2023 formuleerde.
Wij maakten een nota die de belangrijkste opmerkingen van de Raad van State duidt, er kritische kanttekeningen bij plaatst en aangeeft hoe wij als meerderheidsfracties in het parlement met de opmerkingen omgaan.
De afdeling Wetgeving van de Raad van State verwijst naar de opmerkingen die ze gemaakt heeft in haar advies van 2 oktober 2023, en stelt dat deze gehandhaafd blijven in zoverre de behandelde onderwerpen hernomen werden. Dat geldt ook voor de bepalingen in het amendement die de eerder onderzochte bepalingen van het voorstel van decreet herzien om rekening te houden met de opmerkingen van het eerste advies.
De raad maakt dus abstractie van de verwerking van het eerste advies en beoordeelt ter zake noch de doorgevoerde wijzigingen aan het voorstel van decreet, noch de bespreking van het advies in de toelichting. Ook wordt niet ingegaan op of verwezen naar de aanvulling van de toelichting naar aanleiding van het eerste advies met enerzijds een uitvoerige motivering inzake het respecteren van de grondrechten en anderzijds een grondige onderbouwing van de verenigbaarheid van de gehanteerde programmatische aanpak met de Habitatrichtlijn, zoals geïnterpreteerd door het Hof van Justitie. Nochtans hebben we net op dit punt – de wetenschappelijke, juridische en procedurele onderbouwing van de programmatische aanpak die aan het decreet ten grondslag ligt – sterk geïnvesteerd met ons meerderheidsamendement.
De raad maakt een voorbehoud over aspecten waar niets over wordt gezegd, en stelt daarbij dat het voorstel een groot aantal bepalingen bevat met een in hoofdzaak zeer technisch karakter, waardoor een zekere complexiteit inherent is aan de betrokken bepalingen. We merken op dat de raad in de adviesprocedure geen technische verduidelijkingen heeft gevraagd aan de initiatiefnemers. Dat is in de eerste ronde niet gebeurd en nu ook weer niet. Uit het advies van de Raad van State blijkt niet dat rekening is gehouden met de wetenschappelijke onderbouwing van het voorstel van decreet die, op aandringen van de raad, zeer uitvoerig is geduid in de toelichting bij het amendement.
Dan de impactscore randnummer 8.1. De Raad van State stelt dat het begrip impactscore in het eerste voorstel enkel gold als drempel voor het al dan niet opmaken van een passende beoordeling, maar nu ook wordt gehanteerd bij de passende beoordeling zelf. De Raad van State stelt niet in te zien hoe de relatieve waarde van een impactscore een pertinent criterium kan zijn bij een vergunningverlening in overeenstemming met artikel 6, derde lid, tweede zin, van de Habitatrichtlijn.
De raad verliest hier echter uit het oog dat in het eerste voorstel voor de exploitatie van een mestverwerkingsinstallatie of een veehouderij, waarvan de impactscore hoger is dan de variabele drempel, in eerste instantie vastgelegd op 0,028 procent, een verplichte weigering van de vergunning werd voorzien. Deze verplichte weigering zonder passende beoordeling, achtte de raad in zijn eerste advies niet in overeenstemming met artikel 6, lid 3, eerste zin van de Habitatrichtlijn. De bepalingen inzake de variabele drempel werden dan ook geschrapt. Daarnaast werd afgestapt van de verplichte stopzetting van de piekbelasters. Zie hierover ook de toelichting bij het amendement, pagina 140-141. Daardoor moet, om in overeenstemming te zijn met hetgeen onderzocht werd in het plan-MER van de PAS, voor elk van de betreffende inrichtingen met een impactscore boven de de-minimisdrempel in eerste instantie onderzocht worden of de depositie ten opzichte van de huidige vergunde situatie niet stijgt, wat ook moet blijken uit de impactscore, en of de impactscore lager is dan 50 procent.
In dat geval is er, op basis van het plan-MER en de PAS, geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszone - Habitatrichtlijngebied (SBZ-H) in kwestie mogelijk, althans wat de effecten van stikstofdepositie via de lucht betreft. Wordt aan een van die voorwaarden niet voldaan, dan moet in de individuele passende beoordeling nagegaan worden of het project de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend van ammoniak in de betrokken SBZ-H niet hypothekeert.
Beide voormelde voorwaarden, collega’s, worden dus gebruikt om te bepalen welk decreetsartikel van toepassing is binnen de regeling van de passende beoordeling in het beoordelingskader voor veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties. Als de impactscore 50 procent of meer is – wat op zich geen inhoudelijk criterium is in de passende beoordeling – moet uiteraard wel de regeling inzake piekbelasters, vervat in een ander onderdeel van het voorstel van decreet, namelijk artikelen 17 tot en met 20, worden toegepast.
Het spreekt voor zich dat de impactscore, die de verhouding van de totale stikstofdepositie van een project bepaalt tegenover de kritische depositiewaarde – de KDW – van de relevante stikstofgevoelige habitats in de toetszone van het project hoe dan ook een belangrijk instrument is, onder meer voor de toepassing van de beoordelingskaders voor vergunningverlening, en niet louter om af te toetsen of een de- minimisdrempel al dan niet wordt overschreden. Dit houdt verband met het gegeven dat de KDW vandaag de gangbare en internationaal erkende en wetenschappelijk gevalideerde maatstaf is voor de gevoeligheid van een habitattype aan stikstofdepositie.
Dit is in de toelichting bij het amendement uitvoering besproken, en daarbij is er tevens op gewezen dat ook de Raad voor Vergunningsbetwistingen heeft geoordeeld dat, wanneer een project ten opzichte van de referentiesituatie leidt tot een toename van de stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een speciale beschermingszone (SBZ), bij het onderzoek naar de gevolgen een relatie gelegd moet worden tussen de toename en de KDW.
Collega’s, dan wil ik ingaan op de vergunningverlening op krediet, randnummer 8.2. De raad verwijst naar de opmerkingen hieromtrent uit zijn eerdere advies van 2 oktober 2023. Volgens de raad wordt in een aantal artikelen bij de passende beoordeling besloten tot geen betekenisvolle effecten als de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend van stikstofoxiden of ammoniak niet wordt gehypothekeerd zonder dat de totale stikstofdepositie in rekening wordt gebracht. De raad meent dat in die gevallen de passende beoordeling niet ten volle wordt uitgevoerd.
Voor het toepassen van de beoordelingskaders voor vergunningverlening wordt deels gerekend op de toekomstige of verwachte voordelen van sectoroverschrijdende emissiereducerende maatregelen. Dat kan inderdaad slechts in de mate dat dit bestaanbaar is met de interpretatie die het Hof van Justitie op dat punt geeft aan artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Het antwoord op de vraag vanaf wanneer de ‘verwachte voordelen’ van het maatregelenpakket betrokken kunnen worden in een habitattoets, is bijgevolg van belang voor het ogenblik waarop de beoordelingskaders van het voorliggende voorstel van decreet inzetbaar worden in de praktijk.
Zoals – opnieuw – in de toelichting bij amendement 1 uitvoerig wordt beargumenteerd, kunnen op basis van de rechtspraak van het Hof van Justitie de verwachte voordelen van maatregelen worden meegenomen in een passende beoordeling als deze vaststaan en deze verwachte voordelen met zekerheid in kaart kunnen worden gebracht. Het hof heeft daarnaast geoordeeld dat de maatregelen niet alleen moeten worden vastgesteld maar ook daadwerkelijk moeten worden uitgevoerd. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie blijkt ook dat het gaat om maatregelen die nog niet het eindresultaat hebben bereikt, maar die wel moeten kunnen worden uitgevoerd. In de toelichting bij het amendement wordt daar dieper op ingegaan.
Zowel in de PAS als in het voorliggende voorstel van decreet wordt ervan uitgegaan dat een loutere decretale borging van de maatregelen niet volstaat. Daarom zet het huidige voorstel van decreet in op het decretaal verankeren en het uitvoeren van de maatregelen. Daartoe zijn de emissiereducerende maatregelen die erin zijn opgenomen meteen voldoende uitgewerkt en bevatten ze reeds de nodige procedurele bepalingen. Evenzeer belangrijk is dat de realisatie van het G8-scenario van de PAS, via het huidige voorstel van decreet, enkel afhangt van emissiereducerende maatregelen met een dwingend karakter.
Bijgevolg wordt voor de toepassing van de beoordelingskaders en de onderbouwing ervan in het milieueffectenrapport en de passende beoordeling geen beroep gedaan op de toekomstige voordelen van maatregelen die op vrijwilligheid zijn gebaseerd, zoals de vrijwillige stopzettingsregeling voor veehouderijen. Die laatste kunnen enkel in rekening gebracht worden wanneer ze daadwerkelijk uitgevoerd zullen zijn, precies omdat de verwachte voordelen daarvan onzeker zijn. Ze kunnen nooit vooraf met voldoende zekerheid worden ingeschat.
De Raad van State lijkt evenwel te vereisen in zijn eerste advies, waarnaar hij verwijst in zijn tweede advies, dat de maatregelen reeds integraal uitgevoerd moeten zijn of zelfs al geleid moeten hebben tot een gedaalde depositie, om de positieve effecten van de maatregelen in aanmerking te mogen nemen. Zoals aangetoond in de toelichting bij het amendement, is dit niet in lijn, collega’s, met de rechtspraak van het Hof van Justitie, die het heeft over de voorwaarden waaronder rekening gehouden mag worden met toekomstige voordelen of verwachte voordelen, wat impliceert dat deze voordelen nog niet gerealiseerd zijn.
Onder de hiervoor en in de toelichting geschetste voorwaarden mag bijgevolg ook bij het bepalen van de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend rekening worden gehouden met de verwachte voordelen van de opgelegde emissiereducerende maatregelen. Zo mag bijvoorbeeld ook in het beoordelingskader voor veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties worden bepaald – wat ook blijkt uit de passende beoordeling van de PAS – dat voor de exploitatie van een veehouderij waarvoor een PAS-referentie 2030 van toepassing is, geen sprake kan zijn van een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de SBZ-H in kwestie, wat de effecten van stikstofdepositie via de lucht betreft, als voldaan is aan de PAS-referentie 2030 en er geen stijging is van de stikstofdepositie ten opzichte van de huidige vergunde situatie, en mits de impactscore lager is dan 50 procent.
De opmerkingen van de Raad van State omtrent vergunningverlening op krediet zijn aldus afdoende weerlegd in de toelichting.
Ik houd hier op, maar mijn collega’s zullen dit boeiende verhaal straks voortzetten. (Applaus bij de N-VA)
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Collega’s, met dit voorstel van decreet willen wij twee belangrijke doelstellingen realiseren. Ten eerste willen wij onze natuur versterken door de uitstoot van stikstof verder terug te dringen. Die was sinds de jaren 90 al gehalveerd, en nu gaan we die opnieuw halveren tegen 2030. Anderzijds willen we de vergunningverlening weer vlot trekken, zowel voor de landbouw als voor de economie. De voorbije jaren bevond de landbouw zich al in een feitelijke onvergunbaarheid en dreigde ook de rest van onze economie in eenzelfde situatie te belanden. Elke landbouwer wiens vergunning verliep, belandde in rechtsonzekerheid. Aanvragen voor een nieuwe vergunning leidden steevast tot bezwaren, beroepsprocedures en zelfs vernietigingen. Het was een onhoudbare situatie geworden.
Ik geef twee concrete voorbeelden. Twee weken geleden heb ik nog een rood bedrijf bezocht in onze regio. De zoon wenst graag het bedrijf van de vader over te nemen, en dankzij het nieuwe akkoord is dat voor hem mogelijk indien hij zijn impactscore onder 50 procent brengt. De verplichte sluiting is uit het decreet verdwenen, maar hij heeft natuurlijk wel een decreet nodig, dus die zoon vraagt duidelijkheid zodat hij vooruit kan met zijn leven. Die duidelijkheid kunnen we hem alleen brengen met een decreet.
Een ander voorbeeld komt van een collega en tevens burgemeester. Hij krijgt een negatief advies van het ANB op een vergunningsaanvraag met een impactscore van 0,016 procent. Zonder decreet moet die man stoppen. Alleen met een decreet kan hij opnieuw een vergunning krijgen.
De huidige toestand van rechtsonzekerheid nog vele jaren laten aanslepen, is voor ons geen optie. Niets doen is het slechtst denkbare scenario. Geen decreet betekent geen vergunningen.
Met een decreet kunnen we vanaf morgen de vergunningverlening stap voor stap weer op gang trekken.
Dat neemt niet weg dat het advies van de Raad van State kritisch was. Zoals al gezegd: de uiterst strenge lezing die de Raad van State erop nahoudt, volgen wij niet. Als we die zouden volgen, zou de vergunningverlening voor verschillende jaren compleet bevroren worden, omdat de essentie van zijn advies is dat hij vraagt dat het stikstofbad volledig leegloopt vooraleer er opnieuw vergund kan worden.
Na het eerste advies van de Raad van State hebben wij alles in het werk gesteld om de juridische onderbouw van het voorstel van decreet in de memorie van toelichting op te nemen. We hebben daarvoor uitzonderlijk een beroep gedaan op drie topexperten. Het antwoord op het tweede advies hebben we nu in een uitvoerige juridische repliek gegoten, die de drie indieners zullen laten opnemen in het parlementaire verslag. Collega Vandaele heeft dat net gedaan, ik zal straks ook een stuk voor mijn rekening nemen. In die repliek baseren wij ons op de heersende rechtspraak van het Europees Hof. Het advies van de Raad van State is immers zelf niet bindend en het Grondwettelijk Hof volgt de Raad van State ook niet automatisch. Het hof heeft trouwens de gewoonte om naast juridische overwegingen ook meer rekening te houden met maatschappelijke, economische en sociale overwegingen. Het is uiteindelijk het Grondwettelijk Hof zelf dat het laatste woord heeft en niet de Raad van State.
We hebben beslist om door te gaan met het voorstel van decreet. Dat is nooit volledig vrij van risico’s, maar het is in dezen wel een duidelijk berekende, weloverwogen en goed onderbouwde beslissing geweest. Dit voorstel van decreet is de best haalbare oplossing om de vergunningverlening in Vlaanderen weer vlot te trekken. Er is geen alternatief. Als men zegt dat het voorstel van decreet kaduuk is door het advies van de Raad van State, dan volgt men de Raad van State ook en dan zit je, zoals ik net gezegd heb, jarenlang zonder vergunningen, tot het stikstofbad leeg is.
Ofwel keert men terug naar een wit blad, maar dan heeft men jaren werk met een nieuwe MER, een nieuwe passende beoordeling en een openbaar onderzoek voor men op basis daarvan zou kunnen vergunnen. Ofwel wil men helemaal geen decreet, en dan is elke vergunning vandaag onderworpen aan de passende beoordeling zonder enig wettelijk kader, en heeft de administratie de vrije hand. Dan zijn, zoals we hebben moeten vaststellen, passende beoordelingen van maar liefst achthonderd bladzijden amper genoeg om de administratie te overtuigen van de deugdelijkheid ervan. Er moet dus ...
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Van Rompuy, kunt u me dan even uitleggen waarom een van uw fractieleden daarnet voor de camera’s van Villa Politica gezegd heeft dat in een volgend regeerakkoord het decreet moet worden aangepast en dat hij niet weet of hij gaat voorstemmen of niet? Het is wel heel duidelijk dat uw eigen fractie twijfelt aan de juridische robuustheid van het voorstel van decreet en het niet eens is met uw lezing van het advies van de Raad van State.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik vind het in de eerste plaats een beetje vreemd dat net de fractieleider van cd&v eigenlijk de mening van de landbouworganisaties in twijfel trekt. U zegt dat u niet wil herbeginnen en niet opnieuw naar de tekentafel wil gaan. Dat zou te veel tijd en moeite kosten. Het zijn net de landbouworganisaties, in de eerste plaats uw bevriende landbouworganisatie, die vragen om terug naar de tekentafel te gaan. U zegt tegen uw bevriende en andere landbouworganisaties dat ze er niets van kennen.
Collega Schauvliege heeft gelijk – en dat was ook bijzonder opmerkelijk –: ik stond erbij, voor Villa Politica, toen collega Dochy – hij mag gerust bij naam genoemd worden, denk ik – zei dat wat hier vandaag ter stemming voorligt, maar een tijdelijk decreet is. Er zal in de volgende legislatuur een nieuw decreet goedgekeurd moeten worden. Dus: wat is het nu eigenlijk? Is het een decreet dat juridisch robuust is, dat een toekomst heeft, dat perspectief biedt, of is het wat oplapwerk? Is dat enkel de mening van één lid van uw fractie of is het de mening van de meerderheid dat er volgende legislatuur effectief een nieuw decreet gemaakt moet worden? Dat is toch wel een belangrijke vraag.
De heer D’Haese heeft het woord.
Ja, de passage van de heer Dochy was mij ook opgevallen. De vraag is nu welke cd&v wij moeten geloven, en welk spel cd&v hier vandaag aan het spelen is. We kunnen het hele politieke debat voeren, maar uiteindelijk gaat het erover dat jullie aan landbouwers een aan bedrijven zeggen: “Wij willen jullie opnieuw zekerheid geven.” Maar tegelijkertijd horen wij hier, vanuit dezelfde fractie, dat het eigenlijk maar om te lachen is, dat het tot de verkiezingen is, en dat het daarna opnieuw gedaan zal worden. Welke zekerheid geef je aan die mensen, als je er blijkbaar zelf al van uitgaat dat het decreet vernietigd zal worden? Welke zekerheid geef je, als je zelf al zegt dat het aangepast zal moeten worden? Welke zekerheid geef je aan mensen die je nu gaat duwen in de richting van dure studies en grote investeringen om hieraan te voldoen, als jullie eigen fractie al zegt dat het toch niet zal standhouden? Welke zekerheid bieden jullie hier vandaag, met cd&v?
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ik heb natuurlijk geen enkele ambitie om woordvoerder van de heer Dochy te spelen, maar zij die de moeite zouden willen doen om het voorstel van decreet effectief te lezen, zouden daarin kunnen zien dat de beoordelingskaders meegaan tot 2030. Dat staat er gewoon in. Het is altijd de bedoeling geweest. Dat MER is berekend op 2030. Alles wat wij in het voorstel van decreet schreven, moesten wij wetenschappelijk onderbouwen, met een milieueffectrapport. Dat MER stopt in 2030, want wij hebben de doelstelling om tegen 2030 de overschrijding van de KDW te halveren. Dat is wat we vandaag proberen te doen, met dit voorstel van decreet. We hebben gezegd dat dit voorstel van decreet het MER vertaalt. Het MER gaat tot 2030, en het voorstel van decreet gaat tot 2030. Dat is de reden waarom in dat voorstel een artikel staat dat aan de regering vraagt – aan deze en de volgende – om een nieuwe methodiek voor de beoordelingskaders uit te werken, die we kunnen implementeren na 2030. Daarvoor hebben we een gesprek nodig met Europa, omdat wij willen evolueren van een depositiebeleid naar een emissiebeleid, onder andere omdat we willen evolueren van een stikstofbeleid naar een beleid dat gaat over de goede staat van instandhouding.
Dat zijn allemaal dingen die u zult lezen in dit voorstel van decreet. De datum van 2030 staat erin, de methodologie staat erin, en ook de opdracht aan de regering om na 2030 met een nieuwe set van beoordelingskaders te komen, gebaseerd op wat wij hebben omschreven als een nieuw soort beleid: van depositie naar emissie en van stikstof naar goede staat van instandhouding.
Ten tweede, het witte blad: waarom gaan wij niet naar de tekentafel? Waarom beginnen we niet met een wit blad? Collega Van Rompuy heeft helemaal gelijk: dan zullen we een nieuwe wetenschappelijke methode moeten verzinnen – niet wij, maar wetenschappers –, een MER-studie, een openbaar onderzoek, en niets garandeert dat het nieuw verkozen parlement daar dan wél een consensus over vindt. Ook de politieke discussie begint dan van voren af aan. Dat betekent minstens drie tot vijf jaar stilstand. Dat is dus vijf jaar de situatie van vandaag. De situatie van vandaag is dat iedereen apart een passende beoordeling moet doen, een passende beoordeling die je bijna niet positief kunt maken, omdat de staat van de natuur dat niet toestaat. Dat is onwerkbaar, dat kost enorm veel geld, dat zal jobs kosten, dat zal investeerders wegjagen uit Vlaanderen. Het zal massaal vernietigingen betekenen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, en er zal nog altijd geen gram minder stikstof zijn uitgestoten. Dat betekent dat we gewoon vijf jaar later beginnen met de opdracht waaraan we vandaag beginnen. Waarom zouden we dat doen? Je verliest vijf jaar tijd om een werf op te starten waarvan je 100 procent zeker bent dat je die moet opstarten en afronden. Waarom zou je dat doen?
Er is nog één reden waarom die theorie van het witte blad eigenlijk niet kan, want dat vergeet iedereen erbij te vertellen. Je moet dan ook alle bestaande vergunningen vijf jaar verlengen, en dat moet met een decreet, want er is geen vergunningenkader om ze te verlengen. Dat vergeet iedereen er wel bij te vertellen. We hebben dat nu twee keer gedaan voor één jaar, per decreet. Ik nodig u allemaal uit om het advies van de Raad van State te lezen op het oorspronkelijke voorstel van decreet dat de vergunningen verlengd heeft. Ik nodig u allemaal uit. Wij worden hier vandaag doodgeslagen met de kritiek dat we de Raad van State durven tegen te spreken. Als we toen de Raad van State gevolgd hadden, dan was er niet één vergunning verlengd. Toen heb ik het Vlaams Belang niet gehoord. Toen heb ik Boerenbond niet gehoord. Toen was het niet erg dat we de Raad van State hebben tegengesproken, en vandaag is dat een catastrofe. Een beetje consequentie zou u sieren! (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Coenegrachts, het voorstel van decreet gaat inderdaad tot 2030. Dus dat is natuurlijk een van de grote problemen van dit voorstel van decreet. Tot 2030, dat is vandaag zes jaar, 2023 tot 2030. Dat betekent dat landbouwers die investeringen moeten doen, zodat ze zekerheid hebben voor de komende zes jaar. Daarna zien we wel. Dat is echt een korte termijn, zeker voor die landbouwers.
Als u het hebt over de verlenging van vergunningen, zegt de Raad van State inderdaad dat dat niet zomaar op de poef kan. De Raad van State heeft eigenlijk gezegd dat er zo snel mogelijk een deftig kader moet komen. Dat is wat zij willen. Dat is eigenlijk ook wat er moet gebeuren.
Dus ja, het is evident dat louter vergunnen voor één jaar, of het verlengen van vergunningen voor één jaar, helemaal niet de toets van de grondwettelijkheid zal doorstaan als daartegen een klacht wordt ingediend.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega Coenegrachts, u zegt dat we in de situatie van vandaag zitten. We zitten inderdaad in een situatie waarbij er straks een voorstel van decreet wordt goedgekeurd waarvan men beseft dat het binnen een paar maanden van tafel wordt geveegd door het Grondwettelijk Hof. Zelfs jullie, de meerderheid, schijnen dit te beseffen.
Dus van een absolute zekerheid, zoals u zegt, vrees ik dat er op dit moment geen sprake is. Nog deze morgen was er een professor grondwettelijk recht die effectief zei dat dit sowieso wordt vernietigd door het Grondwettelijk Hof. Stel u hier verder geen vragen bij. Dit is gewoon de vlucht vooruit in het ongewisse van de meerderheid, en ga zo maar door.
Collega Coenegrachts, ik ken uw stijl van debatteren. U begint wat provocatief te doen. We hebben het voorstel van decreet voor de verlenging van de vergunningen mee goedgekeurd. (Opmerkingen van Steven Coenegrachts)
Waarom? Omdat de landbouwers dat nodig hadden natuurlijk. (Opmerkingen van Steven Coenegrachts)
Ik zal straks tijdens mijn tussenkomst zeggen dat ik niet op dezelfde lijn zit als de Raad van State. Laat dit duidelijk zijn. Op dat vlak ben ik akkoord met de meerderheid. Het gaat over heel veel meer dan dit.
Met dit voorstel van decreet worden er heel wat aannames gemaakt, aannames over zaken die er nog niet zijn, om de varkensstapel niet te noemen. Hoeveel bedrijven zijn er effectief uitverkocht, minister Demir? Het zijn er acht denk ik, acht van de zovele varkensbedrijven. Hoeveel zijn er ondertussen nog meer aangemeld? Het zijn er misschien een paar honderd, waarvan het niet zeker is.
Hoe zit het met de steun? In het voorstel van decreet wordt er gesproken over Europese steun. Dat ligt nog niet vast. Er moet nog een aanmelding gebeuren bij Europa. Zo staan er nog een aantal zaken in dit voorstel van decreet die niet verworven zijn, die niet verworven zijn.
Ik loop vooruit, voorzitter. Dat zal mijn tijd nogal verkorten straks. Ik zal bijna alles gezegd hebben. In dit voorstel van decreet wordt er, ondanks de verklaringen van minister Brouns en anderen, op geen enkele manier vastgelegd dat er een gelijkschakeling is tussen industrie en landbouw, ondanks de uitleg die collega Vandaele geeft. Het wordt op geen enkele manier vastgelegd.
Het extern salderen ligt niet vast. Er wordt wel over gesproken, maar er wordt over gezegd dat het onderzocht moet worden, dat het moet worden bekeken, maar het wordt niet vastgelegd in dit voorstel van decreet.
Zo gaat dit voorstel van decreet maar door, met aannames die absoluut geen rechtszekerheid bieden, en absoluut geen toekomstperspectief bieden voor landbouwers, en jonge landbouwers in het bijzonder.
Ik heb nog geen antwoord gekregen, maar ik stel vast dat ook andere fracties weinig of geen respect hebben voor de mening van landbouworganisaties.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Collega’s, jullie hoeven echt niet naar ‘Villa Politica’ te kijken om te horen of te lezen wat collega Dochy gezegd heeft. Het staat gewoon in dit decreet. Je moet het gewoon juist lezen.
Collega Coenegrachts heeft het correct geduid: dit decreet heeft een einddatum, 2030. Het heeft een einddatum en daarin hebben we ook geschreven dat we in de komende jaren werk zullen maken van wat men noemt de omslag van een depositiebeleid naar een emissiebeleid. Dat doe je natuurlijk niet van de ene dag op de andere. Om die omslag te kunnen maken, op een robuuste manier, moet je aan milieueffectenrapportage doen, openbaar onderzoek doen, passende beoordeling, opnieuw een programmatische aanpak. Dat duurt gemakkelijk drie jaar en meer, misschien vijf jaar, afhankelijk van hoe het allemaal loopt.
In die tussenperiode willen we natuurlijk dat landbouwers en ondernemers die wensen te investeren, die vooruit willen, dat ook kunnen doen. Daarvoor is een decreet nodig. Je kunt dat dus een tijdelijk decreet noemen, dat ons toelaat om op een georganiseerde manier de omslag te maken van depositie naar emissie. Dat past ook binnen dit decreet, want het staat er gewoon letterlijk in. Het staat er gewoon in, u hoeft het gewoon te lezen. Dat is wat collega Dochy gezegd heeft en dat is wat ik nu zeg, en wat ik ook in mijn betoog, dat ik straks hoop te kunnen afwerken, ook nog eens zal herhalen. Wat dat betreft, is daar dus geen speld tussen te krijgen. Opnieuw, het is het decreet zelf dat het zegt en dat we straks ook zullen steunen.
Collega Mieke Schauvliege, u zegt dat we geen enkele rechtszekerheid geven voor een landbouwer die wenst te investeren en daarvoor – terecht – investeringen moet doen die waarschijnlijk voorbij 2030 gaan. Ik zal daar straks ook toe komen: dat zit in dit decreet. We gaan in op de inspanningen die men moet doen om een vergunning te krijgen voorbij 2030. Dat zijn de zogenaamde G8-inspanningen die hierin gedocumenteerd zijn, die gebaseerd zijn op emissie, niet op de kritische depositiewaarde, die de hervergunning voorbij 2030 mogelijk maken. En anders moet men de beoordelingskaders gebruiken. Wat u zegt, is dus gewoon manifest onjuist.
Wat de verlenging van de vergunningen betreft, kun je vergunningen natuurlijk niet eindeloos verlengen. Dat gaat niet. Als we dat al doen, moet ook dat gebeuren op basis van een MER. Dat hebben we bij de verlenging die we gestemd hebben voor de kerst ook expliciet duidelijk gemaakt. Je hebt eigenlijk dit decreet nodig om die verlengingen overeind te kunnen houden. Trouwens, een verlenging die door de collega’s van het Vlaams Belang op een eerder moment al eens naar de Raad van State gestuurd geweest is, waardoor er zes maanden lang onzekerheid geweest is bij heel wat landbouwers.
Collega Sintobin, we zullen het straks hebben over uw andere punten: gelijkheid landbouw enzovoort. Maar ik heb ook gewoon één vraag voor u: wat is uw alternatief? Daar ben ik straks heel benieuwd naar. Wat is uw alternatief om ervoor te kunnen zorgen dat we aan die landbouwers wier vergunning vandaag, morgen en overmorgen verloopt, kunnen zeggen: “Kijk, op die manier gaan we u probleem oplossen.” Ik hoor het graag, hoe u daarop zult antwoorden.
Voorzitter, dit ging kort in op de eerste vragen die naar voren gekomen zijn.
De heer Vandaele heeft het woord.
Aanvullend bij wat collega Van Rompuy zegt, en teruggaand naar een paar collega's van daarnet, wil ik het volgende opmerken. Als ik het zo hoor vinden alle – ik herhaal, alle – specialisten, grondwetspecialisten en juristen dat dit voorstel van decreet niet kan standhouden. Dan is het wel toevallig dat uitgerekend de juristen waar wij een beroep op hebben gedaan, dat niet vinden. We hebben dus eigenlijk de verkeerde keuze gemaakt. Al die juristen zijn ertegen, en die drie of vier waar wij mee gewerkt hebben, vinden dat het wel onderbouwd is. En wij vinden eigenlijk ook wel, collega’s, dat het wel degelijk onderbouwd is. (Opmerkingen)
Zo eenvoudig is het niet, collega. Ook wij willen natuurlijk ook dat het onderbouwd is. Wat denkt u, we gaan toch niemand betalen om iets op te schrijven dat nergens op lijkt? Als wij mensen vragen om daarnaar te kijken, dan menen wij dat ook wel, anders heeft dat allemaal geen zin.
Collega Sintobin, u maakt opnieuw een paar kapitale denkfouten. U zegt dat die aannames nergens op gebaseerd zijn en geen steek houden. Toch wel, die houden wel steek, en die zijn nu decretaal verankerd. Ik heb daarnet in mijn welluidende uiteenzetting ook al gezegd dat het Hof van Justitie daar uitdrukkelijk in meegaat en nadrukkelijk zegt dat het kan.
Over de vraag aan minister Demir over de varkens en de opkoopregeling, moet ik antwoorden dat die er niet inzitten, collega Sintobin. In de berekeningen die we gemaakt hebben voor de reductie, zitten die niet. Dit is nog een extra, dat komt nog bovenop wat berekend is in het MER.
Wij zijn er dus eigenlijk wel gerust in dat dit een onderbouwd werkstuk is. Collega Van Rompuy en ik hebben wel al gezegd dat men dat uiteraard zal aanvechten. Uiteraard kan dat en mag dat. Maar verder dan dit, collega's, geraken wij niet. En als u een alternatief hebt, dan wil ik dat ook wel eens horen. Het is gemakkelijk om te spreken van broddelwerk, collega Mieke Schauvliege, maar ik heb geen enkel alternatief gehoord. Ik heb de voorbije maanden dat er we ermee bezig zijn, al maanden, nooit vanuit de oppositie een concreet alternatief gehoord. Als u zegt dat we terug naar de tekentafel moeten gaan, dan volg ik wat collega Coenegrachts zei: dit is gewoon onmogelijk, collega's. We zijn hier drie jaar mee bezig. Terug naar de tekentafel, dat is te gek voor woorden. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega Vandaele, u hebt zelf de varkensstapel aangehaald in uw voorleesmomentje, dus lijkt het mij logisch dat ik daar ook op reageer.
Ten tweede, de professor Grondwettelijk Recht stelde deze ochtend in ‘De Ochtend’ – zijn naam ontsnapt mij – dat deze stemming een stemming is “tegen beter weten in”, een “uitstel van executie”, en “dat men enkel kan hopen dat het niet met terugwerkende kracht wordt vernietigd”. Dat was een professor Grondwettelijk Recht. Uw verdediging is dat de drie juristen die jullie hebben aangesteld, hebben vastgesteld dat het voorstel van decreet wel juridisch robuust is.
Ook wij hebben, net als jullie, kritiek op het arrest van de Raad van State. We zitten absoluut niet op dezelfde lijn van het arrest van de Raad van State, maar als ik u zo bezig hoor, en ook de andere meerderheidspartijen, dan vindt u dat dit arrest van de Raad van State helemaal niet van toepassing is op dit voorstel van decreet. Dat was ook de vorige keer het geval. Ik zou bijna denken dat u zou spreken van activistische rechters. Ooit hebben we dat, in een ander dossier, nog van iemand gehoord. Soms ben ik het er mee eens, maar toch.
Collega Van Rompuy, met betrekking tot de vergunningen zegt u dat er nu wel vergunningen worden verleend. U hebt ook een percentage genoemd. Mag ik u erop wijzen dat alle, maar dan ook nagenoeg alle, vergunningsaanvragen worden aangevochten door het ANB, dat betaald wordt met belastinggeld. Ze worden aangevochten door Dryade, dat binnenkort subsidies krijgt van de Vlaamse Regering. Bijna iedere vergunningsaanvraag, zeker in onze provincie, wordt aangevochten, gewoon uit ideologische overwegingen.
Zeg mij niet dat er een rechtszekerheid is. De uitspraken van collega Dochy is toch iets anders dan u hier naar voren brengt. Maar hij spreekt beter voor zichzelf. We zullen dat straks wel merken, want hij heeft nog meer dan dat bewuste citaat gezegd.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Ik wil nog eens doorgaan op 2030. Er wordt hier gezegd dat de deadline in 2030, en alles wat daartussen gebeurt, niet zo strikt is. Jullie zeggen dat jullie een G8-scenario hebben afgesproken dat vastlegt hoeveel stikstof er naar beneden moet. Maar dat G8-scenario gaat over depositie, niet over emissie. Die omslag is dan dus zeker niet gemaakt.
2030 is het eindpunt van dit voorstel van decreet. Dat betekent dat vergunningen die op basis van dit voorstel van decreet nu verleend worden, zich baseren op die deadline in 2030. Dat is de rechtszekerheid die jullie nu bieden aan bedrijven die op basis van dit voorstel van decreet vergund worden. Als blijkt dat technieken die jullie toepassen om aan die reductie te voldoen niet werken, dan hebben jullie ook ingeschreven dat daar eigenlijk niet aan kan worden geschaafd. Dat betekent dus ook dat we met dit voorstel van decreet geen garanties hebben dat de vermindering van de stikstof die in dat scenario is ingeschreven, ook zal worden gerealiseerd. Dat maakt dat de natuur er niet zeker beter van wordt als dit voorstel van decreet wordt uitgevoerd.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik wil toch nog even antwoorden op collega Sintobin. Collega, we moeten toch oppassen dat we niet alles op een hoopje vegen. Als u het hebt over activistische rechters, dan is dat natuurlijk iets helemaal anders. We hebben hier een advies van de Raad van State. Dat is natuurlijk geen rechterlijke uitspraak. Dit is een advies van de Raad van State.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Sintobin, ik bleef wat op mijn honger zitten bij de vraag aan collega Van Rompuy. U zegt dat ANB in beroep gaat, of een negatief advies geeft. Want ANB gaat niet alleen in beroep, het is ook een belangrijke adviesinstantie als het over vergunningsverlening gaat. Ik ken zo heel wat dossiers. Weet u wat ANB telkens zegt om zich te verantwoorden waarom men negatief adviseert? Ze zeggen dat er geen decretaal kader is. Omdat het decretaal kader dat vandaag voorligt ontbreekt. Er kan van alles gezegd worden over dat decretaal kader, maar ik heb van het Vlaams Belang geen alternatief gehoord. Geen pagina, geen letter, niks, alleen maar kritiek. Dat is bijzonder goedkoop. Dat is lachen met de boeren, mijnheer Sintobin. Dat is niet de manier waarop wij aan politiek doen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Collega Schauvliege, die vergunningskaders blijven geldig tot 2030. Dat betekent dus niet dat alle vergunningen afgeleverd op die vergunningskaders ook maar tot 2030 geldig zijn. Als je vandaag een vergunning krijgt, als je voldoet aan het G8-scenario, en je neemt de emissiereducerende maatregelen, dan krijg je een omgevingsvergunning voor onbepaalde duur. De kaders worden dan in 2030 opnieuw in vraag gesteld, en dan moet je inderdaad gaan naar een ander soort beleid of kader. Dat heeft niks te maken met die individuele vergunningen natuurlijk.
Collega Sintobin, dat moet u mij toch ook eens uitleggen. Het voorstel van decreet is volgens u niet goed, en het advies van de Raad van State is ook fout. Van collega Schauvliege weet ik wat ze liever heeft. Zij schrijft in het subamendement nummer 2, in de verantwoording: “Pas wanneer er voldoende stikstofruimte vrijkomt, zal opnieuw met een gerust hart vergund kunnen worden.” Dat is duidelijk. We wachten, we stoppen, en als de natuur zich heeft hersteld komen er opnieuw vergunningen. Dat is de lijn van de Raad van State. (Opmerkingen van Chris Steenwegen)
Dat is een duidelijke keuze. Dat hangt niet af van de Europese regelgeving. Neen, sorry, wij hebben een andere interpretatie van de Europese regels. (Gelach van Bruno Tobback)
Als u de memorie van toelichting leest, zult u de betreffende arresten tegenkomen die een programmatische aanpak absoluut ondersteunen. Maar dat is wel duidelijk. U zegt dat het een schande is, en dat we geen rechtszekerheid geven aan de bedrijven. U zegt gewoon dat we moeten stoppen met vergunnen, stoppen met hervergunnen, en dat we zeggen dat we wel zullen zien wie er nog is en wie we extra kunnen vergunnen eens de natuur zich heeft hersteld. Van Groen weet ik tenminste wat ze willen.
Van het Vlaams Belang is het mij totaal niet duidelijk. Zij zeggen dat het voorstel van decreet op niets trekt en dat het advies van de Raad van State fout is. Volgens mij zijn er, als je de Europese en de Vlaamse regels naast elkaar legt, maar twee mogelijke lezingen: ofwel die van de Raad van State, ofwel die van dit voorstel van decreet. Als u nog een derde weg ziet, ben ik zeer geïnteresseerd om die te weten te komen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega Bothuyne en collega Coenegrachts, als u de parlementaire stukken van de afgelopen drie jaar bekijkt, zult u zien dat wij, sedert het historische akkoord dat de minister-president hier enthousiast heeft voorgesteld in 2021 en na de bezwaarprocedure, van in den beginne hebben gesteld dat bij de opmaak van dit voorstel van decreet werd uitgegaan van verkeerde computermodellen, verkeerde cijfers en verkeerde berekeningen. Wij hebben toen al gezegd: “Start er opnieuw mee, kom met de juiste cijfers!” Ik heb zelfs nog in de commissie aan minister Demir gevraagd vanwaar die cijfers komen. Zij wist het niet: “Dat zijn de wetenschappers die dat maken.”
Collega’s, er zijn toch een aantal wetenschappers … En ik weet dat collega Vandaele zal zeggen dat hij wel vertrouwen heeft in onze instanties. Ja, ik heb ook vertrouwen in onze instanties, maar er zijn ook instanties waarin ik vertrouwen heb en u misschien niet. Vandaar, ja, collega Coenegrachts en collega Bothuyne, dat hebben wij van in het begin gezegd.
Aangezien u van Kruisem bent, mijnheer Bothuyne, en zegt dat de kritiek van de landbouwers en de landbouworganisaties niet terecht is, en dat ze van dit voorstel van decreet een verkeerde voorstelling geven en dat terugkeren naar de tekentafel een zot idee is en dat die landbouwers moeten stoppen met protesteren … Ik denk dat u hem kent, de burgemeester van Kruisem, die de plaatsnaamborden uit protest tegen onder andere dit voorstel van decreet omgekeerd hangt. Hij is ten eerste wettelijk niet in orde, maar soit. Ik heb dat gesteund. Ik heb vorige week aangetoond dat ik dit initiatief steun. Ik begrijp wel dat de cd&v-fractie hier in gesloten rangorde dit voorstel van decreet erdoor wil jagen, maar ik denk dat er aan de basis, zoals bij uw burgemeester, nog heel wat kritiek is op dit voorstel van decreet, op dezelfde manier zoals ik dat hier breng.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Coenegrachts, het klopt dat er met dit voorstel van decreet een kader wordt uitgetekend om vergunningen te verlenen tot 2030. Vergunningen die worden verleend op basis van dat kader zijn niet meer aanpasbaar. Wat betekent dat concreet? Dat landbouwers die willen investeren en die nu nog aan het nadenken zijn, niet weten waar ze na 2030 aan toe zullen zijn. En dat nieuwe starters op dat moment het gelag zullen moeten betalen voor de vergunningen die zijn verleend op basis van de technieken die in uw voorstel van decreet zitten en waarvan Nederland nu al vaststelt dat ze helemaal niet werken. U zult nooit het resultaat behalen zoals het in het voorstel van decreet is ingeschreven. Dus, neen, het is absoluut geen goed idee om een kader op tafel te leggen dat maar tot 2030 geldt. Eigenlijk zou er een kader moeten zijn tot 2050. Dan pas kun je rechtszekerheid geven voor al die ondernemers in Vlaanderen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega Sintobin, wat u daarnet deed, lijkt me toch niet ongevaarlijk. U zegt dat de wetenschappers allemaal verkeerd zijn. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Dat is moeilijk. Ik voel mij als politicus niet geroepen om de wetenschap ter discussie te stellen. Ik weet dat sommigen dat graag doen, ook op andere terreinen, maar ik voel daar niet zoveel voor. Ik denk dat wij er als politici alle belang bij hebben om ons beleid te baseren op wat de wetenschappers ons zeggen.
– Joke Schauvliege, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
En dan twee, mevrouw Schauvliege, op den duur blijft er niets meer van over. Het is juridisch broddelwerk, het is allemaal verkeerd. Juristen zijn allemaal idioten, maar die van de Raad van State zijn blijkbaar alleenzaligmakend. En dan lijkt de wetenschappelijke validering van die technieken ook nergens op.
Ja maar, goed, wat houden we dan nog over? Welk beleid gaan we dan nog voeren? We hebben een wetenschappelijke commissie ingesteld om die technieken te valideren, technieken die nu ook al worden gebruikt en worden verrekend in de vergunningen. U hebt het over onzekerheid. Maar u maakt onzekerheid door dat te zeggen. U zegt nu eigenlijk dat al wat tot nu toe is gebeurd, niet goed is. Ook de bestaande vergunningen, gebaseerd op de technieken die eerder gevalideerd zijn, zijn dan niets waard.
Wat in Nederland gebeurt, volgen we natuurlijk ook. We denken dat onze wetenschappelijke commissie inderdaad wat in Nederland al gevalideerd is, opnieuw kan bekijken. Want zoals u weet, hebben we daar een ‘fast lane’: de Nederlandse wetenschappelijke achtergrond die daar ligt, het werk dat daar is gebeurd, kan hier ook worden gebruikt.
Maar je moet natuurlijk wel iéts overhouden om aan beleid te kunnen doen, collega’s. Als het allemáál niet goed is, dan doen we beter de boeken dicht. Dan gaan we naar huis en hoeven we ook niet meer in een parlement te zitten.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Sintobin, inderdaad, mijn burgemeester, net als ikzelf, net als mijn volledige fractie en mijn volledige partij, zijn zeer bekommerd over de rechtszekerheid in dit land, zowel voor bedrijven als voor land- en tuinbouwers. Een symbolische actie ondersteunen, is daar inderdaad in begrepen.
U mag mij wel geen woorden in de mond leggen. Ik heb hier niets gezegd over landbouworganisaties of hun standpunten. Integendeel, ik heb alle begrip voor de onzekerheid die zij trachten te vertolken, de onzekerheid die leeft in de sector. We moeten er alles aan doen om stapsgewijs weer zekerheid te brengen. Dit voorstel van decreet is daar een stap toe.
Is dat perfect? Ongetwijfeld zijn er opmerkingen te maken. Het werk is ook niet af. We moeten er bijvoorbeeld voor zorgen dat de innovatieve technieken zoals biogasinstallaties met stikstofstrippers straks effectief kunnen worden ingezet en worden ondersteund om de stikstofemissie naar beneden te halen.
Er zijn nog veel stappen te zetten. We moeten ook niet wachten met de omslag naar dat emissiereductiebeleid. Dat zal een proces van jaren zijn om ervoor te zorgen dat binnen een paar jaar het beleid op die manier kan worden vormgegeven. Dat is inderdaad ook wat de landbouworganisaties vragen: dat er op dat vlak snel stappen worden gezet. Dat zullen we met veel plezier ondersteunen.
– Liesbeth Homans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega Bothuyne, misschien hebt u het zelf niet gezegd, maar in ieder geval blijkt uit de tussenkomst van uw fractieleider dat terugkeren naar de tekentafel onbespreekbaar is voor cd&v. En ik veronderstel dat u hier spreekt namens cd&v.
Collega Vandaele, ik heb niet gezegd dat ik geen geloof heb in de wetenschappers die de technieken, de computermodellen, de berekeningen hebben opgemaakt. Ik heb alleen gezegd dat er ook andere wetenschappers zijn die zeggen dat het foute berekeningen zijn en dat men uitgaat van verkeerde cijfers. Ik denk zelfs dat een organisatie daarvoor naar het gerecht is gestapt.
In verband met de nieuwe technieken en de nieuwe technologische middelen wil ik u er graag aan herinneren dat die wetenschappelijke commissie waar u nu zo hoog mee oploopt, twee jaar heeft stilgelegen. Die lag twee jaar stil. Ik heb hier zelfs nog vragen moeten stellen, een voorstel van resolutie moeten indienen – dat jullie hebben afgekeurd – om dat weer in orde te brengen en ervoor te zorgen dat die wetenschappelijke commissie weer aan de slag ging.
En hoeveel nieuwe technieken zijn al gevalideerd door die wetenschappelijke commissie? Hoeveel, collega Vandaele? Twee? Drie? Ja, twee, dacht ik. En dan komen jullie zeggen dat het door ons is dat we al jaren tijd verliezen. Wel, jullie hebben, onder andere door de wetenschappelijke commissie op standstill te zetten, ook jaren en jaren verloren. Ons daarvoor de schuld geven, vind ik er los, los over.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Als ik de collega van het Vlaams Belang goed beluister, heeft hij eigenlijk geen alternatief en wil hij eigenlijk helemaal geen decreet. Dat is exact het punt … (Opmerkingen)
Goed, ofwel wil men helemaal geen decreet en dan is voor elke vergunning een passende beoordeling nodig, zonder wettelijk kader … zonder wettelijk kader! En ik heb het daarnet gezegd: zelfs achthonderd bladzijden zijn dan amper genoeg om de administratie te overtuigen van de deugdelijkheid ervan. Dat willen we onze landbouwers absoluut niet aandoen, en dus moet er dringend een bindend en wettelijk kader komen. En dus is dit decreet nodig. Er is geen alternatief om de vergunningverlening terug op gang te trekken. Enkel door dit voorstel van decreet goed te keuren, kunnen vanaf morgen lokale, provinciale en Vlaamse overheden opnieuw vergunningen afleveren.
Collega's, het is een erg technisch voorstel van decreet, maar we beseffen ten volle dat achter al die technische voorschriften gezinnen schuilgaan. Het gaat over hun levenswerk, vaak over generaties heen. Zij hebben recht op duidelijkheid en ook op perspectief om terug te kunnen investeren. Wij vragen van onze landbouwers grote inspanningen, en net daarom zitten in dit voorstel van decreet de nodige instrumenten om die inspanningen haalbaar en betaalbaar te kunnen maken. We hebben met dit voorstel van decreet een aantal belangrijke stappen vooruitgezet ten aanzien van het akkoord in maart. De belangrijkste elementen die de landbouw weer duidelijkheid en perspectief moeten bieden, wens ik toch wat uitvoeriger toe te lichten.
Vooreerst ga ik in op de hervergunningen van bestaande bedrijven. Als men een hervergunning wil tot 2030, dan kan men die krijgen zonder bijkomende inspanningen. Wil men een vergunning voorbij 2030, dan moet men de zogenaamde G8-inspanningen leveren, die trouwens losstaan van de kritische depositiewaarde en de beoordelingskaders.
Ik geef een concreet voorbeeld. Een varkensboer bijvoorbeeld, die zal zijn emissies moeten verminderen met 60 procent. Hij moet dat enkel doen voor stallen waar nog geen ammoniakemissiearme-technieken (AEA) op toegepast zijn. Want die stallen waarvoor het al gebeurd is, zijn vrijgesteld. Voor de plaatsing van die technieken op een bestaande stal, kan hij rekenen op steun van 80 procent. Wil een jonge landbouwer een nieuwe stal zetten met AEA-technieken, dan kan hij voor de volledige stal, niet enkel voor de technieken, 65 procent steun krijgen, en ook intern salderen is mogelijk bij de hervergunning.
Als het gaat over uitbreidingen of nieuwe vergunningen voor jonge landbouwers, dan hebben we ook met dit voorstel van decreet mogelijkheden gecreëerd.
Vooreerst is er de vrijstellingsdrempel. Ik heb daarnet een voorbeeld gegeven. De vrijstellingsdrempel bedraagt 0,025 procent. Zit men daaronder, het gaat over een duizendtal bedrijven in Vlaanderen, dan is men vrijgesteld. Zit men boven 0,025 procent, dan was er tot voor kort geen vergunning mogelijk. Met dit voorstel van decreet nemen we dat plafond weg, en kan er worden gewerkt met een passende beoordeling.
Die passende beoordeling, en dat is het volgende punt dat ik wens toe te lichten, is een vereenvoudigde passende beoordeling. Die is dus niet van toepassing is, ook niet, voor alle duidelijkheid, voor wie wenst te hervergunnen, of rond gebieden waar de KDW al bereikt is. Om te voorkomen dat men achthonderd bladzijden moet schrijven, hebben we bepaald dat het volstaat dat men aantoont dat de dalende trend niet gehypothekeerd wordt.
Binnen de zes maanden zal een online tool ter beschikking gesteld worden, waarop men proactief de inschatting kan maken of men daarbinnen zal vallen of niet. Op die manier willen we het laten uitvoeren van een passende beoordeling – die niet voor iedereen passend zal zijn, daar moeten we eerlijk over zijn – haalbaar en betaalbaar maken, ook voor kleine bedrijven.
Op korte termijn zal niet alles weer mogelijk zijn. Het is wel belangrijk dat de inspanningen die de landbouwers leveren, ook in dit systeem ten goede komen van de landbouwers. Situaties waarbij industriële spelers landbouwbedrijven opkopen, zoals in Nederland gebeurd is, om voor zichzelf vergunningsruimte te creëren, zijn in deze regeling niet mogelijk. Daarbovenop is het belangrijk dat ook met betrekking tot hen die vrijwillig stoppen, bijvoorbeeld om demografische redenen, die emissiedaling wordt meegerekend in deze dalende trend.
Op die manier willen we dat de inspanningen die de landbouwsector de komende jaren zal leveren, doorheen de tijd meer perspectief zullen bieden voor diezelfde landbouwsector en voor hen die willen investeren. Dat vereenvoudigde kader hebben we in het voorstel van decreet verankerd op een gelijke manier, collega Sintobin, voor de landbouw en voor de industrie.
Het is belangrijk dat dat in het voorstel van decreet zit omdat de administratie zich er dan ook aan moet houden en we een einde kunnen maken aan de toestand waarbij we negatieve adviezen blijven krijgen op steeds meer, en soms bijna alle, vergunningen die worden aangevraagd. Die regeling zal dan ook op een gelijke manier kunnen worden toegepast voor landbouwers en CEO’s.
De technieken zitten in een apart voorstel van decreet dat daar speciaal aan gewijd is. We willen in dit voorstel van decreet de bestaande technieken decretaal verankeren, een versnelde procedure mogelijk maken en hen die investeren in die techniek voor een bepaald reductiepercentage ook de legitieme verwachting en de rechtszekerheid bieden dat dat percentage in zijn vergunning wordt vastgeklikt. We hebben het in een apart voorstel van decreet gestopt omdat het moet worden aangemeld bij de Europese Unie. Dat is intussen gebeurd, met aanvraag tot spoedprocedure. Als we dat niet zouden doen, dan zou dat voorstel van decreet op dat punt kunnen worden aangevallen. Om het zo robuust mogelijk te houden, hebben we dat dus in een apart voorstel van decreet gestopt en aangemeld met vraag tot spoedprocedure.
Wat betreft het flankerend beleid, zit in dit voorstel van decreet en in andere regelgevende voorschriften … Men kan 40 procent steun krijgen voor de volledige AEA-stal, jonge landbouwers tot 65 procent, en op de installatie in een bestaande stal tot 80 procent. In totaal wordt er 3,6 miljard euro voorzien aan steun.
De piekbelasters, waarbij ik daarnet een kort voorbeeld heb gegeven, krijgen met dit voorstel van decreet de kans om onder de 50 procent te zakken. Voor sommigen zal dat lukken, voor anderen jammer genoeg niet. Zij die daarin slagen, zullen niet langer verplicht hoeven te sluiten. We zullen ook tegen 2026 alle zoekzones prioritair rond hen wegwerken. De piekbelasters die vrijwillig wensen te stoppen, kunnen in een ruime opkoopregeling instappen.
Daarnet ging het hier al over het extern salderen. Daar zijn twee sporen. Vanaf dag een is er een omzendbrief die weliswaar beperkter is, daar moeten we eerlijk over zijn. De mogelijkheden zijn er, maar zijn beperkter in afwachting van een ruimere manier, die ook voor G8 mogelijk moet zijn, maar daarvoor is een apart milieueffectenrapport nodig. Dat rapport moet er komen. Anders is dat een regeling die we niet robuust zouden kunnen maken of verdedigen. Maar vanaf 1 januari 2025, en zo is het ook verankerd in het voorstel van decreet, zal ook die ruimere vorm van extern salderen van toepassing worden, volgens de voorwaarden bepaald in het MER.
Collega’s, ik zal natuurlijk niet verhullen dat er in dit voorstel van decreet grote inspanningen gevraagd worden van de landbouwers. Er zitten ook een aantal maatregelen in die moeilijk zullen liggen, in het bijzonder de invoering van de nulbemesting in groene gebieden in SBZ en de afroming van de MER.
Maar het werk is nog niet af. We hebben het er daarnet al over gehad: ook de komende jaren is er nog heel wat werk aan de winkel. Ten eerste zullen wij – dat staat ook in het voorstel van decreet – met Europa onderhandelingen starten om onhaalbare KDW’s te kunnen herzien. We zullen die onderhandelingen voeren samen met Nederland en hopelijk met nog andere landen.
In het voorstel van decreet wordt ook het startschot gegeven voor de omslag van depositie naar emissie. Het advies van de Raad van State maakt dat eigenlijk des te urgenter. In het voorstel van decreet geeft de regering de opdracht om dat te doen. Zoals ik al zei, zal een wetenschappelijke onderbouwing meerdere jaren in beslag nemen. In die zin kun je zeggen dat dit voorstel van decreet een tijdelijk kader is, tot die omslag gemaakt is.
Tot slot zit er in dit voorstel van decreet wat ons betreft een evenwicht tussen landbouw, industrie en natuur. Als we inspanningen vragen van sectoren, moeten we hun ook perspectief kunnen bieden. Die twee moeten in verhouding zijn. Wat ons betreft, zit dat evenwicht in dit decreet vervat. Maar laten we nu vooral de uitdaging aangaan en daarbij vooral rekenen op het investeren in innovatie, waarin onze landbouw al tot de wereldtop behoort. Daar mogen we best wel trots op zijn. Daar willen we trots op blijven. Met dit voorstel van decreet geven we de nodige instrumenten om, meer dan ooit, onze landbouw in de toekomst te helpen verduurzamen.
Tot zover mijn algemene bespreking. Collega’s, dan kom ik nu tot het tweede deel van de repliek op de bemerkingen van het tweede advies van de Raad van State. Als ik hierbij niet onderbroken wordt, is dat in uw eigen belang. (Opmerkingen van de voorzitter)
Een eerste punt is de vergoedingsregeling voor de nulbemesting – randnummer 11. Onder randnummer 11 merkt de raad op dat de regeling die werd opgenomen in artikel 78, 5°, van het amendement en die betrekking heeft op de verschillende vergoedingen die uitgekeerd kunnen worden ten gevolge van het invoeren van een bemestingsverbod, niet lijkt te voldoen aan de voorwaarden van artikel 33 van de Landbouwvrijstellingsverordening, waardoor deze regeling aangemeld dient te worden bij de Europese Commissie in het kader van de Europese staatssteunregeling.
Wat dit betreft, is het zo dat in het betreffende artikel expliciet wordt verwezen naar het feit dat de regeling overeenkomstig de Europese regels inzake staatssteun dient te zijn en dat voor de concrete uitwerking van de verschillende vergoedingsregelingen, opgenomen in deze bepaling, voorzien is in een aantal delegaties naar de Vlaamse Regering. Voor zover voor een of meerdere van de in dit artikel opgenomen vergoedingsregelingen zou blijken dat deze beschouwd moeten worden als staatssteun waarvoor in het kader van de Europese staatssteunregeling een aanmelding bij de Europese Commissie vereist is, zal dit gebeuren bij de opmaak van de betrokken uitvoeringsbesluiten of zal de regering een gelijkwaardige vergoedingsregeling opmaken van dezelfde financiële grootteorde als de oorspronkelijke, en met respect voor het evenwicht tussen flankerend beleid en de betrokken maatregel.
Een tweede punt is de overschrijding van de kritische depositiewaarde – randnummers 12.4 en 12.5. De raad stelt dat de overschrijding van de KDW decretaal wordt gevalideerd. Dit zou op gespannen voet staan met de Habitatrichtlijn. De waarborgmechanismen van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn worden, aldus de raad, daarbij ontgrendeld door een voorafname te doen op de conclusies van de passende beoordeling.
De raad gaat hier volledig voorbij aan het principe van de programmatische aanpak. Dit principe werd reeds aanvaard door het Hof van Justitie. Aan de voorwaarden die het Hof van Justitie daarbij hanteert, is in dezen voldaan. Met een MER en een passende beoordeling van de PAS werd wetenschappelijk aangetoond dat de werkwijze van de PAS geen aanleiding kan geven tot betekenisvolle negatieve effecten.
De raad stelt dat zowel uit amendement nr. 1 als uit de andere amendementen lijkt voort te vloeien dat het de bedoeling is om een overschrijding van de KDW decretaal te valideren tot 1 januari 2045 voor stikstofgevoelige habitats van de A-habitattypes en tot 1 januari 2050 voor stikstofgevoelige habitats van de B-habitattypes, ook al wordt gedurende die 21 tot 26 jaar wel de handhaving van een strikte neerwaartse depositietrend nagestreefd. Zoals gesteld, gaat de raad hiermee voorbij aan het principe van de programmatische aanpak en aan de gunstige passende beoordeling waaraan de PAS werd onderworpen in het kader van het plan-MER.
Bovendien gaat de raad voorbij aan het feit dat de Habitatrichtlijn niet oplegt tegen wanneer de instandhoudingsdoelstellingen voor de SBZ’s gerealiseerd moeten zijn of tegen wanneer een goede staat van instandhouding bereikt moet zijn wat betreft de natuurlijke habitattypes waarvoor de betrokken SBZ’s zijn aangewezen. Dat wordt ook met zoveel woorden aangegeven in de consideransen van de ontwerpverordening van het Europees Parlement en de Raad inzake natuurherstel en tot wijziging van EU-verordening 2022/869.
De raad wijst er thans op dat de bewuste aanpak, waarbij nog een overschrijding van de KDW wordt toegestaan, op gespannen voet staat met de tekst van artikel 6, lid 2, van de Habitatrichtlijn. Die bepaalt: “De lidstaten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen voor zover die factoren, gelet op de doelstellingen van deze richtlijn, een significant effect zouden kunnen hebben.”
De raad lijkt hier aan te nemen dat afbreuk wordt gedaan aan het verslechteringsverbod van artikel 6, lid 2, dat volgens de raad klaarblijkelijk een op zich staande verplichting is, die oplegt elke verslechtering tout court van de kwaliteit van een natuurlijke habitat in een SBZ te voorkomen. Dat zou schijnbaar verder gaan dan wat vereist is krachtens artikel 6, lid 3. Dit is evenwel niet zo. In de richtsnoeren voor toepassing van artikel 6 van de Habitatrichtlijn heeft de Europese Commissie gesteld, met verwijzing naar rechtspraak van het Hof van Justitie, dat artikel 6, leden 2 en 3, van de Habitatrichtlijn moeten worden uitgelegd als een coherent geheel en dat beide leden van artikel 6 hetzelfde niveau van bescherming van habitattypen en habitats van soorten beogen te waarborgen. Daarom moet verslechtering zo nodig worden beoordeeld volgens soortgelijke criteria en methoden, aldus de Commissie, als die welke zijn gebruikt bij het toepassen van artikel 6, lid 3. De Commissie gaf daarbij ook aan dat door verslechtering te koppelen aan de instandhoudingsdoelstellingen op gebiedsniveau, het mogelijk wordt te interpreteren wat de grenzen van verslechtering zijn. Ik geef er de referentie bij: Europese Commissie, Beheer van Natura 2000-gebieden. De bepalingen van artikel 6 van de habitatrichtlijn (92/43/EEG), Brussel, 21 november 2018, C(2018) 7621, pagina 31.
Het gaat bijgevolg ook in artikel 6, lid 2, om een significante verslechtering. Dat wil zeggen een verslechtering die de realisatie hypothekeert van de instandhoudingsdoelstellingen die voor het betrokken habitattype in de betrokken SBZ zijn vooropgesteld. De programmatische aanpak is dan ook niet alleen in overeenstemming met artikel 6, lid 3, maar ook met artikel 6, lid 2.
Ik kom tot mijn volgende punt, de vrijstellingsregeling, randnummers 14.1 en 14.3. De Raad brengt opmerking 25 van het eerste advies in herinnering. Hier werd omstandig op ingegaan in de toelichting bij het amendement. De vrijstellingsregeling is in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel.
De Raad ziet daarnaast niet in waarom een vrijstelling zou kunnen worden verleend voor diercategorieën waarvoor geen ammoniakemissiereducerende maatregelen zijn vastgesteld voor een exploitatie tot en met 31 december 2030 “zonder dat de vereisten van artikel 6, lid 3, van de habitatrichtlijn zouden zijn nageleefd”. Ook hier moet verwezen worden naar de passende beoordeling en het plan-MER van de PAS, waar deze vrijstellingscategorie wel degelijk werd onderzocht conform de vereisten van de Habitatrichtlijn.
Daarmee ben ik bij mijn laatste punt aangekomen, de wijzigingen aan het Omgevingsvergunningsdecreet, randnummer 16. De Raad van State gaat niet inhoudelijk in op amendementen 6 tot 9, waarin beweerd wordt dat de artikelen 83, 86, 87 op de leest van één dossier geschreven zouden zijn. Ook met betrekking tot deze artikelen werd in de toelichting genoegzaam uiteengezet dat het hier verduidelijkingen aan het Omgevingsvergunningsdecreet betreft naar aanleiding van een aantal arresten. Deze verduidelijkingen zijn uiteraard noodzakelijk voor alle vergunningsdossiers die door deze problematiek gevat zijn. Zoals gesteld heeft de Raad van State geen opmerkingen op deze bepalingen.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Collega’s, het is duidelijk dat we vandaag een gecontesteerd decreet bespreken dat heftige emoties losweekt in dit halfrond, natuurlijk ook bij veetelers aan de keukentafel, en nu ook in de pers. Het dossier is zo gepolariseerd en besmet geraakt met de politique politicienne dat het misschien nodig is om even terug te kijken en uit te zoomen.
Wat was nu weer het probleem dat we hiermee trachten op de lossen? Wat is de situatie vandaag? Het is zo dat het sinds het fameuze stikstofarrest naar aanleiding van Kortessem in Vlaanderen moeilijker geworden is, en in vele gevallen onmogelijk, om nog een vergunning te verkrijgen die standhoudt bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Vandaag, het is al gezegd, moet je voor elke vergunning een passende beoordeling laten opmaken die nagaat in hoeverre het project impact heeft op de stikstofdepositie in het natuurgebied dat het dichtst bij je project ligt. Voor ondernemers met bedrijven die veel stikstof uitstoten, dat is vooral de veeteeltsector, is dat een schier onmogelijke opdracht. Dat komt, en daar gaat het eigenlijk om, doordat onze natuur, onze meest waardevolle natuur, in slechte staat is. Dat kunnen we niet ontkennen.
Daardoor is de impact van een bedrijf op die beschermde natuur elke keer wel te groot. Die is telkens betekenisvol in de negatieve zin. Als men blijft redeneren op individueel en microniveau, over de impact van één bedrijf op één natuurgebied, maakt men onnoemelijk veel vergunningen onmogelijk in de toekomst. Ik geef toe: dat is theoretisch gezien geen vergunningenstop. Er wordt ook veel over semantiek gesproken op radio en tv. Er zullen in Vlaanderen wel een paar bedrijven zijn die via zo’n passende beoordeling effectief passend beoordeeld kunnen worden omdat hun project ver genoeg van een natuurgebied ligt om geen impact te hebben. In theorie geloof ik dat. Als ik achter een bureau van een universiteit teksten zou bestuderen, zou dat ook mijn standpunt zijn. Maar om Marino te citeren: aan de universiteit van het leven, in de realiteit van elke dag, is dat niet het geval.
Vergunningen worden vandaag aangevochten met stikstof als argument, en ze sneuvelen bij bosjes met als voorlopig triest hoogtepunt de vernietiging van de verkaveling van ocharme zes huizen. Niet omdat de vloerverwarming te veel stikstof zou uitstoten of omdat de open haard op het plan getekend stond, neen, wel omdat er geen MER gemaakt was om de stikstofuitstoot van de camion die de bakstenen komt leveren in kaart te brengen. Collega’s, als de camion die de bakstenen komt leveren een probleem is, moet je niet vragen hoe het zit met vijfhonderd melkkoeien of drieduizend varkens. In de feiten is vandaag elk nieuw veeteeltbedrijf en elke verlenging van een bestaand bedrijf onvergunbaar. Ik heb al gezegd dat we zonder decretale interventie geen vergunningen meer kunnen verlengen. Dat is zo in de industrie, en sinds kort ook in de woningbouw.
Dat wil zeggen dat men – theoretisch opnieuw – het instrument van een passende beoordeling zo simpel kan maken als men wil. Men kan dat zo makkelijk hanteerbaar en zo kort maken als men wil. Men kan van die achthonderd pagina’s twee pagina’s maken. De conclusie van de beoordeling zal in bijna alle gevallen, in de huidige stand van zaken, met het huidige stikstofbad en de huidige staat van onze natuur, nooit leiden tot een passende beoordeling. Zonder die passende beoordeling kan een stad of gemeente vandaag geen vergunning laten afleveren. Dat is de realiteit van vandaag.
Ik noem dat wel een vergunningenstop. Dat is waar we mee aan de slag zijn gegaan. Dat hebben we proberen op te lossen. Dat was een moeilijk, technisch complex en maatschappelijk heel polariserend traject. Dat heeft ook een beetje te maken met het feit dat wij ons natuurlijk moeten baseren – terecht – op wetenschappelijke onderbouwing. Die wetenschappelijke onderbouw moesten we nadien weer juridisch vertalen, de exacte wetenschap uit de biologie, chemie en fysica moesten we vertalen naar de juridische wetenschap, en die twee gebruiken een ander jargon. Die begrijpen elkaar niet altijd. Wat de ene leest, is niet wat de andere bedoelt. Daarna komt natuurlijk nog eens de politiek, en die maakt terecht een lange maatschappelijke afweging.
Wat we hier vandaag hebben voorliggen is een programmatische aanpak, die van alle uitstoters van stikstof een inspanning vraagt, zodat iedereen moeite doet om die depositie naar beneden te krijgen, zodat het natuurherstel kan beginnen, en we tegelijkertijd nieuwe vergunningen kunnen uitschrijven en hervergunningen mogelijk blijven. Waarom weten we dat dat kan? Omdat aan de basis een MER ligt, een wetenschappelijke studie. Die berekent wat het effect is als we alle maatregelen nemen die in dit voorstel van decreet staan, in de programmatische aanpak. Dat zijn dus al de inspanningen die we vragen aan de industrie, de landbouw, het luchtbeleidsplan, de elektrificatie van het wagenpark, de technieken die we verplicht zullen installeren, en de doelstellingen die we vragen van de veeteeltsector. Als je die maatregelen opstelt, en je zegt dat je tegen 2030 de overschrijding van de KDW gehalveerd wil zien, dan zegt de wetenschappelijke onderbouwing dat dit doel gehaald zal worden met die set van maatregelen.
Het is 2030 omdat wij vandaag met een situatie zitten waarin we niet aan natuurherstel kunnen doen zonder dat de stikstofdepositie drastisch naar beneden gaat. Maar er is ook een reden waarom het model maar meegaat tot 2030, en niet tot 2050, zoals u daarnet zei, collega Schauvliege. Europa zegt dat wij in 2050 onze natuurgebieden in een goede staat van instandhouding moeten hebben. Europa heeft niet gezegd dat we dan de KDW gehaald moeten hebben.
Wij moeten eerst en vooral zorgen dat de stikstofdepositie drastisch naar omlaag gaat, zodat we vanaf dan een beleid kunnen voeren dat ons leidt naar de goede staat van instandhouding in 2050. Dat is de reden waarom we de regering opnieuw de opdracht hebben gegeven om tegen 2030 een nieuw kader, een nieuwe methodiek, een ander beleid, uit te werken, dat ervan uitgaat dat de stikstofdepositie onder controle is, zodat echt werk kan worden gemaakt van natuurherstel. Daar hebben we dan in de volgende 20 jaar, van 2030 tot 2050, een ander vergunningenbeleid voor nodig.
Voor mensen die graag spreken over witte bladen en tekentafels: dat is de tekentafel waarop het nieuwe witte blad ligt en waar, vanaf de volgende regering, inderdaad een ander plan voor na 2030 geschreven kan worden.
Collega’s, als we het model volgen, alle inspanningen doen en alle maatregelen nemen die we in dit voorstel van decreet geschreven hebben, dan creëren we eigenlijk meer ruimte dan de bedoeling was. De stikstofdepositie gaat dan verder achteruit dan de bedoeling was. Die vrije ruimte is ingecalculeerd in de vergunningenkaders. De drempels zijn daarop gebaseerd. Het is wetenschappelijk onderbouwd dat we daarmee de halvering van de overschrijding van het KDW halen en zelfs nog een beetje meer doen. Dat beetje meer hebben we gedeeld door twee – een stukje voor de industrie, een stukje voor de landbouw – en we zeggen dat vergunningen voor bedrijven met een beetje impact op de natuur – 1 procent, 0,025 procent – geen significante negatieve impact meer hebben op een natuurgebied. Daarom kunnen we er gemakkelijkheidshalve en veiligheidshalve – dat hebben we uitgerekend – van uitgaan dat we aan die bedrijven een vergunning kunnen afleveren zonder passende beoordeling. Ik zou deze redenering even willen afmaken, voorzitter …
Ja, collega Schauvliege wil tussenkomen. Maar maak uw redenering af.
Het is belangrijk om te weten dat we die vrije ruimte gelijk verdeeld hebben over de twee sectoren. Maar het aantal bedrijven per sector is natuurlijk heel verschillend. Er zijn maar enkele industriële bedrijven die een zware stikstofimpact hebben, en er zijn heel veel veetelers die een stikstofimpact hebben, waardoor die vrije ruimte, door de macht van de grote getallen, een veel kleinere drempel geeft aan de landbouw dan aan de industrie.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Coenegrachts, alles staat of valt natuurlijk met het uitvoeren van de maatregelen die in dit voorstel van decreet zitten, en met het bereiken van de reductie van 50 procent tegen 2030.
Eigenlijk stoelt dit voorstel van decreet voornamelijk op het invoeren van innovatieve technieken. Daar knelt natuurlijk wel het schoentje, want Nederlandse studies hebben aangetoond dat die onvoldoende reduceren. Ze zorgen ervoor dat je een theoretische bubbel opmaakt, die in de praktijk niet gerealiseerd wordt. Uit alle studies blijkt dat dit zo is.
Wat is dan het probleem? Dan hebt u een vergunning verleend op basis van dit kader, vergunningen voor onbepaalde duur. Dus: alle ondernemers die na 2030 komen – wanneer blijkt dat die reductie niet gehaald wordt, en het ziet ernaar uit dat het zo zal zijn – hebben geen toekomst meer.
Het is gewoon dom om een voorstel van decreet op te maken met een kader dat stopt in 2030, en dat voornamelijk gebaseerd is op het invoeren van dure nieuwe stallen met innovatieve technieken, met luchtwassers waarvan men nu al weet dat ze niet de gewenste reductie realiseren.
De heer Sintobin heeft het woord.
Het is misschien niet de gewoonte dat ik reageer op een andere oppositiepartij, maar, mevrouw Schauvliege, uw geloof in nieuwe technieken is wel bijzonder, maar bijzonder, laag. Het is bijzonder laag.
Als ik u was, zou ik naar de landbouwbeurs Agribex zijn gegaan, met bijna niets anders dan nieuwe technieken. Dat was in december, denk ik. Ik heb minister Brouns daar toen ook gezien. Zelfs ik stond verbaasd van hetgeen men daar naar voren bracht. Er waren tal van prijzen uitgereikt aan innovatieve technieken, waarbij je denkt: hoe kom je erbij?
U hebt daar geen geloof in. U hebt daar als Groen geen geloof in. U hebt geen geloof wat de vooruitgang in de landbouw of de industrie betreft. U bent alleen maar voor een soort van welvaartdestructie, waarbij we terugkeren naar de oertijd.
Laat ons alstublieft in andere domeinen van de Vlaamse Regering eens inzetten op innovatie, op nieuwe technieken. Waarom zou dat niet kunnen in de landbouwsector? Het gaat best wel over meer dan luchtwassers. Het gaat over meer dan luchtwassers, hoor, mevrouw Schauvliege.
Minister Rutten heeft het woord.
Het gebeurt af en toe toch dat de heer Sintobin en ik op dezelfde lijn zitten. In dezen is dat zo. Ik bedoel: Vlaanderen is een kennisregio. Wij staan erom bekend om bijzonder innovatief te zijn. Onze landbouwsector is daar top in.
Op dat moment – op het moment dat wij ons positioneren in de wereld en ervoor kiezen om bijzonder innovatief te zijn – zou ons grote probleem zijn dat we kiezen voor innovatie. Kijk, dat is dan een duidelijk verschil in mening. Wij kiezen voor innovatie. U gelooft daar niet in.
Heel dit voorstel van decreet is wetenschappelijk onderbouwd. Er is een MER dat heeft gelopen. Dat MER loopt tot 2030. Dat is ook een van de redenen waarom dit decreet tot 2030 loopt. U kunt niet langs de ene kant zeggen dat het wetenschappelijk onderbouwd moet zijn, en dan langs de andere kant zeggen om dat links te laten liggen en het te laten doorlopen. Dat gaat niet.
Er werd gekozen voor een aanpak, een logica. Ik hoop – en ik ben het volmondig eens met collega Coenegrachts – dat we eigenlijk zo snel mogelijk werk kunnen maken van een stikstofemissiebeleid. In de tussentijd is wat er hier voorligt een keuze, ook een keuze voor innovatie, ook een keuze voor technologie.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister en mijnheer Sintobin, proficiat dat u elkaar gevonden hebt in uw geloof. Ja, ik ben blij om te zien dat u een geloof deelt. Ik geloof eerlijk gezegd eerder in wetenschap en in resultaten. Ik ben niet naar Agribex geweest, ik geef dat toe. Ik ben al naar veel autosalons geweest, waar ik prototypes heb gezien die nooit van hun leven gereden hebben. Waar ik vandaag wetenschap zie, dat is dat studies over heel veel van die technieken die vandaag al in gebruik zijn – wetenschappelijke studies, universitaire studies – uitwijzen dat ze allemaal veel geld kosten en bijzonder weinig rendement opleveren naar uitstootbeperking. Met name in sectoren en op momenten waar de winstmarges onder druk staan, worden ze ook uitgeschakeld, gewoon vanwege het feit dat ze operationele kosten hebben, los van hoe theoretisch perfect ze zouden kunnen werken.
Die Habitatrichtlijn – ik kom er straks nog op terug – is niet van gisteren. Van de 46 types in Vlaanderen zijn er vandaag ondertussen drie in goede staat, denk ik, na meer dan dertig jaar. Dat heeft er onder andere mee te maken dat we, met name in het landbouwbeleid, de voorbij dertig jaar – in een aantal gevallen zat ik erbij – heel veel hebben ingezet op die technologie. Als het geen luchtwassers waren, dan was het mestverwerking en noem maar op. Terwijl we dertig jaar later keer op keer moeten vaststellen dat het nettoresultaat daarvan is dat de uitstoot niet gedaald is, dat de waterkwaliteit niet verbeterd is, dat de milieukwaliteit niet verbeterd is, want anders stonden we vandaag niet voor een probleem van een potentiële vergunningsstop. Als we konden aantonen dat dertig jaar lang investeren in technologie geholpen had, dan was er vandaag ook geen probleem met overdreven depositie, dan was er vandaag geen probleem met achteruitgaande waterkwaliteit, dan was er geen probleem met al die dingen, want dan was het al dertig jaar geleden opgelost.
Mevrouw Rutten, ik ben dus graag bereid om naar innovatie te kijken. Maar met wat we er vandaag over weten – met name in de sector van intensieve veehouderij en de ervaring van wat we er de voorbij dertig jaar hebben gezien – kan ik alleen maar vaststellen dat, als u daar uw geld op inzet, u evengoed naar het casino kunt gaan, denk ik. (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Ik sluit mij daar volledig bij aan. Mevrouw Rutten, wij zijn absoluut niet tegen innovatie, wij zijn wel tegen het inzetten van technieken waarvan we nu al weten dat de reductie die ingeschreven is in die modellen, met die technieken helemaal niet gehaald zal worden. Daar zijn onderzoeken naar, Nederlandse studies tonen dat aan, maar jullie rijden blind voor die technieken.
Wat wij voorstellen, mevrouw Rutten, is onderzoek en innovatie naar circulaire landbouw. Daar kun je op inzetten. Dat zal echt het probleem in de sector aanpakken, namelijk de import van soja – van stikstof van elders – die ervoor zorgt dat wij nu met een stikstofprobleem zitten. Daar moeten we op inzetten, veel meer dan verder te investeren in meer en grootschaliger en innovatieve technieken zoals AER-cellen (ammoniakemissiereducerende), waar uit onderzoek blijkt dat die eigenlijk niet het gewenste resultaat met zich meebrengen. Dat is een luchtkasteel dat jullie opbouwen. Daar is niemand mee gebaat: niet de natuur, niet de landbouwer en zeker niet de ondernemer.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik moet daar toch heel kort op reageren.
Mevrouw Schauvliege, uiteraard moet het gaan om technieken die gevalideerd zijn, die wetenschappelijk onderzocht zijn. We hebben daarvoor een wetenschappelijk comité geïnstalleerd. Onze universiteiten zijn op dat vlak bij de beste in de wereld. Wij hebben op dat vlak de beste resultaten en wij werken samen met Nederland, want wij zijn met Nederland voorlopers als het gaat over reducerende technieken op het vlak van stikstof in de land- en tuinbouw. Als ze onderuit worden gehaald, moeten ze opnieuw worden onderzocht, geen enkel probleem, maar we gaan die landbouwers niet in een avontuur storten waar er geen zekerheid is, absoluut. (Applaus bij cd&v)
Ze moeten die kans en die steun krijgen om te investeren in technieken. Ik ga niet mee in het verhaal van de Raad van State, die inderdaad opmerkingen maakt over die technieken. Als ze gevalideerd zijn en u investeert in die techniek om te reduceren wat nodig is om te verduurzamen, dan moet u daar een vergunning voor kunnen krijgen – geen enkel probleem. (Applaus bij cd&v)
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Laat ons een kat een kat noemen: collega Mieke Schauvliege houdt een juridisch- wetenschappelijke redenering, maar eigenlijk vertolkt ze een dogmatisch standpunt. Ze willen gewoon minder dieren, ze willen gewoon minder dieren. Ze willen de volledige doelstelling halen met minder dieren. Neem dit voorstel van decreet: dit voorstel van decreet is gebaseerd op het reduceren van uitstoot. Daarvoor hebben we technieken en innovatie nodig. We zijn daarin al wereldtop, we bouwen daarop verder en we maken daarvoor een bijkomend decreet. En ja, het is wetenschappelijk onderbouwd, zowel het voorstel van decreet dat vandaag voorligt – dat is gebaseerd op een MER, een wetenschappelijke studie tot en met –, als het andere decreet waar een Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veeteelt (WeComV) zal oordelen over die techniek.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Het klopt dat de beste manier om stikstof te reduceren, inderdaad is om op een gecontroleerde en gesubsidieerde manier die veestapel af te bouwen. Dat is een zeer essentieel onderdeel van de oplossing. Dat is één ding, en een van onze voorstellen is inderdaad niet alleen landbouwers die varkens kweken te ondersteunen bij een transitie en een vermindering van het aantal dieren, maar dat ook te doen voor rund- of pluimveehouders bijvoorbeeld. Dat lijkt ons een zeer interessante maatregel om ervoor te zorgen dat we effectief die veestapel naar beneden halen, want dat is een van de grote oorzaken van ons probleem.
Daarnaast willen wij een transitiefonds dat landbouwers helpt de transitie te maken naar een circulaire landbouw en dat ervoor zorgt dat we minder soja importeren van het buitenland. Soja is eigenlijk stikstof, dat wordt vanuit het Amazonewoud – hups – hier gedropt, en later hebben we daar een probleem mee. Wij willen eigenlijk een landbouw die zelf inzet op het produceren van dierenvoeder, zodanig dat die cirkel gesloten is en we in een circulair systeem zitten. We willen ook dat er subsidies, ondersteuning en innovatie worden ingezet om dat te realiseren. Dat is voor ons de kern waar er zou moeten worden op ingezet, om ervoor te zorgen dat er een toekomst is voor de landbouw. Maar die reductie moet worden gerealiseerd opdat onze natuur finaal gezond wordt. (Applaus bij Groen)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Mieke Schauvliege heeft nogmaals mooi aangetoond wat de partij Groen is: de partij van de dogma’s. De partij van de dogma’s gelooft niet in een toekomst, gelooft niet in innovatie, gelooft niet in onze onderzoekers, gelooft niet in onze universitairen en gelooft al helemaal niet in onze boeren. Ik vind dat eigenlijk stuitend, ik vind dat stuitend. De oplossing die ze voorstellen – het versneld afbouwen van de veestapel in Vlaanderen – is een ramp voor onze economie. Onze belangrijkste sector is onze agrovoedingssector in Vlaanderen. Maar het is ook een ramp voor het klimaat, want hier in Vlaanderen wordt de meest klimaatperformante voedingsproductie gerealiseerd. De melk die hier wordt geproduceerd, van ons vee afkomstig, is de meest klimaatvriendelijke van de hele wereld. Elle koe die hier verdwijnt, zal elders opstaan om daar op een minder klimaatvriendelijke manier, op een minder diervriendelijke manier ook, aan diezelfde melkproductie te doen. De naïviteit die door de dogma's wordt gecreëerd, is dus gewoon slecht voor de economie en slecht voor het klimaat.
Ik wil ook iets zeggen over innovatie. Collega Tobback had het over de prototypes die hij zag staan op het Autosalon. Hij zou inderdaad beter eens naar Agribex en Agriflanders gaan, om kennis te maken met de innovaties die in de land- en tuinbouwsector echt wel bijzonder sterk aan het evolueren zijn. Wel, die prototypes van toen hebben uiteindelijk geleid tot de elektrische auto's waar u en uw partij mee achter staan om die massaal te gaan introduceren in Vlaanderen. Ook in de land- en tuinbouwsector is er geëxperimenteerd, zijn er zaken die goed en minder goed zijn gelopen bij die innovatie, maar nu staan die technologieën op punt.
Ik zat vandaag samen met een bedrijf dat biogasinstallaties installeert op landbouwbedrijven en dat combineert met stikstofstrippers. In Vlaanderen krijgen ze, door de huidige onzekerheid, helaas heel weinig vergunningen om dergelijke installaties te bouwen. Het zijn installaties die mest verwerken, energie produceren en stikstof reduceren.
Weet u in welke regio van het land ze wel dergelijke installaties kunnen zetten? In Wallonië, gesteund door het socialistische en groene beleid, dat daar blijkbaar wel gelooft in innovatie. Ik kan dat alleen maar toejuichen. Collega Tobback, collega Schauvliege, misschien moet u op dat vlak eens gaan praten met uw Waalse collega’s, want daar geloven ze wel in de toekomst en in innovatie.
Het houdt niet op bij alleen technische installaties. Deze week nog is bekendgemaakt dat Vlaanderen via Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) en andere groepen investeert in Protealis, in het produceren van onze eigen soja. Daar hebt u gelijk in, collega Schauvliege: we moeten onze afhankelijkheid van Zuid-Amerika afbouwen. Hoe gaan we die afbouwen? Door te investeren in innovatie. Weg met de dogma’s, geloof in innovatie: dat is de manier waarop we onze sector kunnen vernieuwen. Dat is de manier waarop we de toekomst van onze sector kunnen verzekeren. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Het applaus vanuit de regeringsbanken is ontroerend. Maar collega Bothuyne, en andere collega’s met grote woorden, stel u voor dat er een partij is in dit parlement die zegt dat we naar een landbouwmodel willen met minder dieren, maar met meer landbouwers, meer landbouwers, die deftigere prijzen krijgen voor hun producten, en op het einde van de maand of het jaar wel rondkomen. Landbouwers die rechtszekerheid hebben voor de komende 25 of dertig jaar dat als zij iets investeren in bewezen technieken, dat ook zal renderen, waardoor zij hun bedrijf in stand kunnen houden. Stel u voor dat een partij dat zou doen. Wel, dat is wat wij al dertig jaar doen. Dat zijn de voorstellen die wij al dertig jaar op tafel leggen over het landbouwmodel, over ons voedselmodel, en ook over het in gebruik nemen van bewezen technieken.
Wat hebt u de voorbije dertig jaar gedaan? U komt hier hoogdravend lesjes leren aan oppositiepartijen, uit de mond van cd&v, die de voorbije twintig jaar samen met de N-VA deel heeft uitgemaakt van deze Vlaamse Regering. Van die voorbije twintig jaar is die cd&v vijftien jaar bevoegd geweest voor de landbouw. Vijftien jaar daarvan was cd&v bevoegd voor het leefmilieu en de natuur. Wat is het eindresultaat? Het eindresultaat, na twintig jaar, is dat 93 procent van onze natuur in slechte staat is, dat het aantal landbouwers op twintig jaar tijd gehalveerd is, dat het water al die landbouwers aan de lippen staat en niemand nog weet waar ze de komende twintig of dertig jaar in kunnen investeren om een rendabel bedrijf te voeren, en dat de prijzen vaak gewoon niet toereikend zijn. Dat is het eindresultaat. Een sector waarin de suïcidecijfers de hoogste van Europa zijn, dat is het eindresultaat na twintig jaar N-VA- en cd&v-bestuur in deze Vlaamse meerderheid.
En dan komt u hier lesjes leren aan een partij die al dertig jaar zegt om misschien eens uit te zoomen en eens een beetje anders naar de zaken te kijken. Laat ons naar een landbouwmodel gaan dat prijzen oplevert voor landbouwers die leefbaar zijn. Laat ons kijken welke technieken we daarvoor kunnen gebruiken, maar laat ons inderdaad ook kijken naar welke producten we maken, en laat ons zorgen dat dat niet met ingevoerde soja van de andere kant van de wereld moet gebeuren. Dat is inderdaad het model waar ik voor durf te staan, samen met heel mijn partij en heel mijn fractie. Dat is een model dat de kop niet in het zand steekt, en de mensen die nu thuis of op de tribune hier volgen, niet wijsmaakt dat het is opgelost als we niks doen. Maar als we dit goedkeuren is het ook niet opgelost. Dat is de harde realiteit, collega Van Rompuy. U zegt dat we niets anders kunnen dan dit voorstel van decreet goed te keuren. U bent de oorzaak dat we vandaag niet anders kunnen dan dit voorstel van decreet goed te keuren in uw mindset. Maar de harde realiteit is dat u ermee de chaos en de wanhoop organiseert, economisch, op het gebied van natuur en op het gebied van landbouw. En daar is maar één verantwoordelijke voor, en dat is niet de oppositie maar wel deze en alle voorgaande Vlaamse regeringen van de voorbije twintig jaar. (Applaus bij Groen)
De heer Tobback heeft het woord.
Ik hoor collega Bothuyne met een zekere air over dogma’s praten. Ik heb geen last van dogma’s, collega’s. Ik kijk gewoon naar de resultaten in de praktijk. Om te beginnen: wat mij al heel erg verwondert, is dat u anderen verwijt dat ze de veestapel zouden willen afbouwen. Ik heb daarstraks collega Vandaele en nog vele anderen horen zeggen dat ook dit voorstel van decreet uitgaat van een afbouw van de veestapel, minstens voor een deel. Dat lijkt mij ook de simpele logica. Dat is een evidentie. Nu zeggen dat u daar niet aan meedoet? U doet daar wel aan mee, collega Bothuyne. U probeert zich alleen maar te verstoppen achter een rookgordijn.
Twee, ik ben niet tegen technologische innovatie. We hebben die in het verleden al meermaals toegepast. Ik kan alleen maar vaststellen in de praktijk, niet op basis van een dogma, niet basis van geloof, niet op basis van grote principes maar op basis van meetbare resultaten, dat in de voorbije 25 of dertig jaar het voornaamste resultaat van landbouwers duwen om te investeren in nieuwe technieken die zogezegd de uitstoot zouden beperken, is dat de investeringslast voor landbouwers, voor individuele boeren, fel gestegen is, en dat we hen bovendien met belastinggeld fel moeten ondersteunen, wat u ook in dit voorstel van decreet opnieuw doet. Maar ook dat het beoogde resultaat, namelijk het verminderen van de uitstoot en het verbeteren van de milieukwaliteit, er gewoon niet is. Dat heeft niets te maken met dogma, dat heeft te maken met meten en weten en kijken naar de resultaten en denken dat als je op deze manier blijft voortgaan, je inderdaad in de definitie van waanzin zit, en dat is: hetzelfde blijven proberen en denken dat het iets anders gaat opleveren. Tot nader order – u mag mij het tegendeel bewijzen, en als het zo is, zal ik het ook aanvaarden – zie ik in dit hele technologische verhaal vooral een manier voor een aantal verkopers van materiaal en installaties om geld te verdienen, terwijl de boeren die ze moeten plaatsen, hogere schulden zullen aangaan, de marges nog veel meer onder druk zullen staan, en dus het resultaat voor het leefmilieu er ook niet zal zijn. Aan het einde van deze rit zal het opnieuw zijn: nog minder boeren, nog meer kosten en nog altijd geen vervulling van onze verplichtingen in het kader van de Nitraat-, of neen, van de Habitatrichtlijn in dit geval. En ook niet van de Nitraatrichtlijn, trouwens.
Uw voorbeelden zijn ook niet zo geweldig goed gekozen. Ik heb al heel lang geleden – want u bent er al een aantal jaren mee bezig – gehoord dat men in Vlaanderen soja gaat verbouwen. Voor mij niet gelaten, voor mij mag dat. Of we nu soja of maïs verbouwen, het maakt op zich niet veel uit. Maar er is wel een simpele realiteit, en of het nu soja is of maïs of eender wat: het zal in ieder geval in Vlaanderen nooit mogelijk zijn om voldoende veevoeder te verbouwen om alleen nog maar de beesten die we ieder jaar vetmesten, eten te geven – tenzij we zelf niets meer eten. We zullen bij het huidige niveau van onze veestapel altijd voor een waanzinnige hoeveelheid afhankelijk zijn van import uit het buitenland. Ik heb het al dikwijls gezegd. We voeren dit debat in het kader van voedselzekerheid en voedselveiligheid. We hebben op dit moment in Vlaanderen een dermate grote veestapel dat we zelfs het eten voor het vee moeten importeren, want zelfs daar hebben we met het huidige model en het huidige beleid geen voedselveiligheid meer. En als men dat niet wil inzien en niet wil zien dat men daar in een doodlopende straat zit waar we oplossingen voor moeten vinden omdat er bijzonder weinig mensen beter van worden zoals het nu gaat en het ons voor problemen stelt zodat we dit vandaag met dit nooddecreet – want veel meer is het niet, als ik collega Dochy mag citeren – moeten goedkeuren, dan ligt het daaraan: dat u vastzit in een dogma, waarbij u in dezelfde doodlopende straat alsmaar verder rijdt en alsmaar dichter bij het einde van die doodlopende straat komt, in plaats van om te draaien en een betere weg te zoeken, een betere weg voor Vlaanderen, een betere weg voor de landbouwers en een betere weg voor ons allemaal. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik wil kort reageren op collega Vaneeckhout. De korte periode waarin jullie die bevoegdheden hadden, hebben jullie mee het probleem dat we vandaag moeten aanpakken, gecreëerd, door op een heel versnipperde manier over heel Vlaanderen natuurgebieden aan te duiden en in te kleuren. Dat is het probleem, dat het uitermate complex maakt. Ik denk dat u het best eerst voor uw deur veegt, voor de korte periode waarin u zelf verantwoordelijk was. Die versnipperde natuurgebieden maken de problematiek heel wat complexer dan ze misschien had moeten zijn. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Rutten heeft het woord.
Collega’s, de minister van Landbouw zal het mij niet kwalijk nemen, maar, collega Vaneeckhout, ik moet het beeld dat u hebt geschetst bijstellen. Als u praat over landbouw in Vlaanderen, dan zou het u sieren om dat met fierheid te doen. De landbouwproducten zijn top. De kwaliteit van ons vlees is top. Hier in Vlaanderen weet je wat je op je bord krijgt. Als u nu denkt dat, als wij geen vlees meer gaan kweken, de mensen geen biefstuk-friet meer gaan eten, dan vergist u zich. U gaat alleen niet meer weten vanwaar hij komt en nog minder wat erin zit.
Wij maken melk waar van a tot z is getest in voedselveiligheid, zodat we weten dat dat top is. Wij zijn in West-Vlaanderen fantastisch goed in groenten en diepvriesgroenten. We zijn daarin exporteur en wereldtop. En als u terug in de tijd wilt, dan doet u dat maar, maar ik laat dit topproduct niet verloren gaan. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Van Rompuy, als u teruggaat in de tijd, dan moet u wel correct teruggaan in de tijd. Er zijn natuurgebieden afgebakend, Europese natuurgebieden. Maar wie is verantwoordelijk voor de snippers natuur, denkt u? Er was een fantastische structuur uitgetekend, maar het is úw partij die ervoor heeft gezorgd dat het allemaal zo klein en zo minimaal mogelijk moest worden uitgetekend. En daardoor zitten we inderdaad met een probleem, zoals dat nu het geval is. Was er toen gekozen voor grote aaneengesloten stukken natuur, dan hadden we nu niet het probleem gehad waarmee we te maken hebben.
Dus alstublieft, u hoeft ons geen lessen te leren. (Applaus bij Groen en Vooruit)
Kunnen we dan teruggaan naar collega Coenegrachts, ja?
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Een mens is hier altijd het minst aan het woord als hij zelf zijn spreektijd probeert in te vullen. Misschien kan ik de rest van mijn tussenkomst aaneengesloten doen?
U wilt dus niet worden onderbroken? Oké, dat is uw recht.
Dat we de natuurgebieden beter hadden kunnen structureren, daarvan ben ik overtuigd. Of we dan geen probleem zouden hebben gehad, daarvan ben ik iets minder overtuigd. Want het land van de beste ruimtelijke ordening ter wereld is volgens sommigen Nederland, en daar heeft men een stikstofprobleem dat minstens zo groot is als dat van ons.
Ik was eigenlijk bij het verschil tussen landbouw en industrie aanbeland. U bent dat wat vergeten, maar ik was daar eigenlijk mee bezig. Ik wil daarvoor nog verwijzen naar het eerste advies van de Raad van State, dat van 2 oktober 2023, overweging 26 en heel specifiek de voetnoot 61, omdat daarin gesproken is over de redenering die men in een parlementaire bespreking zou kunnen opwerpen om dat verschil tussen landbouw en industrie te verantwoorden. Het eerste element heb ik u gegeven: het verschil in het aantal ondernemingen per sector. Het tweede is dat het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) een wetenschappelijke studie heeft afgeleverd waaruit blijkt dat de verzuring van de bodem door ammoniak meer negatieve effecten veroorzaakt dan die door de NOx’en. Het derde is natuurlijk dat de trend in beide sectoren verschillend is. In de landbouw stagneert die de voorbije jaren min of meer en in de industrie is die al verschillende decennia dalend.
De minister heeft het al uitvoerig gehad over de wetenschappelijke onderbouwing. Wetenschap is per definitie iets dynamisch. Wetenschap is per definitie iets dat zichzelf uitdaagt, iets dat zichzelf in vraag stelt. En natuurlijk zul je dus tot de constatatie komen dat een techniek die vandaag werd goedgekeurd door een wetenschappelijk comité ... We doen dat niet politiek, we hebben dat uitbesteed aan de wetenschap, net om die wetenschappelijke grondslag die de Raad van State ons nu in twee adviezen heeft gevraagd, te waarborgen. Dat wetenschappelijke comité zal constant, doorheen de jaren, tot nieuwe inzichten komen en technieken van lijsten schrappen of er andere reductiepercentages op plakken enzovoort. Maar wat waarborgt dat onze technieken zullen werken om reducties te bewerkstelligen, is net het wetenschappelijke proces dat we installeren, en de garantie dat we niet politiek valideren welke techniek wordt goedgekeurd, maar dat dat wetenschappelijk gevalideerd wordt. Dat is de vraag vanuit de Raad van State. Ik denk dat dat duidelijk was.
Collega’s, zal ons decreet leiden tot een rechtszeker kader? Ik weet dat de mensen op de radio iets anders zeggen, maar ik denk van wel. The proof of the pudding is in the eating, en the eating gebeurt voor het Grondwettelijk Hof. Ik neem aan dat zij – wie weet – een prejudiciële vraag aan het Europese Hof zullen stellen.
Wij hebben dat alleszins onderzocht. Collega Vandaele heeft met drie juristen gesproken, niet alleen maar drie juristen, maar drie juristen van wie duidelijk was dat ze ons adviseerden. Er zijn mensen op het departement, kabinetten, adviseurs op onze studiedienst, en wijzelf hebben ook wel het een en ander opgezocht. Er is de Europese rechtspraak, de rechtspraak van de Raad van State, de Raad van State in Nederland, die allemaal openingen laten richting programmatische aanpak als die wetenschappelijk onderbouwd is, en die van ons is wetenschappelijk onderbouwd en in een MER-studie gegoten. Die is tegensprekelijk gemaakt via een openbaar onderzoek, en wordt vandaag hopelijk decretaal geborgen.
Dus dit is alles wat wij hier vandaag op tafel leggen om te vermijden dat elk bedrijf individueel verantwoordelijk wordt voor het halen van de doelstelling van een individueel natuurgebied. Het is een programmatische aanpak om ervoor te zorgen dat de optelsom van alle maatregelen het op individueel niveau mogelijk zal maken om vergunningen af te leveren. Dat is het hele uitgangspunt van de programmatische aanpak, en de programmatische aanpak wordt wel degelijk Europees onderschreven.
Ik geef grif toe dat we de Raad van State daarmee vrij fundamenteel tegenspreken. U leest dat in die adviezen. De Raad van State gaat uit van de situatie zoals ze vandaag bestaat, individueel passende beoordelingen, en in de feiten is het natuurlijk Vlaanderen dat op slot gaat. Dat is juridisch een zeer legitieme redenering – alle begrip voor de collega's: ik heb voorgelezen uit de amendementen van Groen die diezelfde redenering maken. Wij maken gewoon een andere politieke keuze, en wij gaan daar niet op in. Wij spreken dat tegen. Alle juridische argumenten zijn opgesomd in de memorie van toelichting. Dat is goed onderbouwd, en we denken dat we dit juridisch geschil voor het Grondwettelijk Hof gaan kunnen uitleggen en het hof daarvan kunnen overtuigen.
Het wit blad hier, dat heb ik gelukkig al eens besproken. Voor ons is dit voorstel van decreet een oplossing voor de hervergunningen, en dat deel is wetenschappelijk onderbouwd. Het is een oplossing om de stikstofdepositie te halveren tegen 2030, excuseer, de overschrijding van de KDW te halveren tegen 2030. Dat is wetenschappelijk onderbouwd. Het is een oplossing om nieuwe investeringen te vergunnen, en dat is wetenschappelijk onderbouwd. Het is een oplossing om snel te kunnen beginnen aan natuurherstel, en ook dat is wetenschappelijk onderbouwd. De vraag wordt stilaan, collega's, wie kan daar iets op tegen hebben?
Collega's, we spreken dus de Raad van State tegen, die er volgens mij verkeerdelijk van uitgaat dat een programmatische aanpak niet kan, dat je die optelsom niet kunt maken, en die er bijkomend van uitgaat dat wij vandaag, gisteren, onze natuurgebieden in een goede staat van instandhouding moeten brengen – quod non. Dat is niet waar. De enige deadline die op Europees niveau relevant is, is 2050. We hebben geen verplichting om vandaag al al onze natuur in een goede staat van instandhouding te hebben vooraleer we een nieuwe vergunning afleveren. Europa vraagt dat tegen 2050. Wat vandaag voorligt, is de eerste stap van een wetenschappelijk onderbouwd traject om in 2050 te raken waar we moeten zijn. De afbouw van stikstofdepositie is daarin cruciaal, en dat gaan we tot 2030 dan ook vrij fors doen.
Een andere bedenking bij de adviezen van de Raad van State is dat, als we die vergunningverlening effectief zouden stilleggen zoals van ons gevraagd wordt, je de bizarre situatie krijgt dat bijvoorbeeld een veeteler die naar het loket van zijn stad of gemeente gaat om te zeggen dat hij graag een ammoniakwasser zou hangen en hij daar graag een vergunning voor zou krijgen, de persoon achter het loket eerlijk moet antwoorden dat ze daarvoor geen vergunning kunnen afleveren. Zelfs investeren in de technieken, zelfs investeringen in nieuwe stallen, zelfs als men een kleinere stal wil laten bouwen in plaats van een grotere omdat men wat minder dieren wil houden, kan vandaag niet totdat de natuur in een goede staat van instandhouding is, en wij geloven dat men die twee trajecten kan laten samenlopen en men dat ook juridisch onderbouwd krijgt.
Dit decreet brengt ons dus tot 2030. De vraag is dan wat er daarna komt. Dan komt de tekentafel, het witte blad. Dan komt, als ik collega Dochy goed heb begrepen, het punt om te zeggen dat de volgende regering daar werk van moet maken. Dan komt het gesprek met Europa. Dan komt de haalbaarheid van die Habitatrichtlijn in drukbevolkte regio’s als die van ons. Het gesprek met Europa en de opdracht tot een nieuw systeem, is in dit decreet aan de regering meegegeven.
Het moet een model worden dat niet meer uitgaat van depositie, maar van emissie, dat uitgaat van de goede staat van instandhouding, en niet alleen van stikstof, een model dat zorgt voor de belangen van de natuur, dat die gewaarborgd blijven in de vergunningverlening, maar er tegelijk voor zorgt dat de vergunningverlening niet gehinderd wordt door de natuur en de natuurdoelen. Het model zorgt voor een beter evenwicht tussen economie, vergunningen en natuur, zeker in vergelijking met de huidige situatie.
Niemand van de indieners vindt dit de leukste situatie. We beseffen heel goed wat we vragen, vooral van de veeteelt. We beseffen welke inspanningen we opleggen en hoe zwaar die zullen wegen. Ik ben ervan overtuigd dat dit de enige manier is om tegen 2030, binnen zes jaar, voldoende ademruimte te creëren voor de natuur, en ervoor te zorgen dat wij allemaal, als economie, samenleving, veeteeltsector en industrie, opnieuw vooruit kunnen.
Voorzitter, ik doe nu mijn deel van de antwoorden op de Raad van State. U zult aan het aantal keer dat ik ‘ammoniakemissiereducerende maatregelen’ moet uitspreken, erkennen dat ik het kortste strootje heb getrokken toen we dat deze middag hebben verdeeld.
We beginnen met randnummer 19: ammoniakemissiereducerende maatregelen.
De definitie van ammoniakemissiereducerende maatregelen is er niet op gericht een machtiging te verlenen aan de Vlaamse Regering, doch dient begrepen te worden als een beschrijving van de maatregelen die door de minister, door de Vlaamse Regering of in een decreet, al aangenomen zijn of nog aangenomen zullen worden. Op deze manier wordt zowel verwezen naar de maatregelen die vandaag de dag reeds bestaan in het ministerieel besluit van 19 maart 2004 houdende vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen in uitvoering van artikel 1.1.2 en artikel 5.9.2.1bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne; als naar de maatregelen die in de toekomst in het nog lopende afzonderlijke voorstel van decreet over ammoniakemissiereducerende maatregelen opgenomen zijn of die krachtens dit decreet genomen zullen worden. Deze formulering is noodzakelijk om, in afwachting van de goedkeuring van het voorstel van decreet over ammoniakemissiereducerende maatregelen, te zorgen dat er reeds ammoniakemissiereducerende maatregelen van toepassing zijn en om aldus de continuïteit te verzekeren.
Dan ga ik over tot randnummer 20: de verhouding met omzendbrief OMG/2023/2 met betrekking tot extern salderen.
De verhouding wordt geduid in de omzendbrief, die stelt: “In afwachting van deze plan-MER wordt met onderhavige omzendbrief een kader voorzien voor extern salderen voor nieuwe bedrijven en uitbreidingen van bestaande, doch slechts in gebieden waar de dalende G8-trend gerealiseerd wordt en waar uit een individuele passende beoordeling blijkt dat deze dalende trend niet in gevaar wordt gebracht. Het extern salderen wordt vooralsnog niet ingezet voor het behalen van de G8-reductiedoelstellingen.”
Ik ga over tot de randnummers 25, 26 en 27: beoordelingskaders voor de vergunningverlening.
Met betrekking tot het beoordelingskader voor stationaire NOx-bronnen, meent de raad in het amendement te lezen dat hier een nieuwe a prioriconclusie van ‘geen betekenisvolle effecten’ toegevoegd werd voor nieuwe projecten voor zover het project de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend van stikstofoxiden in de betrokken SBZ-H niet hypothekeert. De Raad acht dit onverenigbaar met artikel 6, lid 3 van de Habitatrichtlijn, dat vereist dat de bevoegde instantie, gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen, de zekerheid kreeg dat het project geen betekenisvolle effecten zal veroorzaken.
Wat betreft het beoordelingskader voor de ammoniakemissies door veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties, hekelt de raad de formulering in artikel 38 waarbij onder de daar bepaalde voorwaarden wordt gesteld dat er geen betekenisvolle aantasting mogelijk is, ongeacht de omvang van de actuele overschrijding van de KDW. De raad stelt dat hiermee wordt vooruitgelopen op de uitkomst van de individuele passende beoordeling.
Voor beide vermelde opmerkingen van de raad moet worden opgemerkt dat de raad er opnieuw geen rekening mee houdt dat de onderdelen van de beoordelingskaders deel uitmaken van een formeel vastgestelde programmatische aanpak, waarvan met een passende beoordeling en plan-MER wetenschappelijk aangetoond werd dat de toepassing van die kaders niet kan leiden tot betekenisvolle negatieve effecten.
De beoordeling van nieuwe stationaire bronnen is niet nieuw en maakte reeds deel uit van het beoordelingskader. Wat de overschrijding van de KDW betreft, kan verwezen worden naar wat collega Van Rompuy reeds heeft uiteengezet toen hij het had over de overschrijding van de kritische depositiewaarde.
Dan ga ik in op randnummers 32 en 33, de maatwerkgebieden.
De vraag rijst, aldus de Raad, of voor het ontwerp van ontwikkelingsplan voor het Turnhouts Vennengebied niet moet worden afgestemd of overlegd met relevante actoren in Nederland. En of voor de ontwerpen van inrichtingsnota voor de maatwerkgebieden Kalmthoutse heide, Mechelse heide en Voerstreek moet worden voorzien in een mogelijkheid van inspraak voor de op het grondgebied van Nederland dan wel het Waalse Gewest nabij gelegen besturen en hun inwoners.
Daarover kunnen we stellen dat, daar waar het nodig is de grensoverschrijdende raadpleging regelgevend te verankeren, de bestaande regelgeving al in het nodige voorziet, bijvoorbeeld de grensoverschrijdende raadpleging inzake milieueffectrapportage en de noodzaak om inrichtingsnota’s in openbaar onderzoek te brengen. De bestaande regelgeving hieromtrent blijft uiteraard van toepassing.
Dan kom ik tot randnummer 40, de zoekzones.
Binnen de delen van de zoekzone met de laagste actuele of potentiële natuurwaarden kan de afbakening worden aangepast op basis van socio-economische belangen. De raad wijst erop dat in een SBZ-H voorrang moet gegeven worden aan het herstel of de handhaving van de natuurlijke habitats. Een dergelijke aanpassing is dan ook slechts mogelijk in zoverre die maatregel verenigbaar blijft met artikel 6 van de Habitatrichtlijn.
Het spreekt voor zich dat een aanpassing steeds conform de Habitatrichtlijn moet verlopen. Dit is evenwel in het voorstel van decreet gegarandeerd doordat in het bewuste vijfde lid dat toegevoegd wordt aan artikel 36ter, §1, wordt bepaald dat bij een dergelijke aanpassing de bepalingen van het derde en vierde lid worden gerespecteerd en ervoor wordt gezorgd dat de totale oppervlakte van de zoekzone niet kleiner wordt. Het daarbij dus eveneens in acht te nemen vierde lid bepaalt trouwens dat de zoekzone in die mate groter wordt afgebakend dan het openstaande saldo “zodanig dat dat saldo altijd binnen de zoekzone gerealiseerd kan worden”. Dit verhindert dat er zich een probleem kan stellen.
Dan ga ik in op randnummer 44, de niet-ingevulde nutriëntenemissierechten.
Onder randnummer 44 verwijst de raad, voor wat betreft de regels rond de annulering van de niet-ingevulde nutriëntenemissierechten (NER) vanaf 1 januari 2024, naar de regels rond de verantwoording van terugwerkende kracht. Hierbij dienen de volgende kanttekeningen gemaakt te worden. Enerzijds is het zo dat een regel als retroactief moet worden gekwalificeerd als hij van toepassing is op feiten, handelingen en toestanden die definitief waren voltrokken op het ogenblik dat hij in werking is getreden. Specifiek voor wat betreft de annulering van nutriëntenemissierechten is het zo dat verschillende verplichtingen en beoordelingen in het kader van de mestregelgeving, zoals het feit dat het aantal dieren dat men houdt niet hoger mag zijn dan de nutriëntenemissierechten waarover men beschikt, in beginsel betrekking hebben op een volledig kalenderjaar. Voor dergelijke verplichtingen, die betrekking hebben op een volledig kalenderjaar, zijn de handelingen dus pas definitief voltrokken na het verstrijken van een volledig kalenderjaar.
Bijgevolg zal deze bepaling dus in de feiten geen retroactieve werking hebben. Anderzijds is het zo dat het om verschillende redenen ook vereist is dat de annulering reeds vanaf 1 januari 2024 gebeurt. Dat moet onder meer om een continuïteit en goede werking van de diensten te garanderen, in welk kader het aangewezen is om voor het gehele kalenderjaar eenzelfde regeling te hebben, terwijl het aangewezen is deze regeling reeds effect te laten hebben vanaf 2024 en niet pas vanaf 2025. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik wil de mensen die hierboven zitten bedanken. Sommigen van hen zitten hier al sinds 14 uur. Dat is langer dan sommige parlementsleden. Ik bedank hen voor de volharding en de interesse. (Stefaan Sintobin knoopt een rode sjaal rond een van de microfoons op het spreekgestoelte.)
Minister, er werden in dit debat heel wat zaken gezegd die ook in mijn tussenkomst voorkwamen. Ik wil trouwens de fractieleiders van de meerderheid bedanken voor de ‘voorleesmomentjes’. Eigenlijk bewijst het debat dat we de afgelopen twee uur gevoerd hebben dat het beter geweest zou zijn als we voor dit decreet de normale parlementaire weg gevolgd zouden hebben, via commissies en hoorzittingen.
Misschien zou de normale parlementaire weg ook gezorgd hebben voor meer draagvlak bij de landbouwers, via het organiseren van hoorzittingen en dergelijke. Maar ik bedank u voor de technische uitleg bij de adviezen van de Raad van State.
Ik zal tijdens mijn tussenkomst de vis niet nog meer verdrinken en zal me dus beperken, collega Vandaele, tot een algemene politieke tussenkomst.
Collega’s, na drie jaar ruziemaken eindigen we met een wankel, onstabiel voorstel van decreet dat twee keer van tafel werd geveegd door de Raad van State en dat wellicht vernietigd zal worden door het Grondwettelijk Hof. Het is een wankel kaartenhuisje, aldus Boerenbond. Het steunt op wankele fundamenten en biedt geen enkel perspectief of toekomst voor jonge landbouwers, aldus de Groene Kring. Ook het Algemeen Boerensyndicaat begrijpt niet waarom de Vlaamse Regering zo nonchalant en eigenwijs omgaat met het negatief advies over dit voorstel van stikstofdecreet. Ik heb ondertussen begrepen dat een aantal partijen weinig van doen hebben met die landbouworganisaties en hun mening niet appreciëren.
Ik wil ook iets vragen aan de collega’s van de meerderheid. Dit decreet gaat tot 2030. Ik sta hier voornamelijk ook voor jonge landbouwers, mensen van 20 of 21 jaar die het bedrijf van hun ouders willen overnemen of zelf een bedrijf willen starten. Heeft iemand hier een idee hoeveel investeringen dat vraagt, hoeveel honderdduizenden of miljoenen euro’s? Denken jullie nu echt dat men dat op zes jaar tijd kan terugverdienen of afschrijven? Neen, dat zijn leningen op twintig, dertig jaar, misschien zelfs nog langer. Wat hebben die jonge landbouwers nu aan een decreet dat slechts zes jaar – laat ons eerlijk zijn …
Collega Sintobin, collega Vandaele wil u al eventjes onderbreken.
Collega Sintobin vindt dus dat het advies van de Raad van State vernietigend is voor dit voorstel van decreet en dat het allemaal niet verder kan. Collega, het is daarnet al aangehaald: het advies van de Raad van State was zo mogelijk nog vernietigender voor de verlenging van de vergunningen, en toch hebben we het gedaan, tegen het advies van de Raad van State in, tot tweemaal toe. Het is dus het een of het ander.
Ik heb dat tijdens mijn tussenkomst van daarnet ook een paar keer gezegd, collega Vandaele.
Ik blijf het juridisch …
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Sintobin, u lijkt te insinueren dat vergunningen die straks aan jonge of minder jonge landbouwers uitgereikt zullen worden, maar een geldigheidsduur van vier, vijf of zes jaar zouden hebben, tot 2030. Dat is uiteraard niet juist. Vergunningen zullen niet beperkt zijn in de tijd, tot 2030, zoals u hier nu lijkt te insinueren, alleen het kader moet zich verder ontwikkelen. Wat ons betreft, moeten we daar zo snel mogelijk aan beginnen, om ervoor te zorgen dat we in de toekomst een robuust kader kunnen voorzien voor vergunningen die dan worden uitgereikt. Het kader waarbinnen we vergunningen uitreiken aan landbouw- en andere bedrijven, is de voorbije decennia voortdurend geëvolueerd. De decretale basis waarop vergunningen werden verleend in 1999, is anders dan de decretale basis waarop vergunningen in 2019 werden verleend. En dat is maar logisch ook: inzichten veranderen, regelgeving verandert ook. Maar dat zegt niets over de houdbaarheidsdatum van een vergunning, zoals u hier nu lijkt te insinueren. Het is bijzonder belangrijk, denk ik, dat we mensen op een correcte manier informeren. Ik hoop dat u de moed hebt om ten minste dat ook te doen.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ik heb een vraag voor collega Sintobin. U hebt daarnet gezegd dat u niet akkoord gaat met de lezing van de Raad van State, maar ook niet met het decreet. Ik weet nog altijd niet hoe u het dan wel zou oplossen. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin en de voorzitter)
Wacht, de eerste vraag is: bent u het ermee eens dat de situatie van vandaag een probleem is? (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Als u dat een probleem vindt, wat is volgens u dan de oplossing? U zegt: een nieuw rekenmodel. Goed, een nieuw rekenmodel, dat duurt drie tot vijf jaar. Stel: het duurt drie jaar, in het beste geval, en dat raakt hier goedgekeurd, wat doet u tussen vandaag en over drie jaar? Hoe zorgt u in tussentijd voor rechtszekerheid, voor vergunningen? Hoe zorgt u er in tussentijd voor dat procedures bij de Raad van State dan niet constant stranden in vernietigingen? Wat is uw voorstel? Ik probeer het heel rustig te zeggen, want ik ben oprecht geïnteresseerd in uw antwoord. Wij zien geen andere opties dan de optie die hier vandaag is neergeschreven.
De heer Sintobin heeft het woord.
Mijnheer Coenegrachts, ik denk dat we daarstraks al een deel van uw vraag beantwoord hebben en het debat gevoerd hebben. Laat me zeggen, wij zijn ook natuurliefhebbers, ik heb het ook voor de natuur, maar ik ga niet mee in het paniekvoetbal die nu gespeeld wordt door te zeggen dat morgen de hele biodiversiteit in Vlaanderen zal verdwijnen. Daar gaat het over.
Ik zal straks in mijn verdere tussenkomst … Dat is een deel van onze argumentatie. U hebt er zelf verschillende keren naar verwezen. In het voorstel van decreet wordt verschillende keren verwezen naar de Europese doelstellingen, naar de Habitatrichtlijn, naar de Natuurherstelwet. Wij zijn gebonden aan Europese doelstellingen. Trouwens, ik denk niet dat Europa ons verplicht heeft om de weg van de stikstof te volgen. Daarstraks zei collega Vandaele dat Nederland in die situatie zit, dat Vlaanderen en andere Europese landen in die situatie zitten. Tenzij ik me vergis, dat kan natuurlijk altijd, bij mijn weten wordt er nergens in Europa de weg van de stikstof gevolgd om die – in mijn ogen – onrealistische Europese doelstelling te halen. Zegt u het mij: zijn er nog andere landen?
De heer Vandaele heeft het woord.
Mijnheer Sintobin, ik denk dat het probleem vooral acuut is in Nederland, Vlaanderen en Noord-Italië. Dat heeft natuurlijk te maken met het soort landbouw dat we op een bepaalde plaats voeren. Ik kan me voorstellen dat andere landen dat probleem niet hebben.
Toch nog eens terug naar het fundamentele van dit voorstel van decreet. U lijkt toch te zeggen – mevrouw Schauvliege doet dat ook – dat er geen probleem is vandaag: er worden nog altijd vergunningen uitgereikt, dus is er eigenlijk geen probleem. Maar we zien dat zodra die vergunningen worden aangevochten – als ze niet aangevochten worden, is dat prima –, ze onderuitgehaald worden. Het is begonnen met de kippenstal in Kortessem, maar nu gaat het inderdaad ook al – de heer Coenegrachts had het er al over –over een verkaveling van zes huizen in Lier. U kunt toch niet ontkennen dat het probleem vandaag bestaat? Wij willen dat vandaag met deze meerderheid oplossen. Dat is wat wij willen met dit voorstel van decreet. Daarover gaat het.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega Vandaele, hebt u mij hier vandaag of in andere debatten horen zeggen dat ik niet akkoord ga met het feit dat er een probleem is? Of het probleem zo groot is als wordt voorgesteld, is natuurlijk een andere discussie. Daar hebben wij een totaal ander uitgangspunt dan jullie. Ik ben van oordeel dat dit decreet te wankel is, niet juridisch robuust, zoals de minister-president hier vorige keer zei. U hebt drie experten, juristen, aangesteld om te zorgen dat het juridisch robuust was en de test van de Raad van State zou doorstaan. Dat blijkt absoluut niet het geval te zijn. Mijn opmerking, en daar volg ik de landbouworganisaties, is dat men al veel eerder had moeten beginnen van een wit blad. Dat er oplossingen moeten worden gezocht, is voor iedereen duidelijk.
De heer Vandaele heeft het woord.
Mijnheer Sintobin, ik zie hier een vreselijke cirkelredenering. U gaat niet akkoord met het advies van de Raad van State. Dat gaat u veel te ver. Dat is ook zo. De Raad van State wil nog strenger gaan dan wij vandaag doen. U bent er niet mee akkoord, maar u wijst wel op het feit dat de Raad van State het decreet niet voldoende robuust vindt. Ik snap het niet meer. Wat is het nu? Wat gaan we nu doen? Bent u akkoord met de visie van de Raad van State of niet? Als u wel akkoord gaat, wat dan? Als u niet akkoord gaat, wat dan? (Applaus bij de meerderheid)
De heer Sintobin heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, u kunt binnen een paar maanden applaudisseren voor een uitspraak van het Grondwettelijk Hof die dit zal vernietigen.
Collega Sintobin, als u daar zo zeker van bent …
Ik ben daar niet zeker van. Ik zeg dat zelf niet.
U hebt gezegd dat u er heel zeker van bent.
Ik heb daarjuist het citaat gebracht … (Opmerkingen van Steven Coenegrachts)
Collega Coenegrachts, ik kan me niet herinneren dat ik u het woord heb gegeven.
Neen, ik heb gevraagd om even te wachten. Maar bon.
Collega Sintobin, was uw zin af?
Ik was aan het antwoorden op wat collega Coenegrachts zei, maar hij maakt zijn zin niet af.
Ja maar, hij had het woord niet gevraagd. Collega Coenegrachts, maak uw redenering af, want niemand heeft het gehoord, denk ik, behalve collega Sintobin misschien.
Dat is ook het belangrijkste, want hij moet het gehoord ook hebben.
Het decreet wordt met zekerheid vernietigd, volgens een professor die u nu gaat citeren, en die deze morgen op de radio was. U bent daar dus zeker van, u gelooft dat, het is 100 procent zeker dat het vernietigd wordt. Het is wankel. De Raad van State, en de manier van aanpak van de Raad van State is ook niet goed. Alles passend beoordelen gaat niet, een programmatische aanpak is juridisch wankel.
U zegt dat wat we vijf jaar geleden met iets anders hadden moeten beginnen. Dat kan waar zijn. Ik ben er niet van overtuigd, maar het kan. Maar dat lost het probleem vandaag ook niet op. We hebben vandaag een probleem, een vrij acuut probleem.
Ik vraag u: als u een oplossing hebt waar wij niet aan gedacht hebben, als u hier met een wit konijn uit een hoed komt, als u met het ei van Columbus komt, dan wil ik er over nadenken, maar zeg het dan alstublieft. Ik ken het niet. Het advies is slecht, ons voorstel van decreet is slecht, we zijn met alles te laat, en we hebben vandaag een probleem …
Wij zien vandaag een probleem, en wij hebben hier vandaag een oplossing liggen. Dat is onze oplossing. U kunt daar veel van vinden, maar wij hebben vandaag een oplossing. Als u zegt dat u een betere oplossing hebt, dan gaan we daar allemaal naar luisteren. Maar ik heb ze u nog niet horen noemen.
De heer Sintobin heeft het woord.
In de eerste plaats: het is niet mijn schuld dat ik hier nu vandaag sta. Dat is niet mijn schuld. Als jullie vragen wat onze oplossing is, dan vraag ik me af wat jullie oplossing was drie of vier jaar geleden, of twintig jaar geleden, volgens mevrouw Schauvliege. Het feit dat we hier staan, en hier dit debat organiseren, is omdat er effectief een probleem was, en er een oplossing moest komen.
Dit is geen debat. Dit is een bespreking van een voorstel van decreet, zoals elke week gebeurt. Het is natuurlijk wel een debat, maar ik wil niet dat de media overnemen dat dit een actualiteitsdebat of zo geweest zou zijn.
Heb ik dat gezegd?
Neen, maar u hebt het woord ‘debat’ gebruikt. Enfin, gaat u verder alstublieft.
Als een collega een vraag stelt, en ik zeg iets anders, dan is dat in mijn ogen een debat, maar soit.
Juist is juist
De juiste woordkeuze is heden ten dage natuurlijk wel belangrijk.
Maar, collega’s, laat ons misschien eens kijken wat de oorzaak is van al deze ellende. Ook de Raad van State verwijst ernaar in de adviezen, en ook enkele collega’s zijn erop tussengekomen. Dit is een advies dat keer op keer verwijst naar de Habitatrichtlijn, naar de natuurherstelwet en andere Europese richtlijnen en reglementeringen. Ja, collega’s, waanzinnige, irrealistische doelstellingen vanuit de Europese Unie zijn de oorzaak van de miserie waarin we nu terechtgekomen zijn.
Ik geef toe dat het bij sommige fracties ook begint te dagen, en dat het debat over de rol van de Europese Unie al eens wordt aangegaan. Ik heb het vorige week nog gezegd: alle fracties, uitgezonderd mijn fractie, hebben al deze Europese richtlijnen en doelstellingen goedgekeurd in het Europees Parlement. Ik weet het, mijnheer Tobback, u hebt het goedgekeurd omdat u ermee akkoord was, maar het blijkt dat een aantal partijen nu gas terugnemen en denken dat ze daar misschien toch gemist hebben, of ze maken gebruik van het feit dat het werd beslist in Europa als verdedigingsmechanisme hier in het Vlaams Parlement. Trouwens, ik ben niet de enige die dat zegt. Vandaag was er ook Geert Noels – toch niet de minste, denk ik – die hetzelfde zegt over de Europese richtlijnen en de houding van de verschillende fracties daartegenover.
De vraag is inderdaad hoe het nu verder moet. Ik geef toe dat er een oplossing moet worden gevonden. Ik heb dat toch al de hele tijd gezegd. Maar ik vind nog altijd, collega Gryffroy, dat dit voorstel van decreet niet juridisch robuust is, geen rechtszekerheid biedt aan jonge landbouwers, en geen toekomst biedt.
Ik heb u al voor de zoveelste keer gezegd dat we al vier jaar hebben voorgesteld om uit te gaan van andere berekeningsmodellen, collega Gryffroy. U kunt dus niet zeggen dat we dat nooit hebben gezegd.
Trouwens, ook alle landbouworganisaties zeggen dat, collega Gryffroy, alle landbouworganisaties. Er is zelfs een vereniging die naar de rechter is gestapt vanwege het waarschijnlijke misbruik of niet correcte gebruik van cijfers.
Ik denk dat ik iemand dat ooit heb horen zeggen in de commissie, maar ik ga diens naam niet noemen. Dat was iemand van een meerderheidspartij. Die zei dat het effectief klopt dat er iets niet juist was met de computerberekeningen en de modellen die werden gebruikt.
De heer Vandaele heeft het woord. Maar het is niet omdat hij zich aangesproken voelt door de beschuldigingen van daarnet, denk ik.
Nee nee, collega Sintobin maakt me buitengewoon benieuwd.
U zegt dat er andere berekeningsmodellen zijn. U maakt me buitengewoon benieuwd. Het zou me dus echt plezieren als u wat toelichting zou kunnen geven over welke berekeningsmodellen we dan wel zouden moeten nemen. Het is misschien nog niet te laat. Misschien kunnen we het nog gebruiken. Ik ben echt geïnteresseerd.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik zal u de adressen, e-mailadressen, telefoonnummers en dergelijke van wetenschappers en landbouworganisaties die dat zeggen, bezorgen. Als u regelmatig in de commissie Landbouw zou komen – of Leefmilieu, maar daar zit u in – dan wist u dat het debat over de berekeningsmodellen al verschillende keren werd gevoerd.
Maar laat me misschien verdergaan. Ik zou ook nog een keer terug willen gaan in de tijd, tot de totstandkoming van dit voorstel van decreet. We hadden het eerste voorstel van decreet – of amendement, want feitelijk was het een amendement. Het vreemde was toen al dat dit voorstel van decreet slechts werd ingediend door twee meerderheidspartijen, twee meerderheidspartijen. Dat was eigenlijk nagenoeg ongezien, buiten één voorbeeld, collega Tobback. Het was ongezien dat een voorstel van decreet werd ingediend door twee, en niet door de drie, meerderheidspartijen. Het was eigenlijk een vernedering, zou ik zeggen, mijnheer Brouns, collega’s van cd&v. Het was een vernedering voor cd&v, maar jullie gaven geen kick. Het amendement werd opnieuw gecorrigeerd, werd opnieuw ingediend. Ook dan zweeg cd&v als vermoord.
Het verbaasde me eigenlijk echt enorm, minister Brouns. Ik heb mevrouw Demir, gisteren of vandaag bijna niet gehoord, vandaag in het debat al helemaal niet, maar ook in de media was ze bijzonder stil. Het was vooral de minister van Landbouw, minister Brouns, die de hele dag door zei dat we nu zo snel mogelijk dit voorstel van decreet moeten goedkeuren, terwijl een aantal eisen en belangrijke opmerkingen vanuit de landbouwsector niet werden meegenomen in dit voorstel van decreet, of althans niet duidelijk waren uitgewerkt.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik wil toch wel heel kort iets zeggen, Collega Sintobin. U hebt ongetwijfeld de tekst van het voorstel van decreet dat door de collega’s is ingediend in de zomer, vergeleken met het akkoord van november, collega Sintobin. U hebt al de bijsturingen gezien ten voordele van de landbouw. U kiest samen met mij voor de toekomst en niet voor stilstand, neem ik aan?
De heer Vandaele heeft het woord.
Ja, mijnheer Sintobin, u hebt ook regelmatig onderbroken. Nu moet u niet verbouwereerd zijn, terwijl het eerst aan de collega is.
Om het alweer kort te houden. Maar het is inderdaad zo, collega Sintobin: het werd in het begin van deze zomer ingediend door twee partijen. Er werd meteen bij gezegd dat het verder onderhandeld zou worden met de drie meerderheidspartijen, en het is perfect zo gebeurd.
Collega Vandaele, dit is maar een detail natuurlijk. U zit hier al iets langer dan ikzelf, denk ik. Alhoewel, ik weet het niet, of omgekeerd, maar geef toe dat het ongezien was dat één meerderheidspartij werd opzijgeschoven.
Ik wil wel nog een keer terugkomen op het feit dat wij – de linkse oppositie en wijzelf – verantwoordelijk zouden zijn voor het feit dat pas nu hier een voorstel van decreet wordt gestemd. Dat gebeurt nu al de hele avond, ook in andere debatten wordt dat elke keer naar voren gebracht. Ik denk dat duidelijk is hoe het gekomen is, hoe het tot stand gekomen is. Dat komt natuurlijk omdat een bepaalde partij, cd&v met name, dwarslag over het historische stikstofakkoord van november 2021. Minister Jan Jambon stond hier te zwaaien met een stikstofakkoord, dat trouwens enthousiast werd goedgekeurd door minister Crevits, die heel Vlaanderen heeft rondgetoerd om het stikstofakkoord van 2021 te verdedigen. Het is haar niet goed afgekomen, maar toch. Dan nog hebben ook anderen, collega’s, altijd maar dat stikstofakkoord verdedigd, terwijl ze eigenlijk intern – binnen de meerderheid – verder oppositie bleven voeren. Dat is althans wat wij ervan weten.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik begrijp het weer niet meer, voorzitter.
Collega Sintobin, u vindt het een aartsslecht voorstel van decreet, maar u betreurt uiteindelijk dat het niet vroeger is goedgekeurd, als ik het goed begrijp? U zegt dat het altijd maar uitgesteld is en dat het veel vroeger had gekund …
Nee nee, ik heb gezegd, collega Vandaele, dat jullie de indruk zouden willen geven, of toch naar de buitenwereld … Weet u nog in november, wanneer wij samen het advies van de Raad van State brachten, “dat dat een schande was en dat wij zorgden voor een vergunningsstop”. En dat INEOS niet vergund ging geraken. Dat was vooral het belangrijkste op dat moment voor heel wat parlementsleden hier. Meer heb ik niet gezegd.
Wij hebben altijd gepleit voor een realistisch en haalbaar stikstofdecreet, een decreet dat niet uitging van paniekvoetbal, zoals ik daarstraks zei, alsof morgen alle biodiversiteit uit Vlaanderen zou verdwijnen. Het wordt dan ook hoog tijd dat de partijen die mee het Europees beleid voeren – misschien zullen dat na de verkiezingen andere partijen zijn, maar soit – bepaalde klimaat- en milieudoelstellingen terugschroeven. Terugschroeven, ik durf dat zeggen, zodat de EU-fanatici weer met beide voeten op de grond worden gezet.
Tevens, en dat is ook een belangrijk punt collega’s, moet er bij het Europese beleid meer rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van een land of een regio. Zoals ik vorige week tegen minister Brouns zei, is het Belgische voorzitterschap de ideale basis om het debat met de Europese Unie aan te gaan.
De heer De Roo heeft het woord
Ik heb goed geluisterd naar de verschillende partijen die tot dusver zijn tussengekomen.
Collega Sintobin, u hebt ondertussen twee keer gezegd dat er wordt gedaan alsof de hele biodiversiteit vanaf morgen verdwenen zou zijn. Ik heb dat hier eerlijk gezegd nergens gehoord. U hebt het twee keer gezegd, ik heb het daarjuist al opgeschreven. Ik heb het nog eens aangeduid, u hebt het letterlijk zo gezegd. Niemand doet alsof dat zo is. Iedereen spreekt over een pad. Ik heb alle fracties van de meerderheid horen spreken over een evenwicht tussen landbouw, industrie, natuur en andere ondernemingen.
Ik wilde wel nog tussenkomen op uw laatste punt. U verwijst naar de tussenkomst bij Europa en u hebt een paar minuten geleden ook verwezen naar die Natuurherstelwet. Ik weet niet of u het voorstel van decreet hebt gelezen, maar op het moment dat er wordt verwezen naar de Natuurherstelwet, wordt er vooral verwezen naar het feit dat er expliciete uitzonderingen worden voorzien in die Natuurherstelwet voor dichtbevolkte regio’s zoals Vlaanderen. Daar staat letterlijk in dat we die dialoog aangaan met de Europese Commissie. Dat is net waar u voor pleit, en u doet alsof het niet in het voorstel van decreet staat. Ik denk dat u een tweede – of een betere, sorry – lezing van het voorstel van decreet nodig zult hebben.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega De Roo, u brengt mij op ideeën, maar ik wacht nog even af.
Het wordt dus hoog tijd dat het Europees beleid een beetje wordt teruggeschroefd. Het jammere aan dit debat en aan dit dossier – en dat vind ik al maanden, al jaren – is het gebrek aan een draagvlak. Dat is juist de hele kwestie in de politieke discussie. Er was de bezwaarprocedure tegen het initiële Stikstofdecreet, waar toch heel wat bezwaren werden ingediend. Ik vind het vooral jammer, collega's van de meerderheid, dat bij het hele traject en pad dat gelopen is om te komen tot dit voorstel van decreet, eigenlijk weinig of geen rekening werd gehouden met, onder andere, de landbouworganisaties. Zij werden niet nauw betrokken bij het tot stand komen van dit decreet.
Collega Van Rompuy, ik weet het niet, maar onze vroegere collega Lode Ceyssens was in mijn ogen toch geen dommerik. Dat denk ik toch niet. Als ik hem gisteren in ‘Terzake’ hoorde, of als ik lees wat hij zegt in de kranten, dan breekt hij dit voorstel van decreet af, dan breekt hij dit decreet af. Wie ben ik om Lode Ceyssens tegen te spreken? Wie ben ik om Hendrik Vandamme van het Algemeen Boerensyndicaat tegen te spreken? Wie ben ik om Boerenhart tegen te spreken? Wie ben ik om de Boer Burger Belangen (BBB) tegen te spreken? Zo zijn er nog een aantal organisaties, Landelijke Toekomst nog bijvoorbeeld. Zijn dat dan allemaal mensen die er niets van kennen? Mensen die dag in dag uit in het beroep staan, in de landbouw werkzaam zijn. Ik denk het toch niet.
Collega's, dames en heren, ministers, straks gaan we over dit voorstel van decreet stemmen. Dat de N-VA en Open Vld dit gaan goedkeuren, verbaast mij uiteraard niet. Ik wil mij, vergeef het mij, specifiek richten tot cd&v, die zich tot nader order nog altijd profileert als een belangenbehartiger van de landbouw. Minister Brouns, collega Dochy, collega Rombouts en anderen, keer op keer laat u de boeren vallen en laat u zich vernederen door de andere meerderheidspartijen. Zoals gezegd een eerste keer met het zogenaamde historisch akkoord van 2021, een tweede keer in maart 2023, toen de andere meerderheidspartijen zonder jullie een voorstel van decreet indienden, en nu een derde keer door dit voorstel van decreet te laten stemmen. Hoe diep kun je eigenlijk vallen, vraag ik me af.
Collega's, ik wens iedereen, de N-VA en Open Vld, maar in het bijzonder cd&v, veel succes om vanaf morgen dit onzalige Stikstofdecreet op het terrein te gaan verdedigen. Minister Brouns, collega’s van cd&v, ik weet niet hoe jullie met een dergelijk goedgekeurd decreet morgenochtend nog in de spiegel zullen durven kijken.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Sintobin, als je vandaag naar de wereld kijkt en naar de uitdagingen die er zijn: het Westen, dat steeds meer op zichzelf terugplooit, eenzelfde tendens in het Oosten, en in het Zuiden wordt het te warm om voedsel te produceren. Op zo'n moment moeten wij hier in Vlaanderen, als voorbeeld in Europa, resoluut kiezen voor een duurzaam ondernemerschap, moeten we resoluut kiezen voor onze Vlaamse eigen voedselproductie. Maar dat gaat niet, collega Sintobin, door de stilstand zelf te organiseren. Dat kun je alleen maar door verder te verduurzamen. En verduurzamen kun je maar door te vernieuwen. Hoe kun je vernieuwen? Door vergunningen af te leveren. Daar moet je ondernemers voor hebben, daar heb je landbouwers voor nodig, om die reductie te kunnen realiseren. Verduurzamen is voor mij gelijk aan vernieuwen. Als we dat niet doen, loopt de Antwerpse haven eerder leeg dan het stikstofbad, collega Sintobin,
We moeten dat dus hand in hand laten gebeuren, en dat gaat perfect. Voor mij is het kompas altijd geweest wat landbouwers hebben gezegd, en dat is dat zij die inspanning willen doen, hoe groot ook, zolang ze de kansen krijgen. Die kansen zitten hierin: 3,6 miljard euro en een pakket aan maatregelen.
U verwees daarstraks naar het eerste voorstel en het voorstel van vandaag. Weet u wat het verschil is? Met dit voorstel krijgen alle veehouders, alle achtduizend veehouders, de kans om hervergund te worden na 2030, collega Sintobin. Tot 2030 geen inspanningen; na 2030 – mits het behalen van de reductiedoelstellingen – worden de inspanningen tot 80 procent – als het over technieken gaat – gesubsidieerd. Dat is allemaal voorzien in dit decreet.
Wilt u meer doen? Kunt u een passende beoordeling krijgen? De absolute vergunbaarheidsdrempel is weggehaald. Extern salderen wordt mee onderzocht, het zit erin. Dat daar vragen over zijn en dat er onzekerheid over bestaat, begrijp ik. Dat wil ik gaan uitleggen. Maar vandaag niks doen, is de stilstand organiseren. Hier moeten wij op verder werken. Zijn wij klaar? Is het werk af? Neen, dat is hier vandaag al verschillende keren gezegd. Wij moeten in de toekomst gaan naar een emissiebeleid. Iedereen die emissies produceert, de landbouwer of de ondernemer, krijgt een taakstelling. Dat is duidelijker dan depositiebeleid. Dat is de omslag die nodig is. Dat is de basis voor duurzaam ondernemerschap, en dat is voor mij de basis voor die Vlaamse duurzame voedselproductie. Daarom moeten wij vandaag dit voorstel van decreet goedkeuren, als basis om verder te werken naar een toekomstig emissiebeleid. Dat is mijn overtuiging. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik wens u veel succes, minister, met het verdedigen van het stikstofakkoord bij de landbouwers. Ik denk dat u daar heel wat werk aan zult hebben.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Ik zeg alleen dat het meer is. Het is onze totale economie, waarin landbouw heel belangrijk is, en onze industrie is ook heel belangrijk. Als u wilt kiezen om alles stop te zetten, dan doet u dat maar, maar dat is niet onze keuze.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega Van Dijck, vanwaar haalt u het? Op andere vlakken komen wij goed overeen. Wij supporteren voor dezelfde voetbalploeg. Maar vanwaar haalt u het dat ik zou gezegd hebben dat alles moet stilstaan? Dat klopt helemaal niet. Ik zeg alleen maar dat wij helemaal niet achter de afbouw van de landbouw in Vlaanderen – en ook van de voedselzekerheid, wat heel weinig aan bod is gekomen in dit debat – kunnen staan. Denkt u nu werkelijk dat, als wij de varkensstapel met 30 procent verminderen, een buurland of een ander land die productie niet zal invullen? Denkt u werkelijk, met heel die vermindering van de veestapel, dat dat niet door een ander Europees land zal worden ingevuld?
Ik hoor altijd zeggen dat bijvoorbeeld het stikstofprobleem, maar ook een hele hoop andere klimaatproblemen, grensoverschrijdend zijn. Gaan wij onszelf dan in de zak laten zetten door alles naar beneden te halen en door te decimeren? Neen toch? Zelfs de minister en anderen zeggen dat we de beste, meest veilige producten hebben. Wat gaan we doen? In plaats van daar verder op in te zetten via technologische vernieuwingen en investeringen gaan wij dat allemaal uit handen geven en aan andere landen overlaten? Ik denk het niet.
Een andere zaak is hier helemaal niet ter sprake gekomen in het debat. Ik wil mij in het bijzonder richten tot degenen die de landbouw in Vlaanderen volledig willen afbouwen. Vorige week heb ik dat hier ook gezegd: het gaat ook over jobs. Het gaat ook over werkgelegenheid, collega Van Dijck. Iedereen denkt dat het om een paar duizend boeren gaat, en we zijn ervan af. Neen. De agro-industriesector en alle jobs die rechtstreeks en onrechtstreeks aan de landbouw verbonden zijn, dat gaat over meer dan 150.000 jobs. Wat gaan we met die mensen doen? Ze allemaal in de dienstensector steken, zoals we de afgelopen jaren hebben gedaan, en zoals we onze maakindustrie wegjagen uit Vlaanderen? En nu zeggen dat we beter allemaal moeten investeren in de maakindustrie? We gaan dat toch niet doen?
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Collega Sintobin, ik weet niet hoe het zover is gekomen, maar ik ben het met u eens dat wij de landbouw in Vlaanderen moeten bestendigen en moeten behouden. Niet alleen omdat het strategisch belangrijk is, maar ook vanwege voedselproductie op eigen bodem en alle redenen die de minister heeft opgesomd. Wat je daarvoor nodig hebt, is een beleid waarbinnen bestaande bedrijven kunnen worden hervergund bijvoorbeeld. Ik heb daarstraks proberen uitleggen dat die hervergunningen vandaag niet kunnen tenzij je decretaal te werk gaat. Dan heb ik u erop gewezen dat je daar ook met moeilijkheden zit met de decreet- en regelgeving.
Je kunt niet zomaar bedrijven hervergunnen. Als je de situatie van vandaag loslaat, zonder decreet, en een bedrijfsvoerder zou graag een hervergunning aanvragen, dan zal dat moeten worden geweigerd en dan moet dat bedrijf stoppen. Als u dus voor de verankering van de Vlaamse landbouw bent en u bent niet voor dit voorstel van decreet … Ik veranker de Vlaamse landbouw door middel van hervergunningen met dit voorstel van decreet.
Ik weet het nog altijd niet, ik ben nog altijd heel benieuwd hoe u het zou doen, maar ik heb het nog altijd niet gehoord. Dit is hoe wij de landbouw in Vlaanderen kunnen verankeren. Dit maakt hervergunningen mogelijk. Dit maakt nieuwe vergunningen mogelijk. Dit is hoe wij het praktisch gaan doen. Als u een beter idee hebt: ik wacht nog steeds vol ongeduld.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega Coenegrachts, misschien hebt u mij niet begrepen. Dat zal waarschijnlijk aan mijn West-Vlaamse tongval liggen. Ik heb toch vooral geprobeerd ons uitgangspunt duidelijk te maken, verwijzend naar Europese doelstellingen die wij moeten halen, wat wij op een manier doen die anders is dan in andere landen. Het is niet mijn schuld – ik zie allemaal handjes – dat we tot dit moment zijn gekomen. Daar ben ik toch duidelijk over? Als ik zeg dat het probleem niet zo groot is als hier door sommigen wordt beweerd, dan zeg ik gewoon: draai het hele beleid om.
De heer Tobback heeft het woord.
Collega Sintobin, alle antwoorden op wat – en ik zeg het niet graag over leden van de meerderheid – eigenlijk pertinente vragen zijn, bewijzen dat u helemaal geen antwoord hebt. Het idee dat we af moeten van die Europese regels … Tenzij u voorstelt om uit de EU te stappen, wat ons nog veel meer zou kosten dan eender welk decreet dat hier ooit werd goedgekeurd, stelt u eigenlijk voor om die richtlijn te herzien. Maar dat gaat niet gebeuren, dat weet u net zo goed als ik. Die richtlijn is tot stand gekomen omdat nogal wat burgers in Vlaanderen, in België en in de rest van Europa gehecht zijn aan natuurbehoud, omdat nogal wat burgers in Vlaanderen liever niet op een industriezone naast een megastal wonen, maar liever aangenaam en comfortabel en gezond, en omdat die bezorgdheid nu eenmaal moet worden afgewogen tegen de economische activiteit. Het zoeken naar een evenwicht tussen die twee is logisch. Als u daar een beter antwoord op hebt, moet u dat maar doen.
Het enige wat u hier komt vertellen, is dat voor u alles moet kunnen. Maar dan denk ik dat het goed is dat we dat ook aan de Vlaamse burgers klaar en duidelijk uitleggen. Als het van het Vlaams Belang afhangt, zal er in heel Vlaanderen niemand nog gerust zijn over de vraag of er al dan niet naast zijn deur of in zijn tuin een megastal komt te staan, een mestverwerkingsinstallatie komt te staan, een grote vergister komt te staan. Eigenlijk wilt u al die regels afschaffen. Zolang u maar kunt zeggen, of kunt proberen te beloven, in dit geval aan de boeren en de volgende keer aan iemand anders, dat u aan iedereen alles waar iedereen van droomt, kunt geven. Dat is leuk als je dat kunt doen. Dat is leuk als je in de oppositie zit. Dat is leuk als je praatjes wilt verkopen. Maar daarmee kunt u niets oplossen. Want met alles wat u belooft, kunt u nooit aan iedereen geven wat u belooft. U liegt de mensen iets voor, vandaag de boeren en morgen iemand anders, omdat u hun gewoon de waarheid niet wilt zeggen. U zegt gewoon wat iedereen wil horen, tot op het punt dat u wordt geconfronteerd met de vraag hoe u dat gaat doen. Het antwoord is dat u niet weet hoe u dat gaat doen. U wilt het eigenlijk zelfs niet doen. U hoopt dat iedereen u tegenhoudt zodat u geen kans krijgt om het te proberen. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer De Roo heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat collega Sintobin ongeveer aan het einde van zijn redenering is gekomen …
Hij heeft nog 43 minuten, maar ik zal hem niet aansporen om die op te gebruiken.
Het leek alsof hij aan het afronden was. Ik heb hem vooral een geschiedenis horen geven over wat er de afgelopen maanden en jaren is gebeurd. Hij heeft onrechtstreeks, in zijn eigen woorden, gewezen op het voortschrijdende inzicht dat er is geweest. Er zijn een aantal onderhandelingen geweest. Er is nieuwe kennis meegenomen. Er zijn aanpassingen doorgevoerd in het voorstel van decreet, zelfs tot op vandaag. Dat voortschrijdend inzicht is er gekomen. Vanuit een druk, vanuit contacten met de landbouwsector, vanuit een openbaar onderzoek zijn er aanpassingen gebeurd. Dat is ook maar terecht.
Collega Sintobin, wat u natuurlijk goed doet, is het ongenoegen capteren. Maar u kunt daar twee dingen mee doen: u kunt dat vertalen naar oplossingen, u kunt proberen daarin inzichten te geven of u kunt die onwetendheid vertalen in angst. En dat is wat u doet.
U komt niet met oplossingen. U kunt hier een standpunt van het Vlaams Belang komen vertolken en u zet dat dan recht tegenover een compromis dat in de meerderheid wordt gesloten. Dat is natuurlijk een intellectueel oneerlijke discussie. Natuurlijk zitten er dingen in het voorstel van decreet die wij er vanuit cd&v niet in zouden schrijven als we het helemaal zelf konden schrijven. Maar dat is natuurlijk een onderdeel van democratie, dat is een onderdeel van het vormen van een meerderheid en dat is een onderdeel van de zoektocht naar oplossingen.
Collega Coenegrachts heeft de vraag ondertussen drie of vier keer gesteld. En u ging het nog een keer doen, collega Coenegrachts, ga uw gang. Wat is uw oplossing op dit moment? Ik hoor ze niet van het Vlaams Belang. U capteert het ongenoegen, u uit het ongenoegen. Dat is terecht, het is goed dat dat gebeurt. Maar wat is uw oplossing? Ik heb ze nog niet gehoord.
Ik heb wel minister Brouns horen zeggen dat het werk niet af is. We moeten na dit decreet verder werken aan een verdraagzame natuur, aan een emissiegericht beleid. We moeten de dialoog aangaan met Europa. En we horen ook al dat het niet van de partij Vooruit zal komen om rekening te houden met de specifieke regio die Vlaanderen is. Bij dezen is dat ook genoteerd. We moeten vooral tot oplossingen komen. (Applaus bij cd&v)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Sintobin, ik heb inderdaad goed naar u geluisterd. U hebt gelijk: de agrovoedingssector is superbelangrijk voor onze economie. We hebben eigen landbouwbedrijven nodig, een eigen voedselproductie nodig. Strategische autonomie is geen loos begrip wat ons betreft. Die bezorgdheid delen we dan ook.
U hebt ook heel wat bezorgdheden van landbouworganisaties opgesomd, ook bezorgdheden waarvoor ik veel begrip heb. Maar het zijn praatjes, het zijn niets meer dan praatjes wat u hier verkondigt. Vergunningen komen niet omdat u een ander uitgangspunt hebt, omdat u het allemaal anders zou doen. Nee, vergunningen komen er op decretale basis.
U hebt daarnet gezwaaid met het artikel over mijn burgemeester in Kruisem die de bezorgdheid van mij en vele anderen deelt over de zekerheid die nodig is voor onze voedselproductie in Vlaanderen. Wel, in Kruisem wonen Francis en Martin, zoon en vader, wonen Diego en Quinten. Zij hebben lopende vergunningsprocedures waartegen het ANB zich inderdaad kant, met als belangrijkste argument dat er geen decretale basis is. Als er straks een decretale basis is, zullen Francis en Martin een toekomst hebben voor hun landbouwbedrijf, zullen Quinten en Diego een toekomst hebben voor hun landbouwbedrijf. En dat is waarover het gaat. Dat is wat we nodig hebben: een decretale basis om de toekomst van de landbouwbedrijven te verzekeren.
Wat u hier komt doen – en straks zult u ongetwijfeld ook tegenstemmen – is het vacuüm organiseren, de luchtledigheid organiseren, ervoor zorgen dat die mensen geen toekomst hebben, dat ze de komende jaren op geen enkele manier een vergunning kunnen krijgen om een activiteit verder te zetten, laat staan uit te bouwen. En dat is niet de manier waarop we aan politiek willen doen. Geen praatjes maar vergunningen, dat is wat onze boeren nodig hebben. (Applaus bij cd&v)
De heer Sintobin heeft het woord.
Ja, nog een keer. Sommige collega’s, zeker van de meerderheid, zeker van cd&v, hebben nog altijd niet door waarom ik hier vandaag sta. Ik wil collega Schauvliege niet volgen in het feit dat cd&v al twintig jaar lang de minister van Landbouw en de minister van Leefmilieu levert. Zo ver ga ik niet, want ik zit hier bijna twintig jaar en ik weet wat er de afgelopen twintig jaar is gebeurd. En er is inderdaad weinig of niets gebeurd op dit vlak.
Laat mij misschien eens terugkeren naar het stikstofverhaal an sich. Bij wie van jullie stond er in het verkiezingsprogramma van 2019 iets over stikstof? Kan iemand dat zeggen? Cd&v? Nee? Open Vld? Ook niet? Bij jullie, de N-VA, een klein zinnetje, dat weet ik nog. Ook in het regeerakkoord maakt men er zich met één zinnetje van af over het Stikstofdecreet.
Wat men binnen de meerderheid heeft gedaan ... Ik moet dat eigenlijk niet doen, namen noemen enzovoort. Maar door de N-VA, door de minister, werd hoeveel keer verwezen naar cd&v, die de schuld was van alle miserie?
Ik ben in die commissies geweest, collega Van Rompuy. Ik heb de minister dat diverse keren horen zeggen. Ik heb hier en op andere plaatsen gehoord naar wie ze verwezen, iemand die naast u zit. Dat heb ik de afgelopen maanden gehoord. Dat heb ik allemaal de afgelopen jaren gehoord.
En zeggen dat ik hier de angst organiseer, dat ik luchtledigheid en dergelijke … Ja, ik ben blij dat ik in het gezelschap ben van Lode Ceyssens, Hendrik Vandamme en ga zo maar door. Ik zal hun morgen laten weten dat zij maar wat in het luchtledige praten, dat ze er niks van kennen en niks anders doen dan angst aanjagen. Dat is niet mijn landbouworganisatie, maar ik zal het hen toch meedelen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Collega Sintobin, over die verkiezingsprogramma’s … Collega's, dat iedereen zijn hand opsteekt die in zijn verkiezingsprogramma de aanpak van de coronacrisis had beschreven, iedereen. Wie had de aanpak van de energiecrisis beschreven? En nu is er de stikstofcrisis. Ik kan er niets aan doen, collega Sintobin. Er komen in de legislatuur rechterlijke uitspraken, in dit geval, en die duwen u met de neus op feiten, maken een probleem zeer acuut en zorgen ervoor dat er ook acuut oplossingen nodig zijn. Dat is één punt.
Ik zal het nog één keer proberen. Ik hoop dat u toch eens wilt antwoorden, want ik hoor dat uw partij graag deze regio mee zou besturen. Ik heb het zo begrepen. U moet geen schrik hebben, het zal niet met ons zijn. Niet dat u dat van plan was, maar wij zullen dat alleszins niet doen. Maar u wordt minister van Landbouw en Omgeving, in juli bent u dat … hoe ziet dan in september het vergunningenbeleid van Vlaanderen eruit?
De heer Vandaele heeft het woord.
Voortbordurend op wat collega Coenegrachts zegt: collega Sintobin, u verbaast zich erover dat er weinig of niets in de verkiezingsprogramma’s stond. Inderdaad, het probleem is acuut geworden, en u zou dat toch wel moeten weten, met name door de uitspraken van de arresten van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. En dan is het inderdaad hoogdringend geworden om daarmee iets te doen. Dat weet u toch ook?
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik probeer nogmaals duidelijk te maken dat ons uitgangspunt, collega Coenegrachts, collega Vandaele, ondanks de arresten van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, ondanks activistische rechters en ik weet niet wat nog allemaal … Als je de regels niet aanpast, collega Coenegrachts, de Europese richtlijnen en doelstellingen, dan zul je altijd maar verder en verder gaan in die waanzin, zoals ik het eigenlijk noem.
Ik zeg het nogmaals, en ik blijf erbij: ook ik houd van de natuur, ook ik ga in de natuur. Maar ik blijf erbij dat de problematiek niet zo groot is als hier telkens naar voren gebracht wordt. En ik ben ervan overtuigd dat dit ook in de samenleving zo leeft.
Ik denk dat dit hele debat over het stikstofverhaal één ding duidelijk heeft gemaakt. Ik denk dat het eigenlijk dankzij de paters van Averbode was – die naar voren werden gebracht door uw minister, die pas toen in het debat stapte –, dankzij dat verhaal, dat de sympathie, de empathie bij de bevolking, naar de landbouwers toe, is gegroeid. En ik zou denken dat jullie dat ondertussen ook wel gemerkt hebben in jullie dagelijkse contacten met de bevolking.
En trouwens, collega Tobback, ik heb nooit gezegd dat wij als partij uit de Europese Unie zouden stappen. Dat we kritisch zijn ten aanzien … (Opmerkingen)
Ja, u zei het daarnet. Kunt u dat bewijzen? Hebt u daar een factcheck van?
Collega Tobback, bewijs het.
De heer Tobback heeft het woord.
Collega Sintobin, het is simpel. Die Habitatrichtlijn bestaat sinds 1992 en is van kracht sinds 1994. Uw partij zit al minstens zo lang in het Europees Parlement. Ik kan me niet herinneren dat u hebt geprobeerd ze af te schaffen. Nu gaat u ze ineens afschaffen. Ik garandeer u dat daarvoor op dit moment nergens een meerderheid voor te vinden is, en dat het dus niet zal gebeuren. U gebruikt dat alleen maar als een soort schaamlapje, nog kleiner dan die rode zakdoek daar, waarachter u zich wilt verstoppen, omdat u eigenlijk gewoon geen enkel antwoord hebt op de vraag die nu al tien keer gesteld is.
Als het erop aankomt, verwijst u al naar de heer Ceyssens en de heer Vandamme. Alle respect voor hen. Ze spelen hun rol, ze zijn vertegenwoordigers van drukkingsgroepen. Maar u zit in een parlement. U wordt verondersteld aan politiek en aan beleid te doen, en dus om oplossingen te vinden. Alles wat ik u heb horen zeggen, is dat men bij het Vlaams Belang in het vervolg de Boerenbond het landbouwbeleid zal laten schrijven. Maar ik heb nog altijd niet gehoord wat u nu gaat doen, behalve – ik zeg het – regels afschaffen en maken dat niemand nog gerust is over de waarde van zijn eigendom en wat daarmee gaat gebeuren als iemand een vergunning aanvraagt om er een varkensstal in te zetten. (Applaus bij Vooruit)
De heer Sintobin heeft het woord.
Tenzij u niet meer tussenkomt, zal ik straks van u horen wat uw oplossing is. De enige oplossing die u voor ogen hebt, is het verminderen van de landbouwsector in Vlaanderen. Veel succes ermee, zou ik zeggen. Laat mij zeggen dat wij die Europese richtlijnen en doelstellingen en de richtlijnen hier willen terugschroeven. Collega Tobback, ik heb nooit gezegd dat wij die gaan afschaffen. Ik besef ten volle dat dergelijke maatregelen en doelstellingen en richtlijnen nodig zijn, maar niet in die mate zoals ze nu moeten worden toegepast. Ik denk dat dat heel duidelijk is: niet dus.
De heer Tobback heeft het woord.
In welke mate dan precies, collega Sintobin? Ik heb het daarstraks al een keer gezegd. Die Habitatrichtlijn zegt ons al sinds 1994 dat de 46 habitattypes die in Vlaanderen bestaan, in goede staat moeten zijn tegen 2050. We hadden onszelf voorgenomen om dat voor minstens zestien habitattypes te realiseren tegen 2020. Vandaag, in 2024, is dat voor slechts drie habitattypes het geval.
De uitvoering van die Habitatrichtlijn, al die strikte regels die er zogezegd zouden zijn om iedereen tegen te houden, valt met andere woorden serieus tegen. Het resultaat is bijzonder klein. Sterker nog, het gaat voortdurend achteruit. Dus hoeveel verder wilt u die regels nog terugschroeven? Ik hoor nogal wat mensen en partijvoorzitters uit de meerderheid die daar heel enthousiast over zijn en zeggen dat we de landbouw niet mogen tegenhouden voor drie bomen en twee vleermuizen. Als ik naar de resultaten van de toepassing van de Habitatrichtlijn kijk, dan zijn die drie bomen en twee vleermuizen het enige dat in Vlaanderen nog te vinden is. Dat is natuurlijk de essentie van het probleem. De reden waarom veel mensen willen dat dat natuurbeleid een klein beetje serieuzer wordt, is omdat we niet allemaal met Victor Verhulst naar Groenland willen als we in de toekomst nog eens in de natuur willen zijn. (Applaus bij Vooruit)
De heer Sintobin heeft het woord.
Dat is natuurlijk een andere visie op de zaak. Collega Tobback, ik probeer het u duidelijk te maken. Ik ben trouwens blij dat u spreekt over vleermuizen. Collega Van Dijck zal het ongetwijfeld leuk vinden dat ik dat hier vandaag zeg. In Brugge proberen we al zestien jaar lang om een stadion te bouwen. Er was één locatie, die niet meer mogelijk was. En weet u waarom? Vleermuizen.
Voor mij zijn economie en landbouw te belangrijk, terwijl dat voor u misschien minder belangrijk is. U komt straks terecht in het Europees Parlement. We zullen zien wat u ervan maakt, maar wij gaan in ieder geval geen verstrenging van de landbouw of van de Europese regels goedkeuren.
Het is ondertussen duidelijk dat wij tegen dit voorstel van decreet gaan stemmen. Wij laten de mensen, de landbouwers, hun gezinnen en hun familie niet in de steek. En net zoals ik geëindigd ben: als de vraag is of er nog plaats is voor landbouw in Vlaanderen, dan antwoord ik daar volmondig ja op. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Ronse heeft het woord.
Ik weet dat het niet gebruikelijk is, omdat ik niet in de commissie zit, maar ik vind het een belangrijk debat. Het is een van de belangrijkste debatten die we hier voeren. Collega Sintobin, ik heb er alle respect voor dat u gaat tegenstemmen, maar wat u hier nu net hebt verteld, is economisch, zowel naar bedrijven, landbouwers als werknemers, totale onzin. Ik kan geloven dat u vraagt om die Habitatrichtlijn aan te passen en aan te dringen bij Europa om die speciale beschermingszones op te laten heffen of te laten aanpassen. Dat is een legitiem standpunt waar iets voor valt te zeggen. Maar ik ga ervan uit dat u minstens intellectueel zo eerlijk bent om toe te geven dat de kans om dat te doen lukken, klein is en dat als het lukt, daar toch minstens een periode van zes maanden tot een jaar over zou gaan.
Dat betekent dus dat u nu zegt – u hebt geen enkele andere oplossing – dat u elke landbouwer die nu een vergunning aanvraagt, elk bedrijf dat wil uitbreiden of elk nieuw bedrijf dat er wil komen, overlaat aan de gerechtelijke guillotine, die op basis van die geldende Europese regels en richtlijnen alles zal vernietigen. Dat is het punt dat u maakt, als Vlaams Belang. Dat betekent dat elke Vlaamse boer, elke Vlaamse werknemer en elke Vlaamse werkgever, in de periode waarin u zich zult verzetten tegen die Europese richtlijn en andere toestanden, geen vergunningen meer zal krijgen en geen toekomstplan.
Dit voorstel van decreet zorgt ervoor dat dat wel nog kan. Ik heb u eigenlijk geen enkele, maar dan ook geen enkele, realistische, deftige oplossing horen voorstellen die ertoe kan leiden dat men vanaf morgen rechtszekere vergunningen kan krijgen. Als inwoner van West-Vlaanderen, een provincie van ondernemers en landbouwers, vind ik het toch zeer ongelukkig dat u hier op die manier dit debat voert. (Applaus bij de N-VA)
De heer Sintobin heeft het woord.
Mijnheer Ronse, ik begrijp dat iedereen graag gehad zou hebben dat we hier allemaal euforisch in de handen zouden klappen voor dit voorstel van decreet. Ik ben er, spijtig genoeg, nog altijd van overtuigd dat het geen enkele rechtszekerheid biedt en dat het ook geen perspectief of toekomst biedt aan onze jonge landbouwers. En ik sta daarin niet alleen, collega Ronse. Ik wil hetzelfde als wat ik daarnet verteld heb, morgen ook gaan vertellen aan die mensen die hetzelfde vertellen. Ik wil hun gerust gaan vertellen dat ze quatsch vertellen en dat ze er niets van kennen, collega Ronse. Wie vanaf de volgende verkiezingen het Europese beleid zal uitmaken, dat zullen we zien na de verkiezingen, collega Ronse.
Bent u klaar?
Dat is trouwens geen zakdoek, maar dat is een boerensjaal, collega Tobback.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, wat een schouwspel! “De regering kan niet blijven aanmodderen, want als er niets gebeurt, dreigt er een vergunningsstop zoals in Nederland.” Dat waren de woorden van mevrouw Crevits in april 2021. “We hebben water en vuur met elkaar verzoend. Het doemscenario van de vergunningsstop zoals in Nederland lonkte om de hoek”, aldus minister-president Jan Jambon in februari 2022. In het voorjaar van 2023 zei mevrouw Demir in Nederlandse studio’s en in de Volkskrant: “Ik ben eindverantwoordelijke en ik zal erop afgerekend worden als er een vergunningsstop komt.” En het werd zomer. Geen akkoord, want daarvoor was cd&v te veel “tegen de muur gekwakt”.
En dan wordt de vergunning van INEOS vernietigd. De turbo van de bricolagemachine van de Vlaamse Regering schiet in actie, en nog geen week later ligt er een voorstel van decreet voor, ingediend door Open Vld en de N-VA, het eerste Stikstofdecreet. Na drie jaar is er eindelijk een stikstofdecreet, weliswaar zonder cd&v. En om iedereen er toch van te overtuigen dat dat decreet echt juridisch robuust is, gaat het naar de Raad van State. Zestig dagen krijgen ze om dat eens goed te bestuderen. Het zou allemaal in orde zijn. Wat gebeurt er echter? Zoals we eigenlijk al de hele tijd hadden voorspeld, schiet de Raad van State dat voorstel van decreet aan flarden.
Het oordeel van de Raad van State was zeer hard maar zeer duidelijk. Het moet gezegd worden: minister-president Jan Jambon had als reactie dat dit hem “tot nederigheid stemde”. Onmiddellijk daarna stelde cd&v: “Voortdoen met dit decreet is geen optie.”
Maar kijk, INEOS moest en zou een vergunning krijgen en dat moest gebeuren voor het eind van het jaar. Cd&v moest dus weer aan boord gehesen worden en moest iets in ruil krijgen. Dat waren een hele reeks versoepelingen: meer stikstofuitstoot op de kap van onze natuur en onze gezondheid.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik herinner mij, voorzitter, dat ook Groen een aantal amendementen heeft voorgelegd, die ook via de Raad van State zijn gepasseerd. Het oordeel van de Raad van State over die amendementen was vernietigend, collega Schauvliege.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Vandaele, ik denk dat u dat niet goed gelezen hebt. (Applaus bij Groen)
Onze amendementen hebben we trouwens aangepast, wat ik ook zou verwachten voor uw groot amendement, maar daar bent u te goed voor. U hebt daarnet een heel exposé gehouden dat de Raad van State een beetje dwaalt en dat het eigenlijk onzin is wat die vertelt. U hebt alles weerlegd wat die mannen en vrouwen bij de Raad van State hebben bedacht.
Wij hebben inderdaad amendementen ingediend bij de Raad van State, met voorstellen van hoe wij het zien. Zoals het normale wetgeving betaamt, hebben we die voorgelegd aan de Raad van State. Er zijn een aantal beperkte opmerkingen gekomen en we hebben de amendementen daarop aangepast. En vandaag dienen we de amendementen opnieuw in. Dus, ‘vernietigend’, ik weet niet wat u daaronder verstaat, mijnheer Vandaele, maar ik heb in elk geval begrepen dat jullie grote amendement met de grond gelijkgemaakt is en dat u meer dan een uur nodig hebt gehad om uit te leggen wat daar al dan niet van aan was.
Maar goed, bij een stuk vlaai en een kop koffie werd het ambitieniveau van het akkoord getemperd. Wat is er aangepast? Veehouders die hun bedrijf verhuizen naar een regio zonder natuur, kunnen nu wel een vergunning krijgen. Dat is dan dat extern salderen. Met dank aan de Vlaamse Regering worden Oost- en West-Vlaanderen dus de plek waar aan industriële landbouw wordt gedaan. Wie in een natuurparel wil wonen – in Oost- en West-Vlaanderen zal dus nog maar weinig natuur overschieten –, verhuist maar beter naar Limburg. ‘De Vlaanders’ worden getrakteerd op een landbouwindustriepark zonder natuur. Er zijn ook geen verplichtingen meer voor de grote vervuilers, en de Vlaamse Regering zou onderhandelen met Europa voor lagere natuurdoelstellingen, waarvan ik daarnet hoorde dat dat eigenlijk onmogelijk is.
Wat gebeurt er daarna? Een gemengde groep van parlementsleden en regeringsleden sluit zich op in de catacomben van het parlement en lapt het voorstel van decreet op. Witte rook voor kerst. Er is een nieuw voorstel, het vorige is totaal overschreven, en het is de bedoeling om dat voorstel van decreet snel voor kerst goedgekeurd te krijgen, zonder advies van de Raad van State, want het was allemaal aangepast. Gelukkig hebben we met de oppositie dat advies wel gevraagd, en dat advies ligt nu voor.
Wat zegt dat advies? “Het is gewoon niet goed genoeg, het is zelfs nog erger.” De Raad van State zegt: “Wij houden vast aan de oorspronkelijke opmerkingen en al de aanpassingen die zijn gedaan” – want ze hebben eigenlijk enkel de aanpassingen gereviseerd – “als we het goed bekijken, zijn eigenlijk nog erger. Er zijn alleen maar versoepelingen ingeschreven die ervoor zorgen dat de Habitatrichtlijn helemaal niet meer gegarandeerd kan worden.” Met andere woorden: als dit decreet wordt aangevochten, is de kans heel groot dat het sneuvelt.
Maar ook vandaag is het duidelijk: er moet gestemd worden, er is geen vertraging mogelijk. We hoorden cd&v daarnet ook zeggen dat het decreet vlak erna meteen aangepast zal worden, dus eigenlijk zitten we hier met een nooddecreet. Waarom zegt cd&v dat? Om de kiezers te paaien natuurlijk, want iets goedkeuren om het onmiddellijk daarna te gaan veranderen, wie gelooft dat eigenlijk nog?
Collega’s, het moet duidelijk zijn: in heel dit decreet wint niemand, de regering niet, ook Vlaanderen niet, de natuur niet, de landbouwers en ondernemingen niet. Niemand kan ermee vooruit. De regering had eigenlijk drie opdrachten met de opmaak van dat decreet: onze natuur veiligstellen, onze boeren een toekomst geven en ervoor zorgen dat ondernemers een vergunning kunnen krijgen. Aan geen van die opdrachten is voldaan. De natuur is niet voldoende beschermd. U draait de landbouwers een zoveelste rad voor de ogen. De kans is groot dat dit decreet binnenkort door het Grondwettelijk Hof wordt vernietigd.
Misschien moeten we eens terugkeren naar de essentie. Waarom is dat decreet er? In eerste instantie is het omdat Vlaanderen al jarenlang in de stikstofmiserie zit, met dank aan het roekeloze vergunningsbeleid van cd&v. Dat beleid is slecht voor onze gezondheid en voor onze natuur gebleken. Onze opdracht bestaat erin om de natuur gezond te maken. Meer dan 90 procent van onze waardevolle natuur is er slecht aan toe. Dat verbetert er niet op! Het is al twintig jaar geleden dat we de opdracht kregen. We zijn meer dan 24 jaar verder en wat zien we? De opdracht die nog voor ons ligt, is gigantisch. Collega’s die beweren dat het stikstofverhaal pas een verhaal is sinds het arrest: dat is een beetje belachelijk. We moeten al jarenlang onze stikstof naar beneden brengen. Ik kan begrijpen dat jullie dat liever een beetje vergeten waren. De enige minister die echt stappen vooruit heeft gezet in dit beleid, die echt de veestapel heeft aangepakt en gezorgd heeft dat de boeren die in het systeem stapten, geholpen werden en een warme sanering kregen, dat was Vera Dua. (Applaus bij Groen)
Daarna ging het bergaf, dankzij de volgende cd&v-ministers: Peeters, Schauvliege, Crevits, Van den Heuvel en Brouns.
Collega’s, in 2050 moet al onze natuur gezond zijn. Aan het tempo dat we nu bezig zijn, gaan onze kleinkinderen zelfs geen gezonde natuur meer zien, maar wel plasticfabrieken en megastallen met luchtwassers. Dat zullen ze krijgen.
Er is wel een lichtpuntje in dit decreet. Er zijn doelen voor 2030. Dat moet gezegd. Het is hier al meerdere keren gezegd: de overschrijding van de stikstofvervuiling van onze natuurgebieden moet tegen 2030 met de helft verminderen. Ja, dat is belangrijk. Ja, dat doel onderschrijven we. Ja, het is belangrijk dat dit is ingeschreven in het decreet. Er is ook een stikstofplan en er is veel geld voorzien. Dat vinden wij ook heel goed om aan te werken. U zei daarnet dat er 3,6 miljard euro voorzien is voor de uitrol van dat plan. Dat is inderdaad veel geld. Dat is al aangekondigd en voorzien sinds het tweede akkoord. Alleen stellen we vast dat de investeringsgraad, de uitrol van het stikstofsaneringsplan en de middelen die ervoor nodig zijn en gepland waren, gigantisch traag vooruitgaan. Dus ook daar kan de Vlaamse overheid nog een grote stap vooruit zetten.
Collega's, enkel met ambitieuze doelen, zoals in dit voorstel van decreet staan, loopt het stikstofbad niet leeg. Als we willen dat het leegloopt, dan moeten we goede maatregelen formuleren en die ook uitvoeren, anders werkt het niet. Dat is het probleem met dit voorstel van decreet: die goede maatregelen ontbreken. Jullie hebben allerhande dure technieken voorzien om stikstof te verminderen, maar jullie hebben geen bewijs dat die dure technieken helpen. En terwijl jullie dus 100 procent inzetten op die dure technieken, waarmee jullie landbouwers met kosten opzadelen, zetten jullie langs de andere kant de deur open om vergunningen ‘op poef’ te verlenen, en te versoepelen.
Op de vraag of dit voorstel van decreet onze natuur opnieuw gezond zal helpen maken, is ons antwoord: neen. Dat was voor ons wel een heel belangrijke voorwaarde om hierin te kunnen meegaan.
En dan is er nog het juridisch broddelwerk. Jarenlang hebben jullie, en de vorige Vlaamse Regeringen, er een boeltje van gemaakt. Jarenlang staken deze en de vorige meerderheid, met cd&v op kop, de kop in het zand, tot het arrest er kwam. U hebt er dan drie jaar over gedaan om tot iets te komen, niet met één stikstofakkoord, maar met drie. Het resultaat is er nog altijd niet. Het is gepruts van de bovenste plank.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil wel één ding tegenspreken, mevrouw Schauvliege. U weet zeer goed dat er voor deze legislatuur ook een stikstofbeleid was waarbij er ook maatregelen waren die genomen moesten worden. Het is niet correct om te stellen dat er geen inspanningen gebeurd zijn in het verleden. (Applaus bij cd&v)
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Rombouts, het zou maar erg zijn als er helemaal niets gebeurd was. De Habitatrichtlijn is van 1994; we hadden een opdracht in Vlaanderen. Dus het zou al heel straf zijn als we echt niets gedaan hadden. Alleen stellen we vast dat wat er gebeurd is, veel te weinig is, en veel te laat, en dat er veel te laks is omgegaan met de vergunningen, met als gevolg dat je landbouwers hebt laten investeren, en mogelijkheden hebt gegeven waarvan je wist dat het eigenlijk niet kon. En nu zitten vooral de landbouwers met de gebakken peren. Dat is het erge aan heel dit verhaal, dat jullie met de toekomst van de landbouwers, onze voedselvoorzieners, hebben gespeeld door geen duidelijk en drastisch beleid te voeren.
Toen mevrouw Dua minister was, heeft ze de varkensstapel naar beneden gehaald, en ze heeft daar subsidies tegenovergesteld. Dat was een warme sanering. Als dat beleid verder was gevoerd, dan waren we niet gekomen waar we nu staan. Maar wat is er gebeurd na Dua? Minister Peeters heeft mestverwerking de wereld in gestuurd …
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Stellen dat er niets gebeurd is en dat enkel het verhaal van collega Dua, zijnde de afbouw van de veestapel, het doel geweest zou moeten zijn, collega … Dan stonden we vandaag niet met de toplandbouw die we nu hebben, die op het vlak van voedselvoorziening het meest innovatief is en het sterkst is om effectief ook een verdere toekomst en onze voedselsoevereiniteit mee in Europa te kunnen realiseren.
Dat vindt u niet belangrijk? Dat vindt u niet belangrijk? Voilà, dat is inderdaad heel duidelijk: voor u komt natuur inderdaad op de eerste plaats, en het feit dat landbouw kan ontwikkelen en dat die kan meebouwen aan of eigenlijk de basis is voor voedselsoevereiniteit in Europa, is voor u niet belangrijk.
Twee, wat uw natuurdoelen betreft, collega: u hebt daarstraks al aangegeven dat het niet Dua was en dat het niet aan Groen lag dat we naar een versnippering zijn gegaan. Ik weet het heel goed, want ik heb toen, op dat moment ook gesprekken gehad met collega’s van u, die op dat moment hebben aangegeven dat we het ons niet moesten aantrekken dat die gebieden afgebakend werden, want het zou helemaal geen impact hebben op de bedrijven. Daar hoefden we ons geen zorgen over te maken. Inderdaad, met de kennis die we vandaag hebben, is het een heel ander verhaal dan wat er toen verteld is aan de mensen daar in de omgeving.
Drie, de onderbouwing voor de natuurdoelen die zijn aangemeld, ik zit er nog altijd op te wachten. Nog altijd. Waarom zijn die natuurdoelen op die plaatsen aangegeven? Waarom zijn die zo cruciaal dat onze wereld misschien zou vergaan, dat het met andere woorden noodzakelijk is dat de bedrijven in de omgeving daar moeten ophoepelen? Ik heb daar vandaag nog altijd geen motivering voor gekregen. Het was op het moment dat Europa vroeg om aan te melden welke natuur wij wilden beschermen, de vraag op basis waarvan we dat zouden doen. Wat heb ik daar ondertussen van vernomen? We hebben gekeken welke kaarten we op dat moment hadden. We hebben gekeken welke natuurdoelen misschien interessant zouden kunnen zijn geweest in deze omgeving, in Vlaanderen. Maar opnieuw: waarom dat dat de belangrijkste Europese doelen zijn om hier te realiseren, en waarom heel onze economie daar bij wijze van spreken voor moet ophoepelen – zoals u het daarnet hebt voorgesteld –, daar is geen onderbouwing voor gegeven, nog altijd niet. (Applaus bij cd&v)
De heer Steenwegen heeft het woord.
Ik wil daar even op reageren. Over die doelen en de afbakening van gebieden is heel veel overleg geweest. Als er versnippering is gekomen, dan is het omdat bepaalde partijen in de regering elk perceeltje hebben overlopen en hebben geprobeerd om zo veel mogelijk perceeltjes eruit te halen. Dat waren wij niet, dat waren uw andere coalitiepartners.
Ik wilde nog iets anders zeggen, mevrouw Rombouts. De Habitatrichtlijn heeft in 2015 een ‘fitness check’ ondergaan. Dat is een procedure waarbij men binnen Europa nagaat of een richtlijn die al een hele tijd geleden is goedgekeurd, nog altijd goed is, nog altijd gepast is, om de doelen die zijn vooropgesteld, te realiseren.
Die fitness check heeft eind 2016 in heel Europa geleid tot een uitspraak van de Europese Commissie. Die heeft gezegd dat die richtlijn nog altijd uiterst relevant is. De enige opmerking die men heeft gemaakt, was dat de uitvoering van die richtlijn veel te wensen overlaat, en dat niet alleen in Vlaanderen, maar in heel wat regio’s en landen in Europa. Dat was de enige uitkomst van die fitness check.
Dus met andere woorden: degenen die denken dat ze de Europese Commissie kunnen overtuigen vanuit Vlaanderen om de doelen naar beneden te halen omdat we een dichtbevolkte regio zijn, zullen van een kale reis terugkomen, collega’s. Dat zal niet gebeuren.
Die fitness check is een procedure van twee jaar geweest, en die heeft nogmaals bevestigd dat de Habitatrichtlijn overeind zal blijven, dat de doelen die toen zijn gesteld, meer dan ooit relevant zijn. Dus wat we moeten doen, is niet de richtlijn aanpassen, maar het beleid eindelijk in overeenstemming brengen met die richtlijn. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega, ik wil daar even kort op reageren. Dat er op dat moment dat partijen die in de regering zaten die mee hebben gezorgd voor een versnippering van gebieden, dat kan goed zijn, maar cd&v zat toen alleszins niet mee in de regering. Laat dat heel duidelijk zijn. Daarstraks werden we als de boosdoeners aangeduid, maar ik zal u eraan herinneren: we zaten toen, spijtig genoeg, niet in de regering.
Twee, waar ik het over heb – de gesprekken die ik heb gevoerd met uw collega’s, toen, op dat moment – was vanuit een andere positie. Ik herinner me zeer goed dat de geruststellende boodschap toen meermaals uitdrukkelijk werd gegeven dat we ons geen zorgen hoefden te maken over die gebieden. Het zou gaan over de natuur in die gebieden, maar er zou geen extra ballast komen op landbouwbedrijven. Het zou geen impact hebben ten aanzien van de vergunningen. Dat is de manier waarop die gebieden zijn afgebakend hier in Vlaanderen.
Wat betreft de fitness check en het feit dat er op dat moment een procedure was van twee jaar: ik vraag niet om de Habitatrichtlijn aan te passen, want die Habitatrichtlijn zegt vandaag niet welke maatregelen we moeten nemen. Ze zegt ook niet dat we ten aanzien van stikstof weet ik welke stikstofreducties moeten doen. Het gaat erover dat we moeten nadenken over op welke manier de doelen hier zijn vastgelegd, en of het realistisch is, met de evolutie die Vlaanderen heeft gekend en nog steeds ondergaat, om de doelen die dateren van kaarten uit de jaren 70 of uit de jaren 1800 – want de kaarten die men heeft gevonden, zijn heel verschillend – op een maatschappelijk aanvaardbare manier effectief te kunnen halen. En als we dat debat niet kunnen voeren, zowel in Vlaanderen als in Europa, dan wil dat zeggen dat we geen oog hebben voor voortschrijdend inzicht. Dat zou, denk ik, allesbehalve getuigen van goed bestuur. Ik zeg niet wat de uitkomst is, maar het debat zal op zijn minst moeten worden gevoerd.
De heer Tobback heeft het woord.
Ja, collega Rombouts, ik hoor het u allemaal graag zeggen, maar onder ons gezegd en gezwegen: deze coalitie is al tien jaar aan het bestuur. Als u die hele afbakening op een meer rationele en minder dienstbetoongerichte manier wilde doen, als u die doelen helderder en duidelijker wilde krijgen, en als u daar een breed democratisch debat over wilde voeren, dan hebt u die kans wel glorieus gemist, natuurlijk, op zes maanden voor de verkiezingen. De karikatuur die u nu maakt over al die industrie die weg moet voor een paar snippers natuur, gaat bovendien voorbij aan een ander zeer relevant voortschrijdend inzicht. Dat is dat biodiversiteit – en het verlies aan biodiversiteit – op dit moment in Europa een minstens even groot risico voor onze voedselsoevereiniteit is als het verdwijnen van een paar mega varkensstallen uit Vlaanderen. Het gaat erom een evenwicht te vinden tussen die twee. De essentie van de reden waarom wij hier vandaag zitten, is omdat deze coalitie, met uw partij op kop, eigenlijk nooit moeite heeft gedaan om dat evenwicht op een goede manier te vinden en de Vlaamse overheid eigenlijk alleen maar heeft beschouwd als een brievenbus voor het drukken van milieuvergunningen voor wie passeerde. Dat heeft als gevolg dat de resultaten er nooit gekomen zijn, noch die van de Nitraatrichtlijn, noch die van de Habitatrichtlijn, noch van eender welk ander beleid, en dat zelfs de boeren er niet beter van geworden zijn. Dat is het probleem. Als u die discussie fundamenteel breed en grondig wilde voeren, dan had u ze tien jaar geleden mogen beginnen en waren we er vandaag misschien geweest, in plaats van nu vierklauwens op de valreep een nooddecreet te moeten stemmen. Het is eerlijk gezegd, collega Rombouts, heel ongepast dat u dat soort van argumenten – op dit moment in het proces, op dit moment in de legislatuur – komt aandragen, als u er al die jaren waarin u mee aan het stuur en aan de knoppen hebt gezeten, nooit een vinger voor uitgestoken hebt, omdat het voorlopig lekker goed ging en we alle vergunningen konden geven die we wilden geven. Daar ging het om toen. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega, ik ben de laatste die karikaturen maakt, zeker als u die woorden in de mond neemt, laat dat duidelijk zijn. Ik ben de laatste die van zo’n discussie karikaturen maakt, maar ik sta er wel op dat er correcte informatie wordt gegeven. Als hier daarstraks werd aangegeven dat het cd&v is die effectief de wijze van de afbakening in dezen beslist heeft, is dat niet correct. Als hier wordt aangegeven dat het enige wat moet worden gedaan de afbouw van de veestapel is, dan zeg ik: “Sorry, dat is niet correct. Daar ga ik niet in mee." En dan is het zeer terecht om ook de doelen en de situatie waar we vandaag in zitten in Vlaanderen, kritisch onder de loep te nemen en om met andere woorden ook tegenover de oefening die in het verleden gebeurd is om de doelen aan te melden, kritisch te staan. Trouwens, eender welke rol je speelt of hebt gespeeld in het verleden, het zou getuigen van goed bestuur om zelfs ten aanzien van je eigen acties ook kritisch te kunnen zijn. Collega Tobback, de momenten waarop we inderdaad hebben voorgesteld om een aantal zaken te bekijken, om zelfs een aantal gebieden te bekijken waar zelfs tussen middenveldorganisaties eensgezindheid over is, dat er misschien inderdaad een aantal gebieden beter op een andere plaats liggen en andere gebieden zouden geschrapt worden, daar is zelfs ooit eensgezindheid over geweest. Maar op de momenten dat we met Vooruit in de regering zaten, herinner ik mij zeer goed dat die oefening inderdaad afgehouden is. Ja, ze is op tafel gekomen, u zat hier mee aan tafel, uw collega’s zaten destijds mee aan tafel en die oefening is afgehouden.
De heer Ronse heeft het woord.
Ja, nee, het is eigenlijk een heel boeiend debat om te volgen. Ik vind het alleen een beetje jammer dat we nu aan het teruggaan zijn in de tijd, met dat zwartepieten. Ik ben persoonlijk niet zo van dat zwartepieten, tenzij het gaat over Vivaldi, dan heb ik daar minder een probleem mee. (Gelach bij de meerderheid)
Als het niet over Vivaldi is, vind ik het wat moeilijker. Ik heb goed geluisterd, ook naar Groen, naar het Vlaams Belang ook eigenlijk. Wat Groen wil, eigenlijk is het Vlaams Belang daar ideaal voor, want het Vlaams Belang zou zeggen dat we niks gaan doen en we gaan bij Europa proberen om de regelgeving aan te passen. Dan gaan eigenlijk de komende zes, zeven jaar geen vergunningen meer rechtsgeldig kunnen zijn en gaan ze aan de lopende band worden vernietigd. Als je wilt wat Groen wil – nog veel strenger en zo – dan denk ik dat een methode-Vlaams Belang de meest efficiënte is, maar Groen doet dat niet.
Maar Groen doet dat niet. Groen zegt dat ze die regeling niet aanvechten. Ze gaan een andere methode gebruiken. Wat mij dan niet duidelijk is – want u begint hier heel veel over het verleden en zwartepieten –, is hoe u zelf een decreet zou maken? Hoeveel landbouwers en hoeveel bedrijven zouden er dan volgens Groen de deuren mogen sluiten en stoppen? Ik weet dat u voor degrowth bent. Hoe fors gaat u onze economie doen krimpen? U zit hier heel een hele tijd te zeggen dat er natuur gaat worden aangetast en dat we veel te laks zijn met het voorstel van decreet en nog veel te veel toelaten, maar hoe streng gaat u dan zijn? Gaat u even streng zijn als het Vlaams Belang, die zeggen dat er geen regeling moet komen zodat er niets meer vergund wordt, of gaat u iets lakser zijn dan het Vlaams Belang?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Ronse, u hebt dat debat allicht nog niet veel gehoord, maar misschien daagt het u dat wij voorstellen hebben gedaan over hoe wij de ontwikkeling van onze landbouw zien. We hebben dat in de commissie gedaan, bijvoorbeeld over de korteketenlandbouw. Wij hebben amendementen ingediend. Voor ons moet die sector groeien en bloeien en moeten er meer landbouwers zijn, maar geen agro-industriële complexen waar we alleen maar inzetten op innovatieve technieken, die heel duur zijn en hun succes nog niet hebben bewezen. Neen, wij kiezen voor de circulaire landbouw. Daar mag heel veel onderzoek en innovatie voor ingezet worden. Wij schuiven een model naar voren van een circulaire landbouw, kleinschaliger dan die van grote bedrijven, maar met meer landbouwers en met een properdere landbouw.
Wat jullie naar voren schuiven lijkt me eigenlijk eerder een vergunningsstop te zijn, als ik kijk naar wat jullie eigen juristen zeggen over het advies van de Raad van State. Ik zal het citeren: “… dat een vernietiging door het Grondwettelijk Hof een domino-effect kan hebben op alle vergunningen”. Dat is wat jullie drie juristen hebben gezegd na analyse van het advies van de Raad van State.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Collega Schauvliege, het is waar – en dat heeft u voor op collega Sintobin – dat u een visie op landbouw hebt. We beslissen hier in Brussel welk businessmodel de landbouwer nog mag gebruiken, en dat is het businessmodel van honderd jaar geleden. Dat is dus wat men honderd jaar geleden in de Sovjet-Unie met een planeconomie geprobeerd heeft. Als we die resultaten naar Vlaanderen willen halen, wens ik u daar veel succes mee, maar het zal ook weer zonder ons zijn.
U hebt niet veel met vergunningen voor landbouwbedrijven, dat begrijp ik. U hebt ook niet veel met vergunningen voor industriële bedrijven, dat begrijp ik. U wilt vooral dat onze kleinkinderen een mooie natuur zien, niet dat ze een job hebben. Dat is allemaal oké als standpunt, maar wat mij wel interesseert, en ook u denk ik, is dat wij in dit land nog woningen moeten gebouwd krijgen. Dat moeten we nu toch samen nog als ambitie hebben, niet? Ik wil zelfs zeggen dat we samen vinden dat er sociale woningen moeten worden gebouwd. Daar komt uw fractie elke week toch in tussen. Dat is dus een ambitie die we delen. Dat is een ambitie die we niet kunnen waarmaken in de huidige situatie. We hebben het gezien in Lier. Als de situatie blijft wat ze is, krijgt men geen verkaveling van zes huizen vergund omdat de stikstofuitstoot van het werfverkeer niet onderzocht is. Laat landbouw en industrie even buiten beschouwing, neem een gedeelde ambitie, en dan is mijn vraag hoe u dat wilt doen?
Ik voeg nog één element toe. Die juristen hebben niet gezegd dat dat domino-effect zich per definitie zal voordoen. Zij hebben een specifieke situatie beschreven, en men heeft gezegd dat als je voor een bepaalde optie kiest, een domino-effect dreigt. Daarom hebben wij niet voor dat scenario gekozen. U moet dus wel alle scenario's afgaan en alle risico's daarbij afvinken. Mijn echte vraag is wat uw alternatief is om ervoor te zorgen dat de woningbouw in Vlaanderen vergunbaar is, in de wetenschap dat de huidige situatie niet houdbaar is.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om te zeggen dat het beeld dat hier wordt geschetst door sommigen, alsof gans Vlaanderen volstaat met megastallen, niet klopt. Dat klopt helemaal niet. Er zijn inderdaad wat megastallen in Vlaanderen, maar het beeld dat heel Vlaanderen volstaat met dergelijke industriële bedrijven, klopt helemaal niet.
Collega Schauvliege, ik hoor u verschillende keren pleiten voor kleinschalige landbouw, circulaire landbouw, maar ik heb daarjuist de opmerking gemaakt over de jobs. Ik heb daar van niemand een antwoord op gekregen. Wat betekent uw voorstel van kleinschalige landbouw? Wat bedoelt u met kleinschalige landbouw? We hebben jarenlang in de commissie Landbouw of Leefmilieu – de collega’s Tobback en Rombouts zullen het zich nog herinneren – het debat gehad over wat familiale landbouw nu eigenlijk is. Wat vindt u van een bedrijf met, ik zeg maar iets, 120 à 150 koeien? Is dat een groot bedrijf voor u, of is dat een kleinschalig bedrijf? Dat zijn eerst twee vragen.
Ik wil trouwens naar de collega’s toe opmerken dat de landbouwers altijd worden gebrandmerkt alsof ze geen interesse hebben in de natuur. Mag ik erop wijzen dat dit de eerste natuurbeschermers zijn. Collega Schauvliege, wat bedoelt u met kleinschalig en circulair? Wat met de jobs die eraan vasthangen? Wat is voor u familiale landbouw?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega Coenegrachts, collega Ronse, en misschien ten dele ook collega Sintobin, de karikaturen die in het rond vliegen zijn echt stuitend. Ik vind het onwaarschijnlijk dat u ons de les gaat spellen over wat de landbouw nodig heeft. Ik herhaal het nog eens: u hebt er de voorbije twintig jaar voor gezorgd dat het aantal landbouwers gehalveerd is. U hebt ervoor gezorgd dat dat de sector is waar de suïcidecijfers het hoogst liggen, en waar alle landbouwers die je ontmoet het water aan de lippen hebben. Het is een sector die vandaag opnieuw kreunt en zegt dat ze dat op die manier niet volhouden, dat ze rechtsonzekerheid hebben.
Ik praat met heel veel landbouwers, net zoals u ongetwijfeld zult doen. Ook de karikatuur die van hen geschapen wordt is stuitend. Heel wat van die landbouwers hebben een heel grote link met hun omgeving, met de landschappen en met de natuur daarrond. Zij willen daaraan bouwen, maar ze vragen een paar dingen. Zij vragen om hen ten gronde hun job te laten doen. Zij zijn terecht fier op hun job. Zij vragen om die job te doen op een manier die financieel en economisch leefbaar is. Zorg dus voor een kader dat leefbaar is.
Wat hebt u gedaan de voorbije decennia? U bent altijd naar schaalvergroting gegaan. U hebt die mensen gepusht naar veel meer intensieve, niet-grondgebonden landbouw die op het einde van de rit slechte prijzen opleverde. Wij zeggen dat we de keuze moeten durven maken om te investeren in een ander model. Dat is niet om ze te dwingen, maar om het aantrekkelijk te maken om die transitie te doen. Op een warme manier moet men overgaan naar een ander type landbouw, om te zorgen dat het wel economisch leefbaar en duurzaam is. Geef hun het vertrouwen om die stap te kunnen zetten.
Wat vragen zij nog? Dat is het allerlaatste. Dat is rechtszekerheid. Dat is de essentie van waar het hier vandaag over gaat. Zij willen een kader waarvan ze weten dat duurzame, grondgebonden, lokale en economisch rendabele landbouw in de komende jaren verder wordt ondersteund. Zij willen weten dat hun vergunningen niet onder druk komen te staan. Zorg dus voor een kader tussen nu en 2050 dat stabiel is, dat een richting geeft en niet alles iedere keer opnieuw in twijfel trekt.
Ja, dit is een pleidooi voor meer landbouw, voor een grondgebonden lokale voedselproductie dat heel Vlaanderen en de omgeving daarrond kan bevoorraden, maar niet meer voor het heilloze pad van de afgelopen decennia waarin u de landbouwsector de molensteen aan de nek heeft gehangen, en waar zij die nog niet gestopt zijn vandaag allemaal onder kreunen. Dat is jullie historische bilan. Kom hier dus geen lesjes spellen. Kom hier niet zeggen aan anderen hoe ze het moeten doen. Onze visie is al decennia duidelijk. En hadden we die kunnen uitrollen, dan zaten we vandaag niet in de penarie. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega Vaneeckhout, ik wil daar toch kort op reageren. Het is de tweede keer dat u uw tussenkomst op die wijze houdt. U roept op om met respect over landbouwers te spreken. Daar kan ik u volledig in steunen. Maar als u in dezelfde tussenkomst aangeeft alsof ‘wij’, de politiek of weet ik wie, de landbouwers hebben gepusht om naar schaalvergroting te gaan en om bepaalde keuzes te maken, getuigt dat niet echt van veel respect ten aanzien van landbouwers. Ik denk niet dat het de overheid is die beslist hoe een landbouwer zijn management en zijn bedrijfsvoering doet en zijn beleidskeuzes maakt. Ik zie u volmondig ‘jawel’ knikken. Collega, de landbouwers die ik ken, staan stevig in hun schoenen en maken vooral zelf hun keuzes. Die laten zich niet door de een of de ander opdringen welke keuzes zij moeten maken om hun bedrijfsmanagement of bedrijfsvoering te gaan vergroten of om naar verbreding of naar andere activiteiten te gaan. Echt niet! Die mensen zijn zelfstandig genoeg om zelf die keuzes te maken.
U hebt wel een punt dat we hen op een positieve manier moeten kunnen ondersteunen in een regelgevend kader. Daar ben ik het wel met u eens. Maar als u vervolgens zegt dat er een volledige omslag moet gebeuren en dat het niet om schaalvergroting gaat, maar dat het, zoals u daarnet hebt gezegd, met meer landbouwers maar vooral met minder dieren moet gebeuren, en dat alles naar een lokale voedselproductie moet gaan … Voor alle duidelijkheid, ik ben voor de vrijheid van model en voor diversiteit in het model. Laat dat duidelijk zijn. Maar als u zegt dat iedereen de omslag moet maken naar meer landbouwers en minder dieren, en als u omgekeerd erkent dat er een economisch rendement moet uit komen, dan zou ik heel graag eens horen op welke manier u dat gaat organiseren. Wil dat zeggen dat we alle inwoners van Vlaanderen dan gaan verplichten om in korte keten te gaan winkelen? Gaan wij de winkels kunnen verplichten om drie of vier of vijf keer zoveel voor de producten te betalen? Hoe gaat u dat organiseren? Het is natuurlijk heel mooi om iedere keer dat verhaal te brengen, en zeker om dat verhaal te romantiseren, maar als u het model hebt om dat te kunnen realiseren, zodat iedereen effectief met minder dieren meer opbrengsten zou kunnen realiseren, dan denk ik dat elke landbouwer geïnteresseerd is in uw verhaal. Ik zou dus heel graag van u horen hoe u dat effectief zult realiseren.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik heb op zich weinig last van romantische gevoelens, in de ene of in de andere richting, als het om landbouw gaat. Maar ik wil wel dat we daar een klein beetje nuchter naar kijken. Op dat vlak vind ik, collega Rombouts, dat u heel erg kort door de bocht gaat.
Ik zal beginnen met een concrete simpele anekdote, die we allemaal al meermaals hebben gehoord. Dit is ook een beetje een antwoord op collega Sintobin. Is een bedrijf met 150 koeien groot? Een bedrijf met 150 koeien is in elk geval een heel stuk groter dan het twintig jaar geleden zou zijn geweest, want dan zou dat een bedrijf met twintig of dertig koeien zijn geweest. Dat is een verhaal dat ik van bijzonder veel landbouwers heb gehoord, meestal gevolgd door de boodschap: als ik met twintig koeien mijn geld kon verdienen zoals vroeger, dan zou ik er nu geen 150 moeten hebben en er al die investeringen en schulden niet moeten in steken. En dus ja, collega’s, wie heeft dat beslist? Wij hebben voor een stuk als overheid mee beslist dat dat de evolutie zou zijn. Wij niet alleen in Vlaanderen, wij niet alleen de voorbije tien jaar, maar op het moment dat we in Europa hebben beslist om massaal in te zetten op massaproductie. Door al onze subsidiëring en steun daarop te richten, hebben we de landbouw in die richting geduwd.
Collega Coenegrachts, inderdaad zoals men in de Sovjet-Unie indertijd heeft gedaan na de Revolutie, met de vijfjarenplannen.
Dus ja, het model zoals het vandaag bestaat in de landbouw, is gebaseerd op een reactie op de subsidies en de steun die men kan krijgen. Dat vraagt dat men een steeds grotere schaal heeft en steeds grotere investeringskosten en dus ook steeds zwaardere schulden en steeds grotere problemen wanneer de marges onder druk staan. En dus steeds minder boeren, want dat is dan ook logisch.
Ja, collega Rombouts, wij willen daar iets aan doen. Ik denk dat dat moet, bijsturen, want op deze manier kan het niet blijven duren.
Willen we dat doen? Ja. Zal dat in één keer gaan? Neen. Maar ik stel vast – en dat is mijn grote probleem met het verhaal van de technologie en de technologiesteun – dat er naar alle waarschijnlijkheid ook op basis van dit decreet weer meer belastinggeld zal gaan naar steun voor schaalvergroting, technologische verzwaring en meerkosten dan dat er zal gaan naar een transitie naar kleinere bedrijven die rendabel kunnen opereren. Dat is een keuze die men maakt en die men blijft maken. Men neemt dat als een gegeven aan. Dat heeft niets met romantiek te maken. Op zich mag het voor mijn part gerust, als het zo moet zijn, industriële landbouw zijn, maar dan wel industrie zoals alle andere industrieën, namelijk een die al haar eigen uitstoot opruimt en hem niet doorschuift naar de samenleving.
Want dat is dan het tweede probleem. Daar waar het industriële landbouw is, stellen we vast dat de uitstootproblemen en vervuilingsproblemen niet onder controle zijn, en dat bijvoorbeeld de stikstofuitstoot in de industrie de voorbije twintig jaar wel significant is gedaald en die in de landbouw niet, terwijl ze allebei weten dat het probleem bestaat en dat ook al twintig jaar weten. Een van de twee heeft het aangepakt, de andere slaagt daar om allerlei redenen niet in. Die discussie heb ik u in deze regering de voorbije tien of twintig jaar nooit horen voeren, en dat is een gemiste kans.
– Joke Schauvliege, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil het nog heel kort hebben over de voedselproductie en de reden waarom er soms een drang is naar schaalvergroting als de inkomsten dalen. Het systeem om de voedselprijzen zo laag mogelijk te houden, heeft er inderdaad toe geleid dat men naar schaalvergroting is gegaan.
Ik heb daarnet de vraag gesteld aan collega Vaneeckhout, maar ik wil ze u ook wel stellen: hoe gaat u ervoor zorgen dat een landbouwbedrijf met de helft of nog minder dan de helft van het aantal dieren effectief rendabel blijft? U zegt dat u daar wel iets aan wilt doen, maar u geeft niet aan hoe. Dat was mijn vraag: hoe? Want het zal wel eerst moeten gebeuren vooraleer de landbouwer de overstap kan maken. En anders hebben we geen landbouwers meer. En misschien is dat voor sommigen ook een optie, maar er is daarstraks al naar verwezen: we hebben hier de beste en meeste veilige voedselproductie, en het is belangrijk dat we hier mee voor de voedselsoevereiniteit in Europa zorgen. Dus ‘hoe’ blijft nog altijd een vraagteken. Ik krijg daar nooit een antwoord op. En dat stoort mij als we een debat voeren over welk landbouwmodel mensen willen.
Twee, wat betreft groot of klein, heb ik heb net aangegeven dat het voor mij belangrijk is dat de landbouwers zelf die keuze kunnen maken: korte keten, diversiteit, en ga zo maar door. Ik denk dat onze ondernemers zelf sterk genoeg zijn om daar keuzes in te maken. Ik moet echter vaststellen dat om dierlijke en natuurlijke uitstoot een stukje te kunnen verlagen, je inderdaad kunt rekenen op technieken, maar dat die technieken een kostprijs met zich meebrengen. Het is dus maar al te goed dat dit decreet dan ook effectief ondersteuning biedt om de meerkosten van de technieken te drukken. Maar ook bij de kleine bedrijven stel ik mij de vraag hoe u daar de uitstoot zult drukken. Die ene koe stoot evenveel uit in het ene bedrijf als in het andere.
In vergelijking met andere sectoren gaat het hier inderdaad over natuurlijke bronnen, natuurlijke uitstoten, geen chemische uitstoten. Dat is niet met een drukje op de knop te vermijden. Dat weet u zelf ook zeer goed.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Rombouts, vanaf de eerste dag dat ik zelf in het Vlaams Parlement in de commissie Landbouw zat, heb ik gevraagd om met alle collega’s in die commissie een visie op de toekomst van de landbouw in Vlaanderen op te stellen. Dat is keer op keer geweigerd.
Wat hebben wij dan gedaan? Wij hebben stuk per stuk ideeën op tafel gelegd om over te discussiëren. Bijvoorbeeld voedselregio’s: dat is korteketenlandbouw, maar wel zodanig georganiseerd dat landbouwers worden ontzorgd en toch kunnen werken rond die korte keten. Eiwittransitie, korte keten, circulaire landbouw: dat zijn allemaal voorstellen om die transitie in de landbouwsector op gang te trekken.
Maar natuurlijk, als er daarover nooit een debat kan komen, als we daar nooit echt over van gedachten kunnen wisselen, als er nooit wordt nagedacht over hoe we dat in de praktijk kunnen brengen, dan stel je op een bepaald moment vast, als er zo’n stikstofarrest is, dat de meerderheid gewoon op de platgetreden paden stapt waarvan men weet dat ze zullen mislukken.
En dat is net onze kritiek op dit voorstel van decreet. U zegt dat jullie niks opleggen en dat landbouwers hun eigen keuze kunnen maken. Uiteraard kunnen landbouwers hun eigen keuze maken. Maar als hen alleen maar aangeboden wordt om subsidies te krijgen voor luchtwassers, nieuwe stallen, grotere stallen, die hen ook zwaar in de schulden steken, dan is dat geen vrije keuze. Dan is dat eigenlijk een overheid die hen dwingt, hen pusht naar schaalvergroting en industrialisatie, en die niet het aanbod doet om boeren ook te stimuleren tot circulaire landbouw en de korte keten. En dat is echt een gemiste kans.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Schauvliege, het is maar een opmerking, maar spreekt u eigenlijk ooit eens met mensen uit de landbouwsector? Er zijn op dit moment een goede twintigduizend actieve landbouwbedrijven. Drieduizend daarvan hebben een korte ketenactiviteit. Dat zijn er duizend meer dan tien jaar geleden. Die mensen hebben daar zelf voor gekozen. De overheid heeft hen ondersteund, zowel Vlaams, provinciaal en vaak ook lokaal. Dat is inderdaad het beleid waar cd&v voor staat, om de keuzevrijheid van ondernemers in de land- en tuinbouwsector te maximaliseren. Maar de zaken waar u voor pleit, korte keten, circulaire landbouw en dergelijke meer, worden op het terrein gerealiseerd met steun van ons. Als we geen vergunningenkader hebben, kunnen ook die bedrijven natuurlijk niet functioneren, en daarover gaat het hier.
U wilt die bedrijven sluiten. U wilt de afbouw van de veestapel, van onze voedselproductie. Dat is niet onze keuze.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Bothuyne, hoe hautain. Alsof u de enige bent die met landbouwers spreekt. U zegt het zelf: duizend landbouwers zijn geïnteresseerd in en bezig met de korte keten. Dat toont dat er wel degelijk een voedingsbodem is voor dat model, dat men dat wil. Maar wat is er nodig? Er is nood aan betere ondersteuning. Wat doet deze Vlaamse overheid? Ze geeft eigenlijk nauwelijks deftige ondersteuning om die boeren te ontzorgen, om ervoor te zorgen dat ze op dat model kunnen doorgaan en daarvan een nog beter businessmodel kunnen maken. Dat is net wat we wel moeten doen om de transitie van de landbouw in gang te trekken.
Wij doen alvast een voorstel, inderdaad. Voorstellen om over te debatteren, en voorstellen om in plaats van alleen maar subsidies aan luchtwassers en grotere stallen te geven, ook ondersteuning en financiële ondersteuning en een transitiefonds op tafel te leggen dat boeren een kans geeft om om te schakelen naar circulaire landbouw, naar een korteketenlandbouw, die wel een oplossing kan bieden voor het stikstofprobleem.
Maar ik had het dus over de rechtszekerheid van dit voorstel van decreet. We lezen in het laatste advies van de Raad van State dat het risico op vernietiging zeer groot is. Zij sommen op met wat het allemaal tegenstrijdig is. Het is tegenstrijdig met de Grondwet, met de Habitatrichtlijn, met het gelijkheidsbeginsel, en met het Verdrag betreffende de Europese Unie. Ik denk dat het wel straffe uitspraken zijn die u rustig naast zich neerlegt. Eigenlijk wilt u dit voorstel van decreet nu gewoon verder stemmen.
Als u zegt dat we op dit moment afstevenen op een vergunningenstop, dan zeg ik dat u met dit voorstel van decreet de vergunningenstop organiseert. Maar dat kan u eigenlijk niet schelen, want er zijn eerst nog verkiezingen, en tot dan zal het zijn tijd wel duren.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik een déjà vu krijg als ik dit verhaal hoor. We hebben het al eens meegemaakt met deze meerderheid, met de terugdraaiende teller. Dat decreet moest ook willens nillens door deze Vlaamse Regering, door toenmalig minister Tommelein, door het parlement gehaald worden met een slecht advies van de Raad van State. En dat is vernietigd. (Opmerkingen van Bart Tommelein)
Oké, het was door uw collega dan. Het doet er eigenlijk niet toe. Het is wel vernietigd door het Grondwettelijk Hof. En ik denk, collega's, dat we allemaal weten wat het gevolg is van zo’n slecht juridisch broddelwerk.
Dat is nadien puinruimen. Dat is burgers ontgoochelen. Dat moeten we voorkomen. Vandaar dat wij het verschrikkelijk vinden dat jullie met zo'n negatief rapport van de Raad van State gewoon verder gaan. De bewering dat er op dit moment een vergunningenstop is, is gewoon niet waar. De Raad van State geeft heel duidelijk aan dat er geen vergunningenstop is. Als we kijken naar de cijfers van het Departement Omgeving, dan wordt 70 procent van de aangevraagde vergunningen goedgekeurd. Slechts in 3,5 procent van de gevallen is er een beroep tegen die vergunningen. Iedereen opjutten door te zeggen dat we met een feitelijke vergunningenstop zitten, is pertinent fout.
Ik wil erbij zeggen dat wij als oppositie, als Groen, ook gewoon ons werk hebben gedaan en nog steeds doen. We hebben jullie gewaarschuwd voor het arrest, na het arrest, na het eerste akkoord, na het tweede akkoord, na het derde akkoord, na de eerste veeg uit de pan van de Raad van State, en nu dus weer.
De heer Vandaele heeft het woord.
Als mensen niet in beroep gaan, dan passeert dat. Zegt u nu dat er geen vergunningen vernietigd zijn? Is de situatie waarin we vandaag zitten dan rechtszekerheid? Ik dacht het niet.
Mijnheer Vandaele, er worden vergunningen vernietigd, maar doen alsof elke vergunning op dit moment te vernietigen is met een vingerknip en dat dat een zwaard van Damocles is dat ons boven het hoofd hangt, is gewoon bullshit. De cijfers tonen dat totaal niet aan. Hang dat doemscenario dan ook niet op. Ik ben het wel met u eens dat we moeten werken aan een decreet om erger te voorkomen, maar doen of dat nu al het geval is, is echt gewoon fout.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Collega Schauvliege, de cijfers tonen enkel aan dat mensen niet in beroep gaan en niet procederen tot aan de Raad voor Vergunningsbetwistingen. De feiten tonen wel aan dat, als je daar raakt, de deur half opent en “stikstof” roept, je je zaak gewonnen hebt. Daar zijn we het over eens.
Kijk naar wat er gebeurd is in Lier, waar de vergunning van zes huisjes is vernietigd omdat niet onderzocht was of de stikstofuitstoot van de vrachtwagen met de bakstenen een betekenisvolle impact had op het meest nabijgelegen natuurgebied. De bouwheer had dus dat onderzoek moeten doen. Dat verwachten wij dus van burgers in dit land: dat transporten met materialen om een huis te bouwen, vanaf nu aan een MER-onderzoek onderworpen worden. Dat is het vergunningenbeleid waar u voor staat. U mag daarvoor staan, dat is geen probleem, maar dat betekent wel dat als je vandaag bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen komt, die vergunning wel degelijk vernietigd wordt. Als je wilt procederen tot het einde, win je dus altijd op basis van stikstof, en dat noem ik wel een vergunningenstop. Ik ga niet over semantiek beginnen, maar het feit dat ze niet allemaal vernietigd worden, betekent alleen maar dat niet iedereen naar de raad gaat.
Collega Coenegrachts, dat is niet het vergunningenbeleid waar ik voor sta, dat is het vergunningenbeleid dat jullie hebben uitgetekend. Wij zeggen ook dat er heel duidelijke regels en protocollen moeten komen, dus daarover gaat het niet. Met dit voorstel van decreet kom je er niet, want het is juridisch zo wankel dat we allemaal heel goed beseffen dat als dit goedgekeurd wordt, de kans heel groot is dat het vernietigd wordt door het Grondwettelijk Hof, en dan worden de vergunningen die daarop gebaseerd zijn, meegesleurd. Dat is wat jullie nu gaan organiseren met dit decreet. Dat is de feitelijke vergunningenstop.
Onze fractie wil dus echt goede stappen vooruit op het vlak van natuur, een robuust kader en een nieuw elan voor de landbouwsector. We hebben daar al over gediscussieerd. We zijn het helemaal niet eens met de keuzes die in dit voorstel van decreet zitten, omdat die landbouwers eigenlijk stimuleren tot schaalvergroting en extra investeringen. Wij zien dat anders, en daarom hebben wij dan ook een aantal amendementen ingediend om die transitie mee in gang te zetten.
Die amendementen gaan, aan de ene kant, over een doorkijk naar 2050. Zoals we zonet al zeiden, zitten we namelijk op dit moment met een decreet dat eindigt in 2030. Wij denken dat een doorkijk naar 2050 meer garanties en meer juridische zekerheid kan bieden. Ten tweede willen wij eigenlijk dat landbouwers die aan biologische landbouw of natuurinclusieve landbouw doen, extra worden ondersteund. We willen ook dat landbouwers gestimuleerd worden in de afbouw van de invoer van overzeese stikstof in de vorm van soja en in de afbouw van kunstmeststof. We willen dus dat zij middelen krijgen om om te schakelen naar een circulaire landbouw.
Daarnaast vinden wij dat de uitkoopregeling die nu voor varkens voorzien is, uitgebreid moet worden naar runderen en kippen, zodat er ook in die sectoren, op vrijwillige basis, een uitkoopregeling kan gebeuren. We moeten echt komen tot een afbouw van de veestapel, want dat is een van de belangrijkste sleutels in de richting van een oplossing.
Dan hebben we nog een amendement ingediend om een transitiefonds op te richten, om middelen te voorzien om de landbouwers die al die stappen willen zetten een financiële ondersteuning te geven, niet alleen om stallen te bouwen maar bijvoorbeeld ook om machines aan te kopen om aan circulaire landbouw te doen.
Tot slot stellen we voor om artikel 89 te schrappen, zoals ook expliciet gevraagd wordt door de Raad van State. Volgens de Raad van State is dit artikel totaal in strijd met zo goed als alle wetgevingen: de Habitatrichtlijn, het verdrag betreffende de Europese Unie en de Belgische Grondwet.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega Schauvliege, u pleit nu voor een uitkoopregeling voor runderen en kippen. Ik heb daarnet gezegd dat de uitkoopregeling voor varkens allesbehalve een succes is. Ik vraag me af waar u de middelen zou halen om dat te doen. En denkt u nu werkelijk dat iedere landbouwer zit te wachten op geld om zich te laten uitkopen? Ik denk dat jullie iets niet beseffen. Daarom stelde collega Bothuyne u zonet de terechte vraag of u weleens onder landbouwers komt. Dat is het levenswerk van die mensen, dat is van die mensen het leven tout court. Dat gaat om een bedrijf dat ze, als het even kan, willen overlaten aan hun kinderen of familie. Die zitten helemaal niet te wachten op een uitkoopregeling. Door te werken met een uitkoopregeling voor van alles en nog wat, denkt u een decimering van de landbouw in Vlaanderen te kunnen organiseren, maar dat is een simpele redenering waarin ik niet geloof. Zoals collega Rombouts en andere collega’s gezegd hebben, zijn landbouwers trots op hun werk, trots op hun bedrijf en trots op hun product. Zomaar zeggen dat ze een pak geld krijgen, dat werkt niet, collega Schauvliege.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik wil collega Sintobin toch even confronteren met het programma van het Vlaams Belang van 2019. Ik citeer: “In geval van gedwongen vermindering van de varkens- en veestapel pleiten wij voor een warme sanering, met andere woorden: voldoende financiële compensatie.” (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
– Liesbeth Homans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ik wil het met collega Schauvliege hebben over artikel 89 en haar amendement om dat te schrappen. Dat artikel staat er natuurlijk heel bewust. Wat artikel 89 doet, is ervoor zorgen dat een landbouwer die een vergunning krijgt om een techniek te installeren, een techniek die door een wetenschappelijk comité gevalideerd is op bepaalde reductiepercentages, als hij die techniek installeert en daarmee de reductie behaalt die door de vergunningverlener was gevraagd, kan rekenen op rechtszekerheid. Als naderhand die wetenschappelijke evidentie verschuift of als de wetenschap opschuift en de reductiepercentages aanpast of de techniek in vraag stelt, kan die landbouwer dus rekenen op de overheid, op rechtszekerheid. U hebt daarstraks ook gezegd dat de vergunning standhoudt op basis van de techniek en op basis van de reducties die door het WeComV werden vastgelegd op het moment dat de vergunning werd verleend. Dat is wat daar staat.
De bedoeling is dat minstens zolang de afschrijvingstermijn van die techniek geldt, ook het reductiepercentage dat WeComV er op dat moment had op gezet, blijft gelden. Anders blijf je natuurlijk, door nieuwe wetenschappelijke inzichten, nieuwe investeringen eisen, nieuwe vergunningen eisen en nieuwe onzekerheid creëren. Ik heb de kritiek van de Raad van State gelezen en ik kan die begrijpen. Ik had ze eigenlijk moeten kunnen voorspellen. Maar de bedoeling van dit artikel is: een overheid die betrouwbaar is, een burger met gerechtvaardigd vertrouwen in de overheid, rechtszekerheid van de vergunningverlening en ervoor zorgen dat minstens voor de afschrijvingstermijn de extra investeringen in dezelfde techniek niet afgedwongen worden telkens als iemand zijn hand opsteekt, ambtshalve of anders. Daarom zijn wij dus niet bereid om artikel 89 te schrappen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik wil een heel korte reactie geven op collega Vandaele. In de eerste plaats, collega Vandaele, ben ik blij dat iemand ons programma heeft gelezen. Ten tweede, u brengt een correct citaat. In geval van een gedwongen sluiting moet er iets tegenover staan: een warme sanering. Wilt u daarmee zeggen dat jullie, als bedrijven gedwongen gesloten worden, daar niets tegenover zetten en dat jullie gewoon “sluiten en het is gedaan” zeggen?
De heer Vandaele heeft het woord.
Wij komen de Vlaamse landbouwer veel meer tegemoet dan het Vlaams Belang zou doen. Jullie zouden alleen compenseren in geval van gedwongen sluiting, wij doen dat al in het geval van een vrijwillige sluiting. Wij gaan verder, wij komen de landbouwers meer tegemoet dan jullie doen, althans volgens jullie programma uit 2019, collega.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
En wij stellen voor om die regeling uit te breiden, zodat ook rundvee- en pluimveehouders, als ze dat willen, van die regeling gebruik kunnen maken, want zij zijn nu eigenlijk uitgesloten.
Wat betreft artikel 89: de afschrijvingstermijn staat niet in uw voorstel. Het is een vergunning voor onbepaalde duur. Maar dat betekent dat er na 2030, als blijkt dat die technieken niet voldoende reduceren, een gigantisch probleem is, want dat zal betekenen dat andere ondernemers geen vergunningen kunnen krijgen. Wij willen dat er geen vergunningenstop georganiseerd wordt tegen 2030 met dit decreet, wat de facto wel kan als het artikel zonder aanpassingen blijft staan. Dat is niet de keuze die wij maken, wij willen dat ondernemers een toekomst krijgen in Vlaanderen, dat die kunnen blijven investeren, maar dan wel in duurzame investeringen, rekening houdend met de afbouw van stikstof in Vlaanderen.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Collega Schauvliege, opdat ik u zou kunnen tegenspreken: hoe werkt uw redenering precies dat vanaf 2030, als de technieken niet herzien kunnen worden, andere ondernemers niet vergund kunnen raken? Het is een oprechte vraag, ik snap het echt niet.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Op dit moment is er een kader richting 2030. Er is een wetenschappelijk afbouwscenario uitgetekend en u hebt daar technieken aan gehangen die die afbouw zouden moeten bewerkstelligen. U zegt dat jullie dat gaan doen met luchtwassers en dergelijke meer en jullie geven vergunningen aan boeren op basis van die technieken. Nu, als blijkt dat dat niet voldoende is, dan ga je na 2030 extra moeten reduceren, want je gaat je doelstellingen dan niet halen. Dat zou een gigantische impact kunnen hebben op ondernemers die na 2030 investeringen moeten doen. Ons voorstel is dus niet om omgevingsvergunningen van onbepaalde duur te verlenen en alles blauwblauw te laten, als blijkt dat de technieken niet voldoende reduceren – zoals de Raad van State ook adviseert –, want dat is in strijd met de Grondwet, met het gelijkheidsprincipe, met de Habitatrichtlijn en met het VEU. Wel, laten we dat aanpassen, zodat we wel een voorstel hebben dat rechtszekerheid biedt – want dat is op dit moment niet het geval – en we toekomstige ondernemers ook de kans geven om te ondernemen. Dat is nu absoluut niet gegarandeerd. En dat zeg ik niet, dat zegt de Raad van State.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, dank u voor de verduidelijking. Wij vragen niet dat iedereen een ammoniakwasser installeert. Wij vragen dat men in de varkenssector de emissies reduceert met 60 procent. Men kan dat anders doen. Dat hoeft niet met technieken, maar we staan wel toe dat het met technieken gebeurt. We verzinnen geen technieken. We verzinnen ook geen reductiepercentages. Dat laten we over aan een wetenschappelijk comité, mensen die dat veel beter kunnen dan wij en die garanderen dat het wetenschappelijk inzicht evolueert, en over een tijd wordt meegenomen in die behandeling.
Als een ondernemer van de overheid te horen krijgt dat hij een reductie moet doen van 60 procent en daar een investering aan koppelt die waarschijnlijk over x-aantal jaren moet worden afgeschreven, dat is meestal een termijn van twintig tot 25 jaar, moeten we over zes jaar niet aan die ondernemer zeggen dat hij 60 procent heeft gedaan, maar er nog eens 20 procent bij mag doen. Dat gaat niet. Die man of vrouw heeft een businesscase gebouwd op een beslissing van dat moment voor de volgende twintig tot 25 jaar.
Het lijkt me heel billijk wat we zeggen. We vergunnen inderdaad aan iedereen die in de varkenssector die reductie van 60 procent haalt voor onbepaalde duur. Het zijn niet wij die bepaald hebben dat we in 2030 de doelen moeten halen. De technieken zijn doorgerekend en de wetenschappelijke studies onder de MER hebben aangetoond dat we dat doel zullen halen.
We lezen in het advies van de Raad van State hetzelfde als u, we moeten ons beleid op wetenschap baseren. De wetenschappelijke studies zeggen dat we 2030 halen als we dit allemaal doen. U zegt dat we dat nooit gaan halen. Dat weet ik niet, ik weet niet welke studies u daarvoor aanhaalt. De studie die ik heb – de enige waarop dit decreet gebaseerd is, die tegenstelbaar gemaakt is aan het publiek – zegt dat we dit doel kunnen halen tegen 2030 als we het beleid uitvoeren zoals het wetenschappelijk gestalte heeft gekregen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Coenegrachts, ik denk dat u het niet wilt begrijpen. Het is uiteraard niet de boodschap om extra percentages reductie op te leggen aan de landbouwers of ondernemers. Als de techniek die wordt toegepast om die percentages te bereiken, niet afdoende is, en daarover gaat het, dan moet er worden bijgesteld. Dat is nu net het risico dat jullie nemen. Jullie baseren jullie reducties bijna 100 procent op technieken waarvan hard wordt betwijfeld of ze haalbaar zijn. Dus spelen jullie met vuur, dat is de clou van de zaak.
Ik heb duidelijk gemaakt dat we dit decreet – op basis van het feit dat we geen garanties hebben dat doelen kunnen worden behaald, dat de rechtszekerheid niet gegarandeerd is, en dat er ook heel weinig incentives inzitten om echt een transitie in de landbouw teweeg te brengen – niet zullen steunen. (Applaus bij Groen)
De heer Tobback heeft het woord.
Aangezien de heer Verbeurgt afwezig is, zal ik zelf spreken. Collega’s, de heer Vandaele werd er niet goed van toen hij het decreet moest toelichten. Ik denk dat dat een gevoel is dat we met velen delen. Eigenlijk is het voorliggend decreet een mooie en zoveelste illustratie van het feit dat het probleemoplossend vermogen van deze coalitie heel groot is als het gaat om het oplossen van eigen problemen. We staan hier natuurlijk niet toevallig op een paar maanden van de verkiezingen, om in een heel geforceerd tempo, zonder commissiebespreking, het decreet goed te keuren.
We gaan het, voor alle duidelijkheid, met Vooruit niet goedkeuren. Dat voorstel van decreet strookt volgens de Raad van State, die het ondertussen toch al een keer of drie in verschillende versies heeft kunnen nalezen, niet met onze Europese verplichtingen, en zal ook niet de test van het Grondwettelijk Hof doorstaan.
Er werd daarstraks even gelachen met het ondertussen beroemde citaat “uit de vaststelling dat niets wordt gezegd kan niet worden afgeleid dat er niets te zeggen valt” et cetera. We kunnen daarmee lachen, maar als je weet hoeveel keer, en in hoeveel versies en met hoeveel amendementen dit voorstel van decreet ondertussen al gepasseerd is voor de Raad van State, dan kun je wel begrijpen dat die mensen ondertussen het gevoel hebben dat ze een klein beetje de draad kwijt zijn, en dat ze een slag om de arm houden bij hun commentaar. Daar moeten we niet mee lachen, dat hebt u zelf veroorzaakt, collega’s.
Verschillende betrokken organisaties hebben ondertussen ook al laten weten dat ze in elk geval, op basis van het advies van de Raad van State, naar het Grondwettelijk Hof zullen gaan om die tekst te laten vernietigen. Zowat iedereen, met inbegrip van nogal wat indieners van het voorstel zelf, gaat ervan uit dat er een grote kans is dat ze daar gelijk gaan krijgen.
De ministers, gesteund door de voorzitters en fractieleiders van de regeringspartijen, laten ons vandaag allemaal blij weten dat ze samen met grote inspanningen een vergunningenstop hebben vermeden, maar zoals zo vaak in de voorbije jaren vertellen ze daarmee natuurlijk maar de helft van het verhaal. Wat ze echt hebben vermeden, is een vergunningenstop voor de verkiezingen. Want, zodra er door het Grondwettelijk Hof een vernietiging van dit voorstel van decreet zal zijn uitgesproken, is de vergunningenstop er natuurlijk per direct opnieuw. Maar tegen dan, collega’s van de meerderheid, zijn de verkiezingen natuurlijk achter de rug, en ligt het probleem in de bak van de volgende meerderheid. In afwachting kunt u inderdaad nog een aantal van uw favoriete dossiers, die verschillen naargelang over welke regeringspartij we het hebben, vergunnen, en hopen dat die niet mee zullen worden vernietigd wanneer het Grondwettelijk Hof uitspraak doet. De problemen zijn voor wie vervolgens aan de beurt komt.
Eigenlijk, collega’s, is dat het trieste verhaal achter heel dit debacle, want de vergunningenstop die u nu zegt te willen vermijden, of waar we vandaag in zitten, is niet uit de blauwe hemel ineens op ons of op uw hoofd gevallen door het fameuze stikstofarrest. Dat arrest deed niets anders dan vaststellen dat de Vlaamse overheid er niet in slaagt om welbekende, al decennialang bestaande, geprogrammeerde verplichtingen uit de Europese Habitatrichtlijn na te komen, uit te voeren, om te zetten in realiteit. Ik heb het in dit debat al een paar keer gezegd: die Habitatrichtlijn is ondertussen dertig jaar oud. Ze is goedgekeurd in 1992 en van kracht geworden in 1994. Ze voorziet, reeds al die jaren, een termijn tot 2050 om de verplichtingen en doelstellingen uit te voeren. Dat zijn doelstellingen die we allemaal mee hebben geschreven en goedgekeurd. Europa heeft die niet uitgevonden. Als je het allemaal optelt, is dat dus een termijn van 56 jaar om dat uit te voeren. We vieren dit jaar de 32e verjaardag, en we zijn nog nergens. Van de 36 habitattypes die in Vlaanderen voorkomen, die we op basis van die Habitatrichtlijn zouden erkennen, zijn er na dertig jaar proberen, of niet proberen, welgeteld drie in goede staat. Dat zijn waarschijnlijk die drie bomen waarin de twee vleermuizen wonen waar men altijd zo graag naar verwijst. Al de rest stagneert of gaat achteruit, ondanks alle verplichtingen die zijn aangegaan, en ondanks alle beloften die we in al die jaren in al onze verschillende regeerakkoorden en verkiezingsprogramma’s hebben gemaakt. Zoals het mestprobleem niet is opgelost, ondanks de nitraatrichtlijn en het mestactieplan, zoals van al onze waterlopen er nog zo goed als geen enkele echt proper is, ondanks de allang bestaande Waterrichtlijn, en zoals de vervuiling met pesticiden in het grondwater blijft toenemen, ondanks alles wat we daarover beloven en in regeerakkoorden schrijven.
Ja, we mogen een kat een kat noemen, zonder dat we daar iemand persoonlijk voor moeten verwijten. Maar ja, de landbouwsector speelt in ieder van die problematieken een belangrijke rol. En eigenlijk op een bijzonder perverse manier.
Collega Vaneeckhout heeft het al een paar keer gezegd. Terwijl het aantal boeren jaar na jaar blijft afnemen, en de rendabiliteit in de sector voor velen jaar na jaar onder druk blijft staan, zorgt de toenemende industrialisering er wel voor dat de impact op de omgeving niet afneemt.
Er zijn alsmaar minder boeren. Er is niet minder overlast. Er is niet minder vervuiling. Er zijn niet minder problemen. Daar waar in andere sectoren de milieudruk daalt, blijft ze met name in de industriële veehouderij in het beste geval gelijk. In het slechtste geval wordt het slechter.
Collega’s, er wordt vaak gezegd dat we in een dichtbevolkte regio leven en dat we daar toch een beetje rekening mee moeten houden. Ja, ik zal u zeggen hoe we daar rekening mee moeten houden, als het van mijn partij afhangt. Ik denk dat we daarmee een visie van gezond verstand vertolken.
In een dichtbevolkte regio als Vlaanderen, waar de omgevingskwaliteit sowieso onder druk staat, is dat soort situatie niet houdbaar. Het is ook niet fair tegenover alle andere sectoren, sectoren die wel geïnvesteerd hebben en de voorbije jaren wel resultaten boekten in het terugdringen van hun stikstofuitstoot.
Het is niet fair tegenover burgers die in een alsmaar duurder betaalde woning recht hebben op bescherming van hun omgeving, op een gezonde, rustige, zekere leefomgeving met een bescherming van de waarde, van de omgeving en de levenskwaliteit in die duurder betaalde woning, in dat alsmaar dichter bevolkte Vlaanderen.
De lasten op die manier en met die bekommernis fair verdelen, waken over het halen van de doelstellingen, en ervoor zorgen dat die lasten fair verdeeld en gedragen worden, is een kerntaak van de overheid.
Ze geeft daar richting aan in haar vergunningenbeleid. Ze kan dat omkaderen met steun voor burgers en bedrijven die op een duurzame manier verder willen werken aan het halen van die doelstellingen. Ze kan vergoedingen geven aan wie dat niet kan, of aan wie dat om een of ander reden niet wil. Maar dan moet ze daar wel duidelijk in zijn, en de engagementen die ze zegt na te streven, ook reëel nastreven. Dan moet ze durven evalueren en ze moet durven zien wanneer het niet lukt.
Collega’s, in eerste instantie hadden we vorige zomer op de valreep de indruk dat daar minstens bij een deel van de meerderheidspartijen de goede wil voor bestond. In wat er vandaag ter stemming ligt, zijn er ook nog wat sporen van terug te vinden.
Collega Vandaele heeft er daarstraks ook al naar verwezen: in bepaalde gebieden komt er vanaf 2028 een nulbemestingsregeling. Het was beter vanaf gisteren geweest, maar ze komt er. De afroming van de veestapel bij overdracht van bedrijven komt er, weze het niet als het in de rechtstreekse lijn wordt overgedragen, terwijl er bij mijn weten geen verschil is tussen de stikstofuitstoot van een varken dat je aan je kinderen overdraagt, en een varken dat je verkoopt aan een nieuwe investeerder, maar toch. Er komt inderdaad een annulering van niet-ingevulde emissierechten. Dat is goed.
Maar collega’s, als je kijkt naar de tekst en het advies van de Raad van State stel je vast dat die maatregelen in opeenvolgende sessies van marchanderen tussen de regeringspartijen zodanig zijn uitgehold met uitzonderingen, dat er bijzonder weinig kans is dat ze ooit hun doel opnieuw zullen bereiken.
De impactscore is al een paar keer ter sprake gekomen. De vergunningsverdeling op krediet is al een paar keer ter sprake gekomen. Ze laten allemaal toe om bijkomende vergunningen te verlenen, ook in gebieden waar de situatie en toestand niet in overeenstemming is – flagrant niet in overeenstemming – met de Habitatrichtlijn.
Als het effect van sommige maatregelen desondanks onverwacht beter zou zijn dan de sowieso te lage ambities, mag de vrijgekomen marge ook nog eens opnieuw worden gebruikt voor nieuwe vergunningen. Ook al is de doelstelling opnieuw nog lang niet gehaald, en wordt het halen van het einddoel opnieuw verder opgeschoven in de tijd, dan komt er nog het extern salderen bij, om te onderzoeken of er nog meer vergunningen afgeleverd kunnen worden in een overbelast Vlaanderen.
Collega’s, de indieners van de tekst erkennen het vrij expliciet: we zijn onze doelstellingen … Ik heb er daarstraks ook al eens naar verwezen: in 2020 zouden we minstens zestien van die habitattypes in goede staat moeten hebben. U weet het, ik zal het nog eens zeggen: we zijn aan drie en desondanks gaan we nu nog eens niet naar 2020, maar mikken we op 2035-2040, en uiteindelijk op 2050, voor doelstellingen waarvoor we eigenlijk de voorbije tien, vijftien jaar geen stap dichterbij zijn gekomen. Het is een van de punten waarvan zowel de Raad van State als een aantal experten opmerken, ook vandaag nog, dat ze voor het Grondwettelijk Hof geen stand dreigen te houden.
Fundamenteel, en ik zal er ook niet veel meer woorden aan vuilmaken dan dat, is die vergunningenstop dus niet voorkomen door dit decreet. Hij is alleen doorgeschoven naar een tijd, waarschijnlijk in de volgende legislatuur, naar het moment waarop het decreet – ik ga niet zeggen 100 procent zeker, maar naar grote waarschijnlijkheid – zal worden vernietigd.
De echte tragiek is dat in afwachting de situatie alleen maar erger zal zijn geworden. De inspanningen zullen door sommigen geleverd worden. Er zullen aan mensen lasten gevraagd worden en die zullen bij sommigen pijn doen, maar die gaan ons geen stap dichter hebben gebracht bij de oplossing die we moeten brengen, want ondertussen zullen er opnieuw problemen vergund zijn geweest. Ondertussen zal men zelfs niet kunnen zeggen dat de vergunningen die in afwachting afgeleverd zijn, 100 procent waterdicht zijn.
Collega’s, al rekent u daarop, al heb ik het vandaag al een aantal mensen horen beloven, “we kunnen nu snel – in afwachting dat het misschien zal worden vernietigd door het Grondwettelijk Hof – toch nog een hoop eeuwigdurende vergunningen afleveren” … Of die langer dan zes maanden of een jaar geldig zullen zijn en bestaan, is afhankelijk van de vraag of het Grondwettelijk Hof bij een eventuele vernietiging al of niet een vernietiging met terugwerkende kracht zal uitspreken. Dat is ook iets waar u eigenlijk op de dag van vandaag geen enkele controle of garantie over kunt bieden, om te beginnen niet aan de mensen en bedrijven aan wie u vergunningen zult afleveren en die op die basis voor vele miljoenen zullen investeren.
Collega’s, ik kan dus alleen maar vaststellen dat het waarschijnlijk de laatste episode is van deze bizarre rit in dit dossier in deze legislatuur, maar we zijn met wat u vandaag zult stemmen, geen stap dichter bij een solide oplossing gekomen. Geen stap dichter bij een oplossing waarbij men op de langere termijn aan Vlamingen kan garanderen, allemaal, dat de last en de opdracht om inderdaad een leefbaar, duurzaam en economisch welvarend Vlaanderen – drie dingen tegelijk – voor de toekomst uit te bouwen, fair verdeeld is. U kunt niet garanderen dat daarvoor een kader gemaakt is waarin iedereen zijn bijdrage levert en iedereen de vruchten kan plukken en waarin dat inderdaad rechtszeker kan. Daar zijn we ook met wat u vandaag zult stemmen, geen stap dichterbij gekomen.
Dat is aan het einde van een legislatuur niet bepaald een palmares waar u fier op moet zijn, eerlijk gezegd. We gaan dus met Vooruit in ieder geval dit voorstel van decreet niet meestemmen. Ik heb al gezegd dat er dingen in zitten waar we achter kunnen staan. We gaan daar ook heel consequent in zijn. Ik zal daar dus ook niet tegenstemmen. Maar dit zal niet werken. Dit is geen antwoord op het probleem. Dit is geen oplossing op de lange termijn. Dit is een pleister op een houten been, een noodoplossing om u over de verkiezingen te helpen. U gaat daarmee niemand helpen, zelfs niet de mensen aan wie u nu een vergunning probeert cadeau te doen. Dat is het probleem, dat is de samenvatting, en dat is jammer genoeg een samenvatting van een groot deel van deze legislatuur, van deze coalitie. (Applaus bij Vooruit)
De heer D’Haese heeft het woord.
De context waarin we dit decreet bespreken en stemmen, is op zich wel opvallend. In Duitsland komen boeren massaal op straat, omdat ze vrezen dat ze niet meer rendabel kunnen produceren door het schrappen van een aantal landbouwsubsidies. In Frankrijk komen boeren vandaag massaal op straat, omdat ze geplet worden tussen de lage prijzen voor hun producten aan de ene kant, en een steeds strengere milieuwetgeving aan de andere kant. In Nederland kun je nergens komen zonder omgekeerde vlaggen tegen te komen, het symbool voor het protest van de boeren tegen een verstikkend landbouwbeleid.
In Vlaanderen hebben we ook al onze dosis van het protest gehad, maar met het voorstel van decreet dat jullie er vandaag willen doorduwen, gaan we natuurlijk exact hetzelfde resultaat hebben. Dit is een voorstel van decreet waar niemand tevreden mee is: de boeren niet, de landbouw- en natuurorganisaties niet, een groot deel van de eigen meerderheid niet, en al zeker niet de Raad van State, die er opnieuw een vernietigend advies over heeft uitgebracht. Het moet vooruitgaan en we moeten de boeren perspectief geven, hoor ik onze minister dan vertellen. Het enige perspectief dat u aan de landbouw geeft, is dat ze binnen dit en twee jaar nog meer onzekerheid zullen hebben.
Ondertussen verandert er niets aan de essentie van het probleem. Doorheen alle debatten is het daar nooit over gegaan. Het is een probleem waar niet alleen boeren bij ons, maar ook in Duitsland, Frankrijk en Nederland, de afgelopen decennia steeds dieper in geduwd zijn, boeren die, of ze het nu willen of niet, vastzitten in een systeem waar ze tot de laatste euro worden uitgeperst door grootbanken. Ze moeten hun producten aan dumpingprijzen verkopen aan de agro-industrie, die woekerwinsten boekt op de kap van boer en consument. Ze krijgen alleen leningen van banken als ze voor meer koeien of varkens gaan, en hangen dan vast aan wurgcontracten. Dat wordt dan allemaal gestimuleerd door een Europees landbouwbeleid met subsidies voor steeds grotere stallen en een Vlaamse Regering die dat allemaal heeft aangemoedigd en vergund, tientallen jaren lang. Als dat systeem dan in elkaar stuikt onder de druk van strengere milieuregels, wie mag er dan de bonen fretten? Dat is niet de Europese Unie, niet de Vlaamse Regering, maar de landbouw. Het zijn de landbouwers die in totale onzekerheid worden geduwd. Wat zegt de Vlaamse Regering met dit voorstel van decreet tegen die boeren: doe wat studies, investeer nog wat meer om de uitstoot te doen dalen en als het Grondwettelijk Hof binnen een jaar of twee het Stikstofdecreet vernietigt, dan zien we wel verder.
Het is hier net al gegaan over de geapprecieerde tussenkomst van collega Dochy in ‘Villa politica’. Hij zei dat we het voorstel van decreet maar moesten lezen. Soms is het interessant om goed te luisteren. De heer Dochy heeft niet alleen gezegd dat het een tijdelijk decreet is – hij heeft in het geheel niet gesproken over 2030 trouwens, mijnheer Van Rompuy, in het geheel niet –, de heer Dochy heeft ook gezegd dat het een juridisch kluwen is, en dat het een tijdelijke overbrugging kan zijn voor de mensen die geen zekerheid hebben over hun vergunning. Hij zegt niets over wat men nu heeft, en niets over opnieuw kijken in 2030. Het voorstel van decreet heeft op korte termijn zijn waarde, maar op lange termijn heeft het risico’s. Dat is blijkbaar de manier waarop men, althans binnen een deel van cd&v, naar dit decreet kijkt. Ik denk dat dat deel van cd&v gelijk heeft.
Men schuift het dus door, zoals Bart Eeckhout in De Morgen schrijft. Het enige wat men heeft gedaan met dit voorstel van decreet is tijd gekocht. Men heeft het doorgeschoven naar de volgende legislatuur, en dan lost men het maar op. Dat is niet serieus. Is dat het respect voor boeren waar cd&v zo graag over spreekt? Het feit dat men al drie legislaturen in de regering zit en men niet verder komt dan “de volgende legislatuur gaat men het misschien oplossen”, vind ik getuigen van weinig respect.
Dat jullie juridisch broddelwerk afleveren, dat wisten jullie zelf goed genoeg. In november kwamen jullie nog met toeters en bellen aankondigen dat de gordiaanse knoop ontward was en dat er nu eindelijk perspectief zou komen voor boer en ondernemer. Aan de harde kritiek van de Raad van State is natuurlijk niet tegemoetgekomen; dat is evident. Het verlenen van vergunningen op krediet, het gebruik van de impactscore, het gebruik van de drempels van de impactscore en, niet onbelangrijk, het gebruik van verschillende drempels voor landbouw en industrie, dat blijft allemaal onbegrijpelijk. Stoffen kan men op een andere manier behandelen, maar mensen niet. Jullie komen er niet aan tegemoet.
Als de oppositie dan opnieuw advies vraagt aan de Raad van State, dan zouden wij het zijn die spelen met de welvaart van Vlaanderen.
‘Il faut le faire’ na dertig jaar van dit beleid en drie jaar aanmodderen. Jullie spelen met de toekomst van de welvaart van Vlaanderen. Jullie schuiven de verantwoordelijkheid gewoon door naar de regering. Jullie wisten perfect op voorhand dat dit voorstel van decreet geen steek zou houden. Toch blijven jullie het verdedigen. Die vergunningenstop waar iedereen zo hard voor vreest, dreigt er te komen wanneer dit voorstel van decreet door het Grondwettelijk Hof vernietigd wordt, maar daar heeft deze regering geen last meer van. ‘Après nous le déluge.’ En zo is dit het perfecte voorbeeld van hoe deze Vlaamse Regering gedurende vijf jaar heeft geregeerd. Of het nu reizigers van De Lijn zijn, mensen in de zorg of landbouwers, jullie laten ze in de steek om daarna de verantwoordelijkheid van jullie af te schuiven. Daarom zullen wij dit voorstel van decreet uiteraard niet steunen. (Applaus bij de PVDA)
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik heb een heel specifieke vraag. De collega’s van de meerderheid, collega Vandaele, en ook de minister hebben deze vraag waarschijnlijk al gekregen in het overleg met Landelijke Toekomst. Het gaat over het artikel 44 in het voorstel van decreet. Daarin is opgenomen dat er een nota van landinrichting komt, conform het decreet van landinrichting van 2014. Dat wordt opgesteld binnen twee jaar binnen de speciale beschermingszone. Er wordt tevens een cirkel van 2 kilometer rondom het SBZ-gebied gemaakt, onder andere in Kalmthout. De mensen zijn daar nogal ongerust over de impact die dit artikel zal hebben op de situatie binnen die 2 kilometer. Ze vrezen dat daar, of zelfs verder, geen landbouw meer mogelijk zal zijn.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik antwoord graag op die vraag, collega Sintobin. We hebben dezelfde dames ontmoet met dezelfde zorgen. Het was een bewuste keuze om daar ook bij het maatwerk een invulling te geven aan het flankerend beleid. Dat is de enige insteek die er is, om ook daar een toepassing te geven aan het flankerend beleid. Dat is het allerbelangrijkste. Het is ook de belangrijkste reden waarom het daar is toegevoegd, om eventuele landbouwers in dat gebied de kans te geven in te stappen op dat flankerend beleid als ze dat willen. Dat was bijvoorbeeld ook van kracht op het flankerend beleid in het Turnhouts Vennengebied. Dat is de enige reden, en dat hebben we hun ook toevertrouwd.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, ik heb goed geluisterd en ik heb mij nog niet duidelijk over de inhoud van het voorstel van decreet uitgesproken. Ik denk dat uit alle debatten die hier gevoerd zijn over het voorstel van Stikstofdecreet duidelijk mag zijn welke knelpunten ik in het hele debat al inhoudelijk zag. Ik wil dus bij dezen een algemene tussenkomst houden op het vlak van dit voorstel van decreet, en misschien ook ineens meegeven wat mijn stemhouding in dezen zal zijn.
De inhoud van een decreet is vaak de afspiegeling van de weg ernaartoe. De bevoegde minister heeft publiekelijk kenbaar gemaakt dat ze haar mochten afrekenen op het stikstofdossier. Ze heeft voor zichzelf daarmee de lat natuurlijk hoog gelegd, maar ook van het dossier een symbooldossier gemaakt. Zoals het gaat bij symbooldossiers, wordt er veelal spierballengerol getoond en wordt het debat om tot duurzame oplossingen te komen voor een stukje verlamd. Ik betreur het nog steeds dat transparant en oprecht overleg met alle belanghebbenden om samen tot oplossingen te komen, eigenlijk niet mogelijk was, en dat polarisering vaak hoge toppen scheerde.
Mensen die toevallig een vernieuwing van vergunning nodig hadden, voelden zich gegijzeld. Voor anderen leek daarentegen de rode loper te worden uitgerold. Voor alle duidelijkheid: ik vraag dat voor elke correcte ondernemer dezelfde duurzame rode loper wordt uitgerold.
Alle technieken zijn uit de kast gehaald om bijna dwangmatig tot compromissen te komen. Collega’s, dat is niet oké. Maar het is wat het is en we staan waar we staan. Ik kan alleen maar hopen dat er lessen uit worden getrokken.
Als tweede punt wil ik even stilstaan bij de wetenschap. De wereld van de wetenschap is bijzonder boeiend, maar wetenschap is niet de wet. Politiek heeft een eigen verantwoordelijkheid. Heel ons omgevingsbeleid is bijzonder gejuridiseerd en dus ook aanvechtbaar. Het aantal gevoerde juridische procedures stijgt gigantisch. Dat zet mij aan het denken, en ik hoop velen want ook dat is niet oké. Het ondermijnt ons samenleven, het ondermijnt onze welvaart en het ondermijnt ook de democratische besluitvorming. Om vat te krijgen op complexe zaken wordt heel vaak richting wetenschap gekeken. Dat is normaal want wetenschap heeft tot doel inzichten te verwerven over complexe situaties. Maar al snel wordt de overstap gemaakt dat alles met wetenschappelijke zekerheid moet worden onderbouwd. Maar wetenschap heeft ook haar grenzen. Steeds meer modellen worden gemaakt met aannames en extrapolaties, in een poging om alles te kunnen omvatten. Hoe met zulke gegevens moet worden omgegaan, dat is met andere woorden een heel delicaat proces. Zo zijn bijvoorbeeld de foutenmarges op de modellen in dit voorstel van decreet bijzonder groot. Maar omgekeerd gaan we bijvoorbeeld vergunningen voor landbouw wel beoordelen met drie cijfers na de komma. Wetenschappers zelf erkennen dat de modellen helemaal niet zijn gemaakt om op microniveau bedrijven af te rekenen of om extra doelen op te leggen voor bedrijven in specifieke regio’s. Ook de definitie en de positie van de kritische depositiewaarde en de impactscore in het hele proces zorgen voor een reële kans dat wat wij ook doen, nooit genoeg zal zijn. Ik heb die bezorgdheid veelvuldig gedeeld, ook hier in het parlement.
Deze pijnpunten worden ondertussen ook erkend. Daarom wordt in de toekomst ook de focus op het emissiereductiemodel gelegd. Eveneens wordt erkend dat de politiek weleens de vraag moet durven te stellen naar de haalbaarheid van een aantal aangemelde doelstellingen. En ja, zoals ik daarstraks ook zei, moeten we de vraag stellen of de waarde die we hechten aan bepaalde aangemelde doelen verantwoordbaar is ten aanzien van de sociaal-maatschappelijke impact van de maatregelen om die doelen te bereiken. Ik hoop dus dat ook die vragen worden meegenomen in het toekomstige debat.
Dan kom ik tot mijn derde punt. De elementen die ik net aanstipte, dat is inderdaad voor de toekomst, terwijl mensen vandaag ook keuzes moeten maken in hun bedrijfsvoering. Ik hoor: “De tijd is op.” Collega’s, ook dat is natuurlijk een fundamenteel onderdeel van de aanpak van het dossier waar ik het in mijn eerste punt over had. Mijn oproep in maart 2021 was duidelijk uit de bezorgdheid dat eens die tijd op zal zijn, uit de bezorgdheid om snel te handelen, uit de bezorgdheid dat dit geen probleem is van landbouw alleen maar dat dit een probleem en een uitdaging is voor onze hele welvaart.
“Politiek is het op”, hoor ik zeggen. Dat vind ik een moeilijke. Collega’s zeggen dat het meest haalbare dat er met deze meerderheid uit te halen is, werd bereikt. Om tot oplossingen te komen, moet je inderdaad een gesprekspartner hebben aan de overzijde van de tafel. Rekening houdende met het feit dat de fundamenten van de methodiek niet meer te bediscussiëren waren voor de coalitiepartners, zijn er binnen dat kader nog wel een aantal verbeteringen aangebracht. Dat is goed. Ik wil onze mensen hartelijk danken die daarvoor hun nek mee uitgestoken hebben. Maar dat wil zeggen dat we staan waar we staan. Het voelt voor mij een beetje als kiezen tussen de pest en de cholera.
Collega’s, de weg was al niet fraai. Er staan vraagtekens bij de juridische robuustheid van het voorstel van decreet, hoewel er gigantische inspanningen worden verwacht van mensen op het terrein.
Daarenboven blijf ik bezorgd over ‘lock-ins’ in dit voorstel van decreet, elementen die niet meer terug te draaien zijn als we naar de uitwerking van de nieuwe aangepaste methodiek willen gaan. Ik hoop dat ik ongelijk heb, maar het blijft een bezorgdheid voor de toekomst.
Dat alles, collega’s, maakt dat ik na overleg met mijn fractie dit voorstel van decreet niet zal goedkeuren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Steenwegen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik wil ook een eerder beschouwende tussenkomst maken. Uiteindelijk stel ik vast dat we zowel bij de goedkeuring van dit voorstel van decreet als bij de niet-goedkeuring ervan de rechtszekerheid voor bedrijven, voor onze landbouwers niet kunnen realiseren. Het wordt nu een zaak voor de volgende regering. De teneur is duidelijk: niet het beleid van de voorbije jaren heeft ons in de problemen gebracht, het is de regelgeving zelf die we nu in vraag moeten stellen – lees: versoepelen. Zoals ik daarnet al heb gezegd, zal de kans daartoe echter vrij klein zijn.
Is dat echt de juiste analyse? We spreken hier over een richtlijn die, zoals reeds gezegd, dateert van 1992 en in uitvoering is sinds 1994, en ervoor moet zorgen dat de natuur in heel Europa niet verder zou blijven achteruitgaan, want het is er slecht mee gesteld.
In uitvoering van die richtlijn zijn er gebieden aangeduid. Dat is niet zomaar gebeurd, maar met de nodige precisie, echter binnen een context van een versnipperde ruimtelijke ordening. Ja, daar hebben we mee te maken in Vlaanderen, dat is nu eenmaal zo.
Die richtlijn gaf ons bijna zestig jaar de tijd om de nodige maatregelen te nemen. Jarenlang is daar niets mee gebeurd, maar we zijn wel al tien jaar in discussie. De vorige regering heeft ook een poging gedaan om via de Programmatorische Aanpak Stikstof een oplossing te vinden. Er is toen een voorlopige PAS vastgesteld waarvan we wisten dat die juridisch ook niet zou standhouden, maar met het engagement om te zoeken naar een definitieve oplossing, die er uiteindelijk niet is gekomen. Dat heeft dan geleid tot een arrest in 2021 en de daaropvolgende drie akkoorden die onder deze regering zijn gemaakt.
Wat is er in de tussentijd wel gebeurd? Al die jaren zijn er heel veel vergunningen uitgereikt. We zijn blijven vergunningen uitreiken en daardoor hebben we alle ruimte die er toen nog wel was, opgesoupeerd. Zij die de landbouw al die tijd hebben gesteund, hebben zo het probleem voor hun eigen sector alleen maar groter gemaakt. Als je nu terugkijkt naar dit dossier, stel je vast – en daar gaat het mij om – dat we er in het beleid blijkbaar niet in slagen om, wanneer we zulke langetermijndoelstellingen stellen in een complex dossier en met veel impact op onze maatschappij, tijdig in gang te schieten zodat we maatregelen gespreid kunnen nemen, in overleg kunnen gaan, draagvlak kunnen creëren en niet halsoverkop sectoren overhoop moeten halen.
Ik vind dat het nodig is dat we er als parlementsleden eens over nadenken hoe we dat beter kunnen doen. Het is immers niet alleen deze richtlijn. De kaderrichtlijn Water komt op ons af. We weten dat we daar ook niet tijdig in orde zullen zijn. Het is een uitdaging voor ons allemaal om in dit soort van richtlijnen en doelen op lange termijn manieren te vinden om tijdig in actie te schieten, om maatregelen in overleg te kunnen nemen en het zo voor iedereen veel gemakkelijker en draaglijker te maken om uiteindelijk de doelstelling die we, denk ik, nog allemaal delen en die we inderdaad allemaal hebben goedgekeurd, te halen. (Applaus bij Groen)
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik zeg misschien kort iets in verband met de stemming.
In de eerste plaats wil ik collega Rombouts bedanken voor haar serene en moedige tussenkomst. Maar ik stel wel het volgende vast, en ik weet niet of er specifieke redenen voor zijn: deze namiddag zat ik samen met Bart Dochy bij ‘Villa politica’. Hij zei dat hij na het debat zijn stemgedrag zou verklaren. Ik stel momenteel vast – ik zie hem ook niet in de koffiekamer – dat collega Dochy niet aanwezig is om te stemmen. Het is vrij eigenaardig dat iemand die zo kritisch is, of toch kritische opmerkingen heeft gemaakt ten aanzien van dit voorstel van decreet, niet dezelfde moed opbrengt als collega Rombouts. Dat zal misschien iets te maken hebben met lijstvorming.
Ik stel ook vast – en ook daar is misschien een specifieke reden voor – dat een lid van Open Vld, dat ook heel kritisch was voor dit voorstel van decreet, en al een lange tijd geleden aangekondigd heeft dit niet te zullen goedkeuren, collega Van Hulle, ook niet aanwezig is. Ondanks alle bla bla bla van collega Coenegrachts en van anderen, stel ik alleen maar vast – en ik denk dat ik dit mag benadrukken, voorzitter – dat twee leden van de meerderheid niet aanwezig zijn. Daarmee geven ze te kennen niet akkoord te gaan met dit voorstel van decreet, maar niet de moed te hebben om hier te stemmen. (Applaus)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1801/1)
Er is een amendement tot vervanging van de tekst van het voorstel van decreet en er zijn subamendementen op het amendement.
De stemmingen over de subamendementen, het amendement en de artikelen 1 tot en met 92 worden aangehouden.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.