Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Beste collega's, voorzitter, minister, het is inderdaad zo dat Frank Vandenbroucke federaal heeft beslist dat de klinisch psychologen en orthopedagogen, als zij als gezondheidswerker willen werken, een extra stagejaar moeten volgen van meer dan 1600 uren. Op zich kun je je bedenken dat het zinvol kan zijn, om te oefenen en praktijkervaring op te doen. Maar om die stage te kunnen doen, heb je natuurlijk stageplaatsen nodig, en het zijn wel degelijk onze Vlaamse instellingen hoger onderwijs die moeten zoeken naar die stageplaatsen. En collega’s, daar knelt het schoentje.
In 2021 werd die maatregel ingevoerd op federaal niveau. Het is nu 2024, en jaar na jaar werd die maatregel uitgesteld. De reden is eigenlijk heel eenvoudig. Ik neem de cijfers die minister Vandenbroucke federaal meegaf, er even bij. Er zouden op dit moment negen erkende stagemeesters zijn voor klinische orthopedagogie, 85 voor klinische psychologie, en dat brengt het aantal op zestien stageplaatsen voor klinisch orthopedagogen en 141 voor klinisch psychologen.
Maar dat zijn cijfers voor België. Als je in Vlaanderen die opleiding wilt doen, zijn er 27 stagemeesters voor veertig stageplaatsen, wat ruim onvoldoende is. Het is dus onmogelijk om die opleidingen te voorzien en mensen te laten afstuderen als klinisch psycholoog en klinisch orthopedagoog. Minister, op dit moment wil de Federale Regering niet opnieuw verlengen, maar wat is het effect van deze nogal eenzijdige beslissing op het Vlaamse beleid van onze instellingen en onze studenten?
Minister Weyts heeft het woord.
De situatie hiervoor was dat afgestudeerden zich konden wenden tot het Agentschap Zorg om erkend te worden als klinisch psycholoog en klinisch orthopedagoog. Dat was dus een procedure. Nu komt daar plots die stage van één volledig werkjaar bij. Als we dat vandaag zouden toepassen, dan is er plaats voor een slechts een veertigtal stages, dus slechts 6 procent, in de veronderstelling dat er evenveel studenten afstuderen in vergelijking met voorgaande jaren.
Een tweede moeilijkheid is dat een vijftigtal studenten al in februari afstuderen. Die weten helemaal niet waar ze aan toe zijn. Dat is een betrekkelijk chaotische toestand. Vanuit de Vlaamse Regering vragen we al sinds 2016 en 2017 om dat idee niet door te zetten, maar uiteindelijk doet men dat plots wel voor dit academiejaar, met als gevolg dat we die studenten voor een heel groot probleem stellen.
Daarbovenop moeten zij die zelf kandidaat-stagemeester zijn, en ook nog eens een administratieve procedure doorlopen om erkend te worden als stagemeester. Van de 58 centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) zijn er drie erkend na een moeilijke procedure. Daar is de ervaring dat er stokken in de wielen worden gestoken. Wij richten vanuit de Vlaamse Regering, samen met collega Crevits, een bede aan de federale regering om deze regeling uit te stellen. Misschien kan het ook op enige reflectie rekenen. En misschien moeten we de regeling gewoon tout court herbekijken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, nu u het omzet naar cijfers in vergelijking met het aantal afstuderenden, is die 6 procent wel degelijk problematisch. Ik denk dan gewoon al aan het mentaal welzijn. Minister Crevits voert dat beleid om ervoor te zorgen dat we voldoende psychologen hebben in het kader van het mentaal welzijn. Ik hoor Frank Vandenbroucke ook zeggen dat je gratis naar de psycholoog kunt. Maar dan gaat het over een klinisch psycholoog. Als die laatste geen stage kan doen, kan die ook niet als gezondheidswerker aan de slag, waardoor de wachtlijst even lang blijft. Minister, het lijkt me dan ook niet meer dan logisch dat u een pleidooi houdt, zeker voor de studenten die in februari afstuderen.
Als ik het lijstje van de bijkomende stages maak, dan komt er eentje bij bij verpleegkunde, advocatuur en nu bij de klinische psycholoog en klinische orthopedagoog. Ik wil toch de oproep doen dat de Vlaamse Regering aan de Federale Regering vraagt om te stoppen met dit soort praktijken, want het brengt zowel de studenten als de instellingen van het hoger onderwijs in de miserie.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, de federale wetgeving hierrond is al meermaals uitgesteld geweest en de uitvoering ervan laat te wensen over. Het gaat hier toch om studenten die dit jaar hun master zullen behalen en komend academiejaar al moeten beginnen met die nieuwe extra stage. De tijd dringt dus.
Ik hoor dat er nog altijd te weinig stageplekken en stagemeesters zijn. Wat de heer Vandenbroucke zou moeten regelen, gebeurt in ieder geval heel last minute. Deze studenten willen vooral zekerheid, want sommigen hebben al zicht op een bepaalde job, maar weten niet of ze deze zomer die extra stage moeten doen en dus ook niet of ze al beschikbaar zullen zijn voor de arbeidsmarkt. Het lijkt me dan ook logisch dat als die inhoud en beschikbaarheid van stageplekken en stagemeesters bij het begin van het tweede semester nog niet voldoende uitgewerkt is, de uitvoering ervan best opnieuw met een jaar wordt uitgesteld door de Federale Regering.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, ik zal beginnen met iets dat collega Daniëls niet zo leuk zal vinden: ik ga hem corrigeren. Deze maatregel werd natuurlijk niet in 2021 ingevoerd, maar al in 2016 onder de ‘Zweedse’ regering. Inderdaad, in de Vlaamse Regering was er altijd al wel bezorgdheid over de uitrol hiervan. Dat is een federale bevoegdheid waarvoor we naar minister Vandenbroucke kijken. Het is een bezorgdheid van heel onze partij en uiteraard ook van minister van Welzijn Crevits. Wij ontvangen die signalen vanop het terrein. De studenten zitten in onzekerheid, de stageplaatsen zijn er niet. We krijgen ook signalen over vage communicatie, foutieve communicatie, webtools die nog altijd niet werken ...
Onze vraag aan minister Vandenbroucke is dus heel duidelijk: zorg dat de communicatie goed zit, zorg dat de procedures werken en zorg ervoor dat er voldoende stageplaatsen zijn. Anders kan de uitrol uiteraard niet doorgaan. (Applaus bij cd&v)
De heer Danen heeft het woord.
Ik denk dat de studenten geen nood hebben aan spelletjes of aan een antwoord op de vraag wie precies waarvoor verantwoordelijk is, of het minister Vandenbroucke is of de Zweedse regering. Ik denk dat er oplossingen moeten komen. Studenten hebben recht op voorspelbaarheid en zekerheid, iets dat er vandaag niet is. Ik denk dat niemand het principe van de stage in vraag stelt, ook de studenten niet. Ik heb hun open brief van eind december gelezen. Ze willen gewoon oplossingen, zijnde voldoende stageplaatsen en begeleiders en een antwoord op de vraag wanneer een en ander zal ingaan. Over die praktische modaliteiten is er geen duidelijkheid.
Mijn vraag aan u, minister, in dit Vlaams Parlement, is dan ook de volgende: bent u bereid om eens met minister Vandenbroucke rond de tafel te zitten om te bekijken hoe dit opgelost kan worden? Ik heb begrepen dat er ook een interministerieel gezondheidsoverleg is, onder andere met uw collega, minister Crevits. Misschien kan deze problematiek daar op tafel gelegd worden. Als het vandaag niet opgelost kan worden, dan hoop ik toch dat het tegen het einde van het jaar opgelost kan worden, want die stage zelf wordt door niemand in vraag gesteld. Als studenten geen stage kunnen volgen, moeten ze namelijk on the spot, in het beroepsveld zelf, opgeleid worden. Wat dat betreft, wil ik u dus vragen om een proactief beleid te voeren.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega’s, ik wil een paar zaken die hier al door verschillende collega’s werden aangehaald nog eens helder stellen. Ten eerste is er inderdaad niemand die het belang van de stage in twijfel trekt. Ten tweede gaat het om een beslissing die al in 2016 genomen werd. De vorige en de huidige Federale Regering dragen daarin dus een verantwoordelijkheid. Laten we dat erkennen en geen spelletje zwartepieten spelen en de bal doorschuiven naar het ene of het andere niveau. Iedereen – of toch bijna iedereen – die hier rond dit dossier het woord genomen heeft, is daarbij betrokken partij.
Minister Vandenbroucke heeft in het Federaal Parlement aangegeven dat het voorzien van voldoende stageplaatsen voor hem een absolute prioriteit is en dat hij en zijn administratie daar alles voor doen. Hij heeft ook, binnen zijn mogelijkheden, een reeks aanpassingen aan het kader voorgesteld in de zoektocht naar extra stageplaatsen.
Minister, mijn oproep aan u is dus: laten we niet verzanden in een spel van de ene tegen de andere. Laten we, in het belang van de studenten en van de kwaliteit van de opleiding, samenwerken. Ik weet dat u daartoe bereid bent; ik ben ervan overtuigd dat u daartoe bereid bent. Ik weet dat ook minister Vandenbroucke daartoe bereid is. Mijn vraag aan u, minister, is dus: gaat u samenwerken om ervoor te zorgen dat we de communicatie over die stageplaatsen kunnen verbeteren en op korte termijn meer stageplaatsen kunnen voorzien? (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
De studenten psychologie en orthopedagogie zitten echt wel met heel veel stress en onzekerheid over dat extra stagejaar. Zoals de minister zonet zei, zou dat al ingaan in februari, als studenten afstuderen die vandaag met erg veel vragen zitten. Zijn er genoeg stageplaatsen? Hoe zit het met de inschrijvingen? Welke stagemeesters zijn erkend? Ongeveer duizend studenten zitten nu in het laatste jaar van hun opleiding. Zij krijgen vandaag al arbeidsovereenkomsten aangeboden om te beginnen werken als psycholoog, maar ze weten vandaag niet of ze die kunnen ondertekenen of niet.
Ik hoor hier dat cd&v ervoor pleit om die maatregel op zijn minst uit te stellen. Ik hoor hetzelfde zeggen bij Groen en ook bij Vooruit. Ik denk dus echt wel dat die maatregel minstens uitgesteld moet worden. Wij willen ook een wetsvoorstel indienen in de Kamer om die maatregel minstens met een jaar uit te stellen. Ondertussen hebben die studenten echter echt wel nood aan veel meer communicatie en aan duidelijkheid. Ik denk dat er echt wel heel wat stappen gezet moeten worden op dat vlak, want zo kan het niet verder.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ontwaar hier een kamerbrede consensus om een oproep te richten aan de Federale Regering om deze maatregel minstens uit te stellen. Daar zijn we het allemaal over eens, over het nut van de maatregel misschien iets minder. We bepleiten een uitstel van de toepassing ervan, en dat kan perfect, want het is inderdaad een regeling die al in 2016 goedgekeurd is en sindsdien al opeenvolgende keren is uitgesteld. Vandaar onze bede richting de Federale Regering.
Het is natuurlijk ook structureler. Algemeen gezien is Onderwijs gemeenschapsmaterie, maar er zijn nog altijd aspecten die federaal zitten, zoals de toegang tot het beroep. Daardoor kom je in gekke situaties terecht. Zo is er het voornemen van Justitie om aan een opleiding te breien na het behalen van de master, waarvoor men nu naar de universiteiten kijkt en over financiering discussieert. Hetzelfde geldt voor de discussie rond de hbo5-opleiding Verpleegkunde. Vooral die casuïstiek toont aan dat de Federale Regering zichzelf geen dienst bewijst door de bevoegdheid te behouden. De Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap hebben duidelijk verschillende voorkeuren. In de Franse Gemeenschap heeft men er uiteindelijk voor gekozen om de hbo5-opleiding Verpleegkunde te verlengen, wat wij in Vlaanderen niet willen, en terecht ook, want het aantal inschrijvingen voor die opleiding in de Franse Gemeenschap is met 35 procent – 35 procent! – gedaald. Ik snap dat de bevoegde federale minister er ook mee kampt dat hij gevangen zit tussen twee vuren, dus ik denk dat we er goed aan zouden doen om die bevoegdheid en verantwoordelijkheid over te dragen naar de gemeenschappen, die uiteindelijk ook verantwoordelijk zijn voor de rest van het curriculum en de opleiding.
Ik denk dat dit een pleidooi is, vanuit de praktijk, om de zaken institutioneel op orde te zetten.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord en de duidelijkheid.
Collega Warnez, ik wilde nog even inpikken op dat van 2016-2017. Het klopt, maar dat ging over diegenen die startten. De eerste keer dat iemand eigenlijk onderworpen werd aan de stage, was in 2021. Dat is de realiteit.
Maar ik onderschrijf vanuit de N-VA-fractie volledig wat de minister zegt. De opleidingen klinisch pedagoog en klinisch orthopedagoog, dat was vroeger geen probleem. Men vroeg dit bij het agentschap in Vlaanderen. Dat was één geheel. Dan is het federale niveau zich beginnen te moeien met die stage: geen stageplaatsen voorzien, probleem. Bij Justitie hetzelfde verhaal. Er was geen probleem, het federale niveau moeit zich en zegt dan: “En nu moeten de universiteiten het maar oplossen.” Maar wie zit er in de onzekerheid? De student. Hbo5, hetzelfde verhaal, en wie zit er in de onzekerheid door de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (WUG)? De student. Bij verpleegkunde was een vierde jaar nodig in het kader van een federale beslissing. Dan kwam de betaalde stage, en wie zit er in de problemen? Opnieuw de student.
Collega’s, dit lijken mij prototypevoorbeelden om te zeggen: laat ons die overhevelen, beide dossiers, opleiding en toegang tot het beroep, in één hand.
De actuele vraag is afgehandeld.