Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Collega’s, minister, als we kijken naar de administratieve druk, dan bedroeg die een twintigtal jaar geleden ongeveer 3,5 procent van ons bruto binnenlands product (bbp). In 2020 bedroeg die in algemene cijfers ongeveer een kost van 5 miljard euro. Uit een studie die is opgemaakt en onlangs is gepubliceerd, moeten we vaststellen dat dit in 2022 ondertussen 6 miljard euro is geworden. Buiten die kost is administratieve rompslomp of een administratieve druk ook niet motiverend om te ondernemen, dus is het ook de bedoeling om daar zo veel mogelijk aan te doen.
En dan kun je zeggen dat we toch wel heel veel digitalisering hebben. We hebben online platforms. Hoe komt het dan dat toch 80 procent van de ondernemers ervaart dat die administratieve druk toeneemt? Dat komt eigenlijk, volgens ons dan toch, door twee redenen. De eerste reden is dat er meer regelgeving is gekomen. Ik neem maar een voorbeeld: de GDPR-regelgeving (General Data Protection Regulation) maakt dus dat er meer formulieren en dossiers moeten worden opgemaakt. Na corona is er bijvoorbeeld beslist om de binnenluchtkwaliteit te gaan meten, en dat moet ook worden gerapporteerd. Er komt dus opnieuw een vraag bij. Wij hebben bijvoorbeeld de rapportering over de duurzaamheidsdoelstellingen, enzovoort. Maar ook bij het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) zien we dat zij van langsom meer gericht gaan ondersteunen en meer gaan vragen naar bijvoorbeeld de duurzaamheidscriteria.
Ook in de commissie heb ik dan verschillende keren gevraagd of het straks niet allemaal te veel wordt, zeker voor de kleinere ondernemers. Als er dan een probleem is met die digitalisering, dan vinden de ondernemers niet altijd gemakkelijk hun weg naar de bevoegde administraties.
Mijn vraag nu is dus wat u als quick win gaat invoeren om toch het gevoel weg te nemen van die verhoogde administratieve druk.
Collega Gryffroy, het spreekt voor zich dat ik die bekommernis uiteraard deel. Als we het ondernemerschap willen bevorderen en stimuleren, moet je de administratieve lasten tot het absolute minimum beperken. Dat is uiteraard een visie die gedeeld wordt binnen de Vlaamse Regering. Als je naar de cijfers gaat kijken, dan zijn de meest recente cijfers van het Planbureau duidelijk. Ze geven aan dat het gros van de administratieve lasten op het federale niveau zitten: de federale wetgeving, fiscale wetgeving en arbeidswetgeving. Wat dat betreft doen we het in Vlaanderen niet slecht. We hebben uiteraard daar ook nog een taakstelling. In het kader van ‘Vlaamse Veerkracht’ hebben we ook daar een doelstelling opgenomen rond die Vlaamse administratieve vereenvoudiging, onder leiding van de minister-president. Op die manier willen we die regeldruk en de administratieve last verlagen, en die belangrijke kostenbesparing realiseren. In het kader van het vergunningenbeleid is het uiteraard heel belangrijk voor al wie onderneemt vandaag, ook in het mobiliteitsbeleid.
Heel specifiek in het beleidsdomein Economie is er de afschaffing van de leurkaart, de kermiskaart. In het verleden zijn het vestigingsattest en de beheerskennis reeds geschrapt door collega Muyters. Op dat initiatief gaan we door. Vanaf 1 april zal die verplichting dus wegvallen. Dat is toch een besparing van een 7,5 miljoen euro aan kosten per jaar voor ondernemingen en overheid samen. Het spreekt voor zich dat, als het gaat over subsidies, er een zekere controle en verplichting blijft.
Wat VLAIO betreft en de opvolging van die administratieve lasten, zien we dat de tevredenheid van de ondernemingen in partnerschap met VLAIO, goed is.
Het blijft uiteraard een volgehouden inspanning en een belangrijk aandachtspunt in de toekomst. Er komen steeds regels bij om die administratieve lasten niet ongebreideld te laten toenemen. In die zin denk ik dat als wij een innoverende regio willen zijn, we absoluut moeten durven inzetten op regelluwte en we ook regelluwe zones moeten blijven promoten. Richting Europa moeten we het signaal geven dat er een rem moet worden gezet op de rapportageverplichtingen van de kmo’s. We moeten ook samenwerken met de federale collega’s om die goede praktijken, zoals de ‘only once’ en de unieke loketten, nog verder te kunnen versterken.
De heer Gryffroy heeft het woord.
U haalt inderdaad aan dat bij een aantal zaken de meting is gebeurd, vooral dan op de federale administratieve druk. Ik zie dat wij in Vlaanderen een klein beetje ziek worden in het bed van rapporteringen, waardoor, bijvoorbeeld, de banken dat overnemen wanneer zij hun dossiers opvragen bij de ondernemers. Men krijgt met andere woorden de perceptie dat de administratieve druk is verhoogd. UNIZO stelt voor om eens te denken aan een goed e-loket tussen de verschillende niveaus, vooral bedoeld tussen het federale en het Vlaamse niveau. Maar ik zou een stap verder gaan: waarom gaan wij vanuit Vlaanderen niet werken aan een e-loket tussen het Vlaamse niveau en het lokale niveau? Wanneer we dat doen, kunnen we al de middelen inzetten om het onze verbeteren. Met de coronapremie hebben we inderdaad gezien dat er een behoefte was aan een federale databank, maar daar liep het heel vaak fout. Dat was ook het geval met de energiepremie voor de terugdraaiende teller. Mijn vraag is of u dat e-loket, tussen het Vlaamse en het lokale bestuurlijke niveau, in Vlaanderen kan organiseren?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik sluit graag aan bij collega Gryffroy. Het is inderdaad zo dat het natuurlijk vooral gaat over een federale studie van het Federaal Planbureau. U zegt dan wel dat u daarop let, maar mijn vraag is, en die is vrij eenvoudig, of we zelf een monitoring hebben rond die Vlaamse regelgeving. Ook die regelgeving wordt complexer, en ook daar wordt meer aan ondernemers gevraagd.
Voor het overige denk ik dat collega Gryffroy een interessante suggestie doet. Ik zie dat heel wat lokale besturen een aantal zaken aan ondernemers vragen. Is het niet zaak dat we daar proberen om zaken te stroomlijnen, zodanig dat ondernemers inderdaad niet dreigen te verdrinken onder die administratieve lasten?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, de allerbeste maatregel om rompslomp bij subsidies aan te pakken, is die subsidies afschaffen en ze omzetten in een algemene lastenverlaging voor alle ondernemers. Dat is een weg waar nog wat marge is in het Vlaamse subsidiebeleid.
De tweede beste maatregel is uiteraard regels afschaffen en vereenvoudigen. In dat kader was er tijdens het relanceplan een heel goed voornemen. Ik denk dat het zelfs nog van uw voorganger mevrouw Crevits was. Dat voornemen was om schrapdagen en ‘citizen journeys’ te organiseren waarbij hele processen in kaart zouden worden gebracht, en waarbij zou worden bekeken welke regels en onnodige verplichting konden worden geschrapt. Ik vond dat een heel goed idee. Ik zat al klaar met mijn stylo om aan die schrapdagen mee te doen, maar daar is voorlopig nog niet al te veel van terechtgekomen.
Hoe zit het nu met die voornemens uit het relanceplan om die administratieve vereenvoudiging voor ondernemers door te voeren?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega’s, het is een zeer terechte bekommernis van zowel collega Gryffroy als van de minister. Het is inderdaad zo dat alles administratief veel moeilijker wordt. Hoe meer we spreken over administratieve vereenvoudiging, hoe meer we vaststellen dat de administratieve werklast verhoogd wordt. Ik denk dat het van belang is dat we ook de regelgeving eens gaan bekijken, en zien op welke manier daar kan worden vereenvoudigd.
Minister, hebt u zelf al een audit of werklastmeting uitgevoerd van een aantal processen of procedures om het effect op die werklast te meten?
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega’s, wie net zoals ik vaak met ondernemers praat, weet dat de administratieve belasting bij hen echt weegt. Wat hen vooral frustreert, is dat zij keer op keer voor een ander overheidsniveau telkens opnieuw dezelfde gegevens moeten doorgeven. Dat zijn altijd gegevens waarvan zij zeggen dat wij het al weten, maar waar wij altijd moeten op reageren dat het op federaal, Vlaams of lokaal niveau zit.
Collega Gryffroy, u zegt dat we misschien niet Vlaams-federaal moeten wachten, maar ook Vlaams-lokaal. Ik denk dat we het in één beweging moeten doen. Wat we nodig hebben, en wat voor Vooruit moet gebeuren, is dat we tegen 2030 het ‘only once’-principe in Vlaanderen op alle beleidsniveaus kunnen doorvoeren. Daarbij moet een ondernemer maar één keer zijn gegevens doorgeven aan een overheid, ongeacht welke overheid dat is. De overheden wisselen die gegevens dan onderling uit, zodanig dat onze ondernemers niet telkens opnieuw dezelfde informatie moeten doorgeven. Zo kunnen ze op een veel eenvoudigere manier aan de slag kunnen, en moeten ze niet telkens opnieuw dezelfde paperassen invullen.
Minister, wat gaat u de komende maanden nog doen om dat ‘only once’-principe op de sporen te zetten voor onze ondernemers in Vlaanderen? (Applaus bij Vooruit)
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Minister, beste collega’s, ik kan de vraag van collega Gryffroy volledig plaatsen en ook ten volle ondersteunen, want maandelijks doe ik samen met mijn collega Bothuyne een aantal bedrijfsbezoeken in West- en Oost-Vlaanderen. Dat is de ideale manier om voeling te hebben en te houden met de werkvloer en het bedrijfsleven. De ondernemers maken dan van de gelegenheid gebruik om met ons hun aandachtspunten en eventuele frustraties te delen.
De administratieve rompslomp is inderdaad een ergernis die steeds terugkeert. Dat komt op verschillende vlakken voor. Ik hoor dat er een grote administratieve rompslomp is in het verband met de subsidieaanvragen. Sommige bedrijven kiezen er zelfs voor om iemand in dienst te nemen om specifieke subsidiedossiers voor te bereiden en te behartigen, of moeten hiervoor een beroep doen op consultants.
Maar die rompslomp geldt ook voor personeelsdossiers, voor flexi-jobbers en voor vergunningsaanvragen. De verschillende overheden stellen heel veel eisen tegenover de ondernemer, en ook de lange wachttijden komen dikwijls ter sprake. Wanneer wij bij ondernemers op bezoek gaan, horen wij soms dat zij subsidiedossiers laten varen omdat dit te veel energie, tijd en geld vraagt tegenover hetgeen zij ervoor terugkrijgen. De term administratieve rompslomp of regelneverij is dan ook dikwijls gevallen. We moeten dringend met z’n allen kijken om onze administratieve druk te verlichten waar mogelijk, zeker voor onze ondernemingen.
Dat was niet echt een vraag, maar bon.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, het is inderdaad goed dat wij de databanken en het e-loket zo veel mogelijk digitaal kunnen koppelen. De suggestie is terecht. Het systeem wordt uitgerold. We zien dat het een hoge vlucht neemt, dat er steeds meer lokale besturen bij aansluiten. Dat is uiteraard goed.
We hebben ook de tevredenheidsenquêtes en de onderzoeken van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO), waarin ook heel wat van die data beschikbaar zijn, om dat te kunnen opvolgen. We werken op dat ‘only once’-principe in het kader van de Single Digital Gateway Regulation (SDGR). Daarover wordt ook op het federale niveau samengewerkt. Het is ook een agendapunt binnen de Europese context. Dat is een proces dat nogal wat tijd vergt, maar het is wel degelijk opgestart.
Het is ook de bedoeling om alle ondernemers te integreren in dat e-loketportaal. Daar zijn we ook mee bezig. Dat loopt dus ook verder.
Collega’s, het is belangrijk om alle initiatieven die kunnen bijdragen tot het verminderen van de administratieve lasten, alle kansen te geven.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank u, en ook dank voor de reacties. Ik zou tot collega Maurits willen zeggen: welkom in het confederale model! Wij willen inderdaad de lastenverlaging doorvoeren in plaats van die ondersteuning te moeten geven. Dus, welkom!
Ik zou inderdaad niet meer spreken van administratieve druk of rompslomp. Ik zou spreken van een administratieve digitale druk of rompslomp. Want dat is het geworden. Het is wel gedigitaliseerd, maar er is altijd maar meer bij gekomen. De neveneffecten zijn dat ook andere instellingen, zoals bijvoorbeeld de banken, denken dat ze altijd maar meer moeten vragen aan hun klanten.
Collega Verbeurgt, je zou inderdaad kunnen zeggen dat we alles in één beweging moeten doen. Maar we hebben tijdens corona moeten vaststellen dat de link met de databanken op het federale niveau moeilijk te maken was en vertragend werkte. En dan denk ik dat ik daar niet op moet wachten. Laat ons al beginnen met het e-loket te organiseren op het Vlaamse en lokale niveau.
Ik wil nog een bijkomend argument of bijkomend element geven: we moeten misschien ook een toets invoeren. Hoe doorstaan de nieuwe maatregelen die we invoeren, de toets van de administratieve druk?
De actuele vraag is afgehandeld.