Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het hoge aantal leerlingen met een verslag
Actuele vraag over het stijgend aantal leerlingen dat zorg nodig heeft
Actuele vraag over de enorme stijging van het aantal zorgleerlingen
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Collega’s, minister, voorzitter, er is elke dag wel wat onderwijsnieuws, soms goed maar meestal, helaas, slecht. Dit weekend was het weer van dat. Het aantal kinderen met een gedrags- of leerstoornis piekt als nooit tevoren. Op drie jaar tijd steeg het aantal kinderen en jongeren dat een extra zorg nodig heeft met meer dan 50 procent. Dat zijn hallucinante cijfers. Die aantallen zijn echt om van te duizelen. Het gaat nominaal om 21.000 kinderen die op een jaar tijd een ondersteuningsattest kreeg. Dat waren 6000 kinderen met een autismespectrumstoornis, meer dan 5000 met een emotionele of gedragsstoornis (GES), en 4000 kinderen met een lichte verstandelijke beperking of een ernstige leerstoornis.
Nu, als ik zulke cijfers zie, ben ik geneigd om te kijken wat specialisten daarvan zeggen. Ik kan daar veel over denken, maar wat zeggen de specialisten daarover? Wel, professor Struyf stelt bijvoorbeeld dat die stijging verdacht en veel te spectaculair is. Het vermoeden rijst dat te veel leerlingen te snel een label op geplakt krijgen. Het gevolg is – en dat mogen we niet veronachtzamen – dat de middelen die er zijn, natuurlijk over een veel te grote groep kinderen worden verspreid. Kinderen die het echt nodig hebben, krijgen niet de middelen waar ze recht op hebben. Dat is echt wel een probleem.
We kunnen hier ook spreken over een systeemfout, want dat financieringssysteem in het kader van het Leersteundecreet faciliteert en stimuleert labeling, want een label geeft kinderen toegang tot meer en extra ondersteuning. Dat zijn mensen en middelen die extra kunnen worden ingezet om die kinderen wat bij te spijkeren, maar we mogen niet vergeten dat op die manier schaarste wordt verdeeld. De ondersteuningsmiddelen worden op die manier versnipperd over een veel te grote groep. Minister, het systeem kraakt, en vandaar ook mijn vraag.
Wat is uw reactie op de spectaculaire stijging? En vooral: welk beleid zult u daartegenover zetten? (Applaus bij Groen)
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, het is inderdaad zo dat de cijfers van het CLB aangeven dat er opnieuw een stijging is van het aantal leerlingen dat een verslag krijgt. Het is zo dat leerlingen die een verslag hebben, kunnen worden toegeleid naar extra ondersteuning vanuit de ondersteuningscentra. Ze kunnen natuurlijk ook worden toegeleid naar het buitengewoon onderwijs.
We moeten de cijfers van vandaag wel een beetje in een context zien. Het nieuwe decreet Leersteun is natuurlijk pas dit schooljaar van start gegaan. In dat nieuwe decreet Leersteun wordt de focus gelegd op de brede basiszorg en op de verhoogde zorg. Dat is een zorg waar de scholen verantwoordelijk voor zijn, en waar ze extra op moeten inzetten. Het is ook via dat decreet dat we daarop inzetten via professionalisering en omkadering van die leerkrachten.
Minister, u hebt tijdens de begrotingsbesprekingen aangegeven dat u de evolutie van het aantal leerlingen met een verslag zult monitoren, en dat er ook een onderzoek zal komen over de objectivering van de toeleiding naar die leersteun. Als we die cijfers willen zien evolueren in positieve zin, mogen we dus die kracht van de brede basiszorg en verhoogde zorg in de scholen niet vergeten.
Minister, mijn vraag hier is of u in de monitoring misschien al een lichtpunt ziet van het feit dat die basiszorg zich aan het versterken is, waardoor er misschien al stilletjes aan toch een verschil kan komen in het schrijven van verslagen voor leerlingen. (Applaus bij Philippe Muyters)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, het is al gezegd: het aantal leerlingen dat een verslag krijgt, is toegenomen met 50 procent in vergelijking met drie jaar geleden. Dat is toch een aanzienlijke stijging. Het is goed dat er in het onderwijs meer aandacht is voor de zorgnoden van leerlingen, maar ik denk dat we ons – en dat hebben we in het verleden ook al gedaan – toch zeker vragen moeten stellen bij die enorme stijging.
Hoe verklaren we dit? Er zijn een aantal experten, onder anderen professor Struyf, die aangeven dat we te snel labels geven aan leerlingen. Anderen wijzen dan bijvoorbeeld op een systeemfout, want het is zo dat hoe meer jongeren labels krijgen, hoe meer middelen je als school krijgt. In het verleden was er een verdeling van zeventig-dertig. Met het nieuwe Leersteundecreet is dat naar zestig-veertig gegaan. Er werd al wat gewaarschuwd over het feit dat dat een aanzuigeffect zou kunnen hebben. Maar, collega’s, in het decreet hebben we ook ingeschreven dat we alles zouden evalueren. Ik denk dat het professor Struyf is die daar ook mee aan de slag gaat. Die evaluatie gaat na of het voorschrijfgedrag is aangepast, en of de verdeling van die middelen dan wel goed zit. Wat onze fractie betreft, zijn we zeker bereid om te sleutelen waar nodig, en om rekening te houden met die wetenschappelijke onderzoeken.
Minister, in een reactie aan de pers gaf u aan dat we eigenlijk niet lang meer moeten wachten voor het tij zal keren. U verwees daarin naar het nieuwe Leersteundecreet. Vandaar mijn concrete vraag, minister: welke concrete ingrepen uit het nieuwe Leersteundecreet zullen volgens u tegemoetkomen aan die stijgende toekenning van verslagen? (Applaus bij cd&v)
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, nog geen jaar geleden hebben we hier in het parlement het Leersteundecreet goedgekeurd, of er toch niet tegen gestemd. U hebt toen gezegd dat hiermee een aantal mankementen uit het onzalige M-decreet weggewerkt zouden worden. Maar inderdaad, afgelopen weekend lazen we in De Tijd dat het aantal leerlingen met een gewoon of gemotiveerd verslag op recordhoogte zat. Collega Danen en collega Vandromme hebben de cijfers hier al opgenoemd, dus die hoef ik niet te herhalen, maar we zitten dus met een maatschappelijk probleem. Er worden veel te veel kinderen gediagnosticeerd met een aandoening die ze eigenlijk niet echt hebben, of althans niet op een problematisch niveau. Ouders en leerkrachten worden heel snel ongerust als een kind op sociaal of psychologisch vlak wat achterstand of afwijkend gedrag vertoont, en dan moeten ze meteen getest worden, waardoor je dus een labelinflatie krijgt.
Anderzijds zit kinderen labelen ook ingebakken in het Leersteundecreet, want de ondersteuning wordt gefinancierd op basis van het aantal attesten bij leerkrachten, en dus staat het CLB onder enorme druk om attesten te leveren. En ja, die zorgleerlingeninflatie legt ook meer druk en administratie bij de leraren. Kinderen hebben een attest, en dan moeten ze daar toch extra aandacht aan geven. Op den duur worden leerkrachten meer semi-therapeuten dan leerkrachten. U zei dan in reactie op het artikel in de krant, dat het een kwestie van tijd is voor het tij zal keren, want de cijfers dateren van voor de invoering van het Leersteundecreet. Maar dat is voor ons toch niet duidelijk. Op welke manier gaat het nieuwe leersteundecreet deze diagnose- en labeldrang kunnen inperken? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Weyts heeft het woord.
Samen met u moet ik erkennen dat de evolutie ons niet bepaald volledig verrast heeft. De afgelopen jaren hebben wij net de groei van de cijfers gezien. Het zijn data die gaan over het afgelopen schooljaar. Het is net daarom dat we afgelopen jaar beleidsmaatregelen hebben genomen, en we het M-decreet inderdaad op de schop hebben genomen.
Net zoals geldt in de vorige discussie over de onderwijskwaliteit, gaan we niet met een maatregel of een vingerknip iets wat gedurende tien jaar of meer gegroeid is, als sneeuw voor de zon kunnen laten verdwijnen. Daar zal dus enige tijd overgaan, maar ik geloof wel dat we de juiste keuzes maken.
Ten eerste zorgen we er daarbij voor dat we het voorschrijfgedrag onder de loep nemen, want we zien een serieuze toename van het aantal verslagen. En men kan dan wel zeggen dat er een toename is van de zorgnoden in de samenleving, en dat men daar vroeger al te blind voor is geweest – dat is waar –, maar nu is de slinger doorgeslagen in de andere richting. En men neemt, misschien goedbedoeld, kinderen veel te veel onder de loep, en dan vindt men misschien altijd wel iets en komt men zo sneller tot een label.
Maar bij dezen maak ik toch ook de bedenking dat je een kind niet altijd een plezier doet met een label, omdat ze het heel lang met zich blijven meedragen. Daarenboven doe je zeker de kinderen die veel grotere, reële zorgnoden hebben, en hun ouders, nog veel minder een plezier. Vandaar willen we dat voorschrijfgedrag inderdaad onder de wetenschappelijke loep laten nemen, en dan heel specifiek de twee meest populaire types van vandaag. We laten namelijk type 9, autisme, en type 2, onder de loep nemen, alsook de leersteuncentra zelf en hun optreden. Dat doen we kwantitatief, namelijk: hoeveel verslagen genereren zij, hoeveel kinderen ondersteunen zij? Maar we doen het ten tweede ook kwalitatief: met welke procedures doen ze dat? Uit goede praktijken kunnen we leren. Dat is één element.
Een tweede element is natuurlijk dat we ook zorgen voor interne controle, want er is toch ook een beetje verwarring over de mate van financiering. Het is zo dat bepaalde types, het basisaanbod, type 3 en type 9, enveloppefinanciering kennen. Dat noopt dus toch ook tot enige responsabilisering. Want hoe meer kinderen dat label krijgen, hoe meer de kosten gedeeld moeten worden. Voor alle andere types geldt een zogenaamde openeindefinanciering, wat wil zeggen dat elk kind met dat type beperking ook gefinancierd wordt, zonder een ‘einde’.
Maar we zorgen voor enige responsabilisering en interne controle. Ten eerste zijn de scholen als het ware aandeelhouders van de leersteuncentra waaraan ze participeren. Zij brengen de middelen mee, leggen die in een potje, maar vanzelfsprekend hebben ze er als aandeelhouder alle baat bij dat dat leersteuncentrum daar zuinig mee omspringt.
Ze zijn collectief verantwoordelijk, en dat beleid wordt opgevolgd in een leersteunraad. In die leersteunraad, verbonden aan elk leersteuncentrum, zitten de scholen, het leersteuncentrum zelf, maar ook de CLB’s, zodoende dat ze zelf kunnen monitoren of het de verkeerde kant opgaat, en kunnen ingrijpen, elk op hun domein, elk vanuit hun verantwoordelijkheid.
Ten derde is er natuurlijk ook een externe controle. Er is een interne controle. Dat is goed. Daar geven we vertrouwen en responsabiliseren we. Maar we zorgen ook voor externe controle. De onderwijsinspectie treedt namelijk op ten aanzien van die leersteuncentra waar men vaststelt dat het aantal verslagen en het aantal labels de pan uit swingen. Dan kan men daar controleren en optreden.
Ten vierde blijven de CLB’s de poortwachters. Ik heb sommige commentaren gelezen van sommige CLB’s die zeggen dat ze dat niet meer willen doen. Zij willen niet meer als neutrale, objectieve instantie verantwoordelijk zijn voor de toekenning van zo’n verslag of zo’n label. Ik vind dat ze dat absoluut moeten blijven doen. Zij zijn de neutrale, objectieve poortwachters. We zullen dat niet zomaar doorschuiven, en opnieuw in de bak schuiven van de scholen. De CLB’s hebben daarvoor ook extra middelen toegekend gekregen, voor hun kerntaken. Ze hebben 8,5 miljoen euro, inclusief ICT, recurrent gekregen.
We hebben ten tweede ook nog eens gezorgd voor professionaliseringstrajecten voor de CLB-medewerkers die zich net bezighouden met die verslagen, met dat labelen. We hebben nog eens 300.000 euro uitgetrokken om te zorgen voor een professionalisering.
Ten vierde versterken we natuurlijk het buitengewoon onderwijs. De capaciteit, het aantal plaatsen in het buitengewoon onderwijs, is ondertussen gestegen van 25.000 in 2019 naar 43.500 vandaag. Dat is een gevoelige stijging.
We zorgen er ook voor dat de leerkrachten vandaag in de scholen, en de nieuwe leerkrachten, die van de toekomst, versterkt worden op vlak van ‘basiszorg’ en ‘verhoogde zorg’. Wat wil dat zeggen? Dat wil zeggen dat zij beter met diversiteit, met kinderen met een ‘beperkte beperking’ kunnen omgaan, dat men die beter kan ondersteunen in het gewone onderwijs, bij alle andere kinderen samen. Op dat vlak versterken we hen.
Er is, ten eerste, meer aandacht voor basiszorg en verhoogde zorg in de lerarenopleiding. Maar ook de huidige leerkrachten zullen we op dat vlak versterken. We doen dat via de pedagogische begeleidingsdiensten. Er is ook nog eens 6 miljoen euro extra uitgetrokken via Leerpunt, om naar de scholen te trekken om hen op dat vlak te versterken.
Dit zijn allemaal maatregelen – de ene responsabiliserend, de andere ondersteunend – waarbij we ertoe willen komen om afscheid te nemen van dat M-decreet. We zeggen dat inclusie een nobele doelstelling is, maar dat het niet verabsoluteerd mag worden. Je mag er niet van uitgaan dat elk kind met elke beperking in elke klas in elke school in heel Vlaanderen terechtkan in het gewone onderwijs. Dat kan gewoonweg niet. Daarom hebben we dat buitengewoon onderwijs effectief nodig. We moeten ook blijven investeren in de capaciteit van dat buitengewoon onderwijs. Maar we zorgen er ook voor dat onze gewone scholen sterker voor de dag kunnen komen, dat zij meer kinderen kunnen opvangen in de gewone klassen.
Maar we moeten ook aan de bron ingrijpen. Dat voorschrijfgedrag swingt de pan uit. De slinger is doorgeslagen. Vandaar dat we er ook tegen kunnen optreden via de interne controle, de externe controle en dan ook nog eens via de wetenschappelijke opvolging ervan.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik heb goed naar uw antwoord geluisterd. Maar ik blijf het problematisch vinden. U zegt dat u het aantal kinderen in het buitengewoon onderwijs hebt laten stijgen tot meer dan 53.000. Ik vind dat niet iets om fier op te zijn. Ook het aantal attesten dat heel erg is gestegen, waar de vraag initieel over ging, is een groot probleem. En u zegt dat u wel wat doet. U hebt een aantal zaken opgesomd. Maar het enige dat ik als maatregel daartegen zie, is dat u zegt dat u het zult monitoren en onderzoeken, en kijken wat we kunnen doen. Al die andere maatregelen zullen niet leiden tot minder attesten, en dat vind ik eigenlijk wel een probleem.
We moeten dus snel, goed en met kennis van zaken handelen. En waarom denken we niet wat out of the box? Waarom gaan we bijvoorbeeld niet over tot meer vormen van ‘coteaching’? Als er twee leerkrachten voor de klas staan – dat hoeft daarom niet de hele tijd te zijn – ga je heel wat kinderen met zorgnoden veel beter kunnen ondersteunen. Kinderen gaan zich daar ook veel beter bij voelen, en de leerkrachten trouwens ook.
Als u zegt dat de CLB’s die taak moeten blijven doen, dan moeten ze echt wel veel beter ondersteund worden. Vandaag hebben ze een budget van 12 euro per kind. Dat is absoluut onvoldoende om te doen wat nodig is.
Wat u zegt, klinkt interessant en sympathiek, maar er is veel meer nodig om dit probleem aan te pakken. Wat gaat u nog bijkomend ondernemen? (Applaus bij Groen en Vooruit)
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden.
Collega’s, minister, een heel belangrijke sleutel om evenwicht te brengen in dat aantal verslagen bij leerlingen, is het versterken van de brede basiszorg en de verhoogde zorg op de school zelf. Het nieuwe decreet Leersteun zet daar ook op in, via professionalisering van de leerkracht, via het aanreiken van middelen om te professionaliseren. Maar ook omkadering zal nodig zijn om de leerkracht binnen de school te allen tijde te kunnen ondersteunen.
Minister, u hebt daartoe de opdracht gegeven aan het kenniscentrum Leerpunt en aan de pedagogische begeleiding, om te focussen, om scholen te begeleiden in het versterken van de brede basiszorg en de verhoogde zorg. Hoe werkt dat? De bedoeling was bijvoorbeeld ook om te komen tot lerende netwerken, iets wat we met veel succes doen binnen het project Talent. Wilt u dat ook doortrekken voor de versterking van de brede basiszorg en de verhoogde zorg? Hoe werkt dat? Is er aanbod? Is er voldoende deelname aan dat aanbod? Hebben we daar al enig zicht op?
Dan heb ik nog een kleine tweede vraag over het onderzoek van de toeleiding naar de leersteun. Bij de begroting had u gezegd dat daar niemand op had ingetekend. U zou dat opnieuw openstellen. Is dat ondertussen gebeurd?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega's, minister, als we het over kwaliteitsvol onderwijs hebben, dan moeten we het ook hebben over het continuüm aan zorg, van brede basiszorg binnen de school tot effectief specialiseerde zorg binnen het buitengewoon onderwijs. Dat is een sterk systeem, waarvoor Vlaanderen garant staat.
Scholen moeten die fases 0 en 1 heel goed autonoom kunnen organiseren. En daar zit ook een uitdaging. Dat gaf u zelf ook aan, minister. Via de 6 miljoen euro die aan Leerpunt werd gegeven, wordt daar heel specifiek op ingezet. Want als die twee eerste fases goed werken, dan is er minder druk op de uitgebreide fase of de fase van uitbreiding van zorg.
We hebben vier jaar de tijd om die middelen uit te geven via Leerpunt. Eén jaar is er al weg. Hebben we zicht op wat er tot nu toe binnen dat jaar al gebeurd is met de middelen die aan Leerpunt werden gegeven? Zien we effectief dat de druk op die expliciete leersteun werd weggenomen?
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. We zullen natuurlijk uw interne controle moeten afwachten om te zien of dat een beetje zelfregulerend zal werken en er minder attesten zullen worden voorgeschreven, omdat men anders een beetje in eigen vlees snijdt. Ik betwijfel het. Ik denk dat men die verdeling 70-30 beter niet veranderd had naar 60-40, want dat geeft een aanzuigeffect.
Met het Vlaams Belang vrezen we dat er weinig verandering zal komen als we te veel leerlingen of een te grote aangroei van zorgnoodleerlingen krijgen. We hopen dat er binnenkort een evaluatie zal komen om te zien waar we op dit ogenblik al staan, om volgende legislatuur meteen te kunnen bijsturen.
En dan heb ik nog een concrete vraag. Hebt u zicht op het aantal leerlingen per zorgondersteuner? Als die gemiddeld maar pakweg vijftien minuten per week bezig kan zijn met een leerling, wat is er dan verbeterd? Wat hebben we dan gewonnen?
Mevrouw Isci heeft het woord.
Minister, ik ben hier nog maar nieuw. Tot voor de kerstvakantie stond ik voor de klas. Ik weet dus heel goed waarover ik spreek. Wat is de realiteit? De realiteit is dat er nog steeds een gigantisch leerkrachtentekort is, dat iedereen die elke dag keihard zijn best doet om het allemaal te bolwerken, handen te kort komt. Ook CLB-medewerkers komen handen te kort om hun verslagen te schrijven. Zij komen niet tot hun kerntaken.
Het systeem zit gewoon fundamenteel fout. U weet dat er een probleem is, anders had u geen onderzoek aangevraagd om die attestering, het aantal attesten, te onderzoeken. Leerkrachten vragen eigenlijk geen extra experten die hen komen vertellen wat ze moeten doen. Zij weten meestal heel goed wat ze moeten doen, maar krijgen het niet gebolwerkt. Ze trekken dagelijks aan de alarmbel om extra handen in de klas te vragen. Leersteun gaat hier niet zoveel aan veranderen.
De stijgende zorgvraag van leerlingen, dat is ook een alarmbel. Mijn vraag is concreet: wat gaat u doen om aan al die alarmbellen tegemoet te komen? Wanneer luistert u eindelijk naar wat leeft op de werkvloer? (Applaus bij Vooruit en van Jos D’Haese)
Minister Weyts heeft het woord.
In deze regeerperiode hadden we aanvankelijk de ambitie vooropgesteld dat het M-decreet op de schop moest. Daar was zowat iedereen het over eens, zelfs verschillende architecten ervan. We hebben daar een omvattende aanpak voor in de plaats gesteld, die ik net in mijn eerste tussenkomst heb proberen te duiden. Die biedt heel veel aandacht aan het versterken van de leerkrachten in het gewoon onderwijs. Bij de nieuwe leerkrachten die binnenkomen via de lerarenopleiding, hebben we veel meer aandacht voor de basis- en verhoogde zorg, maar ook voor de versterking van de bestaande leerkrachten. Daarvoor hebben we via Leerpunt 6 miljoen euro uitgetrokken, maar Leerpunt is nog maar net opgericht. We hebben daar niet op gewacht. Ik heb al veel eerder ook middelen uitgetrokken via de pedagogische begeleidingsdiensten. Dat was 3,5 miljoen euro, zeg ik even uit het hoofd. Op het terrein zorgen we dus voor een versterking van de leerkrachten in het gewoon onderwijs, en ook voor de leersteuncentra en de leerondersteuners. We hebben het budget opgetrokken en zaten in 2019 rond de 140 miljoen euro. Nu zitten we op bijna 200 miljoen euro. Als u zegt dat er geen extra middelen uitgetrokken zijn, wel ‘think again’. We zitten nu met 3600 leerondersteuners. Er zijn vragen en noden, dat weet ik. We moeten zuinig omspringen met de middelen. Dat deze regering geen extra inspanningen gedaan heeft qua beleid en op financieel vlak, dat is echter de waarheid heel veel geweld aandoen.
We hebben vertrouwen in de maatregelen, maar geen blind vertrouwen. We houden de vinger aan de pols. We hebben een intern en een extern controlemechanisme. We nemen het voorschrijfgedrag onder de loep ten aanzien van die twee populaire types, type 9 en type 2. Evengoed zorgen we voor de leerpuntcentra voor een nauwgezette opvolging. U vraagt of er al lichtpuntjes zijn, maar de leerpuntcentra zijn nog maar net opgericht. We hebben de opdracht gegeven tot monitoring enerzijds, enerzijds kwantitatief: hoeveel ondersteuningsopdrachten worden verzorgd door de leersteuncentra en wie doet wat? Anderzijds doen we een kwalitatieve analyse: wat zijn de goede praktijken in de leersteuncentra? Wat helpt leerkrachten op het terrein het meest? Ten aanzien van welk type, problematiek of beperking? Die twee studies worden eind dit jaar al opgeleverd. Daar kunnen we al mee aan de slag in functie van eventuele bijsturing. We geloven in onze maatregelen, maar het is geen blind vertrouwen. We kunnen nog altijd bijsturen en corrigeren waar nodig. Maar ja, het voorschrijfgedrag moeten we onder de loep nemen.
Het behoud van het CLB als externe, onafhankelijke poortwachter vind ik cruciaal. Ze hebben daar extra middelen voor gekregen: 8,5 miljoen euro voor een van hun kerntaken. Ik vind dat ze die rol moeten blijven spelen; we kunnen dat niet zomaar doorschuiven naar de scholen. Iemand moet uiteindelijk de verantwoordelijkheid nemen om te zeggen dat er een probleem is en dat men ermee aan de slag moet. Dan doet men dat het best met een gedegen instantie als het CLB, met ook medische onderbouw en met sterke mensen die op medisch en onderwijsvlak beslagen zijn. Ik vind dat zij die opdracht moeten blijven behouden.
We zullen de resem maatregelen die we hebben genomen, blijven monitoren. Zo kunnen we altijd bijsturen, maar ik denk echt wel dat ze een impact zullen hebben en zullen zorgen voor een betere opvang van kinderen met een beperking. Dat zal niet alleen goed zijn voor die kinderen zelf, maar ook voor de leerkrachten en de andere leerlingen in de klas, zowel in het gewoon als het buitengewoon onderwijs.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, de aantallen zijn enorm. Meer dan twintigduizend kinderen krijgen per jaar extra zorg, of tenminste voor wie een verslag is opgemaakt. Er zijn vandaag ook meer dan 53.000 kinderen in het buitengewoon onderwijs. De noden zijn dus gigantisch. Niemand zal zeggen dat er niets gebeurd is, maar de vraag is, gelet op de enorme noden, of dat genoeg is geweest.
Wij als fractie hebben heel sterk de indruk – ook nadat we met heel veel goede wil alle maatregelen hebben bekeken – dat zorg en inclusie deze legislatuur toch wat ondergesneeuwd zijn. Dat is een groot probleem, want op die manier laat je hele grote groepen wat in de steek: leerkrachten, kinderen, ouders, CLB's en scholen. Minister, onze kinderen verdienen echt veel beter. (Applaus bij Groen en van Hannelore Goeman)
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dankjewel, minister, voor uw antwoorden. Collega's, een verslag om het verslag, daar mogen we niet in meegaan. Het is belangrijk, maar het is ook heel belangrijk dat we openstaan voor de spreidstand die onze leerkrachten soms moeten maken in de diversiteit van de klassen van vandaag. We moeten zorgen dat wij hen versterken via die professionalisering en dat we hen omkaderen binnen de werking van de school. Dat moet ook extern gebeuren, via die leersteun, via die pedagogische begeleidingsdienst en via de CLB 's. Samen met u, minister, volg ik op wat de monitoring daarover zal zeggen. Dan kunnen we verder om nog meer aanpassingen te doen aan ons beleid. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega's, we hadden deze week een lichtpuntje: er was goed nieuws over ons onderwijs. Ik wil nogmaals mijn petje afdoen voor al die leerkrachten die het waarmaken op het terrein.
Ik probeer ongeveer elke week minimum één school of één onderwijsinstelling of CLB te bezoeken. Ik hoor daar heel veel zaken – zaken die jullie wellicht ook aangehaald of gehoord hebben –, zoals de zorg naar meer tijd, meer ruimte, meer handen in de klas, meer extra middelen, de vraag van ondersteuners naar meer tijd, of de vraag van CLB’ers – die net op het kruispunt zitten van welzijn en onderwijs – om hen te verlossen van de administratieve last. Ik denk, minister, dat we allemaal het doel hebben om maximaal zuurstof te geven aan al die mensen die met een groot hart in het onderwijs staan.
Wat de cd&v-fractie betreft, kijken we heel erg uit naar de monitoring en het wetenschappelijk onderzoek. We willen, naast de stem van het terrein, sleutelen aan wat vandaag op tafel ligt. Ik hoop dat samen met u te kunnen doen. (Applaus bij cd&v)
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw bijkomend beantwoorden. Het Leersteundecreet is nog maar pas van start gegaan, en we zien dat de CLB 's op dit ogenblik een soort verslagopmaakfabriekjes zijn geworden. De klasvloer wordt meer en meer getherapeutiseerd. Daarom vragen wij zo snel mogelijk een evaluatie om het huidige decreet hier en daar te verbeteren en desnoods grondig te wijzigen.
Het kan niet verder met de huidige diagnose en labeldrang. Die inflatie aan zorgnoodleerlingen ondermijnt de werkbaarheid op de klasvloer. We gaan zeker akkoord met wat hier ook al door anderen gezegd is, namelijk dat de brede basiszorg voor de hele klas versterkt moet worden. Dat geeft meer structuur, meer voorspelbaarheid en minder verslagdrang bij kinderen met beperkte noden inzake relatief eenvoudige aandoeningen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De actuele vragen zijn afgehandeld.