Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, deze ochtend stond een artikel in de krant over de steun die Duitsland geeft aan de Noorse batterijfabrikant Northvolt, voor maar liefst 900 miljoen euro. Dat is een reactie op de subsidies die men uit de Verenigde Staten vrijmaakt, maar die ook door andere niet-Europese landen worden toegekend. Vroeger kon dat niet, maar men heeft in Europa de regels versoepeld om dit soort steun alsnog mogelijk te maken als reactie op de excessieve subsidies die door andere niet-Europese landen worden toegekend. In dit geval is die steun dus erkend om te kunnen matchen met die uit de Verenigde Staten. Het gevolg is natuurlijk dat kleine landen, kleine open economieën zoals de onze, in het nadeel zijn. Wij kunnen onmogelijk 900 miljoen euro op tafel leggen om dat te matchen. Het zijn dus de grootste landen in Europa die daar een voordeel uit kunnen halen. Dat Europa dat toelaat, is een tijdelijke noodgreep tot er een algemene Europese industriepolitiek is om een antwoord te bieden op de Amerikaanse Inflation Reduction Act (IRA).
Minister, u bent binnenkort voorzitter van de Raad van de EU binnen het thema industrie. Dat is een zeer belangrijk thema voor de Vlaamse industrie.
Welke stappen kunt u ondernemen, of wat zal uw agenda zijn op die Europese Raad, om onze industrie te versterken? (Applaus van Kurt Vanryckegem)
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega Van Rompuy. Dat is een heel belangrijke vraag, uiteraard in de context van het Europese voorzitterschap. De timing van het voorzitterschap is belangrijk, omdat het samenvalt met de heel grote uitdaging waar we met onze industrie voor staan. Tegelijk is het ook een opportuniteit om het belang van die industrie hoog op de Europese agenda te plaatsen. Voor ons is het alvast cruciaal dat we die ‘twin transition’ zoals we dat zeggen, die dubbele transitie, de verduurzaming naar een groene economie en een verdere digitalisering, hoog op de agenda zetten, net omdat we ook daar onze industrie in ondersteunen.
Dat is ook vertaald in onze visie op dat ambitieus toekomstig Europees industriebeleid. We hebben daar een conceptnota in de schoot van de regering goedgekeurd. We gaan daarover ook in debat tijdens die informele raden met onze collega's van de interne markt, met de ministers bevoegd voor de interne markt en de ministers bevoegd voor de industrie.
Tegelijk stellen we inderdaad vast dat er intern binnen Europa weinig wordt samengewerkt. Wel integendeel, er zijn vandaag als het ware heuse subsidiewedlopen. Dat gebeurt onder druk van initiatieven buiten Europa – u verwijst ernaar: Amerika en andere – waar de staatssteunregels als het ware overboord worden gegooid. Dat werkt natuurlijk ontwrichtend en is nefast voor kleine en open economieën zoals Vlaanderen – waar u terecht naar verwijst – maar ook voor heel Europa is dat op termijn niet goed. Dat er enige concurrentie is tussen lidstaten op tal van de domeinen is oké, maar als het gaat over massale staatssteun, dan is dat niet goed.
Ik denk dat we kunnen concluderen dat die staatssteun nooit de basis kan zijn voor een duurzame toekomstgerichte transitie van onze industrie. Ik ben dus niet direct bevoegd, maar ik ga er wel mee aan de slag om dat op tafel te leggen en te verdedigen dat dat niet de basis kan zijn voor die duurzame transitie van onze industrie in Europa. (Applaus bij cd&v)
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Het is goed dat deze problematiek op de tafel van de Europese Raad zal komen, want het is stilaan wel acuut geworden. Er zijn heel wat investeringen die niet enkel naar Duitsland gaan, maar ook bijvoorbeeld naar Noord-Frankrijk, omdat zij groter zijn en meer subsidies op tafel kunnen leggen dan wij. De enige manier om daarop een antwoord te bieden, is te komen tot een Europese aanpak.
Er is het voorstel rond een Net-Zero Industry Act. Het is mogelijk, denk ik, om dat onder uw voorzitterschap in de komende zes maanden af te ronden. Ik denk dat het een noodzaak is dat het er komt, ook voor de Vlaamse industrie. In heel Europa gaan de alarmbellen af. Men spreekt in Duitsland soms zelfs over een dreigende ‘Rust Belt’ als gevolg van de energieprijzen die enorm zijn toegenomen door de oorlog in Oekraïne met Poetin, maar ook door de toegenomen subsidieconcurrentie.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik vind de vraag van collega Van Rompuy een interessante vraag. Ik denk wel dat we onszelf geen blaasjes moeten wijsmaken. Ik denk dat wij niet op kunnen tegen Duitsland en Frankrijk: zij hebben heel diepe zakken. De vraag zou eerder moeten zijn in welke mate u bereid bent om, als voorzitter van de regio, andere regio’s die in een gelijkaardige situatie zitten als kleiner land, te gaan opzoeken om een coalitie te vormen. Zo kun je tegen de grote landen Duitsland en Frankrijk zeggen dat het zo niet meer verder kan, omdat ze het hele systeem onderuit aan het halen zijn. Dat is efficiënter dan luidop te protesteren tegen Duitsland en Frankrijk; die zullen gewoon zeggen dat het leuk is wat we vertellen. Vorm dus een coalitie tegen deze maatregel – want deze maatregel is inderdaad niet goed – met alle regio’s van kleinere landen, vorm een coalitie met de Scandinavische landen, met de Baltische staten, misschien zelfs met sommige regio's binnen Duitsland.
De heer De Witte heeft het woord.
Ik onderschrijf de vraag van collega Van Rompuy, maar ik zou willen benadrukken dat het natuurlijk niet alleen over oneerlijke concurrentie gaat. Het gaat ook over ongeoorloofde verrijking van een aantal bedrijven. Want die batterijenproductie is natuurlijk rendabel. Het probleem is niet dat die bedrijven niet rendabel zijn. Het probleem is dat zij hengelen naar staatssteun en dat die dan ook wordt doorgesluisd naar hun aandeelhouders. Die wordt niet gebruikt om lagere prijzen te maken voor de elektrische auto’s of elektrische apparaten die zij maken. Het is dus ook pervers. Het is staatssteun die dan gebruikt wordt voor de verrijking van aandeelhouders, zoals we gezien hebben in de voedingssector, zoals we gezien hebben bij een aantal olieproducenten.
Minister, mijn fractie vraagt dus dat u daaromtrent op tafel klopt en heel duidelijk zegt dat we, ten eerste, niet dit soort van subsidiekraan organiseren in Europa, dat we daartegen zijn. En ten tweede, als er staatsmiddelen naar bedrijven gaan voor vernieuwde productie, dan moet dat in handen blijven van de gemeenschap en niet naar aandeelhouders kunnen gaan. Dat zijn de twee eisen waarvan wij vragen dat u ze zou voorstellen. (Applaus bij de PVDA)
De heer Vande Reyde heeft het woord.
De PVDA die tegen staatssubsidies tekeergaat? Het zijn verwarrende tijden in dit halfrond.
Minister Brouns en collega Van Rompuy, ik onderschrijf jullie pleidooi volledig. We hebben het er al een aantal keren over gehad. Er moet op tafel geklopt worden. Ik begrijp ook de bezorgdheden van collega Gryffroy, maar ik denk dat we als kleine, open economie ook wel kunnen wegen op dat Europese debat. Zeker als voorzitter moeten we er alles aan doen om dat te kunnen doen.
Tegelijk zou ik willen waarschuwen dat we ons ervoor moeten hoeden dat we in Vlaanderen als tegenreactie hetzelfde zouden doen, dat we ons gaan terugplooien op een gesloten economie. Ik hoorde daar de afgelopen week ook een aantal geluiden voor: we moeten in eigen bedrijven investeren, we moeten onze markt afsluiten en zo. Laat ons alstublieft ook niet op dat pad verdergaan. Dat is mijn oproep aan u, minister. Naast het goede voorbeeld geven in Europa, laat ons ook in Vlaanderen die open economie blijven die ons die welvaart gegeven heeft. Laat ons dat niet overboord gooien.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat het voor iedereen duidelijk is: een Europese subsidierace gaan wij als Vlaanderen niet winnen. Er zullen altijd landen zijn waar de zakken inderdaad dieper zijn en waar men meer veil heeft om bedrijven naar zich te trekken. Maar wat natuurlijk wel zo is, is dat het concrete voorbeeld ook een element is in het kader van de omslag naar een duurzame economie. Toekomstgericht denken, ik denk dat we daar als Vlaanderen naar moeten kijken. Hoe kunnen we de hefbomen die we dan wel hebben, de andere hefbomen die we hebben, nog beter inzetten om onze bedrijven, zowel de binnenlandse bedrijven als internationale spelers, naar Vlaanderen te halen, vanuit die duurzame transitie, en dus nog veel meer missiegedreven gaan werken? We hebben bijvoorbeeld instrumenten als de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) en Gigarant. We hebben die discussie al vaak gehad. Vaak is de discussie daar hoe bottom-up versus missiegedreven dat moet zijn.
Minister, ziet u mogelijkheden om als antwoord op de subsidierace, naast het Europese waar we natuurlijk een rol moeten spelen, ook de eigen hefbomen nog beter in te zetten richting die duurzame omslag die onze economie en onze industrie nodig hebben? (Applaus bij Vooruit)
Minister Brouns heeft het woord.
Ik wil een stukje inkijk ingeven in de visie die we daarrond ontwikkelen en waarover we in debat willen gaan met onze Europese collega's. Dat sluit ook aan op wat collega Gryffroy vraagt, namelijk om een soort bondgenootschap te maken rond een bepaald idee dat je hebt, om dat gelijke speelveld mogelijk te maken, meer dan vandaag. Het is voor een stuk ook een antwoord op wat collega Verbeurgt vraagt. Ik denk dat we moeten durven te komen tot een idee waarbij je een soort Europees validatiesysteem hebt en waarbij je dossiers op hun inhoud en hun merites beoordeelt, dat je de concurrentie laat spelen tussen productieve bedrijven, veeleer dan tussen subsidiërende lidstaten. Ik denk dat dat de bedoeling moet zijn, dat je dan durft te gaan kijken naar diegenen die het het minst nodig hebben, en dat dat als het ware een criterium is als je gaat kijken naar een soort van procedure voor openbare aanbesteding.
Dat soort ideeën moet op Europees niveau kunnen spelen, om concurrentie tussen bedrijven te laten spelen in plaats van concurrentie tussen subsidiërende lidstaten. Ik denk dat dat een heel belangrijk uitgangspunt is vanuit Vlaanderen. En daar moeten we ook wat bondgenootschap rond durven te zoeken. Dat is voor mij een heel belangrijk antwoord op de zorgen die hier leven.
En collega Vande Reyde, ik denk absoluut dat we nooit voor protectionisme mogen gaan. Maar iets meer economisch chauvinisme, iets meer trots, fierheid op die Vlaamse economie, mag er wat mij betreft wel in zitten.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
De huidige subsidierace in Europa is natuurlijk het gevolg van het feit dat er nog geen bijkomende industriële Europese politiek is. Dat is een tijdelijke noodmaatregel die men toegestaan heeft om toch te kunnen subsidiëren. De nationale subsidies moeten vervangen worden door een Europees systeem, zodat het in gelijke mate op alle lidstaten van toepassing kan zijn. Daarom kun je dit enkel oplossen met een Europese aanpak.
Bovendien, als er sprake is van oneerlijke concurrentie door overmatige of onrechtmatig toegekende staatssteun – we hebben het vandaag nog over bussen gehad – dan kun je enkel vanuit Europese politiek daartegen ageren. Dit gaan we dus niet oplossen in Vlaanderen. We moeten zeker de steun hebben van andere regio’s die met dezelfde problemen geconfronteerd worden, maar zonder Europese aanpak krijg je dit onmogelijk opgelost.
Het is dus goed dat dit op de agenda staat en dat u er werk van zult maken, want de toekomst van de Vlaamse industrie is onlosmakelijk verbonden met de toekomst van de industrie elders in Europa, in Duitsland, Frankrijk, en andere landen. Die investeringen komen dus voor een deel ook ons ten goede. Ik dank u. (Applaus)
De actuele vraag is afgehandeld.