Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de stijgende prijzen voor studentenkoten
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Diependaele.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, deze ochtend konden we in de krant lezen dat een studentenkot, inclusief het verbruik en de vaste kosten, gemiddeld 565 euro per maand kost. 565 euro, dat is een stijging van 100 euro op drie jaar tijd. Stel je voor, je hebt twee of drie kinderen die allemaal willen gaan studeren, en je hebt een gemiddeld inkomen, dan is er een enorme som aan studentenkoten te betalen. Dat betekent, minister, dat niet alle studenten dezelfde kansen krijgen. Studenten uit gegoede milieus kunnen zich nog permitteren om op kot te gaan. Minder gegoede studenten kunnen niet meer kiezen welke richting ze gaan volgen aan welke universiteit, ze zijn beperkt in hun keuze.
Wat zien we nog, minister? We hebben die stijging, maar we hebben ook een enorme stijging van het aantal luxekoten. Koten met een keukentje en een eigen badkamer met een kostprijs van gemiddeld 900 euro, die zijn in Leuven met 38 procent gestegen. Dat is ten koste van die standaardkoten, uiteraard, die worden daardoor verdrongen.
Daarbovenop heeft Apache blootgelegd dat de wereld van het kotenverhuur een enorm ons-kent-onswereldje is. Je hebt kotenimperia, projectontwikkelaars en spelers die enorm veel koten onder hun hoede hebben. Hun bekommernis is niet altijd de betaalbaarheid en de kwaliteit, wel integendeel. Wat hebben we nodig? We hebben echt wel meer koten nodig, maar we kunnen dat niet alleen aan de markt overlaten, minister. Als we voldoende betaalbare koten willen, dan moet de Vlaamse Regering dringend ondersteunend en sturend gaan optreden. Minister, in uw Septemberverklaring hebt u enkele pistes naar voren geschoven: het inschakelen van de woonmaatschappijen, een aankoopprogramma voor gronden of renteloze leningen voor de hogeronderwijsinstellingen.
Minister, hoever staat u met die pistes? Wat zijn de resultaten? Wanneer zullen we extra betaalbare koten kunnen zien?
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, ik voer graag het debat met minister Diependaele, maar het valt me toch op dat minister Weyts niet snel genoeg weg kan zijn als het over de betaalbaarheid van het onderwijs en de koten gaat. (Opmerkingen bij de N-VA)
We hebben allebei een vraag ingediend aan de heer Weyts. Ik ben heel blij dat de heer Diependaele hier komt antwoorden, maar het is toch opvallend, een minister van Onderwijs die blijkbaar vindt dat dat zijn bevoegdheid …
De regering beslist wie er antwoordt.
Dat beslist de regering absoluut, en het is de minister van Onderwijs die blijkbaar beslist dat het niet de moeite is om daar als minister van Onderwijs op te antwoorden.
Misschien kunt u uw tijd spenderen aan uw vraag, want u bent al halfweg.
Minister, de cijfers stonden in de krant vanmorgen. En ik ben er wel verbaasd door. Tijdens mijn studies kon je op de campus van de universiteit nog een kot krijgen voor 200 euro per maand. Vandaag is dat bijna drie keer zoveel: 565 euro gemiddeld. Als je al een kot vindt natuurlijk, want die zoektocht is vandaag een beetje een loterij geworden, alleen zonder een jackpot die je kunt winnen. De hoofdprijs is een kot van vier meter op vier met schimmel op de muren voor 400 euro per maand of meer.
De impact van die kotencrisis, minister, is wel reëel. Of je nu meer moet gaan werken om je kot te kunnen betalen, of moet pendelen en dus iedere dag hopen dat De Lijn opdaagt om je naar de universiteit of de hogeschool te brengen, die impact bij studenten is reëel. Het wordt echt hoog tijd dat deze Vlaamse Regering daar iets aan gaat doen.
We kennen de oorzaken. Stijgende prijzen en inflatie, dat is gekend. Er is het enorme tekort aan koten dat we vandaag hebben in al onze studentensteden, maar ook – het is hier daarnet al gezegd – het feit dat de vraag vandaag wordt opgevuld met luxekoten met pingpongtafels, en niet met basiskoten die het mensen mogelijk maken om te gaan studeren tegen een lage prijs. Die 3300 bijkomende koten die u hebt aangekondigd, dat is een goede eerste stap, maar daarmee gaan we er niet komen. En dus is mijn vraag: zijn jullie van plan om meer te doen? (Applaus van Lise Vandecasteele)
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel aan de vraagstellers, maar laat mij eerst bekennen dat u mij bijzonder gekwetst hebt door deze vragen aan de heer Weyts te stellen. Want, mijnheer D’Haese, uw zeer onverstandige opmerking bij uw opening heeft verraden dat u blijkbaar niet op de hoogte bent van het feit dat ik dit al jaren opvolg en hier ook geregeld over ondervraagd word door meerderheid en oppositie in de commissie. (Applaus bij de N-VA)
Ik heb ook al verschillende keren hier gestaan om het daarover te hebben. Dat u nu een verwijt maakt aan de heer Weyts omdat hij weggaat, wijst er dus meer op dat u zelf blijkbaar niet op de hoogte bent van de werkzaamheden in dit parlement. (Applaus bij de N-VA)
Ik wou het wat persoonlijker spelen, want u hebt mij natuurlijk gekwetst, omdat ik dit een belangrijk dossier vind. Het is een gekend probleem waar we al een tijdje mee bezig zijn. Het is zo dat er in Vlaanderen een groeiende studentenpopulatie is. Dat heeft een drietal grote oorzaken. Eerst en vooral is er de demografische oorzaak, namelijk dat er meer en meer mensen zijn en dat die dus ook verder gaan studeren. Ten tweede hebben we heel toegankelijk hoger onderwijs en universiteiten, meer dan in andere landen. En er is ook het feit dat wij zeer veel internationale studenten aantrekken. Dat zorgt voor gigantische uitdagingen op onze woningmarkt. Dat zijn troeven voor ons onderwijs, maar uitdagingen voor onze woningmarkt.
En dat is niet alleen de kotenmarkt. Dat is ook een opmerking die ik hier altijd al gemaakt heb, die vele keren dat ik hier al gestaan heb over dit thema. Je mag je niet concentreren op die kotenmarkt alleen, want dit zorgt ook voor een druk op de totaliteit van de woningmarkt, zeker in gekende studentensteden als Leuven, Gent, Antwerpen en ga zo maar door. Die merken dat het niet alleen een uitdaging is om voldoende koten te voorzien, maar dat het eigenlijk ook gezinswoningen verdrijft uit hun woningmarkt.
Wij zijn er dan zelf aan begonnen. Want wat u zegt, mevrouw Meuleman, klopt inderdaad. Er is nog voldoende aanbod wat luxekoten betreft, het hogere segment. Daar wordt wel nog voor gekozen om daarop in te zetten. Dat is natuurlijk de ontwikkelaars hun keuze, maar wij hebben er dan voor gekozen om vanuit de overheid in te zetten op het basiskot, met een actieplan dat we ‘boost het basiskot’ genoemd hebben. We hebben daar nu bij de begrotingsopmaak 2024, dus vanaf volgend jaar, een impuls op gezet ter waarde van in totaal 226 miljoen euro.
We hebben eigenlijk al anderhalf jaar geleden een overleg opgestart met de studentensteden, met de studenten zelf, met aanbieders op die kotenmarkt, met de universiteiten en hogescholen zelf. Die hebben ook heel positieve feedback gegeven op de initiatieven die we nu nemen. En die zijn drieërlei, specifiek op het aanbod. Er zijn ook nog andere werkgroepen, rond de kwaliteit, waar het kotlabel al uit gekomen is, en ook rond het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod.
Wat het aanbod zelf betreft, zijn er drie maatregelen.
Eerst en vooral gaan we zorgen dat de woonmaatschappijen, de sociale huisvestingsmaatschappijen, tot 100 miljoen euro zelf kunnen investeren in sociale studentenkoten, die dan natuurlijk ook volgens bepaalde regels, af te spreken met de universiteiten en de hogescholen, kunnen worden verhuurd.
Ten tweede wordt er 16 miljoen euro voorzien voor de aankoop van gronden, die dan via erfpacht of andere constructies ter beschikking kunnen worden gesteld om studentenkamers op te bouwen.
Ten derde zal er een machtiging gegeven worden van 100 miljoen euro voor renteloze leningen aan de hogescholen en universiteiten. Die kunnen daar dan verder in investeren, binnen het beleid dat zij vandaag al hebben om betaalbare studentenkoten te verhuren.
Het is zo dat die middelen zijn ingeschreven in 2024. Op dit moment wordt die regelgeving op punt gezet. Zodra volgende week de begroting goedgekeurd is, zullen we dat zo snel mogelijk invoeren. Ik denk dat we dat ook op zeer korte termijn gedaan hebben, maar dat we dus snel dat extra aanbod kunnen aanbieden. Belangrijk hierbij is dat we daarmee niet alleen een incentive geven, of een uitbreiding van het aanbod aan betaalbare studentenkamers, maar dat we daarmee ook een bredere druk op die woningmarkt zelf structureel proberen te voorkomen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Dank u wel, minister. De discussie is inderdaad al eerder gevoerd. U kijkt naar de sociale woonmaatschappijen om die problemen op te lossen. Maar die sociale woonmaatschappijen, minister, die zeggen dat ze daar eigenlijk de tijd niet voor hebben. Ze vinden niet echt dat dat tot hun takenpakket behoort.
U wilt middelen voorzien om gronden te gaan aankopen. Dat is ook niet zo simpel. Het is niet alsof er in de steden waar die koten nodig zijn, nog zoveel grond vrij ligt om te gaan bebouwen.
Mijn vrees is dus een beetje, minister, dat uw maatregelen, toch op korte termijn, niet zoveel soelaas zullen bieden. Mijn collega An Moerenhout, die dat dossier normaal gezien opvolgt, maar die afwezig is wegens ziekte, heeft al een aantal keren het voorstel gedaan om bij grote projecten projectontwikkelaars te dwingen om een verplicht aantal minimum basiskoten te voorzien, in ruil voor steunmaatregelen ter compensatie – om het idee van sociale last ook toe te passen op die basiskoten.
Minister, ik denk dat dat een zeer valide en goed idee is. Bent u bereid om dat verder te onderzoeken?
De heer Verbeurgt heeft het woord. Excuseer, de heer D’Haese heeft het woord. Excuus, voor beiden.
Ik begrijp dat u boos bent, voorzitter. (Opmerkingen van minister Diependaele. Applaus bij de N-VA)
Ah, eindelijk enthousiasme bij de meerderheid vandaag. Blij dat we dat nog eens zien, na heel dat debat over het openbaar vervoer.
Minister, volgens het Kotkompas hebben we tegen 2030 – dat is over zeven jaar – 95.000 extra koten nodig in Vlaanderen. Het budget voor 3300 koten, dat is goed, ik kan daar niks van afdingen, ik vind dat een goede maatregel. Maar we hebben echt wel veel meer nodig: betaalbare koten, toegankelijke koten, en dat wil uiteraard zeggen publieke koten. Daar komen we natuurlijk op de bevoegdheid van de heer Weyts uit. U zegt dat u zich met koten bezighoudt. Ik weet dat wel, ik heb veel van die debatten met u gevoerd, maar we hebben ook een minister van Onderwijs, en die ontloopt telkens opnieuw zijn verantwoordelijkheid. Want waarom worden de publieke koten vandaag zoveel duurder? We hebben dat debat al gevoerd: omdat de werkingsmiddelen van de universiteiten onder druk staan, door de besparingen van deze regering. Dus publieke koten is één, en twee is natuurlijk de druk van die luxekoten op de markt, die de prijs omhoogtrekken. Daar kun je iets aan doen met een prijsplafonnering. Mijn vraag is of u bereid bent dat te doen.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Over studentenhuisvesting is de voorbije drie jaar al heel wat gezegd. En ja, ik vind dat er meer studentenkoten moeten komen. En ja, ik vind dat een studentenkot ook betaalbaar moet zijn, want de prijzen swingen momenteel de pan uit.
Elk jaar zien we het aantal studenten toenemen. Ik vind het zeker goed dat de studenten verder willen studeren, laat dat duidelijk zijn. Maar we kunnen ook niet blind zijn voor het probleem dat er momenteel te veel studenten een studiekeuze maken waarvan wij op voorhand weten dat ze die eigenlijk niet aankunnen. Ook dat zorgt mee voor extra druk op het vlak van studentenhuisvesting. Als we die studenten al veel sneller duidelijkheid zouden geven, dan zullen zij veel minder tijd verliezen. Zo zullen ze dan ook hopelijk een betere keuze maken en zo zullen er bijgevolg ook meer studentenkoten vrijkomen voor studenten van wie we goed kunnen voorspellen dat zij hun diploma wel zullen behalen.
Investeren in meer en betaalbare studentenhuisvesting, zoals de minister al heeft aangekondigd, daar zij wij zeker niet tegen, maar dat moet wel gepaard gaan met strenge maatregelen om te kunnen starten in ons hoger onderwijs. Een nog veel groter probleem op het vlak van huisvesting is natuurlijk de massamigratie. Als die zaken al zouden worden aangepakt, dan pas zal de druk op de studentenhuisvesting beginnen af te nemen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Exact twee jaar geleden deed ik voor het eerst het voorstel om sociale studentenkoten te bouwen, minister, en de volgende twee jaar heb ik hard gewerkt en al mijn overtuigingskracht gebruikt om dat idee niet alleen ingang te laten vinden, maar om het ook werkelijkheid te laten worden. Nu, twee jaar later, bij de Septemberverklaring, en dus ook de begroting, hebt u dat voorstel omgezet in beleid. Ik denk dat het een belangrijke maatregel is om ervoor te zorgen dat studeren geen luxeproduct wordt. Dat was exact de reden waarom ik dat voorstel deed.
Hoe werkt het? Woonmaatschappijen bouwen die goedkope basiskoten, en die kamers worden dan door de hogescholen en de universiteiten toegewezen aan de beurs- of de bijna-beursstudenten die daarvoor in aanmerking komen. Ik denk dat het belangrijk is dat we op die manier zorgen voor voldoende diversiteit binnen het aanbod van studentenhuisvesting. Er zijn luxestudio’s voor mensen die dat willen en kunnen betalen, maar de sociale basiskoten zijn er voor jonge mensen voor wie verder studeren sowieso niet evident is. Ik denk dat we er op die manier in slagen om voor hen het verschil te maken. Vandaar ook mijn vraag om actief werk te blijven maken van een snelle en gerichte uitbouw van die sociale basiskoten.
De heer Veys heeft het woord.
Ik vind het hallucinant, waar het Vlaams Belang hier vandaag mee afkomt. Selecteren op basis van afkomst, of uit welk gezin je komt, of je op kot mag gaan? Dat is precies wat men vroeger tegen mijn vader zei, omdat hij uit een bescheiden gezin kwam, maar hij is gelukkig wél gaan studeren. Dat is verwerpelijk, wat u voorstelt.
Als we kijken naar het probleem: of het nu om koopwoningen gaat, private huurwoningen, sociale woningen of studentenkoten, de onbetaalbaarheid neemt hier in Vlaanderen iedere maand toe. Dat komt doordat de Vlaamse overheid te weinig betaalbare woningen bouwt.
Minister, ik heb een specifieke vraag rond het budget dat u nu inzet, want u gebruikt een deel niet-uitgegeven budget voor sociale woningbouw voor studentenkoten. Voor welke studenten zal dat dienen? Dat gebeurt in overleg met hogeronderwijsinstellingen, zegt u, maar wat is het kader, over wie gaat het, en voor wie zullen die koten dienen?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik ben alleszins blij dat er een stap is gezet, maar we kunnen niet ontkennen dat de vraag in de studentensteden enorm groot is en dat het aanbod niet volgt. Ik denk dat de vraag de komende tijd nog zal verhogen, en het is goed dat u een divers aanbod voorziet, niet alleen via een sociale toewijzing. Er zijn ook de luxekoten, maar ik denk dat het grootste deel van de ouders en van de mensen die gaan studeren, iets daartussenin willen, en dat zien we eigenlijk ook niet veel. Men spreekt hier van koten van 500 euro, maar ik denk dat je vandaag in Gent of Leuven nog weinig koten kunt vinden van 500 euro. Ik denk dus, minister, dat er meer oplossingen zullen moeten zijn dan enkel bijbouwen.
Mijn vraag aan u, minister, is: hoe staat u ten opzichte van woningdelen?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Deze problematiek, zowel de betaalbaarheid, het aanbod, maar ook de kwaliteit van de studentenwoningen – met onder andere het kotlabel – is al meerdere keren besproken in de commissie. Ik merk natuurlijk dat de collega’s hier vooraan die discussies en debatten grondig hebben gemist.
Uit het onderzoek van het Steunpunt Wonen blijkt inderdaad dat er 95.000 extra studentenkoten nodig zijn tegen 2030. De minister heeft daar zijn conclusies uit getrokken. Hij is daar eigenlijk al een tijdje mee bezig, en heeft ook de nodige initiatieven genomen. De Vlaamse Regering zet ook in het bijzonder in op betaalbare basiskoten, met een bedrag van 126 miljoen euro financiering voor deze bouw. De huurprijs voor deze basiskoten zou ook lager liggen dan de gemiddelde prijs op de gewone markt, en er wordt ook net gefocust op dat segment binnen de studentenhuisvesting waar de nood en de vraag het hoogst is.
Samengevat: iedereen erkent de nood aan betaalbare studentenkoten, en we kunnen ook concluderen dat de minister er al werk van maakt.
Minister Diependaele heeft het woord.
Eerst en vooral, mijnheer D’Haese, het is niet zo dat de heer Weyts zijn verantwoordelijkheid ontloopt. Dit is míjn verantwoordelijkheid, en wij hebben hier al jaren werk van gemaakt. U wist dat alleen niet, dus probeer het nu ook niet te draaien door die gemene uithaal. U wint daar niks mee. Dat is een oneerlijke manier om het debat te voeren. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Meuleman, u zegt dat de woonmaatschappijen dat niet willen, daar geen vragende partij voor zijn. Integendeel, zij waren daar zelf vragende partij voor. Ik heb nog voorgelezen uit een boekje waarin een of andere voorzitster daar vragende partij voor was. Dat is dus wél zo, en daarom kijken we naar die woonmaatschappijen, omdat zij daar natuurlijk een bijzondere rol in kunnen spelen. Ze moeten dat inderdaad wel doen in samenwerking met hogescholen en universiteiten. Daarmee kom ik ook bij de vraag van de heer Veys. Daar zitten wat nuanceverschillen op inzake de toewijzing van die kamers. Er zal worden bekeken in welke mate hun reglement daarop van toepassing is.
De maatregelen die wij hebben genomen, zijn wel degelijk allemaal op positieve feedback onthaald bij hogescholen en universiteiten. Als daar nog andere geluiden zouden zijn, mag u dat gerust doorgeven, maar dat zijn deze die ik heb gehoord. Trouwens, wat die sociale last betreft, dat kunnen ze perfect doen. Uw partij zit ook in die meerderheden. Men kan stedenbouwkundige voorschriften maken om dat op te leggen. In Gent doet men dat ook voor een deel. In Leuven kan men dat ook perfect doen als men dat wil. Dus als men daarvoor kiest, dan is dat perfect mogelijk. Neen, ik vind niet dat ik die regel voor heel Vlaanderen moet opleggen. Waarom? Omdat dat een specifieke situatie is, met verschillende woningmarkten, zeker op het gebied van studentenhuisvesting. Ik denk niet dat er bij u in Oudenaarde zo veel studentenhuisvesting is, dus laten we daar ook geen verplichtingen opleggen waar geen nood aan is. Ik denk dus niet dat dat iets is wat wij moeten doen, maar lokaal kan men dat perfect doen.
Mijnheer D’Haese, overweeg ik een prijsplafond? Neen. Heel duidelijk neen. Dit is de Sovjet-Unie niet. Ik begin niet aan een prijsplafond. (Applaus bij de N-VA)
Ik denk dat het veel meer nut heeft om in te zetten op het aanbod, want daar is een grote uitdaging, dat is absoluut zo. Er moet meer aanbod zijn op de woningmarkt in haar totaliteit, en ook wat studentenhuisvesting betreft: 400.000 woningen tegen 2050. Maar je moet dat gaan doen in combinatie met het feit dat we minder open ruimte willen aansnijden, dat we ook voor klimaatuitdagingen staan, waardoor de prijs van die woningen omhooggaat. Dat zijn dus heel grote uitdagingen. Dat steek ik niet onder stoelen of banken. Maar het domste wat je kunt doen, is ervoor zorgen dat de private sector niet meer investeert door een prijsplafond op te leggen. Ik heb die nodig! We hebben die investeringen keihard nodig om qua aanbod te voldoen. Trouwens, dat zijn zaken die men in Nederland allemaal heeft geprobeerd, en kijk nu eens naar de situatie op de Nederlandse woningmarkt. Die is vele malen erger dan hier. Volgens de OESO heeft Vlaanderen nog altijd de meest betaalbare woningmarkt in West-Europa. Laat dat maar eens bezinken. Door het feit dat we die markt nog waarderen en laten spelen, zijn we het meest betaalbaar in West-Europa. Waarmee ik niet heb gezegd dat er geen uitdagingen zijn. Die hebben we net allemaal opgenoemd.
Mijnheer Slagmulder, dat u pleit voor minder studenten, is een valabele optie. Ik denk dat je daarmee snijdt in de kransslagader van onze Vlaamse economie. Zeker voor een partij als het Vlaams Belang zou dat een gevoeligheid moeten zijn. Als er één ding is waarop we moeten blijven inzetten, is op zo veel mogelijk jongeren laten voortstuderen en al hun talenten laten ontwikkelen. U zegt: neen, zo weinig mogelijk, liever wat minder studenten. Ik vind dat totaal fout. Laten we ons richten op het aanbod van studentenkamers en zeker niet snijden in het aantal studenten. Ik vind de positie die u inneemt, bijzonder vreemd, maar goed, dat is voor u.
Mijnheer Veys, u vroeg ook nog vanwaar die centen komen. 100 miljoen euro komt inderdaad van de FS3-middelen (financieringssysteem 3), maar dat is ook de 100 miljoen euro die via de woonmaatschappijen zal worden besteed. Dat blijft dus in hetzelfde. U weet dat we daar een lange tijd geleden een compromis hebben gemaakt. Ik schik mij daarin. Ik heb daar ook geen enkel probleem mee. Ik heb dat tientallen keren toegegeven. Ik voeg mij daarnaar. Dat is juist het mooie aan een democratie, dat we compromissen kunnen maken en ons daar ook aan kunnen houden.
Woningdelen of andere formules, een kotmadam – ‘hospita’ vind ik een lelijk woord, maar kotmadam zegt iets –, ik ben daar allemaal voor. Geen enkel probleem. Ik denk dat we zulke systemen moeten waarderen en moeten bekijken in welke mate ze mogelijk zijn binnen het legaal kader dat wij als overheid creëren, maar je mag daarvan ook niet de oplossing verwachten. Het is niet zo dat we aan die 95.000 studentenkamers tegen 2030 zullen geraken. Maar goed, we zullen elk kot nodig hebben, dus ik sta open voor dat alles. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Op één vlak ben ik het alvast met u eens, minister: we hebben niet minder, maar meer studenten nodig, zeker met een migratieachtergrond, want dat zijn niet de studenten die nu in onze hogescholen, universiteiten of koten zitten. Die moeten dus meer dan ooit doorstromen naar het hoger onderwijs.
Minister, als die erbij komen, en er zijn ook nog meer 18-jarigen, dan wordt de druk groter. Collega’s die dus vinden dat de minister alles oplost en dat je hier geen vragen over mag stellen, laat het duidelijk zijn: het probleem zal niet worden opgelost. Minister, ik denk dat het te weinig zal zijn en te laat. Wat u doet, is goed. Het is een begin, maar er zal meer nodig zijn. Wat u niet mag doen, is de leuze van minister Weyts achternahollen en een soort los-het-opbeleid voeren: we geven wat geld en dan is het aan de steden en gemeenten, de woonmaatschappijen en de hogescholen om het kotenprobleem op te lossen. Er is wel degelijk een verantwoordelijkheid voor de Vlaamse Regering weggelegd. Ik denk dat u het zult moeten vasthouden of anders wordt het probleem nog veel groter. (Applaus bij Groen)
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, jullie maken er al jaren werk van. Ik heb het allemaal niet gemerkt. Het enige resultaat is dat er 100 euro gemiddeld bij gekomen is op drie jaar tijd. “Maar nee, we moeten de markt nog wat meer waarderen, de markt nog wat meer laten spelen en dan zullen we ongetwijfeld zien dat die prijzen als sneeuw voor de zon gaan dalen.” Wat er vandaag gebeurt met uw beleid, van een merk laten spelen en een beetje rommelen in de marge, is dat koten luxe worden. En dat zou niet zo mogen zijn. Een kot is geen luxe. Een kot is voor heel veel studenten essentieel om te kunnen studeren. Want wat zijn anders de opties? Dat is thuis blijven wonen en pendelen. We weten wat de impact daarvan is op de studieresultaten, maar die interesseren u blijkbaar in het geheel niet.
Oké, u bent er nog? Of? Maar u kent de elementaire regels van beleefdheid toch. (Opmerkingen bij de N-VA)
Blijkbaar niet. (Applaus bij de PVDA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.