Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van kaderdecreet over de handhaving van Vlaamse regelgeving.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Collega’s, uiteraard staan wij met het Vlaams Belang voor een kordate en uniforme milieuhandhaving die de lat voor iedereen gelijk legt. Maar het vorige KB heeft toch wel zeer duidelijk aangetoond dat die implementatietechniek – waarbij het aan de verschillende bevoegde Vlaamse ministers wordt overgelaten om via een implementatiedecreet een dergelijk kaderdecreet toepasselijk te verklaren binnen hun beleidsdomein – gewoon niet werkt en dat die regelgevingstechniek effectief problematisch blijkt te zijn.
Minister, u zei een duidelijke en heldere wetgeving tot stand te willen brengen door het vorige kaderdecreet op te heffen en een nieuw kaderdecreet in de plaats te stellen. Maar het nieuwe kaderdecreet moet dus eerst nog geïmplementeerd worden binnen die onderscheiden inspectiediensten van alle beleidsdomeinen. En het oude kaderdecreet – dat reeds door andere beleidsdomeinen geïmplementeerd werd – wordt binnen deze beleidsdomeinen dan weer niet opgeheven, maar blijft gewoon verder van kracht tot dat nieuwe kaderdecreet dan geïmplementeerd zal worden. Nu, die manier van werken zorgt niet voor een duidelijke en heldere regelgeving. Het maakt van de bestuurlijke handhaving in Vlaanderen niets meer en niets minder dan een warboel, wat ons betreft, waarin noch inspectiediensten, noch daders, noch slachtoffers, noch gerechtelijke en administratief gerechtelijke instanties hun weg nog zullen vinden. Om die reden zullen wij dan zo meteen ook tegenstemmen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, iedereen is het erover eens dat bestuurlijke handhaving efficiënter kan worden georganiseerd. Maar in tegenstelling tot wat jullie in de commissie beweerd hebben, zal het voorstel dat hier nu op tafel ligt, niet echt leiden tot heel wat efficiëntere handhaving. Wij staan niet alleen met die mening, dat zeggen ook de Raad van State, de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed (SARO) en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad), de adviesraden.
De SARO stelt dat het onduidelijk is of met dit decreet een vereenvoudiging en uniformisering van de handhaving zal worden bereikt. Ze wijzen erop dat er geen enkel concreet initiatief is om de bestaande regelgeving in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) en het decreet Onroerend Erfgoed op te nemen in dat kaderdecreet. Er ontbreekt een uitleg over de verhouding ten aanzien van de handhaving binnen het bredere beleidsdomein Omgeving.
Eigenlijk zegt de SARO dat het niet mogelijk is om hierover advies te geven. Ook de Minaraad zegt een beetje hetzelfde, die wijzen op een risico door het gebrek aan concrete initiatieven, waardoor het eindresultaat bijzonder ingewikkeld wordt. De kwaliteit van de vereenvoudiging zal dus zeer sterk afhangen van de kwaliteit van het uitvoeringsbesluit en dat maakt het natuurlijk heel moeilijk om te beoordelen.
Bovendien is het nieuwe hoofdstuk ‘Herstel’, als het gaat over het omgevingsbeleid, heel slecht uitgewerkt. Dan gaat het over heel wat onbeantwoorde vragen over de concrete uitwerking, zoals wat de verhouding is ten aanzien van de Europese richtlijn van milieuschade. Welke methode gaat men gebruiken om het herstel bij financieel equivalent te ramen? En ook de proceduretijd is veel te lang.
Met andere woorden, in heel dat ontwerp van kaderdecreet zitten ontzettend veel losse eindjes, wat ook maakt dat het risico op grote sectorverschillen bestaat. Tot slot wijst de Raad van State ook nog eens op het feit dat dit ontwerp van kaderdecreet gebouwd is op juridisch drijfzand. De Vlaamse Regering trekt opnieuw bevoegdheden naar zich toe, ambtenaren zullen de bevoegdheden krijgen die uitsluitend toebehoren tot het takenpakket van de gerechtelijke politie. Kortom, eigenlijk kan dit niet zomaar eenzijdig worden doorgevoerd. Daarom zullen wij dit ontwerp van kaderdecreet niet steunen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik ga niet herhalen wat ik in de commissie heb gezegd, alleen de grote lijnen. Wij hebben ons onthouden in de commissie en we zullen dat hier ook doen, omdat het ontwerp van decreet zou moeten zorgen voor een betere stroomlijning van de Vlaamse handhavingsregels en de opvolger is van het kaderdecreet bestuurlijke handhaving waarover op het einde van de vorige legislatuur werd gestemd. Niemand kan iets hebben tegen zulke betere stroomlijning, maar in de huidige voorliggende tekst wordt eigenlijk gezegd dat het vorige decreet de ambities niet kon waarmaken. Wij blijven onze vragen hebben over welke garanties er zijn dat het decreet dat nu voorligt wél succesvol zal zijn.
Voor Vooruit is er met andere woorden nog een lange weg te gaan qua grondige aanpak en coördinatie van de Vlaamse handhaving. Ik heb enkele algemene bemerkingen. Als Vooruit zijn we uiteraard principieel voor bestuurlijke en of administratieve handhaving, maar het mag niet ontsporen en het zou eenvoudiger moeten worden voor de burger. We hebben de indruk dat dat met dit kaderdecreet zeker niet het geval is. Hier gaat het over administratieve handhaving. De burger maakt niet altijd een onderscheid tussen administratieve handhaving en wetten. Vandaar dat wij ons afvragen of het wel echt eenvoudiger zal worden.
En dan is er een tweede, vrije essentieel punt. Ik citeer mijn voorganger Renaat Landuyt, die bij het vorige decreet al pleitte om een goed evenwicht te bewaren tussen justitiële en bestuurlijke handhaving. We hebben de indruk dat dat we, als we niet opletten, de weg opgaan dat ambtenaren misschien binnenkort, omdat zij alsmaar meer bevoegdheden krijgen, vergelijkbaar met procureurs, belangrijker worden dan het justitiële apparaat.
Wat wij ook aanhalen en een aantal collega’s gezegd hebben, is dat ket kaderdecreet over de handhaving pas van toepassing is op delen van de Vlaamse Regering als dat met een specifiek decreet wordt bepaald. De impact, de stroomlijning en de timing is bijgevolg volledig afhankelijk van diverse specifieke implementatiedecreten. Ik heb ook gevraagd aan de commissie of er een timing is op welk ogenblik andere bevoegdheidsdomeinen of sectoren zullen instappen. Blijkbaar is dat er niet. Voor ons bevestigt dat het risico dat het, aansluitend bij wat de vorige regering beslist heeft, opnieuw een lege doos dreigt te worden.
Voor de rest heb ik nog een paar specifieke bedenkingen. De Sociaal-Economische Raad (SER) had in het advies gevraagd om concreter te zijn over de timing en de uitrol van het Vlaams Handhavingsplatform. Ik heb nogmaals de vraag of daar ondertussen al duidelijkheid over is. Ook de Inspectie van Financiën had een advies geformuleerd waarin ze zeggen dat er het best een koppeling zou worden voorzien bij het uitwerken van een Vlaamse kruispuntbankhandhaving met een andere inspectie of auditdiensten. Hoever staat het daarmee? Waarom wordt het nodig geacht om de beroepstermijn in te korten van 60 dagen – dat is de termijn om beroep in te dienen bij de Raad van State – naar 45 dagen, dus 60 bij de Raad van State en nu 45?
Dan is er mijn volgend punt: waarom verdwijnt het Vlaamse handhavingsrapport, dat ons een nuttig instrument leek voor de bevolking, maar zeker en vast voor het Vlaams Parlement om de evolutie van een aantal zaken te kunnen bekijken? We hebben de indruk dat de tendens is om minder controle te laten uitoefenen door het Vlaams Parlement en uiteraard ook door iedereen die er interesse voor heeft. Mijn voorlaatste puntje, de timing die ontbreekt, heb ik al geciteerd.
En dan kom ik tot mijn laatste punt: om bestuurlijke handhaving concreet op het terrein te realiseren, is er personeel nodig. De vraag is of er daarop een planning geplakt is en of dat consequent en parallel zal verlopen met de mate waarin er andere dienstenmaatschappelijke beleidsdomein, sectoren en departementen al dan niet zouden aansluiten op dit decreet? Nogmaals, wij zijn voor bestuurlijke handhaving in verhouding tot de rechterlijke macht, maar we hebben dus nog heel wat vragen, vandaar onze onthouding.
Ik herhaal dat wij voor bestuurlijke handhaving zijn in verhouding tot de rechterlijke macht, maar aangezien we nog heel wat vragen hebben, onthouden we ons.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, beste collega’s, de PVDA is uiteraard ook voor het vervolgen en het sanctioneren van overtreders. Denk maar aan bedrijven die in het verleden verschillende milieuregels aan hun laars hebben gelapt en daar lang ongestraft mee zijn weggekomen.
Maar zoals de collega’s al hebben gezegd, is de vraag natuurlijk of dit kaderdecreet ervoor zal zorgen dat het beter zal zijn. Die vraag stellen wij ons toch ook. Het is nog onduidelijk over welke domeinen het gaat. Zowat alle adviezen stellen daar vragen over, maar daar komt niet echt een antwoord op. We vinden het ook geen goede zaak dat die GAS-boetes onmiddellijk kunnen worden geïnd, tot maximaal 500 euro. Er wordt voor dit kaderdecreet een armoedetoets uitgevoerd die oog heeft voor de financiële toestand van de overtreder, maar hoe rijm je dat met hoge, onmiddellijk te innen GAS-boetes? Kleine overtreders worden zo natuurlijk heel streng aangepakt, terwijl grote overtreders daar eigenlijk weinig last van hebben.
Daarnaast zoekt de Vlaamse Regering hier ook de grenzen op van de bevoegdheidsverdeling, het onafhankelijke toezicht en de principes voor een eerlijk proces. Dat zegt niet enkel de PVDA, maar ook de toch wel bijzonder kritische adviezen van de Raad van State, van de Minaraad en het Collega van procureurs-generaal. Wij vrezen voor de willekeur waarvoor dit decreet kan zorgen in de rechtspraak, want als strafbare feiten niet passeren in de rechtbank, maar worden opgelegd door ambtenaren, is er natuurlijk een risico op disproportionele straffen en worden de rollen omgedraaid. In plaats van onschuldig te zijn tot je schuld bewezen is, ben je schuldig tot je beroep aantekent en je je onschuld bewijst.
We zien dat heel veel mensen door alle gerechtskosten niet meer de moeite doen om dat beroep aan te tekenen en dat bovendien de beroepstermijn in dit decreet wordt ingekort van zestig tot 45 dagen. Dat je kordaat moet kunnen optreden tegen overtreders, wil uiteraard niet zeggen dat op die manier de bewijslast helemaal moet worden omgedraaid.
Daarnaast is er de organisatie van de politie, een bevoegdheid van de federale overheid. De Raad van State heeft opgemerkt dat jullie de personeelsleden van de politiediensten niet kunnen belasten met extra taken vanuit Vlaanderen. Hoe willen jullie dat oplossen?
Aangezien dit ontwerp van decreet volgens ons de foute richting uitgaat qua bevoegdheidsverdeling en qua rechtsspraak, zullen we het niet steunen.
De heer Warnez heeft het woord.
Voorzitter, de bestuurlijke handhaving in ons land is een kluwen, het is niet gemakkelijk. Het is ingewikkeld, in de eerste plaats door onze staatsstructuur, maar daarnaast moeten we ook toegeven dat we er in Vlaanderen wel wat koterijen van hebben gemaakt. We zijn dan ook blij dat we met dit decreet toch wat meer uniformiteit kunnen brengen. Onze fractie is voor een sterke Vlaamse handhaving en daarom ondersteunen we dit ontwerp van decreet graag.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Collega’s, het ontwerp van decreet dat vandaag voorligt, is inderdaad heel belangrijk. Het zal er immers voor zorgen dat de wirwar aan handhavingsregels worden gestroomlijnd. Het belang daarvan kan moeilijk worden onderschat. Sinds de staatshervorming van 1980 hebben de deelstaten het recht om de overtredingen van hun decreten strafbaar te maken en om te bepalen hoe de schade moet worden hersteld. Zoals collega Warnez zei, is daar ook gretig van gebruikgemaakt, maar dat liep eerder ongecoördineerd. Met dit Handhavingsdecreet zorgen we ervoor dat er een volledig en geïntegreerd procedurekader wordt vastgelegd dat binnen ieder beleidsdomein kan worden gehanteerd voor die bestuurlijke handhaving.
Ten opzichte van het oude decreet zijn er een aantal belangrijke vereenvoudigingen en nieuwe elementen. Ik zal ze niet allemaal benadrukken, maar denk aan de aandacht die wordt voorzien voor bemiddeling, die toch zeer positief is, net als de nieuwe standaardregeling voor herstel- en beveiligingsmaatregelen. Daarnaast wordt er wel effectief ingezet op de digitalisering. Er wordt een basis gelegd voor een toekomstige Vlaamse kruispuntbankhandhaving waarmee ook handhavingsinformatie van andere bestuursniveaus en andere data, zoals gegevens over vergunningen, subsidieaanvragen en dergelijke meer, kunnen worden gekoppeld. Collega’s, dat zal niet alleen de efficiënte verhogen, maar het zal ook nieuwe technieken zoals datamining mogelijk maken.
Collega’s, het is inderdaad zo dat met dit ontwerp van kaderdecreet Vlaanderen zijn bevoegdheden wel degelijk in handen neemt. Dag mag de collega’s geruststellen. Ik vind het zeer positief dat we waar Vlaanderen de bevoegdheid heeft, die ook degelijk ter harte nemen. Daarnet kregen we nog te horen over wat Vlaanderen moet doen. We moeten tonen dat we het goed doen. Hier doen we dat en krijgen we de kritiek dat we iets waar we voor bevoegd zijn, wel degelijk in handen nemen. Dat vind ik een beetje vreemd.
Minister Demir, wij zullen dit ontwerp van decreet zeker en vast ondersteunen. Er zei iemand dat het niet duidelijk is voor welke domeinen het is. Het gaat hier wel degelijk – en dat is ook door de minister in de commissie gezegd – over een aantal heel specifieke domeinen: Milieu, Ruimtelijke Ordening, Onroerend Erfgoed, Varend Erfgoed, het Logiesdecreet en het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid. Dus naast de bevoegdheden van onze minister Demir zelf, stappen dus ook de ministers Diependaele en Brouns al onmiddellijk mee in het systeem.
Kortom, dit ontwerp van kaderdecreet biedt de verschillende sectoren een menu waaruit handhavingsregels overgenomen kunnen worden. Op deze manier zetten we een tweede grote stap in de richting van een efficiëntere en doeltreffendere handhaving in Vlaanderen. Onze fractie steunt dus volledig dit ontwerp van decreet.
Minister Demir heeft het woord.
Ik zou toch willen wijzen op het belang van dit ontwerp van decreet. Ten eerste denk ik dat we met z’n allen toch aangeven dat het een kluwen is van regelgevende teksten. Vlaanderen heeft sinds de staatshervorming van 1980 inderdaad de bevoegdheid om de overtredingen van zijn decreten ook strafbaar te stellen en ook te bepalen hoe schade hersteld moet worden. Elk decreet doet dat voor zijn eigen bevoegdheid. Daardoor is het ook niet meer duidelijk wie bevoegd is en welke sancties er gelden. Het is een wirwar van handhavingsregels. Daarom hebben we gezegd dat we dit toch wat zullen stroomlijnen zodat het zowel voor de burger duidelijk is dat er uniforme handhavingsprocedures zijn, maar ook voor diegenen die ze moeten toepassen.
Daarom zijn we ook in overleg gegaan met administraties, parketten, de VVSG, academici en noem maar op. Daaruit was de conclusie heel duidelijk: wat er vandaag bestaat is heel complex. Er is heel duidelijk gekozen om voor vereenvoudiging te gaan en ook voor één geïntegreerd ontwerp van kaderdecreet. Het ontwerp van kaderdecreet bevat zowel regels voor toezicht als voor opsporing. We zetten ook heel fel in op digitalisering. Ook worden alle gerechtelijke betwistingen ondergebracht bij een Handhavingscollege. Ook dat is iets wat verschillende diensten nodig hebben.
Het belang van het ontwerp van decreet kan moeilijk onderschat worden. Binnen Vlaanderen en ook binnen België is het kaderdecreet Handhaving de eerste integrale en universele kaderrichtlijn over de regelgeving voor bestuurlijke handhaving. Concreet regelt het decreet het toezicht op de naleving van de Vlaamse regelgeving, de opsporing van Vlaamse misdrijven en inbreuken, de bestuurlijke vervolging in functie van het opleggen van bestuurlijke sancties, de inhoud van herstel- en beveiligingsmaatregelen en ook het uitvoeren van bestuurlijke sancties.
Men vraagt wie hieronder valt. Ondertussen is het implementatiedecreet ook een belangrijke eerste grote stap en dat geeft uitvoering aan het decreet waardoor meteen ook een grote groep van regelgeving uit de sectoren Omgeving, Economie en Toerisme onder het decreet wordt gebracht. Een van de collega’s heeft daarnet in de tussenkomst verwezen naar het feit dat de SARO wat terughoudend was wat betreft het ontwerp van kaderdecreet, maar ze hebben nu kennisgenomen van het implementatiedecreet. Ze zien heel duidelijk dat alles wat met Milieu, Ruimtelijke Ordening, Economie, enzovoort te maken heeft daaronder valt en daarover zijn ze ook positief.
Het handhavingsplatform werd nu ook voorgelegd aan de regering. Dat wordt nu geïmplementeerd. Dat is een belangrijke uitrol van het ontwerp van kaderdecreet. Wat valt daar al onder? Milieu, Ruimtelijke Ordening, Onroerend Erfgoed, Varend Erfgoed, het Logiesdecreet, het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid. Ook Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) en Cultuur maken zich op om onder het ontwerp van decreet te vallen. Dat is een heel belangrijke grote eerste stap.
Belangrijk is – en daar moet ik collega D’Haese toch wel op wijzen – dat het ontwerp van decreet niet van toepassing is op GAS-boetes. Dat is een federale bevoegdheid. Het is toch belangrijk om dat correct te stellen. De adviezen waren ook niet allemaal zo kritisch, integendeel. Er waren natuurlijk opmerkingen. Zo gaat dat nu eenmaal. We zijn daar, denk ik, toch maximaal aan tegemoetgekomen.
Dan kom ik tot artikel 31 van het ontwerp van decreet. Collega D’Haese stelt dat het evenredigheidsbeginsel centraal staat bij het opleggen van bestuurlijke sancties. Dat is ook de reden dat het ontwerp van decreet voorziet in de mogelijkheid tot uitstel, opschorting en mildering bij verzachtende omstandigheden, en ook bij overschrijding van de redelijke termijn.
Ik denk dat op dit ogenblik geen enkel Vlaams decreet zoveel mogelijkheden voorziet tot mildering. Dat is ook de eerste keer dat we dat ook voorzien in onze handhaving, in dit ontwerp van decreet. Er zijn heel veel verschillende maatregelen tot mildering, in functie van de concrete omstandigheden natuurlijk. Elke situatie is anders.
Het ontwerp van decreet laat ook toe dat politieagenten worden aangesteld als toezichthouder, bevoegd voor toezicht en strafrechtelijke en bestuurlijke opsporing. Het toekennen van bijzondere toezicht- en opsporingsbevoegdheden aan reguliere politie is een Vlaamse en federale bijzondere regelgeving. Het is niet ongezien, en tal van decreten doen dat ook al jaren.
Toezicht op de naleving van federale en regionale regelgeving is volgens artikel 14 van de wet op het politieambt ook een kerntaak van de reguliere politie. Dat laatste dus ook als antwoord op de vragen van de tussenkomsten die hier zijn gebeurd.
Collega’s, voorzitter, dit is toch een eerste belangrijke stap. We waren het, denk ik, toch met zijn allen eens dat die Vlaamse handhaving te complex is, te veel handhavingsregels bevat, een wirwar was met weinig stroomlijning. Wij proberen hier dan ook met dit ontwerp van decreet aan tegemoet te komen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1724/1)
– Artikel 1 tot en met 108 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.