Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet over wonen in eigen streek.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Veys heeft het woord.
We hebben het ontwerp van decreet uitgebreid besproken in de gezamenlijke commissie. Heel veel argumenten zijn al uitgewisseld. Ik ga het dus niet te uitvoerig bespreken, maar ik ga vooral het standpunt van de Vooruitfractie in de verf zetten.
Het is een goede zaak. We zijn voorzichtig tevreden dat de Vlaamse Regering een stap zet, en een extra instrument voor betaalbaar wonen creëert. Elke maatregel die mensen met een beperkt inkomen poogt te helpen, daar zijn wij uiteraard a priori niet tegen. De vraag is wel of het efficiënt en effectief zal zijn en of het een verschil zal maken. Ik zei daarnet dat we voorzichtig tevreden waren. Op dat vlak zijn toch wat kritischer dan de meerderheid. Dat heb ik vastgesteld in de commissie.
Het is een beetje een doorschuifbeleid. De factuur komt vooral bij de lokale besturen terecht, lokale besturen die budgettair gezien in zwaar weer zitten. Er zitten hier heel veel mensen die ook lokaal actief zijn. We beseffen goed dat de begrotingen van de steden en gemeenten in Vlaanderen dit niet altijd toestaan. Met de regeling is het ook zo dat steden en gemeenten een investering doen en dat de middelen slechts na verloop van tijd terugkeren. Hoelang dat duurt is onduidelijk, maar het kan vaak na twintig jaar zijn.
Ik citeer de heer Weyts met zijn opmerking in de commissie: “Het is een beetje goedkoop beleid.” Nu, best case zal dit een oplossing zijn voor enkelen, maar niet voor de tienduizenden Vlamingen, mensen die in Vlaanderen wonen, die op zoek zijn naar een betaalbare woning om te huren of te kopen. Dat is een gigantische uitdaging. We bekijken het natuurlijk ook in het bredere woonbeleid waar we toch vaststellen dat deze Vlaamse Regering faalt. Waarom zou dat slechts een oplossing voor enkelen zijn? Er is een minimum van vijf kavels waarbij maximum 40 procent op deze manier voor die specifieke groep voorbehouden mag worden. Dat zijn niet de grote aantallen. We weten dat bouwgronden zeer schaars zijn, zeker die in het bezit van lokale besturen. Met andere woorden: wij denken dat dit vooral een druppeltje op een hete plaat zal zijn, maar dat dit niet het grote verschil zal maken. Voorzitter, ik herhaal dat we principieel wel voor nieuwe instrumenten zijn.
Dan wil ik tot slot nog benadrukken dat we nog niet weten in welke gemeenten het van toepassing zal zijn. We hebben er wel al een idee van. In het gros van die gemeenten, als we kijken naar de brede ambitie om betaalbaar wonen te realiseren, zijn dat gemeenten die het op het vlak van betaalbaar huren serieus laten afweten, die verzaken aan hun plicht, waar de minister van Wonen weigert om die strenger aan te pakken. Om die nu een instrument te geven om meer te kunnen inzetten op betaalbaar kopen, daar hebben we op zich niets tegen, maar verwachten dat ze daar nu plots in gang zullen schieten en het verschil gaan maken, is gewoon naïef.
Voorzitter, wij zullen met de Vooruitfractie voor stemmen. We hebben ons in de commissie weliswaar onthouden op enkele artikelen omdat er zaken via een uitvoeringsbesluit bepaald moeten worden die nog onduidelijk zijn. Dat gaat over de artikelen 3, 5, 7, 10 en 13. Ik geef het u mee zodat het opgenomen kan worden in het verslag en zodat we straks geen artikelsgewijze stemming moeten vragen.
De heer Tiebout heeft het woord.
Collega’s, in de beperking toont zich de meester, dus ik ga collega Veys volgen en het beperkt houden en de commissie niet helemaal opnieuw overdoen. In tegenstelling tot de collega die het vorige ontwerp van decreet besprak ben ik gewoon blijven zitten om dit te bespreken.
De krachtlijnen van deze nieuwe Wonen In Eigen Streek-regeling (WIES) zijn even helder als solide. Gemeentebesturen kunnen er zelf voor kiezen. Het is geen verplichting om het gemeentelijk reglement uit te voeren en om in te stappen in het nieuwe systeem van Wonen In Eigen Streek. Ze doen dan een verplichte financiële tussenkomst in de waarde van het grondaandeel of ze verwerven de grond zelf. De financiële tussenkomst die een gemeentebestuur moet doen, wordt dan ook te allen tijde gewaarborgd. Het geld komt wel ooit eens terug, ook in het geval van de uitoefening van een voorkooprecht. Indien daarentegen de gemeente grondeigenaar zou zijn, dan is de investering vanzelfsprekend. Dan moet die niet decretaal gewaarborgd worden. Het is zo dat de WIES-koper twintig jaar een bewoningsverplichting heeft. Indien men daar niet aan voldoet, staat er een penalty op.
Ik eindig graag met een citaat uit het persbericht van de ministers, want ik denk dat dat absoluut correct is: “Hoe minder mensen in eigen streek kunnen blijven wonen, hoe zwakker het sociaal weefsel en hoe groter de kans op vervreemding in de betrokken gemeenten en regio’s.”
Voorzitter, met uw goeddunken zou ik graag nog een aantal amendementen toelichten. Ik kan dat nu doen of nadien. Ze zijn vooral technisch van aard.
Amendement nr. 1 is een wijziging in artikel 2, waarbij de definitie van overdracht alleen verwijst naar de vestiging van een recht van erfpacht en opstal en niet naar de overdracht van die rechten. Om ook die overdracht mogelijk te maken, wordt dit uitdrukkelijk opgenomen in de definitie.
Het tweede amendement heeft eenzelfde bedoeling. De overdrachtsvoorwaarden zijn niet van toepassing bij de overdracht van een WIES-grond of een WIES-woning als de gemeente geen financiële tussenkomst verstrekt heeft. Die wordt alleen verleend bij een verkoop en niet bij alle vormen van overdracht. Aangezien dat niet de bedoeling is, passen we daar met het amendement een mouw aan.
Het derde en het vierde amendement zijn van eenzelfde principe.
Het vijfde amendement zorgt ervoor dat de verplichting tot terugbetaling van de financiële tussenkomst niet alleen zal spelen bij een overdracht, maar ook bij alle wijzen waarop de rechten overgaan, zoals een schenking. De verdere technische uitwerking staat vermeld in het zesde en het zevende amendement.
Ik noteer dus, mijnheer Tiebout, dat we amendementen van de meerderheid hebben op artikel 2, artikel 5, artikel 6 en artikel 10. Dat klopt?
Ook op artikel 11.
Op artikel 11? Ja, inderdaad. En bij artikel 5 gaat het om een amendement van de oppositie.
De heer Bex heeft het woord.
Laat mij eerst en vooral zeggen, collega’s en heren ministers, dat wij met de Groenfractie absoluut de doelstellingen van dit ontwerp van decreet begrijpen en ondersteunen. Ik denk dat het voor veel mensen een grote zorg is om een woning te kunnen vinden in de streek waar ze opgegroeid zijn en waar ze hun netwerken hebben, en dat het heel frustrerend is wanneer je daar door hoge marktprijzen niet kunt blijven wonen en moet uitwijken naar een verder gelegen gemeente. Alle begrip dus, voor de poging van de Vlaamse Regering om daar iets aan te doen. Dat betekent natuurlijk niet dat we de manier waarop de Vlaamse Regering deze problematiek wil aanpakken per definitie als de goede manier moeten zien.
Als je dit ontwerp van decreet een beetje tegen het licht houdt, dan denken wij – en collega Veys heeft daar ook al naar verwezen – dat we ons de vraag moeten stellen hoeveel gemeenten de middelen hebben om hiervan gebruik te maken. Ze moeten minstens 50 procent van de waarde van de bouwgrond investeren, voor een periode van wellicht twintig jaar. De voorstanders van dit ontwerp van decreet zeggen dat de gemeente altijd de garantie heeft dat ze haar geld terugziet. Maar je kunt je de vraag stellen in welke mate mensen, bijvoorbeeld hier in het parlement, bereid zouden zijn om een som geld te beleggen met de garantie dat ze na twintig jaar inflatie de identieke nominale som zouden terugkrijgen. Ik denk dat weinigen dat zouden zien als een goede belegging.
Fundamenteel is dat die gemeenten daar heel veel geld in moeten investeren, en dat ze met dat geld relatief weinig mensen zullen kunnen helpen. Dat is niet alleen omdat het aantal gronden dat in aanmerking komt om onder dit ontwerp van decreet te vallen zeer beperkt zal zijn, maar ook omdat gemeenten niet het budget hebben om bouwgronden te kopen, of 50 tot 100 procent van de prijs neer te leggen. Bovendien – en dat is iets waar de ministers nogal gemakkelijk aan voorbijgegaan zijn in de commissie – heeft de Raad van State toch wel gewaarschuwd voor het feit dat heel dit mechanisme zou kunnen worden gezien als staatssteun, niet aan de betrokken inwoners of burgers, maar aan de bouwondernemingen of de projectontwikkelaars die hier onrechtstreeks een subsidie zouden krijgen.
De hoofdvraag is echter hoeveel mensen je hier echt mee zult helpen. Is dit de beste manier om aan een beleid te doen waardoor mensen in eigen streek kunnen blijven wonen? Dat geloven wij echt niet. Zelfs als een gemeente een stevig budget kan opzijzetten om te investeren in die bouwgronden, dan denken wij dat er andere manieren zijn – ik gaf in de commissie het voorbeeld van de ‘community landtrust’, minister – waarmee een lokale overheid efficiënter zou kunnen werken aan wonen in eigen streek, en wij zouden er eerder voor pleiten dat u die weg bewandelt.
Wij zijn niet voor, maar ook niet tegen dit ontwerp van decreet, juist omdat we begrijpen dat het echt wel belangrijk is om hier rond te werken. Wij zullen ons dus onthouden. Collega Bothuyne kijkt al in mijn richting, om aan te geven dat ik welkom ben bij zijn partij, na mijn laatste opmerking, maar wij zullen ons onthouden omdat wij de doelstellingen wel delen, maar niet geloven in de concrete uitwerking. De amendementen die eerder van technische aard zijn, zullen wij ondersteunen.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Van alle Vlaamse provincies is Vlaams-Brabant de duurste, zeker de Vlaamse Rand, waar de prijzen de afgelopen vier jaar met meer dan 20 procent zijn gestegen. Elke maatregel die jonge gezinnen in staat stelt om te kunnen blijven wonen in de eigen streek, zullen wij dus zeker steunen, zeker ikzelf als inwoner van de Vlaamse Rand.
Er zijn in het verleden al een aantal initiatieven genomen. De bekendste in de regio is Vlabinvest (Agentschap voor woon- en zorginfrastructuurbeleid voor Vlaams-Brabant), met een aantal maatregelen en middelen die werden gekregen om bescheiden wonen mogelijk te maken. Er zijn ook een aantal al bestaande gemeentereglementen, die ook de rechterlijke toets hebben doorstaan, waardoor de koppeling met het aantal jaren dat men in de gemeente heeft gewoond, kan worden meegenomen in het lokale woonbeleid. Met dit ontwerp van decreet komt er nu nog een bijkomende stap, waar we tevreden over zijn. Als cd&v hebben we ook altijd gewezen op de noodzaak om te komen tot een juridisch robuuste regeling. Het uitwerken daarvan was geen sinecure. Dat is ook de reden waarom het relatief lang heeft geduurd om te komen tot een nieuwe regeling voor wonen in eigen streek, maar ze is er nu, en daar zijn we zeer tevreden over.
In de praktijk zal het succes ervan natuurlijk afhankelijk zijn van de politieke wil van de gemeentes die in aanmerking komen en beslissen om in dit systeem in te stappen. Zij moeten weliswaar een aanzienlijke financiële inspanning doen, maar het is geen onhaalbare stap. Ook al is dit ontwerp van decreet geen mirakeloplossing – en er is hier niemand die dat beweert –, het is wel een belangrijke stap vooruit. Ik ben blij dat er opnieuw een decreettekst inzake wonen in eigen streek hier in het parlement voorligt. We zullen het ontwerp dan ook met overtuiging steunen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Ook onze fractie, Open Vld, vindt het heel positief dat hiermee mensen met een lager inkomen die tevens een bepaalde band hebben met een gemeente, in de toekomst financieel zullen kunnen worden geholpen bij de aankoop van hun woning. Voor onze fractie is het immers van heel groot belang dat zo veel mogelijk mensen een eigendom kunnen aanschaffen, aangezien dat nog altijd de beste investering is die een persoon kan doen met het oog op diens toekomst en pensioen. Dat is natuurlijk een grote garantie op financieel vlak in een mensenleven. Het biedt vrijheid en is tot op heden ook de beste sociale bescherming. Eigendomsverwerving staat vaak onder druk, zeker in de betrokken gemeenten, door de stijgende rente, door de hoge woningprijzen. De woningen zijn gewoon onbetaalbaar voor lagere inkomens, waardoor zij vaak genoodzaakt zijn om zich te richten op de private huurmarkt, en ook die markt is momenteel een grote problematiek, zoals we weten.
Met het voorliggende ontwerp van decreet kunnen lokale besturen mensen dus helpen om in hun eigen gemeente te blijven wonen. We hebben het vooral over alleenstaanden, over jongeren, over mensen met een lager inkomen. Dat is wat de liberale partij natuurlijk heel sterk onderschrijft. Het is ook van groot belang dat de lokale autonomie in dezen ook zegeviert. Het betrokken lokale bestuur kan met dit ontwerp van decreet vrijwillig beslissen om hier al dan niet aan deel te nemen, en ook op welke manier het eraan deelneemt. Het kan ook zijn eigen reglement vormgeven. Lokale besturen kennen hun eigen gemeente immers het best, beter dan wie ook. De manier waarop dit ontwerp van decreet is opgevat wat dat betreft, is dan ook een heel goede zaak. Er is een grote mate van vrijwilligheid. Er is ook een oplossing geboden, wat ik ook heel belangrijk vind, in het kader van verkoop. Als men de eerste negen maanden geen WIES-koper vindt, dan is men ook niet geblokkeerd en kan men op een vrije manier toekomstgericht zijn eigen leven voortzetten.
Onze fractie zal daarom dan ook met heel veel plezier dit ontwerp goedkeuren.
De heer Slootmans heeft het woord.
De problematiek die aan de basis ligt van dit ontwerp van decreet ligt mij en mijn partij uiteraard zeer na aan het hart, omdat ik al jaren vaststel, als inwoner van de Vlaamse Rand, dat heel wat generatiegenoten massaal uitwijken naar het diepere binnenland, omdat zij zich in eigen streek geen eigen woonst meer kunnen veroorloven. Het gevolg van die sociale verdringing is ook een bevolkingsvervanging, waardoor in de Vlaamse Rand vandaag minder dan een op de drie kinderen nog opgroeit in een Nederlandstalig gezin, dat minder dan de helft aangeeft nog Nederlands te kunnen spreken, dat de helft van de populatie een vreemde herkomst heeft, met als cynisch neveneffect dat het verenigingsleven doodbloedt, dat het Vlaamse karakter verdwijnt, dat het onderwijsniveau keldert en dat de sociale cohesie, het Vlaamse gemeenschapsleven eigenlijk volledig implodeert.
Een beleid dat erop gericht is om dat probleem structureel aan te pakken, zal altijd op de steun van het Vlaams Belang kunnen rekenen, maar met wat hier voorligt, vrees ik dat we er niet gaan komen. De doelstellingen zijn zeker nastrevenswaardig, maar de modaliteiten zijn dat niet. Want je kunt natuurlijk met een kanon op een mug schieten, maar wat men hier doet, is eigenlijk juist het omgekeerde: men schiet met een mug op een kanon. Het enige dat gebeurt, is gewoon de rekening van de problematiek van de sociale verdringing doorschuiven naar de lokale besturen, die nu al zeer duidelijk aangeven dat zij dit budgettair totaal niet aankunnen, waardoor het hele raamwerk van dit ontwerp van decreet natuurlijk pure sciencefiction wordt. Ik zeg dat niet alleen, zelfs de N-VA-schepen aan wie dit ontwerp van decreet eind vorig jaar werd voorgesteld, stelde dat hij die budgettaire inspanningen niet kan volbrengen, waardoor het duidelijk is dat het raamwerk van dit ontwerp van decreet en de finaliteit van dit ontwerp van decreet totaal onhaalbaar zijn.
Komt daarbij dat de gemeenten die wellicht – want we weten nog niet welke het gaan zijn – als de WIES-gemeenten zullen worden gecatalogeerd, nu al bijzonder sterk worden benadeeld door de financieringswet. Collega Dochy heeft daar enige tijd geleden een omstandige studie over gemaakt en die conclusies zijn nog altijd brandend actueel. In dat kader vroegen wij in de commissie – en de vraag is hier vorige week trouwens ook gesteld door de heer Van Rompuy – om samen met de implementatie van dit ontwerp van decreet ook budgettaire ruimte te creëren voor de lokale besturen in de brede Vlaamse Rand, door Halle-Vilvoorde te erkennen als centrumregio. Want als men dat niet doet, dan kunnen wij toch met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid stellen dat dit ontwerp van decreet en de doelstellingen van dit ontwerp van decreet een doodgeboren kind en een lege doos zullen zijn.
In datzelfde kader stelde minister Weyts dat hij zou bekijken om eventueel middelen vrij te maken vanuit het Randfonds om lokale besturen in de Vlaamse Rand die in die WIES-regeling stappen, te gaan steunen, maar tot nader order is dat niet geconcretiseerd, zijn daar geen uitvoeringsbesluiten van en vrezen wij dat wij dus met een kluitje in het riet worden gestuurd. Bijkomend is het ook zo dat die middelen van het Randfonds, als je die even gaat bekijken, ook veel te beperkt zijn om de doelstellingen te bereiken, zelfs als er jaarlijks 50 procent van het Randfonds zou worden gebruikt om slagkracht te geven aan dit ontwerp van decreet en al zouden er jaarlijks twee gronden per gemeente in de Vlaamse Rand kunnen worden gefinancierd – dat terwijl er jaarlijks duizenden en duizenden mensen vertrekken en eigenlijk nood hebben aan een dergelijke faciliteit. Komt daarbij dat we nog altijd geen zekerheid hebben dat dat Randfonds na 2024 nog zal bestaan, aangezien daar tot nader order geen wettelijke basis voor bestaat.
Ook een aantal andere vragen blijven onbeantwoord. Zo is nog altijd niet verduidelijkt hoe de eigendomsvoorwaarde er concreet gaat uitzien. Ook daarvoor wordt er verwezen naar een nog te nemen besluit van de Vlaamse Regering, terwijl dat toch een essentieel criterium is van dit ontwerp van decreet. Ik geef een zeer concreet voorbeeld: als ik een erfenis verwerf van een tiende of een vijftiende van een woning, heb ik dan op basis van artikel 5 van dit ontwerp van decreet nog altijd recht op een WIES-woning, ja dan neen? Het enige wat wij lezen, is dat de persoon in kwestie moet voldoen aan de voorwaarden inzake onroerend bezit, maar welke die voorwaarden zijn, dat wordt niet gepreciseerd en dat is na de commissiebespreking nog altijd niet duidelijk.
In diezelfde context is er ook nog altijd geen duidelijkheid over hoe men de eigendomsvoorwaarden zal controleren voor mensen in het buitenland. Zeer concreet: zal men bijvoorbeeld op basis van het uittreksel uit het kadaster van het herkomstland moeten aantonen dat men geen onroerend bezit heeft in het buitenland, ja dan neen? Dat lijken mij pertinente vragen die een antwoord verdienen.
Ook wat de inkomensvoorwaarden betreft, wordt er in het ontwerp van decreet verwezen naar een nog te nemen besluit van de Vlaamse Regering, terwijl dat toch ook een zeer fundamenteel criterium is, want als die inkomensgrens te laag is, dan bereik je niet het middenklassensegment dat je wilt bereiken, terwijl het net het doel is van dit ontwerp van decreet om die lagere middenklasse de kans te bieden om in eigen streek betaalbaar te blijven wonen.
In de commissievergadering zei de minister daarover dat hij dezelfde inkomensgrenzen wil gebruiken als die van sociale koopwoningen, maar dat het nog een onderwerp van debat is binnen de regering. Daar werden een aantal vorken vooropgesteld, maar die waren nog niet zeker. Ik had dus graag vernomen wat deze inkomensgrenzen nu exact zullen zijn en of men daarbij rekening houdt met het feit dat, als men die grenzen te laag legt, de middenklasse, die nu massaal uitwijkt, nog altijd uit de boot dreigt te vallen en dus nog altijd tussen die twee stoelen, enerzijds sociale huisvesting en anderzijds de reguliere immomarkt, dreigt te vallen. Mijn oproep is dus om in dat regeringsbesluit die maximumgrens zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij de doelgroep, met name die van de Vlaamse middenklasse.
Wat de band met de eigen streek betreft, stellen wij vast dat de regering het doel heeft om het hoofd te bieden aan de woonnood van de plaatselijke endogene bevolking. De endogene bevolking, collega’s, dat is dus de autochtone Vlaamse gemeenschap. Maar onze vrees is dat binnen het kader van wat hier voorligt, die doelstelling niet of zeker niet efficiënt wordt bereikt. Ik maak dat zeer concreet. In de Vlaamse Rand – ik heb er al naar verwezen – vestigen zich al jaren lang steeds meer mensen met een niet-Europese herkomst, of die Franstalig zijn en zich niet wensen te integreren, en die vooral een band hebben met hun herkomstland maar absoluut niet met onze streek. Het gaat dan niet om uitzonderingen, de helft van de populatie heeft een vreemde herkomst. Terecht zei minister Weyts daarover in de plenaire vergadering, toen we hier het voorontwerp bespraken eind vorig jaar, dat dit ontwerp van decreet eigenlijk de vervreemdingsdruk – die term is gebruikt – moet tegengaan. Als ik het ontwerp van decreet dan in beschouwing neem, stel ik vast dat op basis van deze WIES-regeling ook zij aanspraak zullen kunnen maken op een dergelijke WIES-woning. Het lijkt me dan ook belangrijk, het lijkt me zelfs cruciaal om dat begrip van die endogene en die plaatselijke bevolking veel beter af te bakenen door daar inderdaad op zijn minst een taalcriterium aan te koppelen. Dat lijkt mij een bijzonder proportionele voorwaarde in het licht van de doelstelling om de sociale ontwrichting van onze dorpsgemeenschappen tegen te gaan en de beperkte middelen dus prioritair in te zetten voor de mensen die de taal van onze streek spreken en een band hebben met onze streek. Anders zijn we gewoon zelf de vervreemding en de ontnederlandsing aan het organiseren en aan het financieren. Ik heb die opmerking ook in de commissievergadering gegeven. De minister zei daarover dat zo’n taalcriterium bijzonder dom zou zijn en de juridische toets niet zou doorstaan. Dat klopt gewoon niet. Zowel het Grondwettelijk Hof als de Raad van State hebben zich al verschillende keren uitgesproken dat zo’n taalvereiste wel degelijk mag worden gevraagd en dat dat niet haaks staat op de grondwettelijke taalvrijheid. Ik citeer daarover professor Velaers in zijn boek ‘De Grondwet, een artikelsgewijze commentaar’: “De grondwettelijke taalvrijheid, zoals bepaald in artikel 30 van de Grondwet, betekent niet dat er geen taalkennisvereisten mogen worden gesteld door de wetgever. Taalgebruik is immers iets anders dan taalkennis. Het is daarenboven een zeer nuttig onderscheid. Het laat immers toe om redelijke vereisten inzake taalkennis op te leggen, wat zeer nuttig kan zijn in de context van integratie van anderstaligen in de gemeenschap.” Dixit professor Velaers. Er is dus wel degelijk een zeer duidelijke legistieke basis om die taalvereisten te gaan opleggen, maar men doet dat niet. Om die reden hebben wij een amendement ingediend op artikel 5 om die taalvoorwaarde alsnog in te bouwen.
Wat het toepassingsgebied betreft, is het mij nog altijd niet duidelijk voor welke gemeenten deze regeling nu zal gelden. Het zou gaan om een negentigtal gemeenten, maar welke die zijn is tot op vandaag nog altijd niet verduidelijkt. Daarbij aansluitend – ik denk dat die vraag ook gesteld is door collega Brouwers in de commissievergadering – is er nog steeds geen duidelijkheid of de potentiële WIES-gemeenten ook effectief gebruik wensen te maken van de WIES-regeling. Als wij zelf ons oor te luisteren leggen bij eventuele kandidaat-gemeentebesturen voor een WIES-regeling, dan stellen we vast dat de teller tot op heden op nul staat, ook in gemeenten waar de N-VA aan het roer staat.
Daarmee kom ik meteen ook bij de vraag naar de concrete impact. Wij hebben wat dat betreft al onze bedenking geuit over de zeer beperkende en inperkende criteria inzake de stedenbouwkundige voorwaarden. Het moet gaan om nieuwe verkavelingen, minimum vijf loten. In dat kader had ik graag vernomen of men op basis van deze criteria gewoonweg al eens heeft berekend hoeveel potentiële woningen men hiermee denkt te kunnen realiseren.
Dat lijkt mij een zeer eenvoudige en pertinente vraag. Als ik met mensen spreek uit de vastgoedsector, dan zeggen die dat dat over minder dan 1 procent van de woonvoorraad gaat. Ik heb dus een zeer concrete vraag: hoeveel woningen denkt men binnen het raamwerk van dit decreet te kunnen verwezenlijken?
Dat zijn toch nog een aantal vragen.
Maar ik vat samen dat wij de doelstellingen steunen, maar wij vrezen dat door de zeer beperkende modaliteiten het wel eens een lege doos zou kunnen blijven, of worden, waardoor er eigenlijk weinig impact zal zijn op het terrein.
De heer Vandewalle heeft het woord.
Collega Veys was daarnet voorzichtig tevreden. Zo is hij begonnen met zijn tussenkomst, maar zoals wel vaker zijn er kleine nuances tussen onze partijen. Ik zal dus beginnen door te zeggen dat wij eerder voorzichtig ontevreden zijn met het ontwerp van decreet dat hier voorligt.
Dat is niet wegens het probleem dat jullie willen aanpakken in het ontwerp van decreet, want ik snap de bezorgdheid. Dat meen ik echt. Ik zie veel mensen in veel steden – ook in mijn stad – die verhuizen omdat ze eigenlijk niet meer kunnen wonen waar ze zijn opgegroeid door de stijgende woningprijzen op de huurmarkt en op de koopmarkt.
We weten dat wonen duur is. Huren is duur en kopen is vaak nog duurder en helemaal onhaalbaar voor veel mensen. Probeer maar eens als een jonge starter, als een jong werkend koppel, om een huis te kopen. Sommige mensen wonen al twintig of 25 jaar in dezelfde stad en moeten verhuizen.
Ik snap dat we daar iets aan moeten doen. Ik vind het een goede zaak dat er oplossingen worden gezocht voor dat probleem. Wat wel een beetje wringt, is dat we spreken over het recht op wonen in eigen streek. Ik denk dat we in onze decreten en beleidsvoorstellen beter zouden spreken over het recht op wonen in het algemeen. Eigen streek, andere streek: het is gewoon een recht op wonen, en dat is het probleem dat aangepakt moet worden.
Daar mis ik de Vlaamse Regering in het algemeen. Waar is het echte beleid rond betaalbaar wonen om ervoor te zorgen dat iedereen een kwaliteitsvolle betaalbare woning heeft? Ik zie op veel vlakken eerder het tegenovergestelde. Ik zie dat we rond sociale woningen proberen tegen te gaan dat gemeentes meer dan 15 procent sociale woningen hebben. Ik denk dat dat eerder het tegenovergestelde zal realiseren. Dat zal niet zorgen voor het recht op wonen. Dat zal het recht op wonen moeilijker maken.
Een ander probleem met dit ontwerp van decreet zijn de woorden die erin gebruikt worden, woorden die voor mij wringen: sociale verdringing, migratiedruk, toevloed anderstaligen, vervreemding. Dat doet me toch eerder denken – het is misschien mijn slecht karakter – dat we niet alleen over betaalbaar wonen spreken, maar hier eerder spreken over een specifiek probleem over welke mensen we het recht willen geven op betaalbaar wonen. Zijn er mensen die wel recht hebben op betaalbaar wonen en zijn er mensen die eerder geen recht hebben op betaalbaar wonen omdat ze de verkeerde taal spreken, omdat ze de verkeerde afkomst hebben? Ik vind dat een probleem. Ik denk dat dat soort woorden niet op de juiste manier wordt gebruikt in een debat over betaalbaar wonen.
Een ander probleem daarbij is dat de mogelijkheid wordt gegeven aan veel gemeenten om nog strenger te zijn dan de criteria die nu al zijn gegeven. Ik zie dat het in een gemeente als Ronse mogelijk wordt gemaakt dat je je hele leven al in Ronse gewoond moet hebben om op zo’n WIES-woning recht te hebben. Ik vind dat heel streng.
Ik denk dat we een verkeerde richting uitgaan als we gemeenten hebben waar het verplicht wordt om je hele leven al ergens te wonen. Dat is volgens mij de verkeerde richting om uit te gaan, want dit is een natuurlijke demografische evolutie die we niet mogen ontkennen, dat mensen verhuizen, dat regio’s veranderen. Dat is op zich niet helemaal verkeerd. We moeten er op zich ook geen schrik voor hebben dat regio’s veranderen, dat kan op een positieve manier gebeuren.
Om zo op die manier, zo sterk, te zeggen dat je voor sociale woningen al heel je leven moet hebben gewoond om er een te krijgen, dat vind ik er wat over. Ik heb schrik dat dat hier bij die WIES-woningen ook kan gebeuren.
Wat ik wel positief vind hieraan – en dat is meer een metapunt – is dat u met dit ontwerp van decreet eigenlijk bewijst, minister, dat de overheid wel een heel harde impact kan hebben op de privémarkt en dat de overheid een actieve rol kan spelen om de woningmarkt, die nu oververhit is, een beetje af te koelen.
Ik denk dus dat er nog veel meer mogelijk is, niet alleen op het vlak van recht op wonen in eigen streek, maar van recht op wonen in het algemeen. Op dat vlak, nu dat precedent toch is gezet, kijk ik heel hard uit naar alle andere beleidsvoorstellen, die ongetwijfeld zeer interessant en zeer uitgebreid zullen zijn, om de oververhitte woonmarkt wat te proberen af te koelen.
Ik vind dus dat een terecht bezorgdheid aan de basis ligt van dit ontwerp van decreet, dat meen ik echt. Ik vind ook dat we een actief beleid nodig hebben om mensen het recht te geven om niet te moeten verhuizen ten koste van een woningmarkt die helemaal oververhit is. Maar vanwege de verschillende punten die ik heb aangehaald, zullen wij dit ontwerp van decreet vandaag niet kunnen steunen. (Applaus bij de PVDA)
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal als eerste antwoorden, dan kan mijn collega aanvullen. Is dit de zaligmakende oplossing in onze strijd in de Vlaamse Rand, en bij uitbreiding Vlaams-Brabant, tegen de sociale verdringing en de vervreemding die daaruit voortvloeit? Neen, maar het is wel een instrument voor gemeenten om te kunnen ingrijpen op de private markt. Mijnheer Slootmans, bij herhaling vraagt u wat ik ga doen tegen de sociale verdringing en de vervreemding. Wel, hier komt een concreet voorstel, juridisch doordacht en solide, op tafel, en het wordt totaal afgebrand. Dit is eigenlijk eens een instrument, één waar gemeenten gebruik van kunnen maken, en gebruik zúllen maken.
Want ik zie vandaag in de Vlaamse Rand opnieuw heel veel gemeenten die zelf zoeken naar mogelijke ingrepen om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de lokale bevolking om het betaalbaarder en haalbaarder te maken om een grond, een appartement of een woning te verwerven, zodoende dat het recht op wonen in eigen streek beter gegarandeerd kan worden. Er zijn tal van gemeenten die al creatief aan de slag gegaan zijn, waarbij ze ook soms grijze zones gaan opzoeken. Vandaag nog was er het voorbeeld van Bertem, waarbij men zelf woningen of gronden gaat aankopen. Leuven en Zaventem zijn hier ook al genoemd. In onze Vlaamse Rand staat dat los, en gelukkig maar, van de partijpolitieke gezindheden, want dat is wel een bekommernis die we over de partijgrenzen heen, zeker in de Vlaamse Rand, delen, namelijk de noodzaak aan instrumenten om te kunnen handelen tegen de sociale verdringing, en tegen die vervreemding die daaruit voortvloeit, en het effect op ons kostbare fragiele sociaal weefsel.
Ik ben ook blij dat collega Veys bij dezen heeft aangekondigd dat Vooruit mee zal stemmen in plaats van zich te onthouden. Ik denk dat dat ook is voor de toetsing op het terrein, dat men tevreden is dat er eindelijk een instrument wordt aangeboden. Gaat een gemeente daar gebruik van maken? Ik denk het wel. Vandaag beschikt een gemeente in de huidige beleids- en beheerscyclus over een investeringsbudget van 17 miljard euro. Dat is niet niks, en ik denk dat men daar gebruik van gaat maken. Niet in grote getalen want het is een instrument. Ook omdat de opportuniteit van zulke grote kavels zich ook niet altijd aandient in de Vlaamse Rand, omdat er al heel veel verkaveld is.
Dit is dus een instrument waarmee we aan gemeenten de mogelijkheid bieden om te investeren, maar wel een investering met een groot financieel en sociaal rendement. Een groot financieel rendement omdat men aan het einde van de rit nog altijd de eigenaar is van de verworven gronden, op grond van de nieuwe geschatte prijs, en ook de winst die ondertussen daarop is gerealiseerd, kan boeken. Dat is dus een goede investering vanuit financieel en sociaal oogpunt, net omdat je heel wat mensen hun recht op wonen in eigen streek kunt garanderen. De voorwaarden wat betreft de binding met de gemeente in kwestie, hebben wij heel beperkend ingeschreven, namelijk in de periode van de afgelopen tien jaar, minstens vijf jaar gedomicilieerd zijn. We hebben ook de mogelijkheid geboden aan gemeenten om ter zake zelf strenger in te gaan op extra criteria, op grond van hun inschatting van de lokale wensen en noden. Dus die mogelijkheid zit hierin vervat.
Ik ga ervoor zorgen om met betrekking tot de ondersteuning van de voortrekkers de gemeenten die in dezen als eerste willen instappen een financieel duwtje in de rug te geven. Maar daarvoor moet u eerst wel dit ontwerp van decreet goedkeuren, want zo gaat dat. Dus eerst het paard en dan de kar. U stelt hier vragen over de inhoud van besluiten … Je moet natuurlijk eerst een decretale rechtsgrond hebben om vervolgens ook besluiten te kunnen goedkeuren in de schoot van de Vlaamse Regering. Dat is de volgende stap, en dat zullen we ook doen.
Uw pleidooi om een taalkennisvereiste in te voeren heb ik al beantwoord. Het is wat het is. Door de regelgeving – de Grondwet en andere beperkingen die maken dat we, zeker in het kader van de proportionaliteit, en vanwege de klemtoon die het Europees Hof van Justitie heeft gelegd op de sociaal-economische criteria – weten we dat – en dat weet u evenzeer als ik – wanneer je zo'n taalkennisvereiste zou inschrijven, dat je je decreet juridisch kaduuk maakt, want het is nu al aangekondigd dat men vanuit Franstalige hoek dit ontwerp van decreet zal aanvechten.
Dus als u dat een impuls wilt geven, als u het decreet daarvoor vatbaar wilt maken, moet u dat vooral doen en aan de kant gaan staan van DéFI en anderen die er nu al mee dreigen om dit decreet aan te vechten. Dan moet u dat vooral gaan doen. U bevindt zich in het aangename gezelschap van de PVDA, die dit ook niet ondersteunt.
Wel, dit is een decreet waarmee we eindelijk iets kunnen betekenen, tastbaar, op de private markt en waarmee we een instrumentarium kunnen aanbieden. Daarbij kunnen we een ondersteuning geven aan die gemeenten die effectief gebruikmaken van die opportuniteit.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik heb niet zo veel toe te voegen aan wat collega Weyts al heeft aangebracht. Ik ben blij met de twee grote lijnen die volgens mij doorheen jullie tussenkomsten lopen: enerzijds dat de techniek zelf niet zozeer in vraag wordt gesteld – want inderdaad, mijnheer Bex, die techniek loopt gelijk met de community land trust – en anderzijds dat het daaraan koppelen van de lokale binding wel wordt gesteund, een paar extremen misschien niet te na gesproken. Die twee lijnen zijn de essentiële punten van dit ontwerp van decreet, en daar is toch een heel brede steun voor.
Er wordt dan direct gevraagd of gemeenten dan wel de financiën zullen hebben om hier geld tegen aan te gooien. Minister Weyts is er ook al op ingegaan. Ja, nogmaals – want ik heb het al gezegd in de commissie –, ze doen dat vandaag al. Het voorbeeld van Bertem is gegeven, maar ook in Leuven wordt er geld uitgetrokken voor een community land trust, weliswaar zonder de voorwaarden van lokale binding. Ook in Gent wordt dat al gedaan. De idee dat de gemeenschap, de community een deel van de kostprijs van die woning op zich neemt of in een groter geheel stopt, een trust in dat geval, is een beetje hetzelfde als wat je hier doet, maar dan geven we dat als instrument aan de lokale besturen. In die zin denk ik dat de grote lijnen van dit ontwerp van decreet kamerbreed, of nagenoeg kamerbreed, worden gesteund. Dat vind ik alvast fijn.
Er worden verder nog een paar vragen gesteld. In het geval van een erfenis is het zeer duidelijk. Als de erfgenaam voldoet aan de WIES-voorwaarden zal die dat kunnen houden. Als die daar niet aan voldoet, is het zoals bij de waarde van de grond die wordt ondergebracht bij de community land trust, dan zal die de gemeente moeten uitkopen. Dat is ook het antwoord dat ik in de commissie heb gegeven.
Wat het onroerend bezit betreft: ook vandaag bestaat dat al. Je hebt geen recht op een sociale woning als je eigenaar bent van een onroerend goed. Zo simpel is dat. Hetzelfde geldt trouwens ook voor het voordeeltarief bij registratierechten enzovoort. Dat er daar nog vragen bij worden gesteld ... Maar inderdaad, dat moet nog in het besluit van de Vlaamse Regering worden opgenomen, dat is de logica zelf.
Er werd opgemerkt dat er bij de voorstelling van het ontwerp van decreet al twijfels waren over de financiële inbreng. Daar werd ook de optie geopperd om te bekijken of men als gemeente zelf grond kan inbrengen. Dat kan eventueel ook. Het hoeft dus niet altijd met financiële middelen te zijn, ook de waarde van een grond kan worden ingebracht.
Mijnheer Slootmans, u verwijst naar de woonvoorraad. We hebben in Vlaanderen ongeveer 3,3 miljoen woningen. 1 procent daarvan is 33.000. Ik zou niet malcontent zijn mochten we dat realiseren. Ik denk echter niet dat we dat zullen halen. Een ontwikkelaar heeft u gezegd dat we geen 1 procent zullen halen. Ja, dat zijn 33.000 woningen van de volledige woonvoorraad in Vlaanderen. Het zou er nog aan mankeren.
Ten slotte, mijnheer Vandewalle, ga ik in op twee zaken. Eerst en vooral denk ik niet dat er in Ronse WIES-woningen zullen komen. Ik weet wat u bedoelt, ja, de sociale woningen. Daar geldt inderdaad dat men van bij de geboorte die lokale binding heeft. Dat systeem werd inderdaad goedgekeurd en ook aanvaard door het Grondwettelijk Hof. Het wordt niet in vraag gesteld en is lopende.
Principieel vind ik dat je altijd voorzichtig moet zijn om in te grijpen op een private markt. Daarover verschillen we ongetwijfeld van mening, en dat is geen probleem. Maar als dat goed wordt gecontroleerd en onder bepaalde voorwaarden gebeurt, vind ik dat dat wel kan. Het hele systeem van sociale woningen is een ingrijpen op de private markt. Ons voorstel van geconventioneerd verhuren, waar u tegen was, is een ingrijpen op de private markt. Eigenlijk is ons hele premie- en subsidiesysteem een ingrijpen op een private markt. En heel veel huurders, ongetwijfeld ook mensen die u zelf kent, maken daarvan gebruik. En dat is maar goed ook, het systeem bestaat voor hen. We ondersteunen die mensen. Als je goed weet welk probleem je daarmee precies wilt aanpakken, heb ik daar geen probleem mee. Maar het mag inderdaad niet te groot worden. U zou die hele markt overnemen, daar verschillen we van mening.
Een laatste voorbeeld: Mijn VerbouwLening. Ook daar kunnen verhuurders een beroep doen op Mijn VerbouwLening als zij aanvaarden om tegen een lagere huurprijs te verhuren. Dat komt dus de huurder ten goede. De Vlaamse overheid grijpt in op de private huurmarkt in het voordeel van de huurder. Het zou mij verwonderen indien u daartegen zou zijn.
De heer Veys heeft het woord.
Minister Weyts, u zei daarnet dat u bereid bent om de voorlopers, de ‘frontrunners’, een financieel duwtje in de rug te geven. We weten natuurlijk nog niet in welke gemeenten dit van toepassing zal zijn, maar jullie hebben wel al gezegd dat het gebaseerd zal zijn op dezelfde criteria, op de duurste gemeenten, die ook verbruikt worden voor de sociale woonleningen. Dat zou betekenen dat het ook in gemeenten van toepassing wordt die niet in de Vlaamse Rand liggen. Minister Weyts, u gaf eerder aan dat u daarvoor het Vlaamse Randfonds zou inzetten. Hoe moet ik interpreteren wat u daarnet zei? Gaat het om de frontrunners overal in Vlaanderen of enkel in de Vlaamse Rand?
De heer Slootmans heeft het woord.
Wat de middelen voor de lokale besturen betreft, blijf ik wel nog op mijn honger zitten. De vraag en de bekommernis van alle burgemeesters in de Vlaamse Rand is inderdaad om de regio Halle-Vilvoorde te laten omvormen tot een centrumregio. Daar blijven wij opnieuw op onze honger zitten. Idem voor wat betreft het Randfonds. De minister zegt dat hij daar inderdaad steun zal bieden en dat die uitvoeringsbesluiten pas kunnen worden ondertekend nadat daar een decretale basis voor is. Oké, maar men kan nu toch al aangeven welke budgetten daarvoor worden voorzien? Ik herhaal: als men de helft van het Randfonds daarvoor ter beschikking stelt, dan kan men welgeteld twee woningen per jaar in de Vlaamse Rand financieren. Mij lijkt het interessant om de grootteorde daarvan te kennen.
Hoe gaat men de eigendomsvoorwaarden in het buitenland controleren? Dat werd niet beantwoord. Ook de inkomensvoorwaarden zijn nog altijd niet geconcretiseerd, ondanks het feit dat dat toch een pertinent criterium is. En dan is er het taalcriterium. Ik stel vast dat professor Velaers daar een totaal andere mening over heeft. Die man zijn kennis van de Grondwet zal niet zo ver reiken als die van mijnheer Weyts.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal niet vooruitlopen op de besluitvorming in de Vlaamse Regering. Op grond van dit ontwerp van decreet kan ik mij concreet voorstellen dat we naar die Vlaamse Regering gaan en dat we dat dan collegiaal bespreken. Ik zal daar niet op vooruitlopen. Het is net eigen aan een regering om in de schoot van die regering collegiaal een beslissing te nemen, na een discussie. Vervolgens kan ik u meedelen wat de inhoud daarvan zal zijn, maar het spreekt vanzelf dat als het Vlaamse Randfonds wordt aangewend, het ten bate zal zijn van de Vlaamse Rand, dat is nogal een evidentie.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking.
De door de verenigde commissies aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1682/2)
– Artikel 1 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 2. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1682/3)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
Op verzoek van de Vooruitfractie wordt de stemming over artikel 3 aangehouden.
– Artikel 4 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op artikel 5 en 6. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nrs. 1682/3 en 1682/4)
De stemmingen over de amendementen en over de artikelen worden aangehouden.
Op verzoek van de Vooruitfractie wordt de stemming over artikel 7 aangehouden.
– Artikel 8 en 9 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op artikel 10 en 11. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1682/3)
De stemmingen over de amendementen en over de artikelen worden aangehouden.
– Artikel 12 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Op verzoek van de Vooruitfractie wordt de stemming over artikel 13 aangehouden.
– Artikel 14 en 15 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.