Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, enkele maanden geleden dienden Nederland, Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen een voorstel in bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) om poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) in Europa te gaan verbieden. Het voorstel wil een verbod op zowel het gebruik als de productie van deze stoffen, om daarmee de risico’s van PFAS voor mens en milieu te gaan beperken. Er loopt nu een openbaar onderzoek over dat voorstel.
Collega’s, PFAS zijn een onderdeel van ons dagelijks leven. Ze zitten in computerchips, in blusschuim, in kleding en zelfs in cosmetica. Na het PFAS-schandaal in Zwijndrecht is het risico dat daarmee gepaard gaat ook in Vlaanderen duidelijker geworden. In de onderzoekscommissie hebben we gevraagd dat Vlaanderen een voortrekkersrol zou nemen bij de Europese uitfasering van niet-essentiële PFAS, en om aan te sluiten bij de vijf voortrekkers.
In een artikel in De Tijd van gisteren uitte de chemische industrie haar bezorgdheid over de plannen voor een Europese ban van PFAS. Enkel voor bepaalde geneesmiddelen, of voor bestrijdingsmiddelen zou een uitzondering op het verbod gelden. Bepaalde sectoren dringen dan ook aan op een uitzondering, en geven daarbij aan dat er eigenlijk geen alternatieve toepassingen zijn. Minister, u hebt aangekondigd dat u in het voorjaar in overleg zou gaan met de industrie. Vandaar mijn vraag: hoe gaat u aan de slag met de bezorgdheden vanuit de industrie?
Minister Demir heeft het woord.
Ja, ik denk dat we het allemaal eens zijn, zowel de Vlaamse als de Federale Regering, maar ook de Onderzoekscommissie PFAS-PFOS, dat we achter de Europese uitfasering van PFAS staan. Dat is een standpunt dat we met z’n allen, in verschillende geledingen, hebben gedeeld. Ik hoef u niet te vertellen dat PFAS, de ‘forever chemicals’, slecht zijn voor de mens en voor het milieu.
Op dit moment zijn er een aantal voorstellen van de trekkende landen, die het voorstel op tafel hebben gelegd. Zij spreken over een termijn van tien, vijftien tot twintig jaar voor de uitfasering. Het is dus nog niet voor morgen. We zitten ook binnen REACH (Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals) nog maar aan het begin van een Europees restrictieproces. Er loopt nu een publieksbevraging, sinds 22 maart en tot 25 september. In het kader van die publieksbevraging wordt er uiteraard ook gewerkt aan een gecoördineerde Belgische input. Parallel worden ook via de PFAS-werkgroep van het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid (CCIM) allerlei relevante gegevens verzameld, met het oog op de bezorging ervan aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen, dat dan een geconsolideerd voorstel zal overmaken aan de Europese Commissie (EC). De Belgische aanpak om een standpunt te bepalen over die restrictie zal dan ook gelijkaardig verlopen. De sector zal uiteraard ook wel zijn inbreng hebben. Dat gebeurt nu, bij de publieksbevraging.
Ik blijf zelf voorstander en ik ben ook degene die mee trekt aan de uitfasering, maar nogmaals, dat is niet voor dit jaar of volgend jaar. Er is een overgangstermijn voorzien. Dat is ook heel belangrijk voor bedrijven die onderzoek aan het doen zijn naar vervangende stoffen, die veel beter zijn voor onze gezondheid, en ook voor het milieu. Die bedrijven moeten weten of ze verder kunnen gaan met hun onderzoeken, en of de overheid wel of niet van plan is om PFAS uit te faseren. Dat moeten we ook in het achterhoofd houden en we moeten aan de sector meegeven dat er moet worden gezocht naar vervangende stoffen.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, in de onderzoekscommissie hebben we gepleit om een duidelijke definitie te krijgen van het ‘essentieel gebruik’. Voor mij is het niet duidelijk hoe Vlaanderen dat essentieel gebruik vandaag invult. We hebben daar in dit parlement nog geen debat over gehad. Als we dat debat zouden hebben, dan zouden we zeer snel op één lijn zitten als het bijvoorbeeld gaat over PFAS in voedselverpakkingen. Maar wat gaan we doen met onze computerchips, waar het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (imec) en Europa ervoor willen zorgen dat we meer zelfvoorzienend zijn? Wat gaan we doen met medische toepassingen? Hoe gaan we opvolgen dat er voldoende alternatieven komen, bijvoorbeeld voor beschermende kledij? Hoe gaan we ervoor zorgen dat er effectief innovatie komt, en dat we PFAS niet gaan vervangen door meer schadelijke vervangproducten?
Trouwens, minister, u hebt verwezen naar REACH, maar het is nog niet zeker of de Europese Commissie nog voor de zomer met aangepaste voorstellen rond REACH naar voren zal komen. De bevoegde Eurocommissaris staat eigenlijk op de rem, met argumenten zoals concurrentiepositie en innovatie. Vandaar mijn vraag aan u, minister: waarom gaat u niet zelf aan de slag om tot een definitie en tot een debat te komen over welk gebruik van PFAS voor Vlaanderen essentieel is?
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, collega De Roo heeft een aantal zeer pertinente vragen gesteld. Minister, we kennen het debat. Het is een aartsmoeilijk debat. PFAS worden ook gebruikt in de medische sector, bijvoorbeeld voor kunstnieren, en kunnen dus ook levensreddend zijn. Dat maakt het onderscheid tussen wat essentieel en wat niet essentieel is van kapitaal belang. Er werd gezegd dat erover moet worden gewaakt dat bedrijven die zoeken naar alternatieven, zekerheid met betrekking tot hun innovatie en onderzoek krijgen. Ik denk dat we daarop moeten focussen. Voor alles wat niet essentieel is, is het evident dat de brede consensus zal zijn dat we die vervuiling zo snel mogelijk weghalen bij de bron, maar voor het andere moet de innovatiekracht van Vlaanderen volop worden ingeschakeld om vervangingen te vinden, weliswaar zonder dat we ons dat achteraf beklagen. Het tragische in het hele PFAS-dossier is immers dat we een kwaad door een nog groter kwaad hebben verlangen. Dat nooit meer.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, tijdens de onderzoekscommissie hebben we allemaal vernomen hoe schadelijk PFAS voor onze omgeving en voor onze gezondheid zijn. Iedereen is het er dus over eens dat we daarvan af moeten. Vandaag pleiten de milieuorganisaties ook voor extra bloedonderzoek, niet alleen in de omgeving van Antwerpen, maar ook daarbuiten. Zij nemen nu eigenlijk zelf het heft in handen door bloedonderzoek te organiseren buiten de periferie van Antwerpen op de sites waar er heel wat vervuiling is. Bent u ook van plan om binnen de Vlaamse Regering te pleiten voor de vraag die de milieuorganisaties stellen om in extra bloedonderzoek te voorzien?
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, mijnheer De Roo, ik heb uiteraard ook de bekommernissen van de chemische sector gelezen. Het is niet de eerste keer dat de chemische sector over een bepaalde stof die heel schadelijk is voor mens, milieu en omgeving, zegt dat ze die niet kunnen vervangen, dat dat niet zal lukken. Tot men hen op een bepaald moment verplicht om ze te vervangen. Dan lukt dat ineens wonderbaarlijk genoeg wel. We zijn gelukkig heel creatief. Ook de chemische sector is daar heel creatief in. Het kan dus vaak wel. We hebben alleen gemerkt, ook tijdens de onderzoekscommissie met 3M, dat als het niet goedschiks kan, en vaak kan het niet goedschiks, we erg streng moeten durven te zijn, dat ze alleen maar luisteren als er een verbod is. Uiteraard mag bij essentiële toepassingen het kind niet met het badwater worden weggegooid. De onderzoekscommissie heeft ervoor gepleit dat we een voortrekkersrol in Europa zouden spelen. Ik denk wel dat we veel steviger zullen moeten zeggen dat dit verboden zal zijn tegen een bepaalde datum. Anders zal de chemische sector blijven sleepvoeten. In het verleden hebben we al vaker gezien dat het wel degelijk kan, maar dan moeten we streng zijn, dan moeten we echt zeggen: ‘Tot hier en niet verder, hier gaan we voor een verbod, en zorg er maar voor dat er alternatieven zijn.’ (Applaus bij Vooruit)
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, dankzij de klokkenluiders, de wetenschappers, de activisten en de buurtcomités, en het werk in de onderzoekscommissie hier in het Vlaams Parlement, die het PFAS-probleem aan het licht hebben gebracht en de druk hebben opgevoerd, is er nu eindelijk perspectief op een verbod op de productie van PFAS in Europa. Dat is een zeer goede zaak, want de volksgezondheid zal dan voor één keer voorgaan op het zuiver economische belang, op de winstlogica van een paar multinationals. Het is natuurlijk heel logisch dat de chemische industrie daar niet heel veel zin in heeft. Die schreeuwt dan altijd moord en brand, maar ik denk dat we ons niet heel veel zorgen hoeven te maken. Ik geef een heel concreet voorbeeld. Denemarken heeft in 2014 een PFAS-verbod voor voedingsverpakkingen ingevoerd. De reactie van een grote handelaar in popcornverpakkingen was toen dat hij failliet zou gaan omdat hij zijn product niet meer zou kunnen maken, omdat dat uit de rekken zou moeten. Zes maanden later was het opgelost en kon hij opnieuw verkopen.
Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat we niet plooien voor de druk van de grote bedrijven? Hoe zult u zorgen voor druk op de ketel om wat er nog wordt gemaakt en gebruikt qua PFAS tot het absolute minimum te reduceren?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het is inderdaad zo dat voor essentiële toepassingen, zoals de kunstnier in de medische sector, nog PFAS wordt gebruikt, maar we hebben in de onderzoekscommissie ook geleerd dat het niet enkel gaat over het gebruik van een product, ook bij het verwerken van PFAS heb je uitstoot, zowel via de lucht als via het water. Eigenlijk vraag ik dus een klein beetje iets terug aan de chemische industrie. Ik begrijp hun bezorgdheid wel, maar anderzijds vraag ik ook aan hen om daar transparanter in te zijn en die productieprocessen bij manier van spreken in een open databank te zetten, zoals ook gebeurt bij andere bedrijfsprocessen. Het gebeurt bijvoorbeeld in de farmaciewereld, waarbij men kan gaan checken of iets correct loopt of niet correct loopt. Ik zou ook verwachten dat de chemische industrie zelf al de handen aan de ploeg slaat om te zoeken naar die alternatieven – misschien zelfs sneller dan de timing die voorligt, want het is ook in hun belang – en vooral ook kijkt naar de uitstoot via hun productieprocessen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, als het over de volksgezondheid gaat, dan zitten we ongetwijfeld allemaal op dezelfde golflengte, maar als het over een verbod op PFAS gaat, heb ik toch enkele opmerkingen.
PFAS wordt in duizenden producten gebruikt – meer dan we zouden kunnen denken –, niet alleen in voedselpakketten, mijnheer D’Haese, ook in een pak andere producten. Dus zomaar zeggen dat we een verbod gaan opleggen, maar nog geen timing kunnen geven, is een beetje kort door de bocht. Ik weet dat bepaalde bedrijven nu al op zoek zijn naar alternatieven, maar dat het niet zo evident is. Het is dus, denk ik, vooral belangrijk, minister, dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over een verbod.
Mijn vraag is eigenlijk ook: in hoeverre kan de Vlaamse overheid de bedrijven bijstaan om effectief te gaan zoeken naar alternatieven?
Minister Demir heeft het woord.
We stellen toch wel vast in verschillende Europese landen dat daar ernstige gebeurtenissen zijn geweest met de PFAS-vervuiling.
Ondertussen zitten we in de 21e eeuw en zien we dat heel wat bedrijven aan het onderzoeken zijn. Ik vind – dat is altijd mijn standpunt geweest – dat we ten volle moeten inspelen op de knowhow die wij hier in Vlaanderen hebben en de bedrijven moeten ondersteunen in het op zoek gaan naar vervangende, milieuvriendelijkere stoffen.
Wat die definitie van essentieel gebruik betreft, dat zit ook mee in dat Europees traject. Ik vind het ook heel belangrijk dat wij hier in Vlaanderen geen definitie hanteren die misschien soepeler, strenger of ik weet niet wat is, dan een andere Europese lidstaat. Het level playing field moet dus wel gerespecteerd worden binnen heel Europa. Vandaar dat het heel belangrijk is dat we voor de definitie van essentieel gebruik het project mee doorlopen op Europees niveau. We doen dat parallel, met alle regeringen in dit land. Ik sta er zeker voor open, collega De Roo, om daarin ook voor het parlement een of andere rol of wat dan ook te voorzien, want ik denk dat dat inderdaad wel interessant is. Heel belangrijk is wel dat die uitfasering op Europees niveau moet gebeuren, net vanwege dat level playing field.
Ik deel ook wel de bezorgdheid dat we moeten zien dat er geen vertragingsmanoeuvres ingeroepen worden, want ik stel ook wel vast dat de lobbymachine – dat is iets van de laatste drie maanden – enorm is toegenomen. Het gaat zelfs van kwaad naar erger, vind ik. Ik zal zelf meegeven dat wij als kabinet gecontacteerd zijn door een groot lobbybedrijf dat met PFAS werkt. Wij hebben dat afgewezen. Dan is er een tussenpersoon ingeschakeld. Ook tegen die tussenpersoon hebben we gezegd: “Neen, dat zijn de formele procedures. Die moet u volgen.” Daar nam men ook geen genoegen mee. Vervolgens heeft men individuele mensen van mijn kabinet benaderd op sociale media enzovoort. Sta mij toe om te zeggen dat ik dat wel redelijk agressief vind. Ik vind dat ook not done. De laatste drie, vier maanden is dat gelobby toch wel enorm. Dat is niet om te komen zeggen: “Minister, welke vervangende stoffen zijn er, welke onderzoeken? Hoe ziet u dat, die uitfasering? Is dat binnen tien jaar, is dat binnen vijftien jaar, is dat binnen twintig jaar? Hoe moeten we ons voorbereiden?”
Dat is wel om een andere agenda te hanteren, dat is dat vertragingsmanoeuvre. Wij zijn toch allemaal politici die ook wel het algemeen belang moeten dienen, dus daar moeten we ons wel een beetje bewust van zijn, vind ik. We mogen niet te veel meegaan in de gedachte dat er niets gaat komen of dat het voor overmorgen is. Die uitfasering is immers niet voor overmorgen, men spreekt nu al over vijftien jaar of zelfs langer. Het spreekt ook voor zich dat wij wel vervangende stoffen moeten hebben vooraleer we die wissel doen. Ik denk dat dat ook logisch is, maar ik vind wel dat we allemaal, over alle partijgrenzen heen, alles op alles moeten zetten om dat mogelijk te maken op een goede, wetenschappelijke manier. We weten hoe vervuilend die stoffen zijn, we zijn allemaal bezorgd over de volksgezondheid en ook over de impact op het milieu. De definitie van essentieel gebruik is belangrijk, daar ben ik het helemaal mee eens, maar dat moeten we doen op Europees niveau. Lobbyen is natuurlijk van alle tijden, maar we moeten ook zien dat we niet te veel meelopen en zeker niet als het redelijk agressief is. Nog niet zo lang geleden heeft een Nederlandse krant, NRC Handelsblad, op een redelijk assertieve manier berichtgeving gedaan over de lobby. Ik denk dat Karl Vrancken er indertijd bij de voorstelling van zijn eindrapport in het parlement ook iets voor gezegd heeft.
Ik ben het dus eigenlijk eens met alle verschillende tussenkomsten die er waren. Wij zijn voorzichtig genoeg, denk ik, maar die uitfasering zal er ooit wel moeten komen. We moeten ook voldoende ruimte laten voor die innoverende bedrijven die op zoek zijn naar een nieuwe stof. Het spreekt voor zich dat die stof dan wel properder moet zijn.
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw bijkomende antwoorden.
We gaan inderdaad voor een Europese aanpak. Het level playing field is voor ons zeer belangrijk, maar dat betekent niet dat we als Vlaanderen niet ambitieus kunnen zijn.
Ten tweede, als ik met iemand in overleg ga, weet ik pas na het gesprek met welke agenda die precies aan tafel komt. In gesprek gaan lijkt mij dus hoe dan ook geen kwaad te kunnen, want het is diezelfde industrie die we nodig zullen hebben om aan innovatie te doen. Er is natuurlijk een verschil tussen in overleg gaan en toegeven.
Ik roep u dus op tot drie dingen. Ten eerste, wacht niet langer om in gesprek te gaan met de industrie. Ten tweede, laat ons vanuit Vlaanderen komen met een eigen voorstel van welke toepassingen wij in Vlaanderen als essentieel zien. Ten derde, laat ons van de zoektocht naar die innovatie, naar die alternatieven geen lijdensweg maken, maar wel een kans voor innovatie van onze Vlaamse industrie. (Applaus bij cd&v)
De actuele vraag is afgehandeld.