Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het veilig stellen van ons systeem voor geestelijke gezondheidszorg
Actuele vraag over de wachtlijsten bij psychologen
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Deze week luidde de titel van een krantenartikel ‘Psychologen sluiten zelfs wachtlijsten af’. Dat is zo omdat er binnen dit en een jaar geen perspectief op hulp kon worden geboden door de psychologen. Een ander artikel dat deze week verscheen, had als titel ‘Mijn kind wil dood en ik vind geen hulp’.
Dat zijn natuurlijk verhalen, minister, die heel erg pijnlijk duidelijk maken waarover wij hier al heel veel gedebatteerd hebben. Eind december hebben we in de commissie Welzijn een discussie gehad over het goede nieuws dat er een protocolakkoord was afgesloten tussen de gemeenschappen en de federale overheid. Het gevolg daarvan was dat er 1132 voltijdequivalenten (vte’s), psychologen in de eerste lijn, bij komen in Vlaanderen. Ik was daar zeer blij mee, minister.
Vandaag maak ik mij daar echter zorgen over. Ik maak me zorgen over de voorbereidingen die worden getroffen om dat protocolakkoord, als daarover federaal helemaal is onderhandeld, heel snel in Vlaanderen te kunnen uitvoeren. Kinderen, jongeren en hun ouders, die op psychologische hulp wachten, kunnen daar dan snel van genieten. Een van de redenen waarom ik me zorgen maak, is omdat de klinisch psychologen daar vandaag helemaal niet bij betrokken zijn. Dat gaat om 6000 psychologen, een heel grote groep van de 14.000 psychologen die in Vlaanderen actief zijn. Van die 1132 psychologen zal de grote meerderheid klinisch psycholoog zijn. Ze zitten vandaag niet in Zorgen voor Morgen, ze zitten vandaag niet in De ZorgSamen. Zij zeggen dat ze sinds oktober geen contact meer hebben gehad met uw kabinet.
Minister, welke acties onderneemt u om ervoor te zorgen dat we heel snel in Vlaanderen de effecten zullen zien als over dat protocolakkoord binnen het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) helemaal is onderhandeld? Hoe zult u de klinisch psychologen hierbij betrekken?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Het afgelopen jaar hebben we het vaak gehad over de mogelijkheid van een crash van ons gezondheidssysteem. We hebben geleerd dat gezondheidssystemen fundamenteel onder druk kunnen komen. Dan ging het vaak over corona en de ‘intensive care’. Minister, hoe meer ik een aantal signalen hoor – alle knipperlichten die aangingen, alle alarmsignalen die klinken –, hoe duidelijker het wordt dat wij als samenleving, wij als Vlaamse overheid, u als minister, vandaag bezorgd moeten zijn dat ook ons geestelijke gezondheidszorgsysteem zou crashen. Een geestelijke gezondheidszorgsysteem dat al voor de crisis onderbelicht en ondergefinancierd was, waar de cijfers over de problemen op het terrein vaak ook ontbraken – wachtlijstencijfers, suïcidecijfers die veel te laat binnenkomen – en nu een geestelijke gezondheidszorgsysteem dat ook na het ad-hocoplapwerk tijdens deze crisis duidelijk niet klaar blijkt te zijn. We zien deze week een noodkreet van de klinisch psychologen dat zij geen wachtlijsten meer aanleggen, wat wil zeggen dat mensen langer dan een jaar moeten wachten op professionele hulp. Ik lees vandaag een getuigenis op Facebook over Awel, onze hulplijn richting jongeren, waar blijkt dat jongeren die dan eindelijk de moed gevonden hebben om te bellen, meer dan twee uur aan hun telefoon moeten zitten wachten tot er iemand tijd heeft om op te nemen. Ja, die hebben al lang neergelegd. Dat zorgt er natuurlijk voor dat die hulplijnen gewoon niet meer geloofwaardig zijn.
Minister, het gaat niet alleen over professionele hulp. Het gaat ook over een brede vraag van brede mentale gezondheid in de samenleving waar je voelt dat stilaan iedereen het moeilijk heeft. Iedereen zit erdoor, iedereen worstelt met een aantal zaken. We dreigen dus collectief naar een soort mentale lockdown in de samenleving te gaan. Vandaar ligt er vandaag eigenlijk maar één vraag op tafel. Niet wat we binnen drie of vijf jaar als resultaat gaan hebben, maar wel: hoe kunnen we zorgen dat ons geestelijke gezondheidszorgsysteem vandaag niet crasht en dat u klaar bent voor de komende dagen en weken?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, corona slaat hard toe op het mentale vlak. We horen psychologen toch wel signaleren dat er een toevloed is aan nieuwe patiënten. Opmerkelijk is vooral de stijging van depressieve en angstklachten, en natuurlijk ook het gevoel van eenzaamheid als gevolg van het beperkt aantal sociale contacten. Op zich is het heel goed nieuws dat mensen hun weg vinden naar de psycholoog en dat ook het taboe rond die mentale problemen deels toch doorbroken wordt. Maar het is natuurlijk schrijnend om te zien dat wanneer men effectief de stap zet, mensen op een muur botsen. We zien dat er bij die instroom, toch ter hoogte van de private praktijken, vaak al een patiëntenstop ingevoerd wordt. Dat is heel slecht nieuws, vooral voor diegenen die juist dringende hulp nodig hebben. Maar ook voor huisartsen, omdat zij natuurlijk die patiënten moeten opvangen omdat er geen alternatief is, en die mensen zijn al maanden overbevraagd.
Dat wijst enerzijds op onvoldoende toegankelijkheid van die centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) en ook wel op een probleem van toegankelijkheid bij de psychologen. We zien dat zij vaak ook deeltijds werken in private praktijken, dat ook niet alle vacatures ingevuld geraken. U hebt een protocolakkoord gesloten met uw federale collega rond die geestelijke gezondheidszorg. Er was beloofd in Vlaanderen 1132 vte’s eerstelijnspsychologen in te zetten. Minister Vandenbroucke had ook beloofd om de conventie van de psychologen aan te passen, opdat zij een betere verloning zouden krijgen en dat we daardoor meer mensen zouden kunnen aantrekken. Maar we worden nu toch weer met onze neus op de feiten gedrukt dat er een tekort is aan psychologische hulp. Mijn vraag is dan ook heel duidelijk. Wat is de stand van zaken in de beloftes die gedaan zijn?
Minister Beke heeft het woord.
De coronacrisis verscherpt nog het probleem dat we ook voor de coronacrisis al samen hebben vastgesteld. Bij het begin van de coronacrisis – u zult zich dat nog herinneren – hebben we een plan ‘Zorgen voor morgen’ opgesteld omdat we ons zeer goed bewust waren van de mogelijke impact op vele terreinen van deze coronacrisis, de impact die die op het mentale welzijn zou kunnen hebben. Wij hebben daar een plan voor gemaakt, we hebben daar de middelen naast gelegd, en we geven daar ook uitvoering aan – ik kom daar meteen op terug. En ook de federale overheid heeft daar een aantal belangrijke initiatieven toe genomen.
En dat was ook absoluut nodig, want het mentale welzijn stelt ons voor gigantische uitdagingen. Jullie hebben het al gevraagd: wat kunnen we verwachten van het Overlegcomité? Er is een brede gedragenheid om op dat vlak duidelijke signalen te geven.
Ook de privépsychologen voelen de druk van corona. Het is goed dat de mensen nu de stap durven zetten naar professionele hulpverlening en begeleiding. Ik heb daarvoor niet alle instrumenten in handen. Ik heb er een aantal van en ik zal ze opsommen, en voor een aantal andere instrumenten moeten we zorgen voor samenwerking en samenwerkingsakkoorden.
In het kader van de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg hebben we geïnvesteerd in een uitbreiding van CGG’s. We hebben het plan Zorgen voor morgen structureel gemaakt en dat gaat over 5,6 miljoen euro. We vragen daarbij uitdrukkelijk dat de helft van die middelen op de jongeren focust, en de andere helft op kinderen, jongvolwassenen, volwassenen en ouderen.
Door het aanbod uit te breiden, moeten we een stuk van die wachtlijsten naar beneden kunnen krijgen. We moeten werken aan de verbetering van de toegankelijkheid. We moeten de kwaliteit van de zorg en van de dienstverlening verscherpen en op die manier zorgen dat de betaalbaarheid van toegankelijke zorg wordt verzekerd.
We hebben ook beslist om de capaciteit van de ambulante geestelijke gezondheidszorg uit te breiden en daarvoor hebben we onlangs 1 miljoen euro uitgetrokken. Zo kunnen we ook de capaciteit van de verslavingszorgcentra uitbreiden via de ambulante antennepunten en zorgen dat er een grotere regionale spreiding wordt bewerkstelligd. We hebben ook middelen uitgetrokken om de centra voor ambulante revalidatie (CAR’s) te versterken om zo bijkomende capaciteit vrij te maken.
Dat is wat de gespecialiseerde hulpverlening betreft. Dat is natuurlijk het laatste station. Het eerste station – dat staat ook in ons plan – is dat we moeten zorgen voor preventie en voor laagdrempelige hulpverlening, informele zorg en laagdrempelige aanpak. Dat doen we op verschillende terreinen, zoals het versterken van de eerstelijnshulpverlening. Dat doen we door te investeren in de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW's), in Eén gezin één plan, de OverKop-huizen en de andere. Die plannen worden op dit ogenblik uitgerold.
Natuurlijk, we zijn niet de enige overheid die bevoegd is voor geestelijke gezondheidszorg. Residentiële opnames van jongeren die in de psychiatrische ziekenhuizen terecht moeten komen, is een federale bevoegdheid. De crisismeldpunten en de crisisbegeleiding in de jeugdzorg hebben we versterkt om daaraan tegemoet te komen. Federaal minister Vandenbroucke heeft aangekondigd dat hij de mobiele crisisteams in de geestelijke gezondheidszorg wil versterken om op die manier ook een antwoord te geven aan de stijgende noden.
Het protocolakkoord is eind vorig jaar afgesloten. Er moet een werkgroep opstarten die in de commissie die daarvoor is opgericht een aantal zaken moet scherpstellen voor men daarin de volgende stappen kan zetten. De hulpverlening in de eerste en in de tweede lijn moet complementair worden ingezet. We zullen dat doen vanuit de Vlaamse overheid door alle relevante partners bij de uitvoering van dat protocolakkoord te betrekken. Ik denk aan de CAW's, de CGG's enzovoort.
Minister, bent u klaar? Sorry, maar ik zie u niet zitten en dat is redelijk lastig.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, ik heb eigenlijk dezelfde vraag.
Mijnheer Parys, mijn vraag was onschuldig.
Voorzitter, mijn vragen zijn altijd onschuldig. (Opmerkingen)
Minister, tijdens uw antwoord dacht ik ‘Help!’. Er is een werkgroep. Op 2 december 2020 is dat protocolakkoord gesloten. Een werkgroep moet starten en een commissie moet een aantal zaken scherpstellen. De psychologische hulpverlening verdrinkt. De mensen hebben nu nood aan hulp. Die hulp is er, want er is een akkoord. Het enige wat we moeten doen, is dat akkoord uitvoeren.
Ik heb u gevraagd hoeveel vte’s voor kinderen en jongeren zullen worden ingezet. Ik heb u gevraagd of die vte’s in de eerstelijnzones, de CGG’s of de netwerken geestelijke gezondheid zullen worden ingezet. Ik wil gewoon weten wanneer we er concreet een beroep op zullen kunnen doen. Als u het over een commissie en een werkgroep hebt, maak ik me grote zorgen. Ik vraag u om hier absoluut spoed achter te zetten. Ik weet dat dit gedeeltelijk federale materie is, maar de Vlaamse overheid kan haar voorbereidingen al treffen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik wil het tijdens een komende commissievergadering graag hebben over het structureel beleid in de komende jaren en over wat de situatie in 2022, 2023 en de jaren daarna moet zijn. We hebben dat ook ingepland. De crisis vindt echter nu plaats en zal de komende weken en maanden plaatsvinden. Ik verwacht na de grootste coronagolf een terugslag op het vlak van de geestelijke gezondheid. De terugslag op het vlak van de geestelijke gezondheid moet eigenlijk nog komen.
COVID-19 doorbreekt het taboe op geestelijke gezondheidszorg. Als de Vlaamse Regering erin slaagt ervoor te zorgen dat ons beleid klaar is om een aantal acute noden en problemen op te vangen, kan dit een kans zijn. Ik hoor u graag opsommen wat de voorbije maanden is gebeurd, maar de realiteit op het terrein is dat we nu niet klaar zijn. Het geestelijkegezondheidssysteem is niet klaar. Het enige wat op dit ogenblik nog overblijft, is zelfhulp of meer druk op de huisartsen.
Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag van Awel, de telefonische hulplijn voor jongeren. Jongeren wachten twee uur aan de telefoon voor iemand hun vraag kan beantwoorden. De specifieke vraag is op welke manier u ervoor zult zorgen dat er meteen een antwoord op de acute oproepen van kinderen en jongeren, maar ook van de brede bevolking, komt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik heb u horen zeggen dat preventie belangrijker is dan genezen. De vroege diagnose en het vroege ingrijpen zijn essentieel om een escalatie te voorkomen. Ik heb u niets concreet over het protocolakkoord horen zeggen, buiten dan dat een werkgroep wordt opgericht. U weet net als ik dat deze coronacrisis enorm op de mensen weegt en dat dit de komende maanden nog zal verslechteren. De situatie van de psychologische hulp was al moeilijk en zal nog moeilijker worden. Die werkgroep en die commissie moeten nog samenkomen en voorbereidingen treffen. Dat is ruimschoots te laat.
Minister, ik vraag u dan ook om er echt op aan te dringen dat het protocolakkoord zo snel mogelijk wordt uitgevoerd en dat we zo snel mogelijk over die eerstelijnspsychologen kunnen beschikken. U moet absoluut met de bevoegde federale minister overleggen om hier zo snel mogelijk werk van te maken.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij met de aandacht voor dit thema. We mogen niet aanvaarden dat kinderen, jongeren en eigenlijk iedereen in Vlaanderen die mentale problemen heeft, zo lang op hulp moet wachten.
Minister, u weet dat mevrouw Van den Bossche dit thema opvolgt en ze heeft me een vraag bezorgd. Het gaat om een punt waarover ze al een aantal vragen om uitleg heeft gesteld. U hebt een budget vrijgemaakt voor bijkomende investeringen in de CGG’s. Mevrouw Van den Bossche heeft u al gevraagd wanneer dat in de praktijk zal worden gebracht. Begin februari 2021 hebt u geantwoord dat die middelen in de loop van maart 2021 zullen worden verdeeld. Zij heeft aangegeven dat de noden echt acuut zijn en heeft u gevraagd of dat niet vroeger kan gebeuren. Ik zou u nogmaals willen vragen of u er al meer zicht op hebt hoe en waar die budgetten zullen worden uitgegeven. Kunnen die budgetten sneller in de praktijk worden gebruikt?
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega’s, dit debat is natuurlijk niet nieuw. Minister, we zijn al een tijd bezig in de commissie. Inderdaad zullen we, collega Vaneeckhout, een ruimer debat houden met hoorzittingen over de geestelijke gezondheidszorg. Maar het was natuurlijk te verwachten dat door de coronapandemie de vraag naar geestelijke gezondheidszorg en psychologische bijstand alleen maar zou toenemen. Ik vrees dat het in de toekomst alleen maar nog meer zal toenemen.
Minister, ik stel een vraag bij uw uitleg over het protocolakkoord dat eind vorig jaar werd gesloten. We zijn nu eind februari. U zegt dat er een werkgroep is opgericht en dat we nog een commissie gaan oprichten. Dat betekent dat we nog goed zitten voor een paar maanden, een beetje wetende hoe beslissingen in dit land worden genomen.
Mijn grote vrees is niet alleen dat er extra vraag zal komen naar psychologische bijstand, maar dat er ook heel wat mensen zijn die de weg naar psychologische bijstand nog niet gevonden hebben. Het valt mij in mijn buurt ook op dat we nog altijd een heel aantal mensen niet bereiken. Is het uit schaamte, is het uit schrik, is het uit ik weet niet wat? Ik vrees daarvoor. Hoe kunnen we proberen om ook deze mensen, om iedereen die psychologische bijstand nodig heeft, te bereiken? Kunnen we daar de lokale besturen maximaal bij betrekken?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, het is van groot belang dat we meer dan ooit oog hebben voor de zorgvragen die er zijn. Het is nogal evident dat daarvoor een voldoende zorgaanbod nodig is. Dat zorgaanbod moet ook voldoende toegankelijk zijn. De voorbije jaren is daarin veel geïnvesteerd, zowel op het federale als op het Vlaamse niveau. Er was veel extra geld voor de CGG’s, specifiek voor kinderen en jongeren, voor de CAW’s, voor de OverKop-huizen, voor preventie, voor verslavingszorg. Maar we moeten in dit debat ook durven nadenken over hoe we de zorgvraag beter kunnen leren kennen en voorspellen. We moeten durven kijken naar de instroom. Het is een verhaal van instroom en uitstroom. Welke maatschappelijke factoren spelen hierin een rol? Hoe kunnen we daar op een slimme manier mee omgaan?
Ik wil de collega’s, maar ook u, minister, vragen om in het nakende debat niet enkel het voldoende toegankelijke zorgaanbod te garanderen, maar om tegelijkertijd na te denken over de brede maatschappelijke factoren die de zorgvraag beïnvloeden en bepalen.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Er zijn in de samenleving heel veel terechte alarmkreten, zowel van de jongeren als van huisartsen, psychiaters en psychologen, omdat gevreesd wordt dat er na de pandemie van het virus een pandemie van psychische problemen zal komen. Ik kan die alarmkreten alleen maar bijtreden. Maandag was er een mama die met haar zieke kindje op raadpleging kwam. Toen ik haar op het einde van de raadpleging vroeg hoe het met háár ging, stortte zij in tranen uit omdat het allemaal heel erg veel werd: thuiswerken, zorgen voor een ziek kind en dan nog andere problemen die erbij komen kijken. Dat maakt het voor de mensen allemaal niet gemakkelijk.
Minister, mijn concrete vraag gaat over de budgetten die u hebt vrijgemaakt voor de CCG’s. Dat is heel belangrijk omdat mensen daar voor weinig geld terecht kunnen bij een psycholoog en daar ook in opvolging kunnen komen. U hebt daarvoor 5,6 miljoen euro extra vrijgemaakt. Dat bedrag moet voornamelijk worden geïnvesteerd in de zorg voor jongeren. Hoeveel vte's zijn daarmee al extra aangeworven? Ik hoor u daarnet zeggen dat die middelen structureel zouden worden. Zijn die 5,6 miljoen euro extra structurele middelen of zijn dat tijdelijke middelen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, wat betreft het protocolakkoord is er in de schoot van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) – dat is niet onze bevoegdheid – een transversale overeenkomstencommissie samengesteld. Daar zitten vertegenwoordigers in van de patiënten, de families, de psychologen, de psychiaters, de GGZ-organisaties (geestelijke gezondheidszorg), enzovoort. Zij moeten tot een overeenkomst komen. Wij zitten daar als deelstaat niet in. Ik deel jullie zorg en frustratie dat men daar niet sneller vooruit geraakt dan vandaag het geval is. Ik hoop dat ze dat wel doen. Ik heb deze voormiddag op de interministeriële conferentie aangedrongen op meer aandacht voor het welzijn, ook naar aanleiding van het advies dat de Hoge Gezondheidsraad vorige week daarover al heeft naar voren gebracht, om dat ook verder in de besluitvorming op te nemen. Ik heb dat vanmorgen gedaan. Ik dring daar vaak op aan. Wat dat betreft, hoop ik dat de transversale commissie snel haar ei zal kunnen leggen, zodat wij daar ook snel mee aan de slag kunnen gaan. Ik zal daar bij collega Frank Vandenbroucke ook opnieuw op aandringen.
Collega Anaf, wat de CGG’s betreft, we hebben daar die 5,6 miljoen euro. Dat was ook een vraag van collega Vandecasteele. We hebben die middelen toegewezen op 18 december. Die zijn toegewezen aan de CGG’s. Het is nu aan de CGG’s om die middelen in te zetten zoals zij menen die het best te kunnen inzetten in hun werkingsgebied. Die zijn dus geïmplementeerd. Hoeveel vte’s er vandaag al zijn aangeworven en zo, dat kan ik u hier niet zeggen. Ik wil dat wel opvragen. (Opmerkingen van Lise Vandecasteele)
Ja, die zijn structureel. Die 5,6 miljoen euro waarover we spraken, dat is 4,8 miljoen euro voor 2021, want daar zat nog een stukje van 2020 in. Collega Vandecasteele, die 4,8 miljoen euro is inderdaad structureel. Als je 75.000 euro per vte rekent, dan kom je aan 60 à 64 vte’s. Ik weet niet of dat nu het concrete cijfer is, maar het geeft u een idee van de versterking die we daarin doen.
Collega Jans, u hebt verwezen naar de brede thematiek. Ik denk dat dat ook belangrijk is. Het gaat over gespecialiseerde hulpverlening, maar het gaat eigenlijk ook wel over een bredere visie, en dat is hetgeen we ook aan bod hebben gebracht in ons plan Zorgen voor Morgen, waar we uitvoering aan geven en waar de dingen die ik heb opgesomd, zowel de CGG’s, de CAR’s als de versterking van al die andere elementen, voor een stuk een antwoord op zijn.
Wat de vraag over Awel betreft, daar kan ik zo niet op antwoorden, maar ik zal vragen aan collega Dalle om te bekijken wat het antwoord daarop kan zijn.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik blijf hier toch zitten met de vragen die ik heb gesteld. Ik weet dat er binnen het RIZIV een werkgroep is die aan die conventie aan het werken is, maar tegelijkertijd moeten wij in Vlaanderen ons voorbereiden op die 1132 psychologen die komen. Mijn vraag aan u was: zullen die in onze eerstelijnszones verankerd komen te zitten, zullen die in onze CGG’s komen te zitten, of komen die in de netwerken geestelijke gezondheidszorg? Dat is een heel duidelijke vraag. Vlaanderen moet zich voorbereiden. Ik ken het antwoord daarop niet, en ik vrees dat dat is omdat we dat nog niet aan het doen zijn.
Ik heb u ook gevraagd hoe we ervoor zullen zorgen dat we die 6000 klinisch psychologen van die 14.000 psychologen die we hebben in Vlaanderen, integreren in de zorg morgen. Minister, ik heb niks gehoord over hoe u dat zult aanpakken. Dat is een supersupersuperbelangrijke vraag.
Om af te sluiten wil ik één woord gebruiken: festina – het zijn er twee in het Nederlands: haast u. Het is echt nodig.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de aanvullende antwoorden. Ik snap een aantal dingen, natuurlijk, en keuzes die de voorbije maanden zijn gemaakt. Dat is niet het probleem. Collega’s, het probleem is dat wij de voorbije jaren, ook vóór deze crisis, fundamenteel te weinig hebben geïnvesteerd in ons systeem van geestelijke gezondheidszorg, dat, net als andere delen van ons gezondheidssysteem, niet klaar was voor de extra laag die erbovenop komt, boven op – inderdaad, collega Jans – al bestaande problematieken. Geestelijke gezondheidszorg en geestelijke gezondheid worden een van de grote problemen of uitdagingen van het komende decennium. Daar ben ik rotsvast van overtuigd. We zijn het dus aan onszelf verplicht om daar met veel meer sense of urgency aan te werken. Ik mis dat op dit moment ook nog altijd. Minister, ik pleit er dus voor om binnen de bestaande structuren een tijdelijk mechanisme op poten te zetten, een crisisplan, een crisiscel, het maakt niet uit hoe het kind heet, om ervoor te zorgen dat we in de komende maanden een flexibel systeem opzetten dat ervoor zorgt dat we wél de capaciteit hebben om voldoende professionele hulp te geven. Aan de andere kant is er ook die brede inzet op preventie in de samenleving, moeten we als samenleving ervoor zorgen dat mensen niet in die finale fase terechtkomen. Daar moeten we als samenleving een antwoord op vinden, en dat is uw verantwoordelijkheid, dat is de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, er was al een nijpend tekort aan psychische hulp. Ik weet dat u al heel wat hebt geïnvesteerd om net die psychische hulp te verbeteren, maar het is niet voldoende. Corona heeft ons eigenlijk nog eens met de neus op de feiten gedrukt. We zien wachtlijsten, we zien zelfs een patiëntenstop. Mensen vinden dan toch de moed om eindelijk te gaan aankloppen voor hulp en dan botsen ze op een muur. Er is niets erger dan dat.
Ik denk echt dat dit een momentum is om net die mentale problemen bespreekbaar te maken. Maar dan moet er ook wel hulp aan worden gekoppeld. Dus ik wil u nog eens vragen om dat zeker aan te kaarten bij uw collega op federaal niveau, om de beloftes die zijn gedaan ook zo snel mogelijk waar te maken.
De actuele vragen zijn afgehandeld.